Verslag informele Energieraad van 2 april 2019
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Brief regering
Nummer: 2019D16423, datum: 2019-04-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-33-760).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 33-760 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie.
Onderdeel van zaak 2019Z08096:
- Indiener: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-04-23 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-04-25 13:55: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-06-17 12:00: Energieraad (formeel) op 25 juni 2019 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-09-02 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 760 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 april 2019
Bijgaand stuur ik uw Kamer het verslag van de informele Energieraad die op 2 april 2019 onder Roemeens voorzitterschap plaatsvond in Boekarest.
Tijdens de informele Energieraad werd gesproken over het toekomstig energiesysteem van de Europese Unie. Tevens was er een bijeenkomst met landen van het Oostelijk Partnerschap en een lunchdiscussie over energie-efficiëntie. En marge werd door een aantal lidstaten een verklaring over «sustainable and smart gas infrastructure» ondertekend. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, vond deze verklaring niet ambitieus genoeg en heeft deze daarom niet getekend.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
BIJLAGE: VERSLAG INFORMELE ENERGIERAAD 2 APRIL 2019
Toekomstige energiesysteem van de Energie Unie
De lidstaten wisselden op verzoek van het Roemeens Voorzitterschap van gedachten over het toekomstig energiesysteem van de Europese Unie. Nederland heeft geïntervenieerd langs de lijnen die u in de Geannoteerde Agenda zijn medegedeeld. Daarbij heeft Nederland het belang benadrukt van klimaatneutraliteit in 2050, systeemintegratie, technologieneutraliteit en van leveringszekerheid. Nederland heeft de Commissie opgeroepen om te komen met een waterstof actieplan. Verder heeft Nederland aandacht gevraagd voor de inzet van afvang en opslag van CO2 (CCS) als transitietechnologie en voor het belang van wind op zee en de samenwerking met 9 andere landen (Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zweden, Denemarken, Duitsland, België, Luxemburg en Frankrijk) en de Europese Commissie in de Noordzee-energiesamenwerking.
Net als Nederland gaven ook andere bij de Noordzee-energiesamenwerking betrokken lidstaten aan waarde te hechtten aan samenwerking op het gebied van infrastructuur voor wind op zee. Ook het inzetten van waterstof werd door meerdere lidstaten en de Europese Commissie gezien als een belangrijk onderdeel van de energietransitie. Waterstof wordt door deze landen beschouwd als een hernieuwbaar gas voor de verduurzaming van het gassysteem, een geschikte energiedrager voor opslag en transport van duurzame energie, en belangrijk voor de verduurzaming van met name industrie en mobiliteit. Tenslotte zagen naast Nederland ook andere lidstaten de afvang en opslag van CO2 (CCS) als techniek die een bijdrage kan leveren aan CO2-reductie.
Door enkele Oost-Europese lidstaten werd het belang van een «just and fair transition» genoemd. Zij gaven aan dat er rekening gehouden moet worden met geografische en regionale verschillen. Een enkele lidstaat met groot aandeel kolen in de energiemix gaf aan Europese financiële steun voor de meest geraakte regio’s te verwelkomen.
Een betere benutting en uitbreiding van de capaciteit van Europese interconnectoren werd breed gesteund. Meerdere lidstaten benadrukten in hun interventies ook het belang van de «Connecting Europe Facility» (CEF) om grensoverschrijdende energieprojecten te realiseren. Tegelijkertijd bepleitten enkele Oost-Europese lidstaten het belang van een zekere mate van zelfvoorzienendheid voor industriële regio’s.
Ten slotte noemden veel lidstaten leveringszekerheid als een belangrijk thema. Flexibiliteit, sector koppeling en systeemintegratie werden in dat kader genoemd als bouwstenen voor een toekomstig energiesysteem.
Het Roemeens voorzitterschap gaf aan de discussie te gebruiken bij het opstellen van concept-raadsconclusies die zij in juni aan de energieministers zal voorleggen.
Politieke verklaring
En marge van de informele Energieraad hadden lidstaten de mogelijkheid om de verklaring over «Sustainable and Smart Gas Infrastructure for Europe» te ondertekenen. Nederland staat positief tegenover een Europese discussie over de vraag hoe gasinfrastructuur een rol kan spelen in de langetermijnstrategie van de Europese Unie met het oog op klimaatneutraliteit in 2050, en hoe duurzame gassen zoals waterstof kunnen bijdragen aan de energietransitie. Uiteindelijk heeft Nederland samen met een grotere groep lidstaten besloten de verklaring niet te ondertekenen, omdat er uit de definitieve tekst onvoldoende ambitie sprak richting het klimaatbeleid in het algemeen en de Europese Langetermijnstrategie in het bijzonder. De verklaring is uiteindelijk door overwegend Oost- en Zuid-Europese lidstaten getekend.
Bijeenkomst met de energieministers van het Oostelijk Partnerschap
Tijdens de bijeenkomst met de energieministers van het Oostelijk Partnerschap (Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Moldavië en Oekraïne) is voornamelijk geïntervenieerd door Oost-Europese Lidstaten en door de landen van het Oostelijk Partnerschap zelf. Interventies benadrukten de meerwaarde van het aanleggen van interconnectoren tussen deze landen en de EU (al dan niet door grondgebied van derde landen). Het belang van de «Zuidelijke Corridor»1 werd herhaaldelijk genoemd. Het belang van diversificatie van energieleveranciers en energiebronnen werd door meerdere landen onderstreept. Daarbij werd ook het realiseren van «reverse-flow» capaciteit van interconnectoren, waarmee energie ook in de andere richting geleverd kan worden, gezien als een mogelijkheid om extra flexibiliteit in het systeem te realiseren.
Lunchbijeenkomst over energie-efficiëntie
Gedurende de werklunch is met de aanwezige landen verder gesproken over energie-efficiëntie. Het voorzitterschap vroeg de aanwezigen om a) best practices te delen op het gebied van energie-efficiëntie, b) aan te geven in hoeverre regionale en lokale autoriteiten een rol spelen in het creëren van bottom-up effecten op het gebied van initiatieven rond energie-efficiëntie en c) wat de aanwezigen in hun landen als barrières beschouwen om energie-efficiëntiemaatregelen te implementeren. Nederland heeft de werking en de totstandkoming van het energieakkoord uit 2013 toegelicht. Daarbij heeft Nederland aangegeven dat het akkoord tot stand is gekomen met meer dan 40 verschillende stakeholders om ruimte te laten voor bottom-up initiatieven. Ten slotte verklaarde Nederland dat (gebrekkige) informatievoorziening over energieverbruik en besparingsmogelijkheden en kosten van investeringen in energie-efficiëntie barrières kunnen vormen voor het bereiken van maatregelen op het gebied op energie-efficiëntie.
De Zuidelijke Corridor is een initiatief van de Europese Commissie om een gaspijplijn aan te leggen van Azerbeidzjan, door de Kaukasus en Turkije naar de Europese Unie (Griekenland en Italië).↩︎