De procedure en de capaciteit bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Schriftelijke vragen
Nummer: 2019D12238, datum: 2019-03-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2019Z05830).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. van Nispen, Tweede Kamerlid (SP)
- Mede ondertekenaar: C.J.L. van Dam, Tweede Kamerlid (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M. Groothuizen, Tweede Kamerlid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: A.J.M. Laan-Geselschap, Tweede Kamerlid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2019Z05830:
- Gericht aan: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Gericht aan: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Indiener: M. van Nispen, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: A.J.M. Laan-Geselschap, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: C.J.L. van Dam, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: M. Groothuizen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2019Z05830
Vragen van de leden Van Nispen (SP), Laan-Geselschap (VVD), Groothuizen (D66) en Van Dam (CDA) aan de Ministers voor Rechtsbescherming en van Buitenlandse Zaken over de procedure en de capaciteit bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (ingezonden 26 maart 2019).
Vraag 1
Deelt u de zorgen over de budgettaire problemen bij de Raad van Europa in het algemeen, die ook doorwerken op het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)? Wat is de Nederlandse inzet hierop en ziet u mogelijkheden zich in te (blijven) zetten om de budgettaire problemen het hoofd te bieden, vanwege het belang voor de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat?
Vraag 2
Waarom is een uitspraak van het EHRM dat het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) geschonden is wel een mogelijke grond voor herziening op grond van artikel 457, eerste lid, sub b, maar een eenzijdige verklaring van een lidstaat waarin erkend wordt dat het EVRM geschonden wordt niet? Zou het niet logischer zijn een dergelijke eenzijdige verklaring toe te voegen als grond voor herziening, ook om te voorkomen dat een schending van het EVRM die al erkend is alsnog tot een zaak moet leiden?
Vraag 3
Deelt u de ambitie dat juist ook zaken die tegen Nederland zijn aangespannen zo snel als verantwoord mogelijk is inhoudelijk beoordeeld en behandeld zouden moeten worden, vanwege de rechtszekerheid voor betrokkenen en de eventuele gevolgen voor de Nederlandse rechtspraktijk en rechtsorde?
Vraag 4
Bent u bekend met het feit dat één extra fte bij het EHRM aan ondersteuning bij het beoordelen en behandelen van «Nederlandse zaken» substantieel bij zou dragen aan een voortvarende behandeling daarvan en dat het gemis van de inzet van de buitenstage van de RAIO zoals dat voorheen gebeurde gevoeld wordt? Bent u bereid hieraan bij te dragen en met een voorstel te komen om 1 fte vrij te maken, bijvoorbeeld op detacheringsbasis of als (rijks)traineeship, waarbij vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Buitenlandse Zaken meebetaald zou kunnen worden en hierover ook in overleg met de rechtspraak te treden, waardoor de kosten voor ieder beperkt zullen blijven maar de meerwaarde voor het EHRM en de Nederlandse rechtsorde aanwezig zijn?