Toezeggingen tijdens het algemeen overleg CBR van 12 maart 2019 over een mogelijke coulanceregeling en toezicht op keuringsartsen
Maatregelen verkeersveiligheid
Brief regering
Nummer: 2019D13465, datum: 2019-04-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29398-677).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 29398 -677 Maatregelen verkeersveiligheid.
Onderdeel van zaak 2019Z06491:
- Indiener: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2019-04-09 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-04-10 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2019-04-17 17:30: VAO CBR (AO d.d. 12/03) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2019-04-24 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 677 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2019
Tijdens het Algemeen overleg van 12 maart 2019 over het CBR heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over twee onderwerpen. Ten eerste heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over een mogelijke coulanceregeling inzake verlenging van de geldigheid van het rijbewijs voor de groep bestuurders wiens rijbewijs verlopen is of binnenkort verloopt in combinatie met een medische verklaring. Ten tweede heb ik uw Kamer toegezegd dat ik zou nagaan of de werkwijze van de keuringsarts die werd genoemd tijdens het rondetafelgesprek van 21 februari jl. is tegen te gaan. In deze brief licht ik toe wat de uitkomst is van beide toezeggingen.
Coulanceregeling
Uw Kamer heeft mij gevraagd te onderzoeken of het mogelijk is mensen te laten rijden met het verlopen rijbewijs in combinatie met een medisch oordeel en een bewijs van tijdig starten van het aanvragen van een rijbewijs. Een duidelijke randvoorwaarde voor uw Kamer is dat de verkeersveiligheid niet in het geding mag zijn en de medische geschiktheid van de bestuurder is vastgesteld. Dat laatste is het geval als het CBR tot het oordeel komt, onder meer op basis van de informatie van de keuringsarts, dat de aanvrager geschikt is en de Verklaring van Geschiktheid (VvG) in het rijbewijsregister registreert. Met deze laatste stap is dan formeel vastgesteld of iemand al dan niet medisch geschikt is om veilig deel te nemen aan het verkeer. Met dat uitgangspunt in gedachte heb ik over deze gedoogconstructie contact gehad met het verbond van verzekeraars en de strafrechtelijke partners (Ministerie van JenV, politie en Openbaar Ministerie). Een coulanceregeling maakt de handhaving complex en kan leiden tot problemen in de uitvoering. Bovendien zijn er twijfels over de juridische houdbaarheid van het voorstel. Ten slotte is de signaalwerking die uitgaat van het gedogen, namelijk dat mensen met een ongeldig rijbewijs mogen rondrijden, onwenselijk vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
Om binnen de kaders van verkeersveiligheid toch alle mogelijkheden te verkennen om het ongemak voor burgers waar mogelijk te verkleinen heb ik samen met CBR en RDW een oplossing gevonden die er per direct voor zorgt dat burgers hun rijbewijs sneller krijgen.
De gemeente kent een spoedprocedure voor het aanvragen van het rijbewijs. Dit betekent dat het rijbewijs al de werkdag na het aanvragen bij de gemeente kan worden opgehaald in plaats van de gebruikelijke 5 werkdagen. Iedereen die ervoor in aanmerking komt, kan de extra kosten van de spoedprocedure (circa 35,- euro) terugvragen bij het CBR. Deze regeling geldt tot eind 2019.
De criteria om in aanmerking te komen voor een vergoeding van de kosten van de spoedprocedure door het CBR zijn conform de randvoorwaarden die uw Kamer heeft aangegeven:
• Tijdig zelf begonnen, dat wil zeggen 90 dagen of meer voor de verloopdatum van het rijbewijs is een gezondheidsverklaring ingediend bij het CBR en door de betrokkene is voldoende proactief meegewerkt aan eventueel benodigde vervolgstappen zoals het ondergaan van aanvullend medisch onderzoek of een rijtest;
• Het rijbewijs is verlopen of verloopt uiterlijk 7 dagen na de dagtekening van de CBR-brief met de VvG-melding. Hiervoor wordt gekozen omdat er anders voldoende tijd is voor een regulier aanvraagprocedure voor een nieuw rijbewijs bij de gemeente.
De extra kosten van de spoedprocedure kunnen achteraf met betaalbewijs van de gemeente bij het CBR worden gedeclareerd en worden door het CBR uitgekeerd. Alle betrokkenen die in aanmerking komen, zullen daar door het CBR op worden gewezen. Ik beschouw deze tijdelijke eenmalige tegemoetkoming als passend in het licht van het grote ongemak dat burgers door de uitvoeringsproblemen bij het CBR ervaren en het best passend bij de uitgangspunten zoals ik met uw Kamer heb besproken.
Daarnaast blijft het CBR prioritair sturen op de verloopdatum van het rijbewijs. Dit houdt in dat de aanvragen van rijbewijzen mits tijdig is begonnen en waarvan de geldigheid op korte termijn zal verstrijken als eerste worden behandeld. Dit om zoveel mogelijk te voorkomen dat deze rijbewijzen ongeldig worden en aanvragers tijdelijk zonder rijbewijzen komen te zitten.
Toezicht op keuringsartsen
Tijdens het rondetafelgesprek beschreef één van de uitgenodigde keuringsartsen een praktijk waar hij van gehoord had, namelijk dat burgers bij een bepaalde arts voor een kleine donatie een gunstig keuringsrapport zouden kunnen krijgen. Naar aanleiding van deze door uw Kamer als «cowboygedrag» bestempelde praktijk heeft het CBR contact gezocht met de keuringsarts die aanwezig was bij het rondetafelgesprek om concrete informatie te krijgen over de gemelde praktijk. Deze concrete informatie bleek niet voorhanden. Het CBR heeft zelf geen eerdere signalen ontvangen met betrekking tot de praktijk bij de arts die in het rondetafelgesprek werd genoemd. Gelet op het gebrek aan concrete aanknopingspunten heb ik de Inspectie voor de Gezondheidszorg recent gevraagd hoe zij omgaan met dit soort situaties en wat de beste manier is om te handelen.
Naar aanleiding van de uitkomsten van het rondetafelgesprek heeft het CBR op 18 april aanstaande overleg met een groep keuringsartsen. Doel van dit gesprek is te inventariseren wat de ideeën vanuit de beroepsgroep zijn over een meer uniforme kwaliteitsborging van de werkwijze van keuringsartsen en te spreken over het voornemen van het CBR voor een na- en bijscholingstraject via de Netherlands School of Public and Occupational Health. Mede op basis van de uitkomsten zal ik ook nog in gesprek gaan met het Ministerie van VWS.
Ik zal u over de resultaten van deze gesprekken, het contact met de Inspectie voor de Gezondheidszorg en eventuele vervolgacties informeren voor het volgende AO Wegen en Verkeersveiligheid.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga