De twijfels van het bedrijfsleven over de kosten van het klimaatbeleid
Schriftelijke vragen
Nummer: 2019D13937, datum: 2019-04-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2019Z06722).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. Stoffer, Tweede Kamerlid (SGP)
- Mede ondertekenaar: T.H.P. Baudet, Tweede Kamerlid (FVD)
Onderdeel van zaak 2019Z06722:
- Gericht aan: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Indiener: C. Stoffer, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: T.H.P. Baudet, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2019Z06722
Vragen van de leden Stoffer (SGP) en Baudet (FvD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de twijfels van het bedrijfsleven over de kosten van het klimaatbeleid (ingezonden 4 april 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de twijfels en vragen van VNO-NCW en MKB-Nederland over de gehanteerde veronderstellingen en modelberekeningen bij het ontwerpKlimaatakkoord (OKA) en de doorrekening ervan?1
Vraag 2
Deelt u de mening dat betrouwbare informatie en een integraal beeld van de haalbaarheid en betaalbaarheid van het klimaatbeleid essentieel zijn voor het draagvlak voor de energietransitie?
Vraag 3
Waarom rekent het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) met een aanzienlijk lagere omvang van de gemiddelde investeringskosten per woning dan het Economisch Instituut voor de Bouw (15.000 versus 30.000 euro)?
Vraag 4
Hoe robuust acht u het OKA-uitgangspunt van woonlastenneutraliteit, gezien de gerede twijfels over de kosten van het verduurzamen van woningen?
Vraag 5
Wat gaat u doen om de lasten van de verduurzaming van de gebouwde omgeving voor huishoudens en ondernemers binnen de perken te houden?
Vraag 6
Behouden woningeigenaren in de toekomst de vrijheid om te beslissen over investeringen in verduurzaming van hun woning?
Vraag 7
Waarom zijn een aantal maatregelen met een significante impact op de CO2-reductie in de industrie, zoals het subsidiëren van nieuwe technieken met behulp van de SDE++-regeling en het beschikbaar stellen van extra SDE++-budgetten bij achterblijvende reductie, niet meegenomen in de doorrekening van het PBL?
Vraag 8
Wat is het effect als deze maatregelen wel worden meegenomen?
Vraag 9
Wanneer komt u met de uitwerking van deze maatregelen, zodat de CO2-reductie hiermee alsnog kan worden behaald?
Vraag 10
Wat is de oorzaak voor de relatief lage inschatting van de hoogte van de investeringskosten voor de industrie door het PBL ten opzichte van de inschatting door Navigant?2
Vraag 11
Wat gaat u doen om de investeringskosten voor verduurzaming in de industrie binnen de perken te houden?
Vraag 12
Wat gaat u doen om het draagvlak voor de energietransitie onder burgers en bedrijven te vergroten?
Vraag 13
Bent u, gezien de verschillende vraagtekens bij de doorrekening van het PBL en het belang van voldoende draagvlak voor de energietransitie, bereid meer inzicht te (laten) geven in de berekeningen en aannames van het PBL?
Telegraaf, «Berg van 250 miljard», 2 april 2019; https://www.vno-ncw.nl/nieuws/veel-vragen-over-klimaatbeleid-nog-onbeantwoord↩︎
Navigant, «Onderbouwing investeringen voor emissiereductie industrie 2030», 11 december 2018; https://www.klimaatakkoord.nl/binaries/klimaatakkoord/documenten/publicaties/2019/01/08/achtergrondnotitie-industrie-onderbouwing-kosten-klimaattransitie/Industrie+-+Onderbouwing+kosten+klimaattransitie_Ecofys.pdf.↩︎