[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over voorhang ontwerpbesluit houdende regels over het experiment met een gesloten coffeeshopketen (Kamerstuk 34997-25)

Regels inzake een uniform experiment met teelt en verkoop van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik in een gesloten coffeeshopketen (Wet experiment gesloten coffeeshopketen)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2019D18016, datum: 2019-04-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D18016).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z07387:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2019D18016 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Medische Zorg over het ontwerpbesluit houdende regels over het experiment met een gesloten coffeeshopketen (Kamerstuk 34 997, nr. 25).

De voorzitter van de commissie,
Van Meenen

De adjunct-griffier van de commissie,
Schoor

Inhoudsopgave Blz.
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
1. Inleiding 2
2. Algemeen 3
3. Planning 3
4. Hoofdlijnen van dit besluit 4
4.1 Deelnemende gemeenten 4
4.2 Deelname coffeeshops 6
4.3 Eisen aan coffeeshophouders 7
4.4 Geleidelijke overgang naar verkoop van gereguleerde hennep in coffeeshops 7
4.5 Aanvraag om aanwijzing als teler en (procedurele) regels over de selectie van telers 8
4.6 Eisen aan aangewezen telers 9
4.7 Afbouw van het experiment 9
4.8 Evaluatie van het experiment 10
5. Uitvoering en handhaving en informatievoorziening 11
5.1 Inrichting van het toezicht 11
6. Financiële gevolgen 11
7. Consultatieparagraaf 11
8. Overig 12
9. Artikelgewijs 12
II. Reactie van de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Medische Zorg 14

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende regels over het experiment met een gesloten coffeeshopketen (hierna: ontwerpbesluit). Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Deze leden zien dat er met dit ontwerpbesluit onduidelijkheden ten aanzien van het experiment zijn weggenomen. Zij hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Het is goed dat er nu voor gemeenten, coffeeshophouders en telers duidelijkheid is over wat wordt verwacht als zij willen deelnemen aan het experiment met een gesloten coffeeshopketen. Deze leden zijn zich er wel bewust van dat dit een majeure operatie is die niet zonder slag of stoot zal verlopen, maar zijn tevreden over de uitgangspunten dat er een voldoende divers aanbod aan wiet en hasj zal worden geteeld, dat er geen maximum zit op de percentages werkzame stoffen in de cannabis, dat er een ruime handelsvoorraad mag worden aangehouden en dat er na afloop van het experiment ruimte is bij succes landelijk de achterdeur te gaan reguleren. Wel hebben voornoemde leden nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Zoals bekend zijn deze leden voorstander van de in het regeerakkoord voorgenomen experimenten met de teelt en verkoop van hennep of hasjiesj voor recreatief gebruik in een gesloten coffeeshopketen. Zij waarderen het dat de bewindslieden in gesprek zijn gegaan met vertegenwoordigers van de Nederlandse gemeenten, cannabisondernemers en wetenschappers over de concrete invulling van het voorgenomen wietexperiment. Dat heeft onmiskenbaar tot verbeteringen geleid. Tegelijkertijd vragen voornoemde leden of de opzet van het experiment niet te beperkt is, waardoor onvoldoende richtinggevende ervaring wordt opgedaan voor definitieve besluitvorming over het Nederlandse softdrugsbeleid. Deze leden hebben daarom nog de nodige vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Deze leden verwelkomen het feit dat er een experiment komt. In het kader van de volksgezondheid en de criminaliteitsbestrijding is het belangrijk, softdrugs te reguleren. Nu hier nog geen meerderheid voor is, is een experiment het maximaal haalbare. Om het experiment met gereguleerde wietteelt te laten slagen, moet het experiment wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Ook de Adviescommissie experiment gesloten coffeeshopketen wees daarop. De aan het woord zijnde leden zijn dan ook kritisch over de invulling van het experiment zoals de regering nu voorstelt.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Deze leden hebben op een aantal punten nog behoefte aan nadere toelichting.

2. Algemeen

De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten welke afspraken er nu precies zijn gemaakt tussen de coalitiepartijen VVD, CDA, D66 en CU over het experiment. De indruk bestaat dat niet alle afspraken in het regeerakkoord zijn opgenomen, bijvoorbeeld over het ingezetenencriterium, over het maximum aantal telers en de loting over de verplichte deelname van de coffeeshops in de deelnemende gemeente. Kan een volledig overzicht van de afspraken verstrekt worden?

3. Planning

De leden van de D66-fractie vragen of de regering de zorg deelt over de steeds maar uitlopende planning van het proces tot de start van het experiment. Zo ja, wat doet de regering teneinde deze zorgen weg te nemen? Hoe borgt de regering dat in deze kabinetsperiode wordt gestart met het experiment en de eerste gereguleerde joint wordt gerookt? Wanneer verwacht de regering de gemeenten te kunnen selecteren? Hoe borgt de regering dat nog in Q2 van 2019 te doen, zoals gecommuniceerd in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstuk 34 997, nr. 6)?

Kan de regering uitgebreid en gedetailleerd het proces beschrijven dat het ontwerpbesluit moet doorlopen tot inwerkingtreding en alle stappen die daarbij horen?

Waarom is afgeweken van de termijn voor de voorbereidingsfase van minimaal zes maanden, zoals gecommuniceerd in het verslag van een schriftelijk overleg over de brieven van 23 februari 2018 en 9 maart 2018 inzake het experiment gesloten coffeeshopketen en het onderzoeksrapport «Internationaal recht en cannabis II» (Kamerstuk 24 077, nr. 415). Waarom wordt in de brief van 6 juli 2018 (Kamerstuk 24 077, nr. 422) een dubbele termijn aangehouden, namelijk minimaal één jaar? Hoe borgt u dat de termijn van minimaal één jaar níet fors overschreden wordt?

Kan de regering een uitgebreide en gedetailleerde planning geven van het proces tot aan het moment dat de voorbereidingsfase van het experiment officieel begint, en van de stappen die daarna volgen? Kan zij overtuigend beargumenteren waarom zij vertrouwen heeft in haar planning? Hoe borgen zij dat deze nieuwe planning gehaald wordt?

De Adviescommissie Experiment gesloten coffeeshopketen zou in haar advies ingaan op de activiteiten die in de voorbereidingsfase moeten worden verricht. Welke zijn dat en wat is de tijdsinschatting van deze activiteiten?

De leden van de SP-fractie vragen de regering inzichtelijk te maken wanneer het experiment gaat starten en wat de planning is, en hoe deze er op een tijdlijn uit kan zien. Het experiment zou deze regeerperiode nog starten. Nu lijkt het erop dat het experiment pas halverwege 2021 van start zal gaan. Dat zou dan na de verkiezingen zijn, waardoor het dan nog maar de vraag is of de proef er überhaupt wel komt. Kan de proef echt niet sneller gestart worden?

4. Hoofdlijnen van dit besluit

4.1 Deelnemende gemeenten

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven of het ingezetenencriterium onverkort blijft gehandhaafd. Wat zijn de gevolgen hiervan voor de grensgemeenten?

Kan de regering ingaan op de suggestie, gedaan tijdens het gesprek met de commissie Bestuur en Veiligheid van de VNG, om de mogelijkheid te creëren voor de G4 (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) voor een deel van de stad mee te doen met het experiment? Hoe staat de regering daar tegenover?

Kan de regering ingaan op het toepassen van bestuursdwang? Is het waar dat de wettelijke grondslag daarvoor ontbreekt, zoals werd gesuggereerd tijdens het gesprek met de commissie Bestuur en Veiligheid van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) op 18 april 2019? Op welke wijze worden gemeenten door het Rijk bijgestaan voor de eventuele financiële en juridische risico’s die deelname aan het experiment met zich meebrengt?

De leden van de CDA-fractie lezen dat in het ontwerpbesluit wordt gesproken over coffeeshops die gelegen zijn in grensgemeenten, waarbij een grensgemeente wordt gedefinieerd als een gemeente die met de gemeentegrens aan de landsgrens met België of Duitsland ligt. Indien coffeeshops in deze gemeenten meedoen aan het experiment is men strikt gebonden aan het ingezetenencriterium. Deze leden vragen of dit niet dient te gelden voor gemeenten in grensregio’s? Hoe is de regering gekomen tot het nauwe criterium van een grensgemeente? Kan de regering aangeven hoeveel gemeenten in Nederland onder deze definitie zullen vallen? Ziet de regering dat het meedoen van een gemeente aan het experiment die net niet aan de grens met België of Duitsland ligt, maar wel zeer dichtbij, en daarbij niet het ingezetencriterium zal hanteren, tot problemen kan leiden bij onze buurlanden? Hoe dient te worden omgegaan met wiet uit het experiment die over de grens wordt aangetroffen? Welke gevolgen heeft dit voor de personen die met deze wiet op zak in Duitsland of in België worden opgepakt?

De leden van de D66-fractie lezen dat in het ontwerpbesluit staat omschreven dat een gemeente bestuurlijke dwang kan uitoefenen op een coffeeshop in een deelnemende gemeente als deze niet wil deelnemen aan het experiment. Bij de VNG bestaan zorgen over hoe dit in de praktijk zal uitwerken. Kan de regering aangeven hoe het rijk, gemeenten kan faciliteren bij het sluiten van coffeeshops als deze niet mee willen doen aan het experiment? Hoe kan de juridische positie van de gemeente ten aanzien van dit landelijke experiment worden versterkt, als gemeenten coffeeshops willen sluiten omdat zij niet mee willen doen aan het experiment? Kan eenzelfde soort constructie worden gehanteerd zoals bij het I-criterium of bij de wietpas? Op welke wijze zou het ontwerpbesluit aangepast moeten worden om de juridische positie van gemeenten die mee willen doen aan het experiment te versterken? Kan bijvoorbeeld in het ontwerpbesluit worden opgenomen dat de gedoogbeschikking niet geldt tijdens het experiment? Klopt het dat er in het ontwerpbesluit een wettelijke grondslag ontbreekt om bestuursdwang toe te kunnen passen?

De aan het woord zijnde leden vragen of, indien er rondom de uitvoering van het experiment meer capaciteit nodig is van bijvoorbeeld de politie dan de reguliere inzet of beschikbaarheid, het rijk bereid is dit te faciliteren? Bent u bereid een fonds op te richten teneinde de eventuele kosten die gemeenten moeten maken als gevolg van het experiment, denk aan meer politiecapaciteit voor meer handhaving, te kunnen financieren? Kunt u een financiële inschatting maken? Deelt u de mening dat dit de gemeenten meer zekerheid kan geven?

Voornoemde leden vragen wie er zitting nemen in de begeleidings- en evaluatiecommissie? Krijgen mensen met tuinbouwkundige kennis over de teelt van hennep/cannabis en specialisten uit de cannabissector zelf, een plek in de begeleidingscommissie? Wanneer gaat deze commissie van start? Wanneer is helder welke effecten gemeten kunnen worden en welke niet? Deelt u de mening dat dit op zeer korte termijn bekend moet zijn, ook bij de Kamer?

Deze leden vragen naar een definitie van middelgrote en grote gemeenten. Hoe wordt beoordeeld of er door de selectie een representatief, voldoende divers en wetenschappelijk correct experiment plaatsvindt? Kan de regering uitgebreid toelichten waarom een deel van een grote stad (denk bijvoorbeeld aan Amsterdam-Noord) niet zou kunnen meedoen aan het experiment?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de serieuze zorgen die bij gemeenten, coffeeshophouders en consumenten leven over de vormgeving van het wietexperiment. Die zorgen richten zich vooral op de op- en afbouw van het experiment, verplichte deelname aan het experiment, het verbod op de verkoop van buitenlandse producten en de ruimte voor lokaal maatwerk. Daarnaast begrijpen deze leden dat voor gemeenten nog onduidelijk is in hoeverre zij kunnen beschikken over extra juridische instrumenten en handhavingsmiddelen voor de niet-deelnemende coffeeshops. Kan de regering aangeven hoe zij de door de VNG noodzakelijk geachte uitbreiding van het juridische instrumentarium beoordelen? Klopt de inschatting van de VNG dat voorzien moet worden in overgangsrecht teneinde onnodige financiële en juridische risico’s voor het lokaal bestuur te voorkomen? Bent u bereid in het besluit een regeling te treffen die de gevolgen ondervangt van het intrekken van gedoogbeschikkingen door deelnemende gemeenten?

Voornoemde leden signaleren een toenemende terughoudendheid van gemeenten om deel te nemen aan het wietexperiment. Met name de bepaling dat alle coffeeshophouders in een gemeente moeten deelnemen aan het experiment weerhoudt de G4 en andere grotere gemeenten om deel te nemen. Daardoor wordt de kans ontnomen om in die specifieke context ervaring op te doen met een gesloten cannabisketen. Waarom wordt het niet mogelijk gemaakt dat grotere gemeenten bijvoorbeeld stadsdelen kunnen aanwijzen voor deelname aan het experiment? Wat is het principiële bezwaar daartegen, gezien het feit dat sommige gemeenten ook aan elkaar gegroeid zijn? Hoe beoordeelt de regering de vrees van veel grotere gemeenten dat, door vast te houden aan de eis dat alle coffeeshops binnen de gemeentegrenzen moeten deelnemen en dus niet-deelnemende coffeeshops worden gesloten, verstoring van de lokale markt plaatsvindt, met mogelijke gevolgen voor een groei van de zwarte markt en voor de openbare orde? Hoe worden de gemeenten bijgestaan teneinde dit effect te voorkomen, of het hoofd te bieden?

Daarnaast constateren voornoemde de leden dat bijvoorbeeld grensgemeenten terughoudend zijn aan het experiment deel te nemen door de strikte uitleg van het ingezetenencriterium. De ruimte om lokaal maatwerk in het experiment te leveren is zeer beperkt. Ook daardoor lijkt de reikwijdte van het experiment negatief beïnvloed te worden. Deelt de regering de opvatting dat het ingezetenencriterium, in overleg, achterwege gelaten moet kunnen worden als sprake is van een grensgemeente? Voorts vragen de aan het woord zijnde leden hoe deelnemende gemeenten zich dienen te verhouden tot de omliggende gemeenten. Is het nodig dat zij ook instemmen met deelname? Zijn er effecten voorzien voor deze gemeenten?

De leden van de SP-fractie betreuren het feit dat wordt vastgehouden aan het voorschrift dat alle coffeeshops in een deelnemende gemeente mee moeten doen aan het experiment. Daarmee komt de regering niet tegemoet aan de wens van de gemeenten, waardoor deelname van de grote steden al bij voorbaat uitgesloten is. Waarom wordt vastgehouden aan de uniforme proef en de deelname van alle coffeeshops in de gemeente? Zijn hiermee niet alle grote steden in een klap kansloos voor deelname aan het experiment? Is het denkbaar, zoals de VNG voorstelt, een deel van een grote gemeente de mogelijkheid te geven deel te nemen? Zo nee, waarom zou dit niet kunnen?

Voornoemde leden constateren dat de VNG zich zorgen maakt over de mogelijke juridische gevolgen, als coffeeshops gaan procederen tegen bijvoorbeeld de sluiting van een coffeeshop die niet aan het experiment deel wil nemen. Staat een gemeente er dan alleen voor? Kan het rijk hier een rol in hebben, bijvoorbeeld door garant te staan voor dit soort negatieve lokale gevolgen van een landelijk experiment? Dezelfde vraag kan worden gesteld vanwege mogelijke toename van overlast en criminaliteit. Springt het rijk dan bij met bijvoorbeeld extra politiecapaciteit als dat nodig is? Hoe zal hiermee worden omgegaan?

Kunnen er meer zekerheden komen voor gemeenten die bang zijn in de problemen te komen als gevolg van dit landelijk experiment?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat maximaal tien gemeenten deel kunnen nemen aan het experiment. Deze leden krijgen graag een toelichting op de wijze waarop wordt vastgesteld of het inderdaad noodzakelijk is dit maximumaantal te hanteren, of dat een lager aantal zou volstaan. Verder krijgen zij graag een nadere toelichting op de wijze waarop de gemeenten worden gekozen en welk gewicht het advies van de Adviescommissie Experiment gesloten coffeeshopketen hierin krijgt. Voornoemde leden constateren dat enkel de gemeenten die aan de daadwerkelijke grens met Duitsland of België liggen als grensgemeente worden aangeduid. Zij vinden het verstandig dat in elk geval in deze grensgemeenten het ingezetenencriterium per definitie geldt. Op welke wijze wordt de handhaving van dit criterium gecontroleerd? Waarom is niet gekozen voor een bredere definitie van grensgemeenten, waarbij ook in gemeenten die zich zeer dicht in de nabijheid van de grens bevinden het ingezetenencriterium van toepassing zou zijn.

Voornoemde leden kunnen zich vinden in de nauwgezette integriteitstoetsing van mogelijke telers en de voorwaarde van het opstellen van een ondernemingsplan. Tegelijkertijd erkennen deze leden dat de aanwezigheid van een teler en/of coffeeshops die binnen het experiment vallen, in een gemeente veiligheidsrisico’s met zich kunnen meebrengen. Op welke wijze wordt voorzien dat het experiment niet ten koste gaat van politiecapaciteit elders?

4.2 Deelname coffeeshops

De leden van de D66-fractie vragen of tijdens de voorbereiding of uitvoering van het experiment een vergunning voor een coffeeshop kan worden overgenomen door een andere coffeeshop/eigenaar? Kan de gemeente bij het sluiten van een coffeeshop en/of bij het intrekken van een vergunning van een coffeeshop weer een nieuwe vergunning geven tijdens de voorbereiding of uitvoering van het experiment?

De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven het belang van uniformiteit binnen gemeenten waar het gaat om de handhaafbaarheid, duidelijkheid maar ook de betrouwbaarheid van het experiment. Toch kan niet worden uitgesloten dat het voortbestaan van de illegale situatie in buurgemeenten invloed heeft op de resultaten van het experiment. Op welke wijze wordt dit meegenomen in de wijze van evalueren? Wordt er verder gekeken naar de effecten in omliggende gemeenten?

4.3 Eisen aan coffeeshophouders

De leden van de CDA-fractie lezen dat coffeeshophouders die verplicht worden mee te doen aan het experiment de ruimte krijgen een handelsvoorraad aan te kunnen houden die maximaal gelijk is aan de weekomzet. Daarbij worden coffeeshophouders een ruime marge toegestaan. Kan de regering een schatting geven van de gemiddelde weekomzet van een coffeeshop? Deze leden vragen aan de regering hoe zij de «ruime marge» moeten interpreteren? Betekent dit dat een voorraad danig mag afwijken? Ook vragen zij of een burgemeester de bevoegdheid heeft in zijn gemeente nadere regels te stellen die ertoe leiden dat de maximaal toegestane handelsvoorraad ruimer is dan een handelsvoorraad van een week?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn niet direct overtuigd van de noodzaak de grens van 500 gram voor de handelsvoorraad van coffeeshops niet over te nemen. Deze leden krijgen hier graag een nadere toelichting op, temeer daar respondenten hebben aangegeven dat dit een groter risico geeft op inbraken en overvallen. Tevens vragen zij op welk gewicht de handelsvoorraad voor een week gemiddeld zou neer komen.

Voornoemde leden hechten er belang aan dat in het experiment oog is voor goede voorlichting over de risico’s van hennepgebruik en dat problematische gebruikers richting zorg worden doorverwezen. Zij zien echter ook een mogelijk belangenconflict voor (personeel van) coffeeshophouders bij het adviseren van gebruikers. Hoe verhoudt de preventieve taak zich tot de businesscase van de coffeeshophouders? Wordt hiertoe vanuit het rijk een concrete standaard aangeboden en op welke wijze wordt gecontroleerd dat coffeeshophouders deze taak naar behoren uitvoeren? Verder zijn deze leden op dit punt benieuwd of in de deelnemende gemeenten ook specifieke zorgpartners worden benaderd en gekoppeld aan de coffeeshops.

De leden van de SP-fractie waarderen het dat de regels omtrent voorlichting ook gaan gelden voor coffeeshops buiten het experiment. Dat is goed. Het zou echter ook verstandig zijn de regels rondom de handelsvoorraad voor de coffeeshops buiten het experiment te verhogen tot een weekvoorraad, en het deze coffeeshops ook toe te staan hun producten te laten testen. Waarom wordt dat niet toegestaan? Op welke wijze zou dat het experiment in de weg zitten?

4.4 Geleidelijke overgang naar verkoop van gereguleerde hennep in coffeeshops

De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering garandeert dat er een voldoende kwalitatief aanbod van wiet en hasj komt, dat overeenkomt met de huidige werkelijkheid? Hoe wordt bepaald dat de variatie en kwaliteit van het gereguleerde aanbod voldoende is?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of niet al te statisch wordt geredeneerd bij de invoering van het experiment. Het lijkt erop alsof in het ontwerpbesluit ervan uitgegaan wordt dat deelnemende coffeeshops zich als vanzelf met een legaal assortiment vullen. Weliswaar wordt voorzien in een overgangsperiode van maximaal zes weken, maar de vraag doemt op of deze periode niet veel te kort is, gezien de gemiddelde productietijd van ongeveer drie maanden. Wat vindt de regering van het voorstel de overgangsperiode te verlengen naar zes tot twaalf maanden?

Voornoemde leden hebben over de diversiteit van het aanbod de nodige vragen. Voorkomen moet worden dat cannabisconsumenten door beperkingen in het legale aanbod de illegaliteit worden ingejaagd. Zeker in de aanloopperiode valt te verwachten dat het aanbod niet aan de verwachtingen kan voldoen. Waarom wordt er niet voor gekozen aanvoer toe te staan vanuit landen waar de productie en verkoop van hennep en hasjiesj al is toegestaan? Te verwachten valt dat uit die landen al een betrouwbaar en legaal assortiment is te betrekken, terwijl Nederland daarin nog moet worden voorzien. Zeker ten aanzien van hasjiesj valt te verwachten dat het veel tijd vergt toe te groeien naar een kwaliteit die met het huidige, illegale aanbod te vergelijken is. Is de regering bereid import vanuit bijvoorbeeld Canada toe te staan?

De leden van de SP-fractie constateren dat er een overgangsfase van een aantal weken komt voor coffeeshops die meedoen, om van de huidige gedoogsituatie naar de experimenteerfase te komen. Dat is goed, daar hebben deze leden ook op aangedrongen. Het is inderdaad niet realistisch voor coffeeshops het assortiment in één nacht te vervangen en daarnaast kan een overgangsfase eraan bijdragen dat klanten kunnen wennen aan het nieuwe aanbod. De overgangsfase duurt maximaal zes weken, maar kan het ook korter zijn? Op grond waarvan? Is zes weken feitelijk niet veel te kort? Ook de coffeeshopondernemers waarschuwen hier nadrukkelijk voor. Als een gekweekt product niet aanslaat, dan moet opnieuw begonnen worden met de kweek. Het duurt minimaal drie maanden voordat een nieuw product geleverd kan worden. Zou het niet verstandiger zijn iets meer tijd te nemen voor de periode dat zowel het gereguleerde als niet gereguleerde aanbod in de coffeeshops ligt?

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over de implicaties voor de handhaving van de overgangsfase waarin gedoogde en gereguleerde hennep in de winkel aanwezig is. Op welke wijze krijgt de handhaving in deze periode vorm en hoe is dit belang meegewogen bij het besluit voor de overgangsperiode? Zou inkorting van de termijn naar bijvoorbeeld twee weken vanuit het handhavingsperspectief gerechtvaardigd zijn?

4.5 Aanvraag om aanwijzing als teler en (procedurele) regels over de selectie van telers

De leden van de D66-fractie vragen wanneer de telers worden geselecteerd? Hoe gaat dit proces in zijn werk? Kan er een fasering worden ingebouwd, waardoor telers die eerder gereed zijn al kunnen leveren? Of moeten alle telers gelijk klaar zijn? Wanneer vindt de Bibob-toets plaats? Door wie/welke instantie wordt deze toets uitgevoerd? Hoe lang duurt zo’n toets maximaal? Hoe lang duurt het maximaal om vergunningen voor telers te verkrijgen?

In artikel 18, derde lid, van het ontwerpbesluit wordt een opschortmogelijkheid in de selectieprocedure genoemd. Zit aan die opschortmogelijkheid een maximale termijn verbonden? Zo ja, wat is die termijn? Zo nee, is het niet verstandig hiervoor een maximale termijn op te nemen? Zo nee, waarom niet? Kunnen de bewindspersonen dit toelichten?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom wordt vastgehouden aan een maximum van ten hoogste tien telers. Het roept de vraag op of deze kleinschalige opzet kan voldoen aan de gewenste diversiteit van het aanbod. Daarnaast vragen deze leden waarom ervoor is gekozen, indien nodig, voor de selectie van telers een loting toe te passen. Ligt het dan niet voor de hand om aanvullende voorwaarden te stellen (denk bijvoorbeeld aan diversiteit van het aanbod, extra productiekwaliteitscriteria e.d.), zodat de meest geschikte teler, via een methode van puntentoedeling, uiteindelijk kan deelnemen aan het experiment?

4.6 Eisen aan aangewezen telers

De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe de eisen voor de aangewezen telers op het gebied van veiligheid eruit komen te zien. In hoeverre zijn de telers zelf verantwoordelijk voor de veiligheid en in hoeverre wordt er op het gebied van veiligheid iets gevraagd van de lokale driehoek? Wordt er bij de aanbesteding rekening gehouden met het feit dat het delen van de precieze teeltlocatie in het openbaar kan leiden tot risicovolle situaties? Begrijpen deze leden het goed dat een teler op eigen terrein een laboratorium dient te hebben voor de tests van het product?

De leden van de D66-fractie vragen of de regering een gedetailleerde en uitgebreide beschrijving kan geven van het proces na de selectie van de telers. Welke zaken moeten de telers op orde hebben voordat er verpakte zakjes richting een coffeeshop kunnen gaan? Welke planning heeft de regering hierbij voor ogen? Hoeveel tijd zal het gemiddeld kosten om een locatie te vinden, deze in te richten en te beveiligen? Hoe borgt de regering dat dit proces wordt afgerond in de tijd die er nu voor is gepland?

Verder vragen deze leden of de regering ervoor openstaat de productie te laten plaatsvinden in teeltverzamelgebouwen waar verschillende telers onder één dak een eigen teeltruimte exploiteren? Of voor een coöperatiemodel waarin autonome telers wiet en hasj onder vergunning van de coöperatie op een eigen locatie produceren?

4.7 Afbouw van het experiment

De leden van de CDA-fractie lezen dat in het geval dat er een last tot onmiddellijke staking van het experiment wordt opgelegd, waardoor een gemeente niet meer meedoet aan het experiment, de coffeeshophouders een afbouwfase zullen starten. Zij vragen de regering of hier sprake is van dezelfde afbouwfase zoals de fase die start aan het einde van het gehele experiment? Verder vragen deze leden de regering wat de gevolgen zijn voor een coffeeshop die zich niet houdt aan de voorwaarden van het experiment? Komt deze coffeeshop ook in een afbouwfase terecht, waarna de coffeeshop terugvalt in de oude gedoogstatus? Of betekent dit definitieve sluiting van de coffeeshop? Acht de regering dit juridisch houdbaar?

De leden van de D66-fractie vinden het teleurstellend dat er zoveel onduidelijkheid blijft bestaan over de afspraken rondom de afbouwfase. Deelt de regering dit? Kan de regering de afspraak nogmaals bevestigen dat zij na afloop van het experiment beziet wat het te doen staat? Kan de regering de afspraak nogmaals bevestigen dat «bezien wat het te doen staan» ook kan betekenen dat het experiment wordt verlengd om de wet- en regelgeving op orde te krijgen die het mogelijk maakt de gesloten coffeeshopketen landelijk uit te rollen en dus niet terug te gaan naar de huidige gedoogsituatie? Waarom heeft de regering berichtgeving in de media dat er in de afbouwfase hoe dan ook terug zou moeten worden gegaan naar de situatie van voor het experiment niet actief tegengesproken? Kunnen voornoemde leden ervan op aan dat de regering hier verder in haar communicatie in woord en geschrift geen verwarring meer over laten bestaan en ook alle huidige informatie, zoals bijvoorbeeld de informatiebrochure voor het publiek, hierop checkt en aanpast?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat artikel 39 van het ontwerpbesluit erin voorziet dat het experiment eerder kan worden afgebouwd dan vooraf was voorgenomen. Hoe verhoudt deze bevoegdheid zich tot wat deelnemende coffeeshops mogen verwachten van een betrouwbare overheid? Onder welke omstandigheden en onder welke voorwaarden kan daarvoor worden gekozen? Is het bijvoorbeeld denkbaar dat veranderende politieke verhoudingen tot gevolg kunnen hebben dat het wietexperiment voortijdig wordt beëindigd? Zo ja, vindt de regering ook dat dit op gespannen voet staat met het rechtszekerheidsbeginsel en schendig van het door de overheid opgewekte vertrouwen? Welke juridische en financiële aanspraken krijgen deelnemende coffeeshops wanneer het experiment voortijdig wordt beëindigd?

Het is goed denkbaar dat wordt besloten na afloop van het experiment niet terug te keren naar de huidige situatie. De aan het woord zijnde leden roepen de regering ertoe op in het besluit een bepaling op te nemen die de mogelijkheid openlaat na beëindiging van het wietexperiment bij gebleken succes voortzetting van de bedrijfsvoering mogelijk te maken. Zou het niet contraproductief zijn de tijdens het experiment opgebouwde structuren en expertise te ontmantelen? Zou dit niet ook een negatief effect kunnen hebben op de bereidheid om te investeren?

De leden van de SP-fractie blijven van mening dat de hoofdregel dat het experiment afgebouwd wordt, niet verstandig is. Als dit experiment een succes wordt, dan moet dat toch een vervolg krijgen? Kan dit uitgangspunt dan niet beter explicieter worden gemaakt?

4.8 Evaluatie van het experiment

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het van groot belang dat het wietexperiment representatieve en betrouwbare resultaten oplevert, zodat het toekomstige Nederlandse drugsbeleid verder bijdraagt aan de volksgezondheid en de publieke veiligheid. Deze leden vrezen dat door de opzet van het experiment te weinig betrouwbare resultaten te verwachten zijn. Zij vragen de regering daarom de in artikel 43 van het ontwerpbesluit genoemde commissie alle ruimte te geven naar bevind van zaken te adviseren over de invulling van het toekomstige drugsbeleid. Wat wordt nu precies met het wietexperiment gemeten, hoe je een gesloten cannabisketen kunt opzetten of hoe maatschappelijke nevenproblemen, zoals bijvoorbeeld overlast, kunnen worden bestreden? Gezien de beperkte opzet, menen de aan het woord zijnde leden dat alleen dat eerste in redelijkheid gemeten kan worden. Hoe ziet de regering dat?

Voornoemde leden roepen de regering ertoe op overleg te zoeken met de commissie, de VNG en de vertegenwoordigers van cannabisondernemers teneinde de opzet van het experiment te heroverwegen, of in ieder geval de wetenschappelijke validatie te verzekeren. In dat verband signaleren deze leden ook de nodige obstakels om, lopende het experiment, de ontwikkelingen in de overige, illegale marktsegmenten te monitoren. Hoe wordt voorkomen dat intensivering van de bestrijding van de illegale softdrugsmarkt de opzet van het wietexperiment zo verstoort, dat geen sprake meer is van wetenschappelijk gevalideerde uitkomsten?

De leden van de SP-fractie vragen de regering wat nu precies de ambities en verwachtingen zijn van dit experiment. Nu er bepaalde strikte voorwaarden en regels bekend zijn, is het de vraag wanneer de regering dit experiment als een succes zou kunnen bestempelen. Wat zijn nu precies de doelstellingen, bijvoorbeeld op het gebied van minder overlast en criminaliteit en verbetering volksgezondheid? Of is het doel bereikt wanneer aantoonbaar een gesloten coffeeshopketen kan worden gerealiseerd? Hoe zal dit effect worden gemeten?

5. Uitvoering en handhaving en informatievoorziening

5.1 Inrichting van het toezicht

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) toezicht zal gaan houden op de kwaliteitscontroles van de geproduceerde hennep. Deze leden vragen of de NVWA voldoende is toegerust op het uitvoeren van degelijke controles. Zij refereren hierbij aan de onlangs geconstateerde problemen met de ICT-systemen en ook eerder geconstateerde problemen rondom het toezicht uitgevoerd door de NVWA. Op het gebied van de controle vragen voornoemde leden ook in welke fase van het teelt- en oogstproces er kwaliteitscontroles worden uitgevoerd? In hoeverre is het geteelde product in de fase van kwaliteitscontrole al voorzien van een identificatienummer?

Verder vragen de aan het woord zijnde leden hoe de samenwerking tussen de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie JenV) en de NVWA op het gebied van toezicht is geregeld? In hoeverre wordt de handhavingsovereenkomst tussen de toezichthouders openbaar gemaakt? Deze leden lezen dat de Inspectie JenV belast is met het toezicht op de geslotenheid van de coffeeshopketen en ook betrokken wordt bij de inrichting van het traceringssysteem. Kan de regering aangeven wat er nodig is voor de inrichting van een dergelijk traceringssysteem? Welk tijdspad wordt hiervoor aangehouden?

De leden van de SP-fractie constateren dat de Inspectie JenV toezicht gaat houden op «de geslotenheid van de coffeeshopketen» in de deelnemende gemeenten. Daarbij wordt bijvoorbeeld gecontroleerd of de achterdeur van de wietshops echt is gedecriminaliseerd en of de gereguleerde telers toch niet ook aan anderen verkopen. De NVWA houdt toezicht op gewasbescherming en voedselveiligheid. Wat betekent dit nu precies voor de capaciteit bij deze Inspecties, hoeveel mankracht krijgen zij er nu concreet bij? Zijn die mensen beschikbaar?

6. Financiële gevolgen

De leden van de SP-fractie vragen naar de kosten van het experiment voor bijvoorbeeld gemeenten en toezichthouders. Is het bedrag dat de regering ter beschikking stelt voor dit experiment wel voldoende?

7. Consultatieparagraaf

De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe zij de standpunten van verschillende gemeenten beoordeelt die met name beren op de weg zien ten aanzien van het experiment. In hoeverre probeert de regering gemeenten te enthousiasmeren voor het experiment? Hoe beoordeelt de regering het pleidooi van de gemeenten ruimte te kunnen blijven bieden aan coffeeshops die er de voorkeur aan geven in de greep te blijven van de (georganiseerde) misdaad? Hoe beoordeelt de regering het, dat sommige burgemeesters zo weinig gelegen laten liggen aan de kritiek hierop en de zorgen hierover vanuit de politie en het openbaar ministerie? Er zijn daarnaast burgemeesters die blijkbaar graag willen dat coffeeshops aan niet-ingezetenen kunnen blijven leveren. Hoe beoordeelt de regering dat? Zouden deze burgemeesters zich niet juist moeten richten op hun eigen gemeenschap?

De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich goed voorstellen dat gemeenten de mogelijkheid willen hebben gedurende het experiment te stoppen. Hiertoe ziet de regering geen ruimte. Zou het wel van toegevoegde waarde kunnen zijn wanneer wordt gekozen voor één of meerdere vooraf bepaalde momenten gedurende de looptijd van het experiment waar gemeenten een opt-out hebben? Deze leden lezen op pagina 39 met verbazing dat onder voorwaarden lokaal maatwerk mogelijk wordt gemaakt voor de toepassing van het ingezetenencriterium in grensgemeenten en vragen hoe dit zich verhoudt tot pagina 17 waar over een ondubbelzinnige eis wordt gesproken en, tot de toelichting op artikel 2.

Gezien de tijdelijkheid van het experiment vragen voornoemde leden tevens of het niet voor de hand ligt ook een voorgestelde wijze van beëindiging van de teelt in het ondernemingsplan op te laten nemen.

8. Overig

De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor de groep mensen die cannabis als medicijn gebruiken, maar voor wie de huidige aangeboden medicinale cannabis niet goed werkt. Niet iedereen is financieel in staat naar de coffeeshop te gaan of wil dat. In sommige gemeenten gelden nu strenge voorwaarden voor mensen die op nette wijze thuis hun medicijn kweken. Kan dit niet uitgebreid worden? Waarom wordt deze succesvolle werkwijze niet verder doorgevoerd? Waarom worden deze mensen, die met open vizier te werk gaan, door justitie op de huid gezeten onder dreiging van woningontruiming en huisuitzetting, waarom heeft dat prioriteit?

Voornoemde leden vragen hoe de voorwaarden in dit experiment zich verhouden tot de ambitie om roken van tabak zoveel mogelijk te ontmoedigen. Klopt het dat dit experiment de deelnemende coffeeshops, de telers en de consumenten hiertoe nauwelijks mogelijkheden geeft, door de verkoop van producten waarin wiet is verwerkt niet toe te staan, maar het coffeeshops in deelnemende gemeenten alleen toe te staan wiet te verkopen in door de telers aangeleverde en verzegelde verpakkingen? Klopt het dat er een groeiende vraag is naar cannabisproducten die niet worden gerookt, maar op een andere manier worden geconsumeerd, zoals etenswaren en extracten? Zou dit experiment niet ook ruimte moeten bieden voor dergelijke productinnovatie, vanwege de voordelen voor preventie en de bescherming van de volksgezondheid. Ook graag een reactie op de vraag of voorgedraaide joints niet meer verkocht mogen worden vanwege de voorwaarden van dit experiment. Klopt dat, en zo ja waarom is daar voor gekozen?

9. Artikelsgewijs

Artikelen 6 tot en met 11 van het ontwerpbesluit

De leden van de VVD-fractie constateren dat de artikelen 6 tot en met 11 van het ontwerpbesluit eisen stellen aan de coffeeshops voor de verkoop van de hennep en de hasjiesj. In hoeverre zijn deze regels anders dan de regels die momenteel worden gesteld aan coffeeshops in de huidige gedoogsituatie?

Artikelen 13 en 18 van het ontwerpbesluit

De leden van de SP-fractie vragen nogmaals waarom er zo strikt wordt vastgehouden aan het maximum van tien henneptelers, die aangewezen worden teneinde gereguleerde wiet en hasj te gaan leveren aan coffeeshops in maximaal tien gemeenten. Als blijkt dat na een inhoudelijke en kwalitatieve beoordeling van de bedrijfsplannen meer dan tien telers in aanmerking komen voor het wietexperiment, zullen de Ministers «een loting toepassen». Is het nu zo dat de tien beste telers, na beoordeling van de bedrijfsplannen etc., aangewezen worden? Of is het zo dat alle telers die aan de gestelde voorwaarden en eisen voldoen geschikt worden bevonden, waarna loting plaats moet vinden? In artikel 18 staat dat de Ministers voor de selectie een loting «kunnen» toepassen. Is loting nu een keuze of een voorschrift indien meer dan tien telers aan de voorwaarde voldoen? Waarom vindt de regering loting een goede methode? Op welke wijze gaat de loting zorgen voor diversiteit aan ervaren telers, teeltwijzen en locaties? Waarom wordt er zo strikt vastgehouden aan dat maximum van tien, wat is daarvoor de rechtvaardiging?

Artikel 15 van het ontwerpbesluit

De leden van de SP-fractie vragen de regering of de VOG die verlangd wordt, ook geweigerd kan worden vanwege cannabisgerelateerde overtredingen. Is dat wel logisch en sluit je daarmee niet veel kennis en wetenschap al op voorhand uit? Hoe zal hiermee om worden gegaan?

Artikel 19 van het ontwerpbesluit

De leden van de SP-fractie vragen extra toelichting op dit artikel, waarin regels zijn gesteld om ervoor te zorgen dat er een band met Nederland is. Is het doel hiervan te voorkomen dat grote buitenlandse ondernemingen deze markt in Nederland zouden gaan domineren? Zijn deze regels niet makkelijk te omzeilen door een (onderdeel van) de onderneming formeel in Nederland te vestigen?

Artikel 21 van het ontwerpbesluit

De leden van de SP-fractie lezen in dit artikel dat voorschriften ten aanzien van geheimhouding kunnen worden verbonden (onderdeel i). Waarom is dat nodig? Om wat voor soort geheimen kan het dan gaan en waarom?

Artikel 24 van het ontwerpbesluit

De leden van de SP-fractie vragen de regering of er voor het transport van de hennep naar de coffeeshops een alternatief is overwogen voor het vervoer via particuliere geld- en waardetransportwagens?

Artikel 38 van het ontwerpbesluit

De leden van de SP-fractie vinden het onverstandig dat vastgehouden wordt aan het ingezetenencriterium voor grensgemeenten. Ook de VNG wijst daar nadrukkelijk op. Als een grensgemeente wil meedoen, moet het ingezetenen-criterium, geen verkoop aan mensen die in het buitenland wonen, onverkort worden gehandhaafd. In de andere gemeenten mag de burgemeester zelf beslissen of het «i-criterium» wordt toegepast. Dit kunnen gemeenten toch beter zelf beoordelen? Waarom luistert de regering op dit punt niet naar hen?

Het is in het belang van het landelijk experiment om nu juist ook te bezien hoe dit in de praktijk zal gaan, onder andere, de gemeente Venlo is genoemd als interessante mogelijkheid.

Kan in ieder geval toegezegd worden dat het ingezetenencriterium gedurende het experiment geschrapt kan worden, indien de noodzaak hiertoe blijkt? Is dat mogelijk?

Delegatiebepalingen

De leden van de D66-fractie constateren dat in het ontwerpbesluit een behoorlijk aantal eisen aan telers en coffeeshophouders nader ingevuld wordt per ministeriële regeling. Kan de regering per regeling aangeven wanneer zij deze verwacht nader in te vullen? Deze informatie achten deze leden van belang voor de animo van telers en coffeeshophouders.

II. Reactie van de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Medische Zorg