Handreiking ambtelijke bijstand bij initiatiefwetgeving
Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Brief regering
Nummer: 2019D14924, datum: 2019-04-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35000-84).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35000 -84 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën.
Onderdeel van zaak 2019Z07313:
- Indiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-04-16 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-04-24 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-05-16 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-06-06 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-06-12 13:30: Aansluitend aan de stemmingen de Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
35 000 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nr. 84 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2019
Bij brief van 24 januari 2019 reageerde u op mijn brief van 28 augustus 2018 (Kamerstuk 34 775, nr. 86) en de bij die brief aangeboden Handreiking ambtelijke bijstand bij initiatiefwetgeving.
In uw brief reageert u onder meer op de aankondiging hoe het kabinet voornemens is invulling te geven aan de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van initiatiefvoorstellen, bij de advisering van uw Kamer en bij de bekrachtiging, met name in het licht van de budgettaire dekking daarvan.
Ik onderschrijf uw zienswijze dat deze voorgenomen werkwijze zuiver ziet op de positiebepaling van het kabinet als medewetgever en niet beoogt af te doen aan het in artikel 82 van de Grondwet verankerde grondwettelijke recht tot het indienen van wetsvoorstellen. Het spreekt vanzelf dat het aan individuele Kamerleden is op welke wijze zij invulling wensen te geven aan dit recht.
Ik vertrouw erop u hiermee afdoende te hebben geïnformeerd.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker