[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Regels omtrent het waarborgen van edelmetalen voorwerpen (Waarborgwet 20..)

Eindtekst

Nummer: 2019D17458, datum: 2019-04-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2018Z20439:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

18 april 2019







Regels omtrent het waarborgen van edelmetalen voorwerpen (Waarborgwet
20..)







VOORSTEL VAN WET



		Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
Waarborgwet 1986 inhoudelijk op enkele punten te wijzigen en
wetgevingstechnisch in zijn geheel te moderniseren;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

	In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

	- deel: te onderscheiden bestanddeel of onderdeel van een voorwerp met
dien verstande dat een legering van edelmetaal als één deel wordt
beschouwd;

	- edelmetaal: platina, goud, palladium of zilver;

	- edelmetalen voorwerp: sieraad, edelsmidswerk, uurwerk of ander object
dat geheel of gedeeltelijk van edelmetaal of van een legering van
edelmetaal is vervaardigd;

	- gehalte: hoeveelheid van een bepaald edelmetaal uitgedrukt in
duizendsten van de totale massa van de betrokken legering;

	- gehalteproef: onderzoek van een voorwerp op het gehalte aan
edelmetaal;

	- gehaltemerk: gehaltemerk dat ingevolge wettelijke voorschriften
bestemd is of op enig tijdstip bestemd is geweest om het gehalte van
platina, gouden, palladium of zilveren voorwerpen te waarborgen;

	- gouden voorwerp: edelmetalen voorwerp met een gehalte aan goud dat
niet lager is dan 585 duizendsten;

	- Kaderwet: Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

	- legering van edelmetaal: vaste stof die bestaat uit een mengsel van
ten minste één edelmetaal met andere metalen of elementen;

	- nationale accreditatie-instantie: nationale accreditatie-instantie
als bedoeld in artikel 4 van de verordening (EG) nr. 765/2008 van het
Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 juli 2008 tot
vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht
betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van
Verordening (EG) nr. 339/93 (PbEU 2008, L 218);

	- ondernemer: degene die

	1°. in de uitoefening van een beroep of bedrijf edelmetalen voorwerpen
vervaardigt, bewerkt, doet vervaardigen of bewerken, uitgezonderd degene
die in loondienst deze voorwerpen vervaardigt of bewerkt;

	2°. in de uitoefening van een beroep of bedrijf handel drijft met
edelmetalen voorwerpen, waarbij onder handel drijven mede wordt verstaan
actief bemiddelen bij het tot stand brengen van overeenkomsten van koop
en verkoop van die voorwerpen;

	- Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat;

	- palladium voorwerp: edelmetalen voorwerp met een gehalte aan
palladium dat niet lager is dan 500 duizendsten;

	- platina voorwerp: edelmetalen voorwerp met een gehalte aan platina
dat niet lager is dan 850 duizendsten;

	- verantwoordelijkheidsteken: het ingevolge wettelijke voorschriften
als zodanig geregistreerde merk van de ondernemer die het edelmetalen
voorwerp heeft vervaardigd of bewerkt dan wel van de ondernemer voor wie
het voorwerp is bestemd;

	- Verdrag: op 15 november 1972 te Wenen tot stand gekomen Verdrag
inzake het onderzoek en de stempeling van edelmetalen werken (Trb. 1991,
16);

	- waarborgen: onderzoeken en bepalen van het gehalte aan edelmetaal van
een voorwerp en het aanbrengen van het daarbij passende gehaltemerk op
dat voorwerp;

	- waarborginstelling: krachtens artikel 4, eerste lid, door Onze
Minister aangewezen rechtspersoon;

	- zilveren voorwerp: edelmetalen voorwerp met een gehalte aan zilver
dat niet lager is dan 800 duizendsten.

HOOFDSTUK 2. DE VERPLICHTING TOT WAARBORGEN, DE

WAARBORGINSTELLINGEN EN HET AANBRENGEN VAN MERKEN

§ 2.1 De verplichting tot waarborgen

Artikel 2

	1. Een ondernemer is verplicht een platina, gouden of zilveren voorwerp
te laten waarborgen voordat het in Nederland in de handel wordt
gebracht, tenzij het voorwerp reeds beschikt over een gehaltemerk.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld beneden welke
massa aan platina, goud of zilver een voorwerp niet behoeft te worden
gewaarborgd. Voor de verschillende edelmetalen kan die ondergrens
verschillend worden vastgesteld.

	3. Bij ministeriële regeling wordt geregeld welke categorieën van
voorwerpen zijn uitgezonderd van de verplichting, bedoeld in het eerste
lid.

	4. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, is mede van toepassing
op een voorwerp waarvan het reeds aangebrachte gehaltemerk niet langer
leesbaar is.

Artikel 3

	Met de waarborging, vereist op grond van artikel 2, eerste lid, wordt
gelijkgesteld de waarborging door een onafhankelijke waarborginstelling
in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet
zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe
strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, mits
het desbetreffende gehaltemerk op grond van aldaar geldende wettelijke
voorschriften wordt erkend en de waarborging een beschermingsniveau
biedt dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de
nationale waarborging wordt nagestreefd.

§ 2.2 Waarborginstellingen

Artikel 4

	1. Onze Minister wijst een of meer rechtspersonen aan die tot taak
hebben om overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde:

	a. aangeboden voorwerpen te waarborgen op hun gehalte aan platina,
goud, palladium of zilver;

	b. ter waarborging aangeboden platina, gouden, palladium of zilveren
voorwerpen te voorzien van andere merken, indien dat voortvloeit uit het
bepaalde bij en krachtens deze wet.

	2. Onze Minister wijst uitsluitend een rechtspersoon aan indien naar
zijn oordeel bij en door de betrokken rechtspersoon is verzekerd dat de
rechtspersoon de in het eerste lid bedoelde taken naar behoren en op
deskundige en onafhankelijke wijze zal vervullen.

	3. Een waarborginstelling beschikt over een accreditatie van de
Stichting Raad voor Accreditatie, genoemd in artikel 2, eerste lid, van
de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie, of van een andere
nationale accreditatie-instantie die het vertrouwen rechtvaardigt dat de
waarborginstelling haar taken vervult overeenkomstig de eisen, bedoeld
in het tweede lid. Bij ministeriële regeling worden nadere regels
gesteld over de normen waarop wordt geaccrediteerd.

	4. Onze Minister kan een besluit tot aanwijzing schorsen of intrekken,
indien de betrokken waarborginstelling daarom verzoekt, dan wel indien
zij een of meer van de in het eerste lid bedoelde taken naar het oordeel
van Onze Minister niet naar behoren vervult of niet meer voldoet aan de
bij of krachtens het tweede en derde lid gestelde eisen. Een besluit tot
schorsing kan betrekking hebben op één of meer van de in het eerste
lid genoemde taken.

	5. Aan een schorsing kunnen voorschriften worden verbonden.

	6. Artikel 10:44 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op
een besluit tot schorsing als bedoeld in het vierde lid.

	7. Onze Minister doet van een besluit tot aanwijzing als bedoeld in het
eerste lid en van een besluit tot schorsing of intrekking van een
aanwijzing mededeling in de Staatscourant.

	8. Indien er sprake is van meerdere waarborginstellingen, kan Onze
Minister regels stellen ter coördinatie van de uitvoering van de door
waarborginstellingen op grond van het bepaalde bij of krachtens deze wet
te verrichten taken en werkzaamheden.

	9. De vaststelling of wijziging van de statuten van een
waarborginstelling behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Onze
Minister kan de goedkeuring uitsluitend onthouden, indien de statuten na
de vaststelling of wijziging naar zijn oordeel onvoldoende zouden zijn
afgestemd op de in het eerste en tweede lid bedoelde taken en eisen.

	10. De Kaderwet is van toepassing op waarborginstellingen met inbegrip
van de artikelen 26 tot en met 32, 34 en 35, eerste lid, van die wet.
Artikel 22 van de Kaderwet is niet van toepassing.

	11. In aanvulling op artikel 27 van de Kaderwet dient een
waarborginstelling in de begroting tevens expliciet inzicht te bieden in
aspecten die van belang zijn voor de continuïteit van de
waarborginstelling.

	12. De jaarrekening, bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Kaderwet
gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid van de
rechtmatige inning en besteding van de middelen voor de wettelijke
taken, afgegeven door een door de waarborginstelling aangewezen
accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek. Artikel 35, tweede lid, tweede volzin, van de
Kaderwet is van toepassing.

	13. De accountant, bedoeld in het twaalfde lid, doet bij de
jaarrekening verslag van zijn bevindingen ten aanzien van de wijze
waarop de waarborginstelling rekening houdt met de aspecten die van
belang zijn voor de continuïteit van de waarborginstelling, bedoeld in
het elfde lid. Onze Minister kan bepalen dat de jaarrekening tevens
vergezeld gaat van een verslag van de accountant van zijn bevindingen
over de vraag of het beheer en de organisatie van de waarborginstelling
voldoen aan de eisen van doelmatigheid.

Artikel 5

	1. De kosten die samenhangen met het verrichten van werkzaamheden en
diensten door een waarborginstelling op grond van het bepaalde bij of
krachtens deze wet, worden door de waarborginstelling ten laste gebracht
van de betrokken ondernemer.

	2. Een waarborginstelling legt jaarlijks vóór 1 oktober de vanaf 1
januari daarop volgend aan de ondernemer te berekenen tarieven voor de
werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, onderdeel a, 8,
eerste en tweede lid, 9, tweede lid, 16, eerste lid , 17, eerste lid,
18, eerste lid, en 40, tweede lid, ter goedkeuring aan Onze Minister
voor. De tarieven worden na goedkeuring door de waarborginstelling in de
Staatscourant bekendgemaakt.

	3. Onverminderd artikel 17 van de Kaderwet kan Onze Minister
goedkeuring als bedoeld in het tweede lid weigeren indien de tarieven
hoger zijn dan, uitgaande van een redelijke toerekening van de aan het
uitvoeren van de betreffende werkzaamheden verbonden kosten,
noodzakelijk is.

	4. Het besluit omtrent goedkeuring van de vanaf 1 januari te rekenen
tarieven, bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, wordt uiterlijk 30
november daaraan voorafgaand bekendgemaakt.

	5. Indien de vanaf 1 januari te berekenen tarieven niet vóór 1
december daaraan voorafgaand zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de
tarieven zelf vaststellen.

	6. Van een besluit tot vaststelling van tarieven als bedoeld in het
vijfde lid, wordt door Onze Minister mededeling gedaan door plaatsing in
de Staatscourant.

	7. Een waarborginstelling kan de tarieven, bedoeld in het tweede lid,
gedurende het jaar waarvoor zij gelden, wijzigen. Een wijziging van
tarieven wordt ter goedkeuring aan Onze Minister voorgelegd. Het tweede
lid, tweede volzin, alsmede het derde lid zijn van toepassing.

	8. Het besluit omtrent goedkeuring van een wijziging van de tarieven,
bedoeld in het zevende lid, wordt uiterlijk acht weken nadat de
waarborginstelling de wijziging ter goedkeuring aan Onze Minister heeft
voorgelegd, bekendgemaakt.

Artikel 6

	1. Met het oog op de goedkeuring, bedoeld in artikel 29, eerste lid,
van de Kaderwet, zendt een waarborginstelling jaarlijks voor 1 oktober
de door haar vastgestelde begroting aan Onze Minister.

	2. Indien de begroting van een waarborginstelling niet is goedgekeurd
voor aanvang van het  kalenderjaar waarop de begroting betrekking heeft,
kan Onze Minister de betreffende waarborginstelling machtigen uitgaven
te doen uit die posten waartegen hij geen bedenking heeft.

§ 2.3 De merken

Artikel 7

	1. Het laagste gehalte dat door een gehaltemerk wordt gewaarborgd, is:

	a. voor platina voorwerpen: 850 duizendsten;

	b. voor gouden voorwerpen: 585 duizendsten;

	c. voor zilveren voorwerpen: 800 duizendsten.

	2. Hogere gehalten die door een gehaltemerk worden gewaarborgd, worden
vastgesteld bij ministeriële regeling.

	3. Platina, gouden en zilveren voorwerpen die in voltooide staat worden
aangeboden en waarvan naar het oordeel van een waarborginstelling het
gehalte niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld zonder
beschadiging van het desbetreffende voorwerp, worden, met inachtneming
van een gehaltespeling van ten hoogste twintig duizendsten, gewaarborgd
op de in het eerste lid genoemde of krachtens het tweede lid
vastgestelde gehalten met anders vormgegeven gehaltemerken dan de
gehaltemerken die worden gebruikt indien het gehalte met voldoende
zekerheid kan worden vastgesteld.

	4. Bij ministeriële regeling worden de gehaltemerken vastgesteld en
nadere regels gesteld over het gebruik ervan.

Artikel 8

	1. Behalve van het gehaltemerk, voorziet een waarborginstelling ter
waarborging aangeboden gouden, zilveren en platina voorwerpen tevens van
het verantwoordelijkheidsteken, indien een dergelijk merk nog ontbreekt
op het voorwerp.

	2. Op verzoek van de aanbieder voorziet een waarborginstelling een ter
waarborging aangeboden gouden, zilveren of platina voorwerp tevens van:

	a. het jaarlettermerk;

	b. het merk van de betrokken waarborginstelling.

	3. Bij ministeriële regeling worden de merken, bedoeld in het eerste
en tweede lid, vastgesteld en kunnen regels worden gesteld over het
gebruik ervan.

Artikel 9

	1. Voor registratie als verantwoordelijkheidsteken behoeft een
ontwerpverantwoordelijkheidsteken de goedkeuring van een
waarborginstelling.

	2. Een waarborginstelling geeft een beschikking omtrent goedkeuring op
aanvraag van de betrokken ondernemer.

	3. De waarborginstelling onthoudt haar goedkeuring indien:

	a. het verantwoordelijkheidsteken niet meerdere letters bevat; of

	b. het verantwoordelijkheidsteken gelijk is aan dat van een andere
ondernemer.

Artikel 10

	1. Na de goedkeuring, bedoeld in artikel 9, eerste lid, wordt het
goedgekeurde teken opgenomen in het register van
verantwoordelijkheidstekens.

	2. Het register wordt beheerd door Onze Minister of een daartoe door
Onze Minister aangewezen waarborginstelling.

	3. Indien de goedkeurende waarborginstelling niet de beheerder is van
het register, zendt zij het goedgekeurde teken zo spoedig mogelijk ter
registratie aan de beheerder.

Artikel 11

	1. Een waarborginstelling kan het besluit nemen om in afwijking van
artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, af te zien van het aanbrengen
van een merk, indien dat niet zonder gevaar van beschadiging op het
voorwerp aangebracht kan worden of indien het voorwerp van bijzondere
oudheidkundige of kunstzinnige waarde is.

	2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid bevat een nauwkeurige
omschrijving van het desbetreffende voorwerp en de informatie die uit
het merk zou kunnen zijn verkregen, indien van het aanbrengen van dat
merk niet zou zijn afgezien.

Artikel 12

	1. Het aanbrengen van een merk gebeurt door stempeling of
lasergravering of een andere bij of krachtens onderdeel 5.2 van Bijlage
II van het Verdrag toegestane methode.

	2. Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld aan de
toegestane methodes om een merk aan te brengen.

Artikel 13

	1. Indien een waarborginstelling specifieke taken uitbesteedt of door
een dochteronderneming laat uitvoeren, draagt zij er zorg voor dat de
onderaannemer of dochteronderneming voldoet aan de in artikel 4, tweede
lid, gestelde eisen en behoudt zij de volledige verantwoordelijkheid
voor de taakuitvoering.

	2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de rechtspersonen of natuurlijke personen die op grond
van het eerste lid taken voor een waarborginstelling kunnen uitvoeren en
met betrekking tot de verantwoordelijkheid en zorg, bedoeld in het
eerste lid.

§ 2.4 Bepalingen over het waarborgen in het algemeen en de gehalteproef
in het

bijzonder

Artikel 14

	Indien een platina, gouden of zilveren voorwerp een gehalte aan
platina, goud of zilver heeft dat niet gelijk is aan een krachtens
artikel 7, tweede lid, vastgesteld gehalte, wordt het voorwerp
gewaarborgd op het naastgelegen lagere gehalte waarop het desbetreffende
edelmetaal overeenkomstig artikel 7, eerste lid, of krachtens artikel 7,
tweede lid, kan worden gewaarborgd.

Artikel 15

	Indien het gehalte aan een bepaald edelmetaal niet in het hele voorwerp
gelijk is, wordt voor het waarborgen van dat voorwerp uitgegaan van het
aangetroffen laagste gehalte.

Artikel 16

	1. Indien een voorwerp bestaat uit delen van verschillende edelmetalen
worden die delen, met uitzondering van palladium delen, afzonderlijk
gewaarborgd, mits het voorwerp voldoet aan bij ministeriële regeling te
stellen eisen.

	2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over het
afzonderlijk waarborgen, bedoeld in het eerste lid.

	3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het waarborgen
van voorwerpen als bedoeld in het eerste lid, die niet voldoen aan de in
dat lid bedoelde eisen.

Artikel 17

	1. Indien een voorwerp bestaat uit delen van goud, zilver of platina en
uit delen van andere stoffen, worden de edelmetalen delen afzonderlijk
gewaarborgd, mits het voorwerp voldoet aan bij ministeriële regeling te
stellen eisen.

	2. Artikel 16, tweede en derde lid, is van toepassing.

	3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het
aanbrengen van andere aanduidingen op voorwerpen als bedoeld in het
eerste lid. Artikel 12 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18

	1. Indien een partij platina, gouden, zilveren of palladium voorwerpen
ter waarborging wordt aangeboden en het borderel vermeldt dat de
voorwerpen in de partij telkens beschikken over hetzelfde gehalte aan
edelmetaal, toetst de waarborginstelling de homogeniteit van het gehalte
aan edelmetaal van de voorwerpen in die partij door middel van een bij
of krachtens het Verdrag toegestane onderzoeksmethode.

	2. Onderdeel 4 van Bijlage II van het Verdrag is van toepassing.

	3. Indien de in het eerste lid bedoelde toets uitwijst dat de partij
homogeen is, hoeft de waarborginstelling niet elk afzonderlijk voorwerp
van die partij aan een gehalteproef te onderwerpen voordat zij de
voorwerpen van die partij van het betreffende gehaltemerk voorziet.

Artikel 19

	Een waarborginstelling besluit het uitvoeren van een gehalteproef te
weigeren, indien:

	a. het aangeboden voorwerp naar haar oordeel niet tot een staat van
voltooiing is gebracht die zowel tegen een verandering van zijn
oorspronkelijke bestemming als tegen een beschadiging van stempelmerken
bij verdere bewerking beschermt;

	b. het aangeboden voorwerp niet vergezeld gaat van een ondertekend
borderel dat opgave doet van metaalsoort, aantal aangeboden voorwerpen,
gewicht en, zo mogelijk, gehalte;

	c. het aangeboden voorwerp naar haar oordeel ten onrechte niet is
voorzien van een verlengstuk voor het uitvoeren van de gehalteproef;

	d. het vermoeden, bedoeld in artikel 24, eerste lid, juist blijkt.

Artikel 20

	Een waarborginstelling kan besluiten het voor de gehalteproef benodigde
metaal te ontnemen aan het voorwerp zelf en niet aan het verlengstuk,
bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder c.

Artikel 21

	Voor het borderel, bedoeld in artikel 19, onder b, wordt gebruik
gemaakt van een door de betrokken waarborginstelling vastgesteld en
tegen kostprijs ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 22

	1. Indien uit een gehalteproef blijkt dat het gehalte aan edelmetaal
van een voorwerp lager is dan het gehalte dat in het desbetreffende
borderel is opgegeven, verricht de betrokken waarborginstelling op
verzoek van de aanbieder een tweede gehalteproef.

	2. Indien de tweede gehalteproef het op het borderel opgegeven gehalte
bevestigt, is de aanbieder geen vergoeding verschuldigd voor de eerste
gehalteproef.

Artikel 23

	1. Holle voorwerpen, draad- en knopwerk en alle andere voorwerpen
waarvan het gehalte niet op reguliere wijze kan worden onderzocht,
onderzoekt de betrokken waarborginstelling door samensmelting van een of
meerdere voorwerpen van de betreffende aangeboden partij.

	2. Indien het onderzoek de juistheid van het op het borderel opgegeven
gehalte bevestigt, vergoedt de betrokken waarborginstelling het maakloon
van de aangeboden voorwerpen die zijn samengesmolten.

Artikel 24

	1. Indien een waarborginstelling vermoedt dat een ter waarborging
aangeboden platina, gouden of zilveren voorwerp in afwijking van de
opgave op het borderel met ijzer, koper, hars of enige andere stof is
opgevuld of op bedekte wijze met soldeersel is overladen, is zij bevoegd
dat voorwerp door te snijden.

	2. De doorsnijding geschiedt in aanwezigheid van de aanbieder, tenzij
deze te kennen heeft gegeven niet aanwezig te willen zijn.

	3. Indien het vermoeden van de waarborginstelling onjuist blijkt,
vergoedt de waarborginstelling het maakloon van het aangeboden voorwerp
dat is doorgesneden.

Artikel 25

	Na de gehalteproef wordt elk stukje platina, goud of zilver dat voor
die proef bestemd was, teruggegeven aan de aanbieder, tenzij de waarde
ervan verwaarloosbaar is.

HOOFDSTUK 3. WAARBORGING OP VERZOEK OVEREENKOMSTIG HET

VERDRAG

Artikel 26

	Op verzoek van de aanbieder waarborgt een waarborginstelling palladium
voorwerpen, voorwerpen met een gehalte aan goud onder 585 duizendsten en
boven of gelijk aan 375 duizendsten en, in afwijking van artikel 2 en de
paragrafen 2.3 en 2.4, platina, gouden en zilveren voorwerpen
overeenkomstig het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.

Artikel 27

	Waarborging van de in artikel 26 bedoelde voorwerpen geschiedt op de
bij of krachtens onderdeel 2.2 van Bijlage I van het Verdrag bedoelde
gehalten.

Artikel 28

	1. De gehalteproef wordt verricht overeenkomstig de bij en krachtens
het Verdrag bepaalde methoden en technieken.

	2. De artikelen 19, 20, 21, 22, 23, 24 en 25 zijn van toepassing op de
gehalteproef bij platina, gouden en zilveren voorwerpen en van
overeenkomstige toepassing op de gehalteproef bij palladium voorwerpen
en voorwerpen met een gehalte aan goud onder 585 duizendsten en boven of
gelijk aan 375 duizendsten.

Artikel 29

	1. Een voorwerp, ten aanzien waarvan een gehalte als bedoeld in artikel
27 is vastgesteld, en dat voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage I
bij het Verdrag, wordt overeenkomstig het bij of krachtens het Verdrag
bepaalde gemerkt met het in onderdeel 5.5 van bijlage II van het Verdrag
voor het desbetreffende gehalte vastgestelde gehaltemerk.

	2. De artikelen 9 tot en met 11 zijn van toepassing op het aanbrengen
van merken bij platina, gouden en zilveren voorwerpen en van
overeenkomstige toepassing op het aanbrengen van merken bij palladium
voorwerpen en voorwerpen met een gehalte aan goud onder 585 duizendsten
en boven of gelijk aan 375 duizendsten.

HOOFDSTUK 4. VERBODSBEPALINGEN GERICHT TOT ONDERNEMERS

Artikel 30

	1. Het is een ondernemer verboden een voltooid platina, gouden of
zilveren voorwerp, dat op grond van het bij of krachtens deze wet
bepaalde moet zijn gewaarborgd, in zijn bezit te hebben of daarmee
handel te drijven, tenzij dat voorwerp is voorzien van een gehaltemerk
of de ondernemer ten aanzien van het desbetreffende voorwerp beschikt
over een besluit als bedoeld in artikel 11, eerste lid.

	2. Het bepaalde in het eerste lid is ook van toepassing op voorwerpen
die bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de ondernemer of een lid
van zijn huishouden.

	3. Het bepaalde in het eerste lid omtrent het in het bezit hebben van
voorwerpen is niet van toepassing op de ondernemer, die de
desbetreffende voorwerpen minder dan vier weken in zijn bezit heeft,
mits die voorwerpen niet onder de aandacht van het publiek worden
gebracht.

Artikel 31

	Het is een ondernemer verboden een voorwerp dat op grond van het
bepaalde bij of krachtens deze wet niet behoeft te worden gewaarborgd,
in de handel te brengen als platina, gouden of zilveren voorwerp indien
dat voorwerp niet ten minste voldoet aan het op grond van artikel 7,
eerste lid, voor het desbetreffende edelmetaal geldende laagste gehalte.

Artikel 32

	1. Het is een ondernemer verboden op platina, gouden of zilveren
voorwerpen lijkende voorwerpen samen met gewaarborgde platina, gouden of
zilveren voorwerpen onder de aandacht van het publiek te brengen, tenzij
eerstgenoemde voorwerpen op duidelijke wijze van de andere zijn
onderscheiden.

	2. Het is een ondernemer verboden op platina, gouden of zilveren
voorwerpen lijkende voorwerpen samen met platina, gouden of zilveren
voorwerpen die op grond van het bepaalde bij of krachtens deze wet niet
behoeven te worden gewaarborgd, onder de aandacht van het publiek te
brengen, tenzij eerstgenoemde voorwerpen op duidelijke wijze van de
andere zijn onderscheiden.

Artikel 33

	Het is een ondernemer verboden om een ander voorwerp dan een voorwerp
dat ten minste voldoet aan het op grond van artikel 7, eerste lid, voor
het desbetreffende edelmetaal geldende laagste gehalte, onder de
aandacht van het publiek te brengen met gebruikmaking van de woorden
edelmetaal, platina, goud of zilver, of op zodanige andere wijze dat
daaruit redelijkerwijs kan worden afgeleid dat het gaat om een platina,
gouden of zilveren voorwerp.

HOOFDSTUK 5. OPENBARE VERKOPINGEN EN VERKOPINGEN DOOR

PANDHUIZEN

Artikel 34

	De artikelen 30, eerste lid, 31, 32 en 33 zijn van overeenkomstige
toepassing op degenen die verantwoordelijkheid dragen voor een
verkoping, te weten:

	a. een notaris, deurwaarder of andere ambtenaar te wiens overstaan een
openbare verkoping plaatsheeft;

	b. degene die, bij afwezigheid van een notaris, deurwaarder of andere
ambtenaar als bedoeld in onderdeel a, de openbare verkoping houdt of is
belast met het toezicht op die verkoping;

	c. het pandhuis ingeval van verkopingen van verpande zaken door een
pandhuis.

Artikel 35

	1. Indien een openbare verkoping plaatsvindt waarvan platina, gouden of
zilveren voorwerpen deel uitmaken, meldt de betrokken verantwoordelijke,
bedoeld in artikel 34, ten minste drie dagen voor de eerste kijkdag de
voorgenomen verkoping aan de krachtens artikel 36, eerste lid,
aangewezen ambtenaren.

	2. De melding, bedoeld in het eerste lid, bevat:

	a. naam, adres en hoedanigheid van de melder;

	b. naam en adres van degene die de verkoping organiseert;

	c. het adres van de verkooplocatie; en

	d. de tijdstippen van de kijkdagen en de verkoopdagen.

	3. Bij periodieke openbare verkopingen op een vaste locatie volstaat,
in afwijking van het tweede lid, een melding van de tijdstippen, bedoeld
in het tweede lid, onder d, en van eventuele veranderingen van die
tijdstippen of van de verkooplocatie.

	4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de verkopingen of
dagelijkse verkoop door een pandhuis.

HOOFDSTUK 6. HANDHAVING

§ 6.1 Toezicht op de naleving

Artikel 36

	1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij en krachtens de
artikelen 2 en 40, eerste lid, hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5 zijn belast de
bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

	2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling
gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 37

	1. De krachtens artikel 36, eerste lid, aangewezen ambtenaren zijn
bevoegd om, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning
binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.

	2. De krachtens artikel 36, eerste lid, aangewezen ambtenaren oefenen
de in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde
bevoegdheden zonodig uit met behulp van de sterke arm.

§ 6.2 Last onder dwangsom

Artikel 38

	Onze Minister kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of
krachtens de artikelen 2 of 40, eerste lid, of van de hoofdstukken 4 of
5, aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

HOOFDSTUK 7. INFORMATIE

Artikel 39

	Een waarborginstelling verstrekt een krachtens artikel 36, eerste lid,
aangewezen ambtenaar desgevraagd de gegevens en inlichtingen en
verschaft hem desgevraagd inzage in de gegevens en bescheiden die
redelijkerwijze nodig zijn voor de uitvoering van het in artikel 36,
eerste lid, bedoelde toezicht op de naleving.

Artikel 40

	1. Een ondernemer heeft op een voor het publiek zichtbare plaats een
document aanwezig waarop de in de artikelen 7, vierde lid, en 29, eerste
lid, bedoelde gehaltemerken met toelichting staan afgebeeld.

	2. Een waarborginstelling verstrekt een document als bedoeld in het
eerste lid desgevraagd aan een ondernemer of een ander. Artikel 5 is van
overeenkomstige toepassing, indien het gaat om de verstrekking aan
anderen dan ondernemers.

HOOFDSTUK 8. WIJZIGING ANDERE WETTEN

Artikel 41

	In artikel 1:3, vierde lid, en de bijlage bij de artikelen 1:1 en 1:3
van de Algemene douanewet wordt ‘Waarborgwet 1986’ telkens vervangen
door: Waarborgwet 20...

Artikel 42

	Bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:

	1. In artikel 4 wordt ‘Waarborgwet 1986’ vervangen door:
Waarborgwet 20.., met uitzondering van artikel 38.

	2. In artikel 11 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

	Waarborgwet 20..: artikel 38.

Artikel 43

	In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten komt de
zinsnede met betrekking tot de Waarborgwet 1986 te luiden: de
Waarborgwet 20.., de artikelen 2 en 40, eerste lid, en de hoofdstukken 4
en 5.

Artikel 44

	Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 217 komt te luiden:

Artikel 217

	Met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de
vijfde categorie wordt gestraft:

	1°. hij die op palladium, platina, gouden of zilveren voorwerpen valse
wettelijke merken of tekens plaatst of echte vervalst, met het oogmerk
om die voorwerpen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof
de daarop geplaatste merken en tekens echt en onvervalst waren;

	2°. hij die, met gelijk oogmerk, op de bedoelde voorwerpen wettelijke
merken of tekens plaatst door wederrechtelijk gebruik te maken van echte
stempels of andere apparatuur bestemd voor het aanbrengen van wettelijke
merken of tekens;

	3°. hij die echte wettelijke merken of tekens inzet, aanvoegt of
overbrengt in, aan of op andere palladium, platina, gouden of zilveren
voorwerpen dan die waaraan zij oorspronkelijk zijn aangebracht, met het
oogmerk om die voorwerpen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
alsof de bedoelde merken of tekens oorspronkelijk daarop waren
geplaatst.

B

	In artikel 377 wordt ‘artikel 7 van de Waarborgwet 1986’ vervangen
door: artikel 4

van de Waarborgwet 20...

C

	In artikel 378 wordt ‘artikel 7 van de Waarborgwet 1986’ vervangen
door ‘artikel 4 van de Waarborgwet 20..’ en wordt ‘een te zijnen
kantore aangeboden goud- of zilverwerk’ vervangen door: een aan die
waarborginstelling aangeboden palladium, platina, gouden of zilveren
voorwerp’.

D

	In artikel 440 wordt ‘van rijksmerken voorziene platina, gouden of
zilveren werken’ vervangen door: van wettelijke merken voorziene
palladium, platina, gouden of zilveren voorwerpen.

HOOFDSTUK 9. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 45

	1. Indien de Permanente Commissie, bedoeld in artikel 10 van het
Verdrag, conform het bepaalde in het Verdrag besluit tot wijziging van
de:

	a. bij of krachtens onderdeel 2.2. van bijlage I van het Verdrag
bedoelde gehalten;

	b. andere bij of krachtens onderdeel 5.2 van Bijlage II van het Verdrag
toegestane methodes voor het aanbrengen van een merk;

	c. bij of krachtens onderdeel 3.1 van Bijlage II van het Verdrag
toegestane onderzoeksmethodes voor het beoordelen van de homogeniteit;

	d. bij of krachtens onderdeel 3.2 van Bijlage II van het Verdrag
goedgekeurde analysemethodes bij het keuren van voorwerpen van
edelmetaal; of

	e. richtlijnen voor het nemen van monsters, bedoeld in onderdeel 4 van
Bijlage II van het Verdrag, gaat deze wijziging voor de toepassing van
deze wet gelden met ingang van de dag waarop het desbetreffende besluit
van de Permanente Commissie in werking treedt.

	2. Onze Minister maakt een besluit als bedoeld in het eerste lid in de
Staatscourant bekend.

Artikel 46

	1. Indien op basis van artikel 7, eerste lid, van de Waarborgwet 1986,
zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel 4, eerste lid, een rechtspersoon is
aangewezen, wordt die aanwijzing voor de duur daarvan aangemerkt als een
aanwijzing als bedoeld in artikel 4, eerste lid.

	2. Indien op basis van artikel 52, eerste lid, van de Waarborgwet 1986,
zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel 36, eerste lid, ambtenaren zijn aangewezen,
wordt die aanwijzing voor de duur daarvan aangemerkt als een aanwijzing
als bedoeld in artikel 36, eerste lid.

	3. Indien op basis van artikel 7e van de Waarborgwet 1986, zoals dat
luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel 4, achtste lid, door Onze Minister regels zijn gesteld,
worden die regels voor de duur daarvan aangemerkt als regels als bedoeld
in artikel 4, achtste lid.

	4. Ingevolge wettelijke voorschriften tot stand gekomen meestertekens
of invoertekens worden voor de duur van hun registratie aangemerkt als
een verantwoordelijkheidsteken in de zin van artikel 1.

	5. De op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende
bepalingen van deze wet aanhangige aanvragen tot, verzoeken om of
bezwaren tegen besluiten op grond van Waarborgwet 1986 worden met ingang
van dat tijdstip aangemerkt als aanvragen tot, verzoeken om of bezwaren
tegen besluiten op grond van deze wet.

Artikel 47

	De Waarborgwet 1986 en de Wet van 4 oktober 2001 tot wijziging van de
Waarborgwet 1986 met betrekking tot de uitoefening van toezicht op de
naleving (Stb. 2001, 514) worden ingetrokken.

Artikel 48

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 49

	Deze wet wordt aangehaald als: Waarborgwet met vermelding van het
jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 

 

 PAGE    

 PAGE   15