Verslag Milieuraad van 5 maart 2019
Milieuraad
Brief regering
Nummer: 2019D11713, datum: 2019-03-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-08-767).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-767 Milieuraad.
Onderdeel van zaak 2019Z05632:
- Indiener: S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Medeindiener: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2019-03-26 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-03-27 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2019-06-19 12:00: Milieuraad d.d. 26 juni 2019 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-09-03 14:45: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
21 501-08 Milieuraad
Nr. 767 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 maart 2019
Met deze brief informeren wij u, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over de Milieuraad die op 5 maart 2019 bijeenkwam in Brussel. Tijdens deze bijeenkomst bereikte de Raad een algemene oriëntatie over de herziening van de Drinkwaterrichtlijn. Daarnaast vonden er beleidsdebatten plaats over de EU-langetermijnstrategie voor klimaat, hormoonverstorende stoffen en de vergroening van het Europees Semester.
Onder de diversenpunten heeft de Europese Commissie de Raad geïnformeerd over de uitkomsten van de Espoo-conventie van 5–7 februari 2019, het voorstel tot wijziging van de EU-verordening over de monitoring, registratie en verificatie van broeikasgasemissies door maritiem vervoer (MRV-verordening) en werd er aandacht gevraagd voor de uitfasering van fluorkoolwaterstoffen.
Aanvullend vroeg een aantal lidstaten bij de diversenpunten aandacht voor bevolkingsdaling in rurale gebieden, het heffen van luchtvaartbelasting binnen de EU, de plaats van het Parijs-akkoord in toekomstige handelsakkoorden en de ontmoeting van de leden van de Barcelonaconventie voor de Middellandse Zee van 2–5 december 2019.
Tijdens het algemeen overleg over de Milieuraad stelde het lid Mulder de vraag of producten die Nederland importeert en waar veel CO2 in zit, belast moeten worden en of het kabinet bereid is om te kijken naar de mogelijkheden om dit toe te passen (Kamerstuk 21 501-08, nr. 760). Binnen de EU is in het verleden gekeken naar de mogelijkheden voor importheffingen gebaseerd op CO2-emissies. Hiermee zouden voor producten van buiten de EU ook de CO2-kosten in rekening kunnen worden gebracht. Het invoeren van deze heffing lijkt echter niet passend te krijgen binnen de regels van de Wereldhandelsorganisatie.
Daarbij is het complex om te bepalen met hoeveel CO2-emissie de producten van buiten de EU zijn geproduceerd. De EU heeft er daarom voor gekozen om in het Europese emissiehandelssysteem voor CO2 de Europese producenten, op basis van de benchmark van de 10% schoonst producerende bedrijven, kosteloze emissierechten toe te kennen. Zo worden deze sectoren beschermt tegen mogelijke risico’s voor verplaatsen van productie en emissies naar landen buiten de EU.
EU-langetermijnstrategie voor klimaat
De Raad hield een beleidsdebat over de Commissiemededeling voor een strategische langetermijnvisie voor een klimaatneutrale economie, die op 28 november 2018 is gepubliceerd. Het Roemeens voorzitterschap had aan de hand van een discussiestuk de Raad gevraagd het debat toe te spitsen op de uitdagingen en kansen die de transitie biedt en het mobiliseren van de benodigde investeringen.
Meerdere lidstaten verwelkomden het feit dat de discussie in meerdere Raadsformaties wordt gevoerd, waaronder de Energie-, de Transport-, de Landbouwraad en de Raad voor Concurrentievermogen, en met stakeholders om te zorgen dat we een gezamenlijke en breed gedragen visie voor de EU-langetermijnstrategie voor klimaat bereiken.
Tijdens de discussie werd duidelijk dat veel lidstaten zich nog beraden op hun positie. Steun voor het doel van klimaatneutraliteit in de EU in 2050 werd door meerdere lidstaten uitgesproken, waaronder naast Nederland en andere Noordwest-Europese lidstaten ook enkele Zuid-Europese lidstaten. Andere lidstaten wilden graag weten wat de EU-langetermijnstrategie voor impact heeft op lidstaatniveau voordat ze hiermee akkoord kunnen gaan. Enkele lidstaten noemden expliciet dat zij niet open staan voor aanscherping van het EU-reductiedoel van ten minste 40% in 2030.
Veel Oost-Europese lidstaten riepen op tot het respecteren van techniekneutraliteit. Hierbij verwezen zij naar het recht van elke lidstaat om zijn eigen energiemix te bepalen en gaven aan dat nucleaire energie voor hen een belangrijke rol houdt. Ook riepen zij op tot meer financiering op EU-niveau om de transitie te ondersteunen, met name voor regio’s die het meest afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen en/of van banen in de energie-intensieve industrie (just transition).
Het Roemeens voorzitterschap concludeerde dat de discussie een belangrijke bijdrage levert aan dit dossier. Meer ministeriële discussies zullen plaatsvinden, waarbij rekening zal worden gehouden met de richtsnoeren van de Europese Raad. Het Roemeens voorzitterschap zal de uitkomsten van de sectorale discussies samenvatten in een brief aan de voorzitter van de Europese Raad.
Vergroening van het Europees Semester
De Milieuraad heeft gesproken over de vergroening van het Europees Semester, de jaarlijkse coördinatiecyclus van economisch en budgettair beleid in de EU. Het voorzitterschap vroeg daarbij specifiek aandacht voor de vraag hoe investeringen in duurzaamheid op nationaal en op EU-niveau te stimuleren. Lidstaten toonden waardering voor de toegenomen aandacht voor klimaat en milieu in de jaarlijkse groeianalyse en in het Europees Semester in het algemeen. Duurzame investeringen door de lidstaten, private partijen en de Unie zijn noodzakelijk om de uitdagingen op klimaat-, milieu en biodiversiteitsterrein het hoofd te bieden.
Er werd gepleit voor het beter borgen van milieuontwikkelingen en er waren voorstanders van het integraal monitoren van de duurzame ontwikkelingsdoelen in het kader van het Europees Semester. Daarnaast waren lidstaten positief over de evaluatie van de tenuitvoerlegging van het milieubeleid als instrument om meer aandacht te vragen voor de implementatie van het EU-milieubeleid. Voor het stimuleren van duurzame investeringen wezen lidstaten vooral naar het nieuwe meerjarig financieel kader (MFK) als belangrijke kans. Onder het nieuwe MFK zou volgens een groot deel van de lidstaten meer aandacht uit moeten gaan naar thema’s als klimaat, milieu en biodiversiteit. Daarbinnen werden de thema’s circulaire economie, duurzame mobiliteit en klimaatadaptatie benadrukt. Daarnaast was er aandacht voor het belang van het initiatief «duurzame groei financieren» om in de private sector vergroening van financiering te stimuleren.
Herziening van de Drinkwaterrichtlijn
De Milieuraad bereikte een algemene oriëntatie op het voorstel voor de herziening van de Drinkwaterrichtlijn, waaronder een nieuw mechanisme om op EU-niveau te komen tot hygiënevereisten voor materialen die in contact komen met drinkwater.
De discussie in de Raad draaide vooral nog om toegang tot drinkwater en de kwestie van de contactmaterialen. Het akkoord is tevens een antwoord op het Europees burgerinitiatief Right2Water om toegang tot drinkwater te verbeteren. Nederland ziet de uitkomst als een evenwichtig compromis waar bijna alle lidstaten zich in konden vinden. Het compromis verplicht lidstaten tot het nemen van actie om gebrek aan toegang tot drinkwater in kaart te brengen en actie te ondernemen om toegang te verbeteren, maar laat voldoende flexibiliteit aan de lidstaten om zelf te bepalen hoe zij hier uitvoering aan wensen te geven. De algemene oriëntatie bevat eveneens een risicogebaseerde aanpak van bron tot kraan met een versterking van de relatie met de Kaderrichtlijn Water, een nieuwe aanpak voor zorgwekkende perfluoriden (gestoeld op een Nederlands voorstel) om normen te hanteren gebaseerd op de som van de maximaal toegestane aanwezigheid van deze stoffen (PFAS) in drinkwater en een mechanisme om de lijst up-to-date te houden.
Omdat de resterende tijd tot de EP-verkiezingen het niet meer mogelijk maakt om tot volledige afronding van het dossier te komen, zullen de onderhandelingen met het Europees parlement pas onder het volgende Voorzitterschap en een nieuw samengesteld Europees parlement van start gaan.
Hormoonverstorende stoffen
De Raad hield een oriënterend debat over de recent gepubliceerde Commissiemededeling over hormoonverstorende stoffen, waarbij ministers van gedachten wisselden over wat de beste benadering zou zijn om een coherent EU-beleidskader voor hormoonontregelende stoffen te ontwikkelen. De ministers onderstreepten de groeiende bezorgdheid binnen de samenleving over hormoonverstorende stoffen die in verband worden gebracht met gezondheidsproblemen bij de mens en gevolgen hebben voor het milieu.
Veel lidstaten uitten hun teleurstelling over het ambitieniveau en de mate van concreetheid van de Commissiemededeling. Daarbij refereerden verschillende lidstaten naar het 7e milieuactieprogramma waarin concrete maatregelen staan aangekondigd voor het adresseren van hormoonverstorende stoffen. Maatregelen die de Commissie tot op heden vooralsnog niet heeft geïnitieerd.
Onder de lidstaten bestaat een sterke wens voor geharmoniseerde criteria voor de identificatie van hormoonverstorende stoffen. Lidstaten gaven aan hiervoor te willen kijken naar de datavereisten voor de registratie van stoffen, om zo de identificatie van hormoonverstorende eigenschappen mogelijk te maken. Nederland kreeg steun van enkele lidstaten bij de oproep voor maatregelen om de blootstelling ten aanzien van hormoonverstorende stoffen te minimaliseren en om uiterlijk in 2020 te zorgen dat de blootstelling aan hormoonverstorende stoffen in producten zoals cosmetica, speelgoed en contactmaterialen wordt tegengegaan. Ook riep Nederland de Commissie op om alle hormoonverstorende stoffen als zeer zorgwekkende stoffen op de kandidatenlijst van REACH te plaatsen. Om een EU- aanpak gericht op hormoonverstorende stoffen te versnellen, was er een breed gedragen oproep van lidstaten aan de Commissie om op korte termijn met een implementatieplan te komen met daarin concrete maatregelen en een duidelijk gedefinieerde tijdslijn, waaronder voor de nog uit te voeren acties in het 7e milieuactieprogramma.
De Commissie concludeerde aan het einde van het debat, zonder in te gaan op de inhoudelijke inbreng van lidstaten, dat de gepresenteerde mededeling breed gesteund wordt en voegde daaraan toe dat het extra financiële middelen beschikbaar stelt voor verdere opbouw van kennis en expertise.
Diversenpunten
Uitfasering zeer sterke broeikasgassen (HFKs, fluorkoolwaterstoffen)
Dit diversenpunt werd door de Commissie opgebracht. Sinds 1 januari 2019 is het Kigali-amendement van het wereldwijde Montreal Protocol in werking getreden. Dit amendement gaat over de reductie van zeer sterke broeikasgassen (HFKs, fluorkoolwaterstoffen) waarbij de EU en lidstaten de afspraken moeten naleven. De F-gassenverordening in de EU (2014) sluit aan op het Kigali-amendement en werkt op basis van quota waarbij alleen geregistreerde bedrijven bevoegd zijn om deze stoffen te importeren in en exporteren vanuit de EU. De quota nemen daarbij af. Doordat het quotum afneemt, stijgt de prijs van deze stoffen en neemt het risico op illegale handel toe.
De Commissie benadrukte dat lidstaten zaken van non-compliance en illegale handel adequaat moeten uitvoeren en afhandelen. Het is cruciaal dat lidstaten allemaal actie ondernemen. Nederland steunde de oproep van de Commissie.
Luchtvaartbelasting
Dit diversenpunt was door België op de agenda van de Raad gezet nadat Nederland het Europees belasten van de luchtvaart reeds in de ECOFIN-Raad had opgebracht. Tijdens dit punt werd gewezen op het belang van eerlijke concurrentie tussen verschillende transportvormen. België riep op tot een EU-prijsmechanisme en vroeg het Roemeens voorzitterschap om een discussie bij de volgende Milieuraad in juni hierover op de agenda te zetten, zodat lidstaten beste praktijken kunnen vergelijken. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, steunden de inzet van België. De Commissie gaf aan dat de uitstoot van de luchtvaartsector snel toeneemt en dat dit in de prijs geïntegreerd zou moeten worden.
Ratificatie Parijs-akkoord in handelsakkoorden
Dit punt werd door Frankrijk, Spanje en Luxemburg opgebracht in de Raad. Zij pleitten voor consistentie van nieuwe handelsakkoorden met de 2030 duurzame ontwikkelingsdoelen en het Akkoord van Parijs. Hun voorstel behelst dat de ratificatie van het Parijs-akkoord en de naleving van de juridisch bindende onderdelen daarvan wordt opgenomen als essentieel element in EU- handelsakkoorden. De Commissie gaf aan dat het samen met de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) met een constructieve blik dit voorstel bestudeert.
Monitoring, registratie en verificatie van broeikasgasemissies maritiem vervoer
De Raad heeft kennisgenomen van het voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de EU-verordening over de monitoring, registratie en verificatie van broeikasgasemissies door maritiem vervoer (MRV-verordening). Het uitgangspunt van de Commissie is om de MRV-verordening te stroomlijnen met het systeem voor gegevensverzameling van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).
Nederland is voorstander van een vergaande gelijktrekking van de EU-regelgeving betreffende rapportageverplichtingen voor koolstofdioxide-emissies door maritiem vervoer en mondiale rapportageverplichtingen opgelegd door de IMO. Gedeeltelijke afstemming van beide systemen voor rapportageverplichtingen dragen bij aan administratieve lastenvermindering.
Bevolkingsdaling in rurale gebieden
Spanje vroeg aandacht voor bevolkingsdaling in rurale gebieden en de gevolgen die deze afname heeft op de leefbaarheid voor mensen en ook dieren op het platteland. Enkele andere zuidelijke lidstaten gaven aan tegen soortgelijke problemen aan te lopen en deden de oproep om tot een gezamenlijk plan te komen om de leefbaarheid van deze regio’s te waarborgen. De Commissie gaf aan dat beleid voor plattelandsontwikkeling een belangrijk aspect is en zal blijven van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Terugblik op Espoo-conventie 5–7 februari 2019, Genève
Het Voorzitterschap informeerde de Raad over de uitkomsten van de bijeenkomst van partijen bij de Espoo conventie. De Commissie heeft daar namens de EU-lidstaten onder meer het gezamenlijke standpunt uitgedragen ten aanzien van het niet voldoen aan rapportagevereisten onder het Espoo-verdrag rondom de selectie van Ostrovets (Wit-Rusland) voor een nieuwe kerncentrale. Dit resulteerde in Genėve in een aangenomen besluit tot non compliance van Wit-Rusland.
Voorbereiding 21e MoCP Barcelonaconventie 2–5 december 2019, Napels
Italië informeerde de Raad over de voorbereidingen van de 21e bijeenkomst van de verdragsluitende partijen (MoCP) bij de Barcelonaconventie. Italië gaf aan de leden van de Barcelonaconventie te zullen benaderen over de inhoud van een politieke verklaring die vermoedelijk zal worden afgelegd. De Barcelonaconventie is een regionale conventie ter bescherming van de Middellandse Zee, waar Nederland geen partij bij is.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes