Reactie op de initiatiefnota van het lid Van Haga ‘Een goede bedoeling is niet altijd een goed idee: een voorstel tot bestrijding van weeshuistoerisme’
Initiatiefnota van het lid Van Haga: “Een goede bedoeling is niet altijd een goed idee: een voorstel tot bestrijding van weeshuistoerisme”
Brief regering
Nummer: 2019D12103, datum: 2019-03-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35069-3).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35069 -3 Initiatiefnota van het lid Van Haga: “Een goede bedoeling is niet altijd een goed idee: een voorstel tot bestrijding van weeshuistoerisme”.
Onderdeel van zaak 2019Z05797:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Voortouwcommissie: algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2019-04-02 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-04-08 14:30: Initiatiefnota van het lid Van Haga: “Een goede bedoeling is niet altijd een goed idee: een voorstel tot bestrijding van weeshuistoerisme” (Notaoverleg), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2019-04-11 13:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2019-09-04 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
35 069 Initiatiefnota van het lid Van Haga: «Een goede bedoeling is niet altijd een goed idee: een voorstel tot bestrijding van weeshuistoerisme»
Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 maart 2019
Woensdag 27 maart aanstaande vindt in uw Kamer een rondetafelgesprek plaats over de initiatiefnota van het lid Van Haga «Een goede bedoeling is niet altijd een goed idee; een voorstel tot bestrijding van weeshuistoerisme» (Kamerstuk 35 069, nr. 2), hierna «de nota». Het kabinet heeft met belangstelling kennis genomen van deze nota. Uw Algemene Commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking verzocht om een reactie op deze nota voorafgaand aan dit rondetafelgesprek. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.
De problematiek en de zorgen die de nota aankaart, zijn niet onbekend. Kinderen zijn kwetsbaar en verdienen goede zorg. Met name in lage- en lage-/ middeninkomenslanden is goede zorg voor (wees)kinderen echter geen gegeven. Opvang van wees- en andere kwetsbare kinderen zou bij voorkeur moeten plaatsvinden in familieverband. Er is echter ook sprake van opvang in wees- of kindertehuizen. Voor kinderen is het in ieder geval van belang dat ze kunnen rekenen op betrouwbare en professionele verzorging. Hoewel onbedoeld heeft kortdurende en snel wisselende inzet van vrijwilligers niet zelden een negatief effect op kinderen.
Voorts constateert de nota dat er in sommige gevallen sprake is van malafide praktijken rondom weeshuizen en in enkele gevallen zelfs sprake is van kindersekstoerisme en kinderhandel, wat uiteraard zeer ernstige schendingen van de rechten van het kind zijn. Het kabinet heeft sympathie voor de zorgen die het lid Van Haga aansnijdt in deze nota, een onderwerp waar het lid Becker al in 2018 (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1374) en het lid Van Laar in 2014 (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 719) Kamervragen over stelden.
Internationaal vrijwilligerswerk en de rol van de overheid
Alvorens verder in te gaan op internationaal vrijwilligerswerk in wees- en kinderopvang, is het goed om stil te staan bij maatschappelijke betrokkenheid en hier ook waardering voor uit te spreken. Het is een goede zaak dat jongeren hun blik verbreden, internationale en interculturele ervaring opdoen en zich inzetten voor minder armoede en meer inclusieve, duurzame ontwikkeling. De Nederlandse overheid heeft echter maar een zeer beperkte rol in internationaal vrijwilligerswerk. Deze beperkt zich met name tot bewustwording. Het is allereerst een eigen verantwoordelijkheid van jongeren en vrijwilligers zich goed te oriënteren en voorbereiden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken probeert beschikbare informatie zo breed mogelijk te verspreiden.
Zo waarschuwt het voor negatieve effecten van vrijwilligerswerk in het buitenland op de website https://www.nederlandwereldwijd.nl/. Ook staat het in contact met onder andere (leden van) het Better Care Network (BCN), dat aan deze problematiek werkt via voorlichting en bewustwording. Het kennisinstituut Movisie, gefinancierd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, heeft over dit specifieke onderwerp een dossier op zijn website over vrijwilligerswerk. De sociale mediakanalen en het ambassadenetwerk van het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden ook ingezet om informatie te behoeve van bewustwording te verspreiden.
Mandaat Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS)
Veel van de problemen in de landen genoemd in de nota komen voort uit structurele oorzaken als armoede, het ontbreken van adequate zorgvoorzieningen en verschillen in machtsverhoudingen alsook het ontbreken of slecht werken van een infrastructuur met onafhankelijke checks and balances. Het schort vaak aan wet- en regelgeving rondom wees- en kindertehuizen maar ook aan toegang tot onafhankelijke rechtspraak in het geval van misstanden. Onder andere om die reden hecht het kabinet veel belang aan het verbeteren van de toegang tot rechtspraak, met name voor gemarginaliseerde groepen in ontwikkelingslanden (onderdeel van SDG16). De beleidsnota «Investeren in Perspectief» is gebaseerd op een mensenrechtenbenadering en is een preventieagenda om onderliggende oorzaken van armoede en ongelijkheid te bestrijden (Kamerstuk 34 952, nr. 1). Vanuit dit mandaat werkt het kabinet aan duurzame, structurele oplossingen die (in)direct bijdragen aan het voorkomen en bestrijden van misstanden zoals aangekaart in de initiatiefnota.
Onderdeel daarvan is natuurlijk aandacht voor de rechten en het welzijn van kinderen, vooral wanneer zij in extra kwetsbare situaties opgroeien. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind is daarbij leidend, waarbij de verantwoordelijkheid van naleving van het Verdrag allereerst bij nationale overheden zelf ligt. We werken samen met organisaties als UNICEF die de rechten van het kind promoten en bevorderen. Verschillende organisaties die worden gefinancierd vanuit de begroting voor BHOS richten zich daarnaast op het tegengaan van kindersekstoerisme en kinderhandel. Een voorbeeld hiervan is «Down to Zero», een door de begroting van BHOS gefinancierd partnerschap dat zich inzet voor het terugdringen van misbruik van kinderen. Het financieren van wees- en kindertehuizen- is geen specifiek doel van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid.
Reactie op voorstellen en beslispunten
Het lid Van Haga doet in de initiatiefnota zeven voorstellen waarin een rol voor het kabinet wordt voorzien. Hieronder wordt kort op deze voorstellen in gegaan.
1. Regelgeving voor aanbieders van programma’s waarbij met kinderen wordt gewerkt
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft uitvoerig met de reisbranche gesproken over de toegevoegde waarde van een IMVO-convenant voor de toeristische sector. Op 19 maart jl. heeft de brancheorganisatie ANVR haar stakeholders geïnformeerd dat het die toegevoegde waarde onvoldoende acht, omdat er al relevante stappen worden gezet met betrekking tot het implementeren en naleven van de OESO-richtlijnen omtrent IVMO en er een constructieve samenwerking met maatschappelijke organisaties bestaat. Via de internationale Travelife certificering monitort de ANVR voortgang van het integreren van OESO-richtlijnen. Hierover is periodiek overleg met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook werkt de branche samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid inzake het bevorderen van mensen- en kinderrechten in toerisme. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft daarnaast reeds diverse campagnes opgezet omtrent bewustwording van (kinder)sekstoerisme (Kamerstuk 31 015, nr. 157). Ook verwijst het kabinet naar de eerdergenoemde websites, partners en campagnes over verantwoord internationaal vrijwilligerswerk.
2. «Weeshuistoerisme» onderdeel van BHOS-beleid maken
Het Nederlandse beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking draagt direct en indirect bij aan de bestrijding van de grondoorzaken van armoede, migratie, terreur en klimaatverandering. Met de SDGs als leidraad werkt Nederland aan het verbeteren van het welzijn en de welvaart van in het bijzonder meisjes en vrouwen en kwetsbare groepen als kinderen. Op deze manier worden impact en duurzame resultaten bewerkstelligd daar waar Nederland meerwaarde heeft. Zoals gesteld is het financieren van wees- en kindertehuizen daar geen eigenstandig onderdeel van.
3. Voorkomen van steun aan kind- en weeshuizen met belastinggeld
Ik verwijs graag naar bovenstaand antwoord voor wat betreft de bilaterale inzet. Wat betreft mogelijke ondersteuning van vrijwilligerswerk in wees- en kindertehuizen via het Europese programma Erasmus+ geldt dat dit geen expliciet beleidsdoel is van de Europese Commissie. Het kabinet zal bij de Europese Commissie nagaan wat deze onderneemt om deze vormen van vrijwilligerswerk te voorkomen en tegen te gaan. Mocht uit dit gesprek onverhoopt blijken dat de Europese Commissie hierop onvoldoende actie onderneemt, dan zal het kabinet de Europese Commissie aanmoedigen om aanvullende stappen te ondernemen.
4. Het lanceren van een bewustwordingscampagne om (aspirant-)vrijwilligers en reizigers te wijzen op de risico’s
Op verschillende plaatsen in deze brief is reeds ingegaan op deze notie. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken wijst met enige regelmaat op risico’s en mogelijke negatieve effecten van vrijwilligerswerk in het buitenland via de eigen website, sociale mediakanalen en het ambassadenetwerk. Ik zal onderzoeken of deze informatie op een meer gestructureerde wijze kan worden samengebracht op de websites van ambassades in landen waar deze problematiek het meest voorkomt. Zodoende wordt informatie beter toegankelijk voor reizigers en potentiële internationale vrijwilligers. Ook wordt samengewerkt met diverse fora die informatie over internationaal vrijwilligerswerk publiceren.
5. Malafide «weeshuistoerisme» internationaal behandelen als mensenhandel
Er bestaan in internationaal verband verschillende verdragen en afspraken om kinderen te beschermen tegen exploitatie en uitbuiting. Uiteraard is er het eerder genoemde Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Andere internationale mensenrechteninstrumenten zijn onder andere het UN Protocol to Prevent, Suppress and Punish Trafficking in Persons, Especially Women and Children van juli 2000 en het Verdrag van de Raad van Europa ter Bestrijding van Mensenhandel van mei 2005. Wanneer de situatie in een wees- of kindertehuis zodanig is dat kinderen worden uitgebuit of anderszins in hun rechten worden aangetast dan gelden bovengenoemde en andere internationale verdragen. Als er sprake is van mensenhandel bieden de bestaande internationale afspraken een stevig kader. De toegevoegde waarde van een extra verdrag of resolutie ziet het kabinet niet. De verantwoordelijkheid voor naleving van internationale verdragen ligt in eerste instantie bij de betrokken nationale overheden. Nederland voert in algemene zin een dialoog met deze landen om naleving van het internationaalrechtelijk kader te bevorderen. Waar opportuun wordt ondersteuning op het gebied van rechtsstaatontwikkeling geboden.
6. Reizigers actiever wijzen op risico’s van «weeshuistoerisme»
Graag verwijs ik hier naar mijn antwoord op punt vier. Een toevoeging hierbij is dat het reisadvies op de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken primair als doel heeft Nederlanders te informeren over de veiligheidssituatie in het buitenland, om hen in staat te stellen goed voorbereid op reis te gaan. Daarmee wordt geprobeerd te voorkomen dat Nederlanders in het buitenland in de problemen raken. Een reisadvies is niet politiek en mag ook niet voor die doeleinden gebruikt worden. Ook is het geen instrument voor toeristische of maatschappelijke advisering.
7. Bevorder zelfregulering in de reisbranche
Graag verwijs ik hier naar mijn antwoord op punt 1.
Ik hoop u via deze brief afdoende geïnformeerd te hebben over mijn reactie op de gedane voorstellen en genoemde beslispunten. Graag ga ik daarover verder in gesprek in het reeds geagendeerde overleg.
De Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag