Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de informele Raad voor Concurrentievermogen op 3 april 2019 in Boekarest, Roemenië (Kamerstuk 21501-30-453)
Raad voor Concurrentievermogen
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D12176, datum: 2019-03-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D12176).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (Ooit GL kamerlid)
- Mede ondertekenaar: L.N. Kruithof, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z05704:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-03-26 12:00: Raad voor Concurrentievermogen (informeel) 3 april 2019 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-03-26 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-04-09 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-09-02 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2019D12176 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde agenda voor de informele Raad voor Concurrentievermogen op 3 april 2019 in Boekarest, Roemenië (Kamerstuk 21 501-30, nr. 453), het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 18 en 19 februari 2019 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 452), het verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen op 18 en 19 februari 2019 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 451) en het onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving naar het kortetermijneffect van een no-deal Brexit op het concurrentievermogen van bedrijfstakken in Nederlandse provincies (Kamerstuk 23 987, nr. 318).
De voorzitter van de commissie,
Diks
De adjunct-griffier van de commissie,
Kruithof
Inhoudsopgave | blz. | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
II | Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris | 5 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 3 april 2019 en de overige onderliggende stukken. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris naar aanleiding van de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 3 april 2019 kan toelichten waarom de Raad uitsluitend bestaat uit een onderzoeksdeel en geen deel industrie en interne markt bevat. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de mate van spreiding van middelen uit het Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie voor de verschillende landen is? Hoe komt het dat de Centraal- en Oost-Europese landen (EU13-landen) relatief weinig financiering verwerven uit het Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie? Daarnaast vragen deze leden welke middelen binnen het Kaderprogramma zijn opgenomen die bijdragen aan de kwaliteit van onderzoeksinstellingen en onderzoeksgroepen binnen de EU13-landen.
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten hoe het actieplan Artificial Intelligence (AI) zich in het kader van de Europese concurrentiepositie verhoudt tot andere landen zoals de Verenigde Staten en China. Kan de Staatssecretaris toelichten welke akkoorden zijn bereikt op de dossiers «Company Law» en Markttoezicht en daarbij een appreciatie geven? Daarnaast vragen deze leden de Staatssecretaris om een verdere toelichting en appreciatie van het bereikte politiek akkoord tijdens het Coreper inzake de Verordening ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten. Kan de Staatssecretaris aangeven welke andere lidstaten, naast Nederland, het belang van de toegang voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) tot het Europees Defensie Fonds (EDF) en het belang van transparantie in de selectieprocedures voor het European Defence Industrial Development Programme (EDIDP) en het EDF hebben benadrukt?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven wat de termijn is waarop de Raadsonderhandelingen en triloog afgerond moeten zijn om Horizon Europe tijdig van start te laten gaan. Is deze termijn haalbaar? Deze leden lezen in het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 18 en 19 februari 2019 dat het European Institute for Innovation & Technology (EIT) de broedplaats is voor innovaties, waarna de European Innovation Council (EIC) deze innovaties richting de markt brengt en InvestEU deze nog verder opschaalt. Doet deze samenhang niet teniet aan de «one-stop-shop» benadering waarvan Nederland het belang benadrukt heeft?
De leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 18 en 19 februari of invulling is gegeven aan de verschillende suggesties die zijn gedaan in de Nederlandse inzending op de consulatie van de Europese Commissie over ethische richtsnoeren voor AI. Zo ja, op welke manier? Deze leden juichen het toe dat de Staatssecretaris zich zal blijven inzetten voor een gedegen analyse door de Europese Commissie naar de kansen en belemmeringen die door ondernemers worden ervaren in het handelen op de interne markt, alsmede een stand van zaken van de implementatie, uitvoering en handhaving van bestaande regelgeving voor de interne markt. Wordt de lijn van Nederland om onderzoek te doen naar belemmeringen in specifieke (diensten)sectoren breed gesteund? Welke sectoren heeft de Staatssecretaris hierbij zelf in gedachten?
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris daarnaast om het onderzoek dat het kabinet laat uitvoeren onder Nederlandse ondernemers naar de kansen en belemmeringen die ondernemers ervaren in het handelen op de interne markt verder toe te lichten. Wanneer verwacht de Staatssecretaris het genoemde onderzoek af te ronden en te delen met de Kamer? De Staatssecretaris geeft aan dat op basis van onderzoek binnen Nederland onder andere de gebrekkige informatievoorziening voor ondernemers als belemmering wordt ervaren. Is de Staatssecretaris bereid te pleiten voor een analyse naar de effectiviteit van de verscheidene informatieloketten op lokaal, regionaal en nationaal vlak en mee te nemen bij het lopende Nederlandse onderzoek of de gevraagde Europese analyse? Ziet de Staatssecretaris ruimte voor verbeteringen naar aanleiding van eerder genoemd onderzoek met betrekking tot de informatievoorziening voor ondernemers, bijvoorbeeld rond de informatiecampagne gericht op de Brexit?
De leden van de fractie van de VVD-fractie hebben tot slot nog enkele vragen over het onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) naar het kortetermijneffect van een no-deal Brexit op het concurrentievermogen van bedrijfstakken in Nederlandse provincies. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom in dit onderzoek niet is gekeken naar de effecten van de Brexit voor consumenten of de langetermijneffecten op de welvaart van de gemiddelde Nederlander of de veelheid aan andere gevolgen van de Brexit, die geen betrekking hebben op mogelijke handelsbarrières tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU. Een voorbeeld hiervan is de toegang van vissers uit Nederland tot Britse wateren. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de provincies kunnen doen die het hardst getroffen worden door een eventuele no-deal Brexit, om de klappen zo goed mogelijk op te vangen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat op 19 maart 2019 een deelakkoord is bereikt voor het onderzoeksprogramma Horizon Europe, de opvolger van Horizon 2020. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de conclusies uit dit deelakkoord? Onderdeel van het akkoord zijn de vijf nieuwe gebieden voor onderzoeksmissies: klimaatverandering, kanker, oceanen, slimme steden en bodemgezondheid. In een eerder stadium heeft Nederland, net als andere EU-lidstaten, voorkeuren voor missies op andere onderzoeksterreinen uitgesproken. In het geval van Nederland ging het onder andere om kwantumtechnologie en dementie. Zijn er, binnen of buiten Horizon Europe, mogelijkheden om deze twee thema’s op de (onderzoeks)agenda van de EU te zetten of anderszins vanuit de EU te ondersteunen (bijvoorbeeld met nationale of regionale subsidies)? Wat vindt de Staatssecretaris van de voorgestelde instrumenten om de innovatiekloof te verkleinen? Zijn deze in haar ogen effectief? Hoe kunnen de EU13-landen worden aangespoord om zelf meer te investeren in onderzoek en innovatie, al dan niet met gelden uit de Europese Structuur- en Investeringsfondsen? Hoe kijkt de Staatssecretaris naar de toekomst, verwacht zij dat de Raad met het deelakkoord instemt en op welke termijn verwacht zij een akkoord op de overige delen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland tegen de toekenning van onderzoeksmiddelen op basis van geografische criteria is. Wat is het standpunt van andere EU-lidstaten? Is hier sprake van eenzelfde kloof als de innovatiekloof ten aanzien van Horizon Europe, tussen de oorspronkelijke EU15-landen enerzijds en EU13-landen anderzijds?
De leden van de CDA-fractie lezen in het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 18 en 19 februari dat de Europese Commissie een sterk ethisch kader wil opstellen voor kunstmatige intelligentie (AI). Hiertoe heeft de Staatssecretaris punten ingestuurd (bijlage bij Kamerstuk 21 501-30, nr. 451). In deze bijdrage doet Nederland een groot aantal, algemene en specifieke, suggesties. Hoe is daar door andere lidstaten op gereageerd, in het bijzonder die ten aanzien van de «ethical principles»? Wijken de opvattingen hierover sterk uiteen?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris met betrekking tot de «competitiveness check-up» kan uitleggen wat precies onder de integratie van strategische waardeketens wordt verstaan? Hoe kan een verdere integratie worden bereikt? Alleen door het wegnemen van belemmeringen en handhaving of nog op andere manieren? Kan de Staatssecretaris een aantal voorbeelden uit de dienstensector noemen waar te weinig integratie een probleem is en voortgang noodzakelijk is? Welke belemmeringen ervaren ondernemers? In welke specifieke (diensten)sectoren? Hoe kunnen deze worden weggenomen? Wordt de EU-langetermijnstrategie om in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken door alle lidstaten ondersteund? Is er ook op maatregelenniveau gesproken over het voldoen aan de uitgangspunten en het bereiken van doelstellingen? Zo ja, welke maatregelen zijn genoemd? Welke maatregelen nemen en/of overwegen lidstaten zoal? Wat zijn de conclusies uit de politieke akkoorden «Company law» en Markttoezicht?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan reflecteren op de getroffen balans in de Verordening ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van online tussenhandelsdiensten.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de Europese Commissie het compromisvoorstel ten aanzien van de EU-notificatierichtlijn heeft afgewezen en nu verder wil onderhandelen. Hoe ziet de Staatssecretaris dit vervolgtraject? Hoe groot acht zij de kans dat er alsnog een door de Europese Commissie gesteund voorstel komt? Gaat de inzet van Nederland in een volgende onderhandelingsronde veranderen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er op het dossier ABC-Waiver een politiek akkoord is bereikt en Nederland tevreden is met het voorstel. Hoe ziet het tijdspad ten aanzien van deze verordening er vanaf nu uit?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris denkt dat alleen het geven van meer bekendheid aan het EDF en het EDIDP voldoende is om de defensiemarkt toegankelijker te maken voor het mkb. Hoe gaat die bekendheid bij het mkb worden vergroot? Hoe gaat voor wat betreft het EIC, het EIT en InvestEU de «one-stop-shop» voor het mkb en startups concreet gestalte krijgen?
De leden van de CDA-fractie wijzen op de vragen die zij hebben gesteld in het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen op 18 en 19 februari 2019 over 5G-netwerken. Nadien hebben deze vragen geleid tot de motie-Van den Berg (Kamerstuk 21 501-33, nr. 747) over een gecoördineerde aanpak van de integriteit van 5G-netwerken. Deze leden zijn benieuwd of in andere lidstaten vergelijkbare stappen worden gezet of initiatieven genomen.
De leden van de CDA-fractie bedanken, via de Staatssecretaris, het PBL voor het uitvoeren van het onderzoek naar het kortetermijneffect van een no-deal Brexit op het concurrentievermogen van bedrijfstakken in Nederlandse provincies. Wat is tot dusver het resultaat van de publiekscampagne gericht op ondernemers, over het belang van een goede voorbereiding voor een no-deal Brexit? Hoeveel ondernemers zijn bereikt? Is er iets te zeggen over de effectiviteit van de diverse campagnemiddelen, te weten radiospots, sociale media, advertenties en de website www.brexitloket.nl? Nemen bewustwording en urgentie bij ondernemers toe? Hoeveel unieke bezoeken heeft de website www.brexitloket.nl inmiddels gehad? Hoe vaak is gebruik gemaakt van de Brexit Impact Scan? Hoeveel mkb’ers maken gebruik van een Brexit-voucher? Welke bedrijfsevenementen zijn er geweest en hoe zijn deze bezocht?
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd via welke kanalen het PBL-onderzoek naar bedrijven wordt gecommuniceerd. Worden de onderzoeksresultaten ook onder de aandacht gebracht van overheden, bijvoorbeeld de gemeenten via de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de provincies via het Interprovinciaal Overleg? De provincies zijn van belang met het oog op de nieuw verkozen provinciale staten en de aanstaande collegeonderhandelingen, waarvoor deze informatie mogelijk van belang kan zijn. Worden de onderzoeksresultaten ook gedeeld met brancheverenigingen en belangenorganisaties in de diverse sectoren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen en hebben hierbij enkele opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben begrip voor en delen het standpunt van de Staatssecretaris dat deelname aan onderzoeksprogramma’s in het kader van Horizon 2020 op basis van kwaliteit dient te geschieden en niet op basis van geografische criteria. Deze leden constateren tevens dat Nederland van mening is dat de klagende landen een eigen excellent onderzoek- en innovatiesysteem op dienen te bouwen. Zij vragen de Staatssecretaris of het nu beschikbare bedrag voor het opbouwen van een eigen kwalitatief hoogstaand onderzoeks- en innovatiesysteem afdoende is en hoe dit dient te worden besteed door de hierop aanspraak makende lidstaten. Tevens vragen deze leden of de Staatssecretaris kan garanderen dat indien het bedrag voor een «catching up-erffect» van Oost-Europese landen niet afdoende blijkt te zijn, de uitgaven hieraan niet zullen stijgen en dat de selectie langdurig zal worden gemaakt op basis van kwaliteit.