Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 16 april 2019 (Kamerstuk 21501-34-309)
Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D13982, datum: 2019-04-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D13982).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M. Alberts, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z06311:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-04-02 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-04-04 10:00: Informele Cultuurraad d.d. 15 en 16 april (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-04-11 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-01-14 13:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2019D13982 STUKTITEL
Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 maart 2019 inzake de geannoteerde agenda informele Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 16 april 2019 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 309).
De voorzitter van de commissie.
Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie,
Alberts
Inhoud | blz. | ||
I | Vragen en opmerkingen uit de fracties | 2 | |
• | Inbreng van de leden van de CDA-fractie | 2 | |
• | Inbreng van de leden van de SP-fractie | 2 | |
II | Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 2 |
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 16 april 2019.
Nederland verwelkomt het voorstel voor behoud van een gezamenlijk EU-programma dat de culturele en creatieve sectoren in Europa ondersteunt (blz. 8). De leden vragen een appreciatie van het krachtenveld in de Raad ten aanzien van de oprichting van een programmacomité met als doel lidstaten een duidelijke rol te geven in de implementatie van het programma. Kunt u een inschatting geven van de kansrijkheid van een dergelijk programmacomité in de trilogen met het Europees parlement, zo vragen deze leden.
De leden vragen voorts welke aanpassingen gedaan (moeten) worden om onevenredig zware administratieve lasten te verminderen.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie vragen naar de stand van zaken rondom Europese regels om woekerhandel in concertkaarten tegen te gaan. De Minister heeft immers aangegeven zich hier in Europees verband hard voor te maken. Hoe heeft zij dit gedaan, wat is de huidige stand van zaken en wanneer verwacht zij resultaten?
De leden vragen in hoeverre het culturele programma steunt op de bevordering van «Europese waarden». Zij lezen: «Het belangrijkste doel van het programma Creative Europe is het bevorderen, versterken en beschermen van de Europese cultuur en taaldiversiteit, cultureel erfgoed en creativiteit, evenals het concurrentie-vermogen van Europa’s culturele en creatieve sectoren.» Waarom wordt dit niet aan de lidstaten zelf overgelaten, zo vragen deze leden. Waarom is besloten het budget voor dit programma te verhogen? Wat is de mening van de Minister hierover, zo willen zij weten.
Hoe ziet een programma voor «inclusief/weerbaar/duurzaam Europees erfgoed» eruit? Waarom zijn de lidstaten niet verantwoordelijk voor de bescherming van hun erfgoed, zo vragen de voornoemde leden. Zij merken daarbij op dat kennisuitwisseling en samenwerking tussen de lidstaten uiteraard wel nuttig kan zijn.