Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Energieraad van 2 april 2019 (Kamerstuk 21501-33-753)
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D12062, datum: 2019-03-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D12062).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (Ooit GL kamerlid)
- Mede ondertekenaar: R.P. Jansma, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z05371:
- Indiener: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-03-21 14:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-03-25 12:00: Energieraad (informeel) op 2 april 2019 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-03-26 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-09-03 14:45: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2019D12062 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde agenda informele Energieraad van 2 april 2019 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 753), het verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Energieraad op 4 maart 2019 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 751) en het verslag van de Energieraad van 4 maart 2019 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 755).
De voorzitter van de commissie,
Diks
De adjunct-griffier van de commissie,
Jansma
Inhoudsopgave | blz. | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
II | Antwoord / Reactie van de Minister | 6 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Energieraad die op 2 april plaatsvindt. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland in EU-verband pleit voor de inzet van Carbon Capture and Storage (CCS). Kan de Minister aangeven welke landen Nederland steunen bij de inzet van meer CCS?
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat de Minister de betaalbaarheid van het toekomstige energiesysteem binnen de Energie-unie benadrukt. Deze leden vragen hoe de Minister zich naast de uitwerking van het klimaatakkoord in Europees verband wil inzetten om de klimaatdoelstellingen in 2030 en 2050 tegen de laagst mogelijke kosten te behalen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda van de Energieraad van 2 april 2019 dat meerdere lidstaten net als Nederland streven naar een CO2-neutraal energiesysteem en dat Nederland nauw samenwerkt met deze groep. Kan de Minister toelichten om welke landen het hier precies gaat? Tevens wordt vermeld dat naar verwachting enkele lidstaten zullen pleiten voor een 100% hernieuwbaar energiesysteem. Kan de Minister aangeven welke lidstaten dit betreft en is de Minister bereid om ook met deze landen nauw samen te werken gezien het belang van een Europese aanpak op dit grensoverschrijdende onderwerp?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele energieraad op 2 april 2019. Deze leden hebben in verband met de EU-langetermijnstrategie voor klimaat enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen om een appreciatie van de Raadsconclusies van 21 en 22 maart 2019 ten aanzien van het klimaat. Daarnaast vragen deze leden om een tijdpad van de discussie en het besluitvormingsproces over de langetermijnstrategie klimaat.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe een CO2-neutraal energiesysteem in 2050 zich verhoudt met het doel voor 2050 in de Klimaatwet. Kan de Minister bevestigen dat de Nederlandse inzet in de EU conform de doelen van de Klimaatwet is?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister naar het krachtenveld ten aanzien van de EU langetermijnstrategie. Op welke wijze tracht de Minister een meerderheid te krijgen voor dit Commissievoorstel? Welke mogelijkheden ziet de Minister om met name Duitsland aan boord te krijgen? Welke mogelijkheden ziet de Minister voor het verhogen van de Europese doelen voor 2030?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de documenten ten behoeve van de informele Energieraad en hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of hij bij de gedachtewisseling over het toekomstige energiesysteem van de Energie Unie ook aandacht zal schenken aan verdere Europese integratie van energietransportnetwerken.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of in het verslag van de Europese Raad het verdere tijdpad van de discussie en het besluitvormingsproces over de langetermijnstrategie klimaat kan worden geschetst.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister naar een toelichting op het krachtenveld in de Raad, welke Lidstaten constructief zijn en welke niet, op het gebied van de vormgeving van het toekomstig energiesysteem.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister welke lidstaten wel en welke niet lijken te voldoen aan de hernieuwbare energieopwekkingsdoelstelling van 2020 (Renewable Energy Directive (2009/28/EC)) en welke gevolgen dit kan hebben op de plannen voor de Energie Unie en het behalen van de doelstelling in het Parijsakkoord.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister welke lidstaten reeds plannen hebben waarmee de doelstelling in het Parijsakkoord behaald kan worden.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of er tijdens de informele Energieraad gesproken zal worden over de doelstelling van 55% CO2-reductie en vragen de Minister of hij bilaterale gesprekken gepland heeft met lidstaten die nog niet achter het doel van 55% CO2-reductie in 2030 in EU-verband staan.
De leden van de D66-fractie vraagt de Minister naar de inzet van Nederland bij het agendapunt over het Oostelijk Partnerschap.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister wat de verwachte CO2-reductie in 2030 is door de verbeteringen in het ETS-systeem en de hogere ETS-marktprijs.
De leden van de D66-fractie constateren dat 50% van de opbrengsten van ETS rechten door lidstaten besteed moet worden aan de klimaatdoelstellingen. Deze leden vragen de Minister hoe hij tegenover een hoger percentage van inzet van ETS veilingopbrengsten ten behoeve van klimaatfinanciering staat.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd met de Nederlandse positie dat de Europese energievoorziening in 2050 volledig klimaatneutraal moet zijn. Nederland zet echter niet in op een volledig hernieuwbaar energiesysteem, ondanks het feit een andere groep lidstaten hier wel voor pleit. Kan de Minister aan deze leden toelichten waarom Nederland zich niet bij deze laatste groep voegt? Kan de Minister toelichten wat zijn specifieke bezwaren zijn tegen dit systeem? Gezien het feit dat de discussie nog volop in gang is en de EU volgend jaar haar langetermijnstrategie op het gebied van klimaat bij de VN moet indienen willen de leden van de GroenLinks-fractie het belang van een koerswijziging benadrukken. Is de Minister hiertoe bereid?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Gasrichtlijn. Deze leden zetten echter vraagtekens bij de toevoeging op Artikel 49 dat gaat over een onderhandelingsmechanisme voor ontheffingen van de richtlijn voor lijnen vanuit derde landen. Deze leden maken zich zorgen dat de nieuwe Gasrichtlijn minder strikt is op dit vlak. Kan de Minister Artikel 49aa concreet toelichten? Kan de Minister daarnaast toelichten wat het precieze verschil is met Artikel 36 uit de oorspronkelijke Gasrichtlijn?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de politieke verklaring over «Sustainable and Smart Gas Infrastructure for Europe». Wat is echter de Nederlandse inzet voor deze politieke verklaring?
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat het Oostelijk Partnerschap op de agenda staat waarbij wordt gesproken over de infrastructuur van gas en elektriciteit tussen de EU en de landen van het Oostelijk Partnerschap. Ongetwijfeld wordt de Trans-Anatolian gas pipeline (TANAP) hierbij besproken. De landen die betrokken zijn bij deze pijpleiding en mogelijk in de toekomstig nog worden betrokken hechten over het algemeen weinig waarde aan mensenrechten en kennen een autoritair regime. Nederland heeft een bijzondere positie hierbij, aangezien het hoofdkwartier van TANAP is gevestigd in Nederland. Kan de Minister uiteenzetten wat de actuele ontwikkelingen zijn rondom TANAP, wat de belangen zijn voor de EU en wat de positie is van Nederland en de EU?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de mogelijkheden zijn voor een CO2-importheffing op EU-niveau, ook met het oog op de positieve ontwikkelingen in Nederland rondom een nationale CO2-belasting. Klopt het dat de industrie hier ook voor pleit? Wat is de positie van de Minister in dit verband? Wat is het Europese speelveld rondom dit onderwerp?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende agenda, zij stellen hierbij nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie steunen de inzet voor een klimaatneutrale Unie in 2050. Zij onderstrepen dat dit inderdaad betaalbaar moet zijn: huishoudens moeten zoveel mogelijk profiteren van de omschakeling zodat de energierekening omlaag kan. Een rechtvaardig en effectief klimaatbeleid begint volgens deze leden dan ook bij het verduurzamen van de meest vervuilende industrie. Zal de Minister pleiten voor een Europese CO2-heffing? De leden van de SP-fractie zien dit als noodzakelijke stap, waarbij de opbrengst kan worden gestoken in de verduurzaming van woningen om zo de huishoudens te ondersteunen.
De leden van de SP-fractie merken op dat er teveel wordt uitgegaan van de markt. Zij stellen dat een betrouwbare en betaalbare energievoorziening, die op duurzaamheid wordt aangestuurd, het beste publiek geregeld kan worden. Deze waarden zijn niet in goede handen wanneer deze worden overgelaten aan de markt. Hoe worden deze waarden binnen de EU geborgd?
De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen over de systeemintegratie waar naar toe wordt gewerkt. Welke knelpunten ziet de Minister op weg naar meer systeemintegratie? Hoe wordt de balans tussen een goede en betrouwbare energievoorziening en soevereiniteit van de lidstaten ten aanzien van de eigen energiemix gevonden? Wat kan er ten aanzien van systeemintegratie wel en wat kan er niet tussen lidstaten onderling worden afgestemd?
Kan er specifieker worden ingegaan op de rol van CCS? Welke rol ziet de Minister hier weggelegd voor de EU? De leden van de SP-fractie benadrukken dat de inzet op CCS niet ten koste mag gaan van de daadwerkelijke verduurzaming van de industrie. De industrie moet verduurzamen, daar moeten de ambities op zijn gericht, aldus deze leden.
De leden van de SP-fractie vragen welke belemmeringen er zijn ten aanzien van gebruik van de bestaande gasinfrastructuur voor hernieuwbaar gas. Verder vragen zij de Minister in te gaan op de verschillende vormen en herkomst van hernieuwbaar gas, zoals groen gas en synthetisch gas. Aan welke criteria moet hernieuwbaar gas voldoen om «groen» genoemd te kunnen worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden de Partij voor de Dierenfractie constateren dat de Europese Commissie deze maand de herziening van de Europese Richtlijn hernieuwbare energie heeft afgerond. Met de publicatie van de «delegated act», het sluitstuk van de Richtlijn Hernieuwbare Energie 2 (RED2), zijn ook de aangescherpte voorwaarden om biobrandstoffen al dan niet mee te mogen laten tellen in het aandeel hernieuwbare energie definitief geworden. De grootste doorbraak is de classificatie van palmolie als niet-duurzaam. De Europese Commissie erkent de negatieve impact van palmolie op het klimaat; biodiesel op basis van palmolie is drie keer zo klimaatschadelijk als gewone diesel en draagt sterk bij aan ontbossing (hoge «ILUC-factor»). Daarom mag palmolie als biobrandstof straks niet meer meetellen voor het behalen van de duurzame energiedoelen van de EU. De RED2 kent als het gaat om biobrandstoffen echter ook forse zwaktes. Zo zijn er ondeugdelijke vrijstellingen, waardoor toch delen palmolie wel gebruikt mogen blijven worden. De leden van de PvdD-fractie verzoeken de Minister en zijn collega, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, om verwatering van deze «delegated act» niet toe te staan en dus geen gehoor te geven aan oproepen van industriële lobby of de lobby van palmolieproducerende landen om het uitvoeringsbesluit te verwerpen. Graag ontvangen deze leden hier een reactie op.
De leden van de PvdD-fractie betreuren het besluit van de EU om het gebruik van een niet-duurzaam geclassificeerde biobrandstof pas in 2023 te gaan afbouwen en pas per 2030 te beëindigen. Zijn de Minister en zijn collega, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat bereid om bij de lidstaten aan te dringen op scherper nationaal beleid, zoals een stand-still van het palmoliegebruik tot 2023 en overig ontmoedigend beleid gericht op palmoliediesel? Graag ontvangen deze leden hier een reactie op.
Volgens de leden van de PvdD-fractie is een andere tekortkoming in de RED2 dat soja als biodiesel onterecht niet geclassificeerd zijn als «High ILUC». Biodiesel gebaseerd op soja draagt ook sterk bij aan ontbossing en is het twee keer zo klimaatschadelijk als gangbare diesel. Deelt de Minister de mening dat soja onterecht is geclassificeerd als duurzame biobrandstof? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zijn de Minister en zijn collega, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bereid tot aanvullend nationaal ontmoedigend beleid gericht op soja als diesel?
De leden van de PvdD-fractie verwelkomen aanscherping van de regels voor diesels afkomstig van voedselgewassen (eerste generatie biobrandstoffen). Inmiddels erkent ook de Europese Commissie de negatieve klimaatimpact daarvan. Ook de Europese Commissie beseft dat het gebruik van voedselgewassen als biobrandstof veel verschuivend landgebruik veroorzaken en veel meer CO2-schade veroorzaken dan aanvankelijk werd aangenomen. In de RED2 is daarom een «freeze» afgesproken, oftewel: lidstaten mogen straks niet meer voedselbrandstoffen meetellen dan ze in 2020 gebruiken (+1%). Delen de Minister en zijn collega, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, deze analyse inzake de RED2 met betrekking tot de negatieve klimaatimpact van voedselbrandstoffen? Staan zij achter deze limitering van voedselbrandstoffen? Kan er op worden gerekend dat Nederland dit maximum zal hanteren voor eerste generatie biobrandstoffen? Zo nee, waarom niet?