Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 25 april 2019, over Toerisme
Toerisme en recreatie
Verslag van een algemeen overleg
Nummer: 2019D18424, datum: 2019-06-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26419-80).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (Ooit GL kamerlid)
- Mede ondertekenaar: D.S. Nava, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 26419 -80 Toerisme en recreatie.
Onderdeel van zaak 2018Z22396:
- Indiener: M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2018-12-04 16:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-12-18 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-04-25 15:00: Toerisme (Algemeen overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-04-25 15:00: Toerisme (Algemeen overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-07-04 14:10: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
26 419 Toerisme en recreatie
Nr. 80 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 7 juni 2019
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 25 april 2019 overleg gevoerd met mevrouw Keijzer, Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 28 november 2018 inzake uitkomsten van toerismetop gehouden op 10 oktober 2018 in Deventer (Kamerstuk 26 419, nr. 74);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 18 april 2019 inzake aanbieden Perspectief 2030 en beleidsevaluatie NBTC (Kamerstuk 26 419, nr. 75).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie,
Diks
De griffier van de commissie,
Nava
Voorzitter: Azarkan
Griffier: Kruithof
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Azarkan, Futselaar, Van der Lee, Von Martels, Moorlag en Wörsdörfer,
en mevrouw Keijzer, Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat.
Aanvang 15.01 uur.
De voorzitter:
Ik heet de mensen thuis, de mensen in de zaal, de Kamerleden en in het bijzonder de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de ondersteunende ambtenaren van harte welkom. Aan de orde is het algemeen overleg van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat over toerisme.
We hebben afgesproken om per spreker drie minuten spreektijd te hanteren. Ik stel voor dat de sprekers maximaal twee interrupties plegen, om te beginnen, maar ik zal daar royaal en ruimhartig mee omgaan.
Ik stel voor de heer Von Martels als eerste de mogelijkheid te geven om zijn bijdrage in eerste termijn te leveren. Gaat uw gang, meneer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Drie minuten spreektijd doet eigenlijk onrecht aan het belang van dit onderwerp, maar ik zal mijn best doen om mijn bijdrage, die op de twee A4'tjes staat die ik voor me heb liggen, binnen drie minuten te leveren.
Voorzitter. In Nederland is het goed toeven. Dat merkten we ook in het afgelopen paasweekend, waarin naar verwachting meer dan 1 miljoen buitenlandse bezoekers en ruim 350.000 Nederlanders in Nederland op vakantie gingen. Samen gaven zij 800 miljoen euro uit. Kortom, toerisme levert Nederland veel op.
Voorzitter. Ik heb het ook over de heuse toerismetop die ons land inmiddels kent, een initiatief van D66 en het CDA. Vorig jaar vond deze top, gericht op het bevorderen van toerismespreiding, in Overijssel plaats, dit jaar in Zeeland. Komt deze spreiding al van de grond? Of blijven de kust, de Bollenstreek en Amsterdam toch het meest in trek? Graag een reactie.
We lezen dat het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen, het NBTC, niet langer focust op meer toeristen, maar op een spreiding en op de verhoging van de kwaliteit van een toeristisch bezoek. Het CDA juicht dat toe en geeft het volgende mee. In het rapport Perspectief 2030 staan vijf strategische pijlers voor de komende jaren. We kunnen ons daar goed in vinden, maar we pleiten wel voor een zesde pijler: de graag geziene gast. Welke toeristen zien we graag naar Nederland komen? En welke dus eigenlijk liever niet? Zou de Staatssecretaris deze vraag willen beantwoorden en dit tot het centrale thema van de toerismetop van dit najaar willen maken?
Voorzitter. Wat het CDA betreft wordt kwaliteitstoerisme in plaats van massatoerisme de norm, bijvoorbeeld gericht op de zakelijke en culturele toerist, op de toerist die is geïnteresseerd in het verhaal van Nederland in plaats van op de toerist die komt voor het zoveelste buitenlandse vrijgezellenfeest. Is de Staatssecretaris het hiermee eens? Wat is in dit verband de inzet van de Nederlandse steden, onder andere Amsterdam, en van de regio's?
Voorzitter. Als laatste heb ik nog een aantal vragen over het NBTC. Ik hoop dat ik nog binnen de tijdslimiet zit.
De voorzitter:
Ruim!
De heer Von Martels (CDA):
Denkt de Staatssecretaris dat het NBTC, gegeven zijn veranderende taakstelling – onder andere versterking van de kennis- en datafunctie – voor de periode 2020–2023 met hetzelfde budget toe kan als voor de huidige periode? Hoe gaat Economische Zaken de benodigde en aanbevolen interdepartementale afstemming en coördinatie rond dossieroverstijgende vraagstukken faciliteren?
We lezen dat er bij de partners van het NBTC in de breedte tevredenheid bestaat over de samenwerking, maar in de beleidsevaluatie lezen we dat het draagvlak van het NBTC onder zijn stakeholders beter moet. Ik citeer: «Het is tot dusverre te onduidelijk hoe NBTC zich verhoudt tot wat als zijn natuurlijke achterban beschouwd moet worden.» Hoe zijn beide met elkaar te rijmen?
Ten slotte de laatste vraag. Het NBTC krijgt geld van de overheid. Het vraagt steeds meer, maar ontvangt uit de markt steeds minder. Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat een toerist voor een ticket voor Keukenhof bij het NBTC € 38 kwijt is, terwijl zo'n zelfde ticket op andere plekken goedkoper wordt aangeboden? Past dat bij het NBTC?
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Keurig, collega! Dat heeft u uitstekend gedaan: 2 minuten en 54 seconden. Ik ga naar de heer Wörsdörfer namens de fractie van de VVD. Gaat uw gang.
De heer Wörsdörfer (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik zie een uitdaging.
Voorzitter. Hier bespreken we de uitkomst van de toerismetop in Overijssel. Dat was een goede bijeenkomst. Daar kwam in ieder geval één ding als een paal boven water te staan: het promoten van Nederland moeten we samen doen en in goed overleg. Ik mocht onlangs met enkele collega's een fraai bezoek brengen aan Steenwijkerland, in het bijzonder aan Giethoorn. De gastheren zitten hier op de tribune. Ik vond dat ze in Giethoorn een voorbeeld hebben laten zien waaruit blijkt hoe je dat met elkaar doet. Ondernemers en bewoners zorgen er samen met de gemeente voor dat er wel verdiend kan worden zonder dat de overlast al te groot wordt.
Tijdens de toerismetop is Perspectief 2030 gepresenteerd. Het is een visie op de toekomst. Het NBTC trok daarbij de kar. De Staatssecretaris omarmt deze visie en zal met dit perspectief in de hand met een actieprogramma komen. De vraag is natuurlijk wanneer we dat mogen verwachten en of dat gepaard kan gaan met een concrete tijdsplanning.
Het idee van het NBTC is om aan bestemmingsontwikkeling te doen. Dat is natuurlijk niet onverwacht, want met verhalen vertellen trek je toeristen. Maar dan is er wel kennis nodig, bijvoorbeeld over bezoekersstromen. Ik wees daar tijdens ons vorige overleg over toerisme trouwens ook al op. In de huidige plannen wordt dan ook nadrukkelijk gevraagd om een landelijke data-alliantie. Hoe denkt de Staatssecretaris over de wens om tot een dergelijke data-alliantie te komen? Hoe kan dit door haar ondersteund en aangejaagd worden? Ziet zij daarnaast nog mogelijkheden om samen met het NBTC hard aan deze toerismekar te trekken en ervoor te zorgen dat de verhalen zichtbaar worden? Even technisch: is de financieringswijze van het NBTC nog wel voldoende afgestemd op die nieuwe visie? Wellicht is dat ook mee te nemen bij de uitwerking van het eerder genoemde actieprogramma. Overigens denk ik dat het NBTC hard nodig is. Maar dat geldt ook voor de financiering van anderen. Wellicht moet het Rijk ook daarbij een inspanning leveren.
Ik wil ook kort wat zeggen over de ondernemers in deze sector. Keihard werken is het daar. Ik vind dat de overheden deze ondernemers niet in de weg moeten zitten. Ik zal geen opsomming geven van allerlei ingewikkelde verordeningen en zo, waar zij allemaal mee te maken krijgen. Ik wil hier eigenlijk een oproep doen. Kunnen de lokale overheden – de gemeenten, de provincies – tijdens de volgende toerismetop, in Zeeland, ook tijd en aandacht besteden aan een vereenvoudiging en een soepele inrichting van toeristische verordeningen in den brede? Niet alleen de verhalen en bijvoorbeeld het vervoer moeten op elkaar afgestemd worden. Ook de regels waarmee de ondernemers die de gemeentegrens of provinciegrens overschrijden te maken hebben, zouden op elkaar afgestemd moeten worden. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of zij deze oproep steunt en of zij ervoor kan zorgen dat deze twee zaken prominent op het programma van de top in Zeeland komen te staan.
De voorzitter:
Een ogenblik, meneer Wörsdörfer. Ik zie dat de heer Futselaar u een vraag wil stellen. Meneer Futselaar.
De heer Futselaar (SP):
Ik begrijp het verhaal van mijn buurman volkomen. Ik zoek alleen een beetje naar een voorbeeld: wat is in de praktijk het probleem met botsende regels bij grensoverschrijdend ondernemen? Ik heb daar niet helemaal een beeld bij. Ik denk dat we moeten voorkomen dat we «minder regels» zeggen zonder expliciet te maken wat we dan weg willen hebben of minder willen.
De heer Wörsdörfer (VVD):
Ik zei niet «minder regels». Ik zei dat de regels op elkaar zouden moeten aansluiten. Als de ondernemer voor het maken van een boottocht in de ene gemeente aan bepaalde eisen moet voldoen en in de gemeente ernaast aan een hele set andere eisen, dan lijkt mij dat onpraktisch. Het lijkt mij logisch dat daarover wordt nagedacht en dat wordt bekeken hoe die in één lijn gebracht kunnen worden. Ik wil daarmee dus niet zeggen dat de lokale overheden niet hun eigen regels mogen bepalen. Sterker nog, wij vinden allemaal de gemeente de eerste overheid. Maar ik zou het wel handig vinden als zij bij het stellen van hun eisen rekening houden met de eisen die in de nabijgelegen gemeenten worden gesteld.
De voorzitter:
Ik dacht heel even dat meneer Von Martels iets wilde zeggen. Ik heb het toch goed opgevangen: meneer Von Martels wil ook graag een vraag aan u stellen. Gaat uw gang.
De heer Von Martels (CDA):
Inderdaad. Dank u, voorzitter. Meneer Wörsdörfer had ook eerst zijn hele pleidooi mogen houden.
In Perspectief 2030 staat dat het uitgangspunt is dat iedere Nederlander in 2030 profijt heeft van toerisme. Kan de heer Wörsdörfer antwoord geven op de vraag of hij dat ook zo ziet en op welke wijze dat gerealiseerd kan worden?
De voorzitter:
Meneer Wörsdörfer, u kijkt er moeilijk bij, maar ik zou u toch willen vragen om in ieder geval een poging te wagen.
De heer Wörsdörfer (VVD):
Zeker. Ik keek nu moeilijk omdat eigenlijk de vraag is wat ik vind van het hele actieprogramma, dat er nog niet is, en wat ik vind van Perspectief 2030. Volgens mij vinden we allemaal dat wij in Nederland zo veel mogelijk moeten genieten van wat de toeristen brengen, zonder daarbij uit het oog te verliezen dat er allerlei overlast is. Ik denk dat elke euro die een toerist uitgeeft, ten goede komt aan iedereen in Nederland. Het idee dat elke Nederlander er baat bij moet hebben, zie ik eigenlijk in een soort gecombineerd verhaal. Enerzijds is dat economisch: toerisme is een enorm belangrijke sector voor de Nederlandse economie. Anderzijds moeten we de overlast inperken. Ik zei het al. Ik vind die visie dus goed. Ik vind ook het idee om verhalen te vertellen goed. Het idee dat je probeert om toeristen niet allemaal naar één punt in Nederland te laten gaan, maar ook naar elders, vind ik ook goed. Dus ik omarm dat verhaal.
De heer Von Martels (CDA):
Het is goed om dit antwoord te horen, want zo denkt het CDA er ook over. Alleen, anno 2019 ervaren wij dat er nog wel wat moet gebeuren om het kwaliteitstoerisme meer aan bod te laten komen en het massatoerisme, waar bijvoorbeeld Amsterdam mee te kampen heeft – ik noem maar een voorbeeld – terug te drinken. Terugdringen. Terug drinken? Het past wel in het beeld dat ik heb van massatoerisme.
De voorzitter:
Er wordt veel gedronken in Amsterdam.
De heer Von Martels (CDA):
Hoe denkt de heer Wörsdörfer daarover? Hoe kunnen we dat terugdringen?
De heer Wörsdörfer (VVD):
Nou vind ik het eigenlijk jammer dat het woord «Amsterdam» is gevallen. Dat kwam de vorige keer ook prominent aan de orde. Toerisme in Nederland is zoveel meer. Jammer dat daar dan weer de focus op wordt gelegd. Er moet een heleboel gebeuren, en dat is precies waarom hier concrete ideeën liggen. Die moeten wel verder ingevuld worden. Ik heb de Staatssecretaris gevraagd hoe zij denkt daaraan te kunnen gaan bijdragen. Het lijkt mij goed als we met z'n allen eraan werken dat de toeristen inderdaad zo veel mogelijk genieten van ál het moois van Nederland.
De voorzitter:
Heeft u nog een aanvullende vraag, meneer Von Martels?
De heer Von Martels (CDA):
Ja. Ik heb natuurlijk nog geen antwoord gekregen. Het is jammer dat Amsterdam wordt genoemd. Dat was maar als voorbeeld, maar er zijn meer plekken waar we negatieve ervaringen opdoen met massatoerisme. Mijn vraag was meer: hoe dringen we die dan terug? Welke opties komen volgens de heer Wörsdörfer daarvoor in aanmerking?
De heer Wörsdörfer (VVD):
Dan zou ik zelf toch Amsterdam kunnen noemen. Het idee om daar 20.000 parkeerplekken te laten verdwijnen, lijkt mij een goede bijdrage te leveren aan het verminderen van het aantal toeristen. Maar laten we dat niet doen, want dat is namelijk aan de lokale overheid. Wij moeten ervoor zorgen dat zij de ruimte heeft om haar dingen te kunnen doen. Het is natuurlijk ook aan haar om daarover na te denken. Het hele idee dat hier voorligt, is dat de gemeenten daarover met elkaar nadenken en dat wij ook nadenken over de vervoersstromen. Ik vraag niet voor niks om inzicht in de data, zodat je ook aan de hand daarvan kunt nadenken over hoe je de toeristen meer kunt laten genieten van alles in Nederland. Ik zei het al. Daarmee zou je ook de massa's die zich op bepaalde plekken concentreren wat kunnen verdunnen. En dat lijkt mij heel goed.
De voorzitter:
Dank. Het ziet ernaar uit dat u dit voldoende heeft beantwoord. Maar ik zie dat de heer Van der Lee namens GroenLinks ook nog een vraag heeft. Meneer Wörsdörfer, u bent wel aan de beurt! Meneer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Nu een interruptiedebatje is ontstaan en Amsterdam wordt genoemd, wil ik toch nog even een vraag stellen. Ik zie nou juist dat handhaving ook op De Wallen echt wel effect heeft. Ik kan het beoordelen, want ik woon in Amsterdam. Dat geldt ook voor het voortzetten van het beleid, waarmee de VVD trouwens is begonnen. Het terugdringen van het aantal parkeerplekken kan ook een zinnige bijdrage leveren. Wil de VVD de vooruitstrevende rol die zij in Amsterdam op dit terrein heeft gespeeld, ook breder in het land introduceren?
De heer Wörsdörfer (VVD):
Volgens mij doet de heer Van der Lee de VVD-fractie en de VVD-wethouders van het vorige college nu te veel eer aan, want dit plan kwam toch echt van de wethouder van GroenLinks die er nu zit. Overigens ben ik het natuurlijk wel helemaal met hem eens dat handhaving van groot belang is, waar we het ook over hebben. Dat zal een VVD'er natuurlijk nooit ontkennen.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Van der Lee een aanvullende vraag heeft. Gaat uw gang.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Op dat laatste punt maak ik dan toch nog een opmerking. Het valt mij op dat collega's uit de fractie van de heer Wörsdörfer vrij negatief reageren op het moment dat Amsterdam handhaaft. Ik kan mij iets herinneren over een viszaak die horeca-activiteiten ontplooide op een plek waar dat niet mocht. Nou ja, goed, dat is een voorbeeld van handhaving. Als u dan zegt «dat moet u niet doen», dan hoor ik toch twee geluiden. Dat is niet heel consistent.
De heer Wörsdörfer (VVD):
Nou, volgens mij is het wel consistent, want ik heb net al gezegd dat ik vind dat de overheden de ondernemers niet te veel in de weg moeten zitten. Ik ken de feiten van die zaak in Amsterdam natuurlijk niet, maar dat daar de overheid de ondernemer in de weg zit, lijkt mij duidelijk. Overigens heb ik er zelf iets van gezegd, namelijk: je moet nadenken over maatwerk en je moet kijken met welke verwachtingen die zaak daar is gestart. Maar goed, ik vind dat wij daar niet al te veel over moeten spreken hier, want hoe men daarmee aan de slag gaat is een zaak van Amsterdam.
De voorzitter:
We dwalen inderdaad wat af. U heeft nog ruim 34 seconden om uw eerste termijn af te maken.
De heer Wörsdörfer (VVD):
Ik wilde nog één opmerking maken, namelijk over bereikbaarheid. Dat is iets anders. Het mooie van Kamerlid zijn, is dat je met allerlei mooie initiatieven in aanraking komt. Inmiddels weet ik van allerlei innovatieve bedrijfjes die bezig zijn om het probleem van de last mile op te lossen, met elektrische scooters, met steps, fietsen en weet ik veel wat allemaal meer. In Den Haag zijn recent heel leuke groene scooters in het straatbeeld verschenen. Laten we dat ook breed omarmen. Bij dezen doe ik ook de oproep om de gemeenten te vragen waar mogelijk te experimenteren met dat soort vormen van vervoer als oplossing voor die last mile. Want volgens mij worden we daar met z'n allen beter van.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Wörsdörfer. Dan geef ik het woord aan de heer Futselaar namens de SP.
De heer Futselaar (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben een nieuwe woordvoerder op dit dossier, dus het leek mij wel aardig om met Perspectief 2030 te beginnen om me een beetje in te werken. Dan lees je dat. Nou, dat is een mooi rapport. Het is eigenlijk vooral een verzameling goede voornemens en algemene richtlijnen. Wat het wel heel erg mist, is een uitvoeringsprogramma: wat gaan we er daadwerkelijk mee doen? Dat is eigenlijk de vraag: wat gaan we doen, en waar? Er staan wel zinnen in zoals «Nederland overal aantrekkelijk». Dan denk ik «ja, dat is mooi», maar als je je op alles focust, dan focus je je in de praktijk eigenlijk op helemaal niets. Als je besluit om te investeren in Zeeland, dan doe je dat dus niet in Groningen. Als je besluit om specifiek Friesland te gaan vermarkten, dan doe je dat niet met Limburg. Er is dus wel een noodzaak om die focus op een gegeven moment aan te brengen. Beleid maken is keuzes maken, en dan moet je daar ook eerlijk over zijn. Dat gebeurt in de praktijk ook gewoon.
Ik heb bij het NBTC eens gekeken hoe de HollandCity-strategie er nou eigenlijk uitziet. Dat blijft overigens een curieuze naam, want ik denk dat we allemaal weten dat de mooiste city's in dit land niet in Holland liggen. Maar goed, ik begrijp de keuze. Dat van Zwolle, weten we allemaal. Het NBTC heeft een mooi kaartje ontworpen met alle verhaallijnen die ze zien en met denkbeeldige metrolijnen en stations. Dat is heel overzichtelijk en heel interessant. Maar dan zie je dat de bulk van de haltes in West-Nederland ligt. Oost-Nederland doet het ook nog aardig. Maar Friesland heeft twee haltes, Drenthe heeft er één en Groningen heeft er nul. Die focus is er in de praktijk kennelijk wel. Voor de duidelijkheid overhandig ik het kaartje nu aan de voorzitter. Ik vind het toch opmerkelijk. Aan de ene kant wordt het signaal gegeven dat heel Nederland aantrekkelijk moet zijn, maar aan de andere kant laat men een kwart van het land bijna links liggen. Dat geldt zeker voor de spreiding. Want als je ergens zonder overlast toeristen kwijt kunt dan is het wel in Noord-Nederland.
Dan Giethoorn waar deze commissie op werkbezoek was. Dat is een interessante casus. In het seizoen, maar ook vaak daarbuiten, ziet het daar zwart van de toeristen, waarvan een groot deel uit Azië afkomstig is. Het zijn toeristen die langer dan een paar uur in Nederland blijven en daardoor ook economische waarde opleveren. Helaas belandt slechts een klein deel daadwerkelijk in Giethoorn. Veel van die toeristen komen in Amsterdam aan. Daar heb je hem weer. Ze gaan per georganiseerde touringcar naar Giethoorn, lopen daar een paar uur rond en gaan dan weer terug, waarmee Giethoorn wel volledig de lasten krijgt, maar slechts een beperkt deel van de lusten. Wij moeten toeristen ervan overtuigen om langer in dat gebied te blijven en meer te zien. De elementen die daarvoor nodig zijn, zijn er al. In de omgeving heb je middeleeuwse stadjes als Steenwijk en Meppel. In het zuiden heb je Hanzesteden aan de IJssel. Je hebt het Dwingelderveld. Je hebt de Veluwe. Je hebt het Vechtdal en je hebt het nationaal park Weerribben-Wieden dat eigenlijk om Giethoorn heen ligt, maar waar de meeste toeristen maar een heel klein stukje van zien. Wat er nog mist, zijn de strategie en de middelen om dat te ontwikkelen. Ik heb een heel concrete vraag aan de Staatssecretaris. Uw collega van LNV is bezig met het ontwikkelen van nieuw beleid voor nationale parken. Uit een andere commissie weet ik dat we daar binnenkort een brief over krijgen. Het is een beetje het stiefkind van het Nederlands natuurbeleid. Die parken hebben een enorm toeristisch potentieel, maar daar wordt nu in de praktijk bijna niks mee gedaan. Dat heeft ook met middelen te maken. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om daar meer met toerisme te doen? Misschien ziet zij ook mogelijkheden om een beetje EZ-geld in te zetten om iets meer te doen met die ecologische parels van Nederland. U kijkt mij verwachtingsvol aan, voorzitter. Ben ik door mijn tijd heen?
De voorzitter:
Een halve minuut nog.
De heer Futselaar (SP):
Door mijn tijd heen dus. Mijn slotzin is dat de bereikbaarheid echt een probleem is. Ik ben met het openbaar vervoer naar het werkbezoek gegaan waar ik zojuist naar verwees. Giethoorn is ongeveer 50 kilometer van mijn woonplaats, maar ik was anderhalf uur onderweg. Daar hebben we nog een wereld te winnen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Futselaar. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van der Lee namens de fractie van GroenLinks.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit mij heel graag aan bij het bevlogen betoog van de heer Futselaar. Ik ben het op heel veel punten absoluut met hem eens. Op zich ben ik ook positief over de agenda 2030. Ik zou zeggen dat alle partijen, alle stakeholders die daarbij betrokken zijn, daarmee aan de slag moeten. Wat de rol van het kabinet betreft, wil ik wat meer focus. Ik zou een specifiek project centraal willen stellen. Dat sluit heel erg aan bij het betoog van de heer Futselaar. Met name in krimpregio's zien we een combinatie van de problematiek. Ik zou het heel interessant vinden als de Staatssecretaris samen met haar collega de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, zo heet het tegenwoordig, een pilot start met het promoten van de e-bike voor toeristen en dan vooral in krimpgebieden. Ik denk met name aan Oost-Groningen, Zeeland en het zou ook heel goed in de Achterhoek kunnen, maar daar kom ik zelf vandaan dus misschien moet u een andere regio kiezen. Dat laat ik aan u over. Mensen die dagritjes op de fiets maken, geven 283 miljoen euro uit. Het leuke is dat toeristen op een e-bike minder last hebben van de «last mile»-problematiek. Ze komen wat verder zonder al te veel zadelpijn, want zo vaak fietsen ze niet. Een verbeterde e-bike-infrastructuur met laadpunten en een goede bewegwijzering is ook interessant voor de Nederlanders. Dat is een manier om bepaalde regio's aantrekkelijk te maken en beter te ontsluiten voor toeristen. Ik zou graag zien dat er wat concrete pilots worden gestart. EZK kan samen met collega-bewindslieden – bijvoorbeeld van LNV – met een aantal projecten komen om toch een beetje vlees op de botten van de agenda 2030 te krijgen. Dat is eigenlijk mijn belangrijkste pleidooi.
Tot slot. Tijdens het vorige overleg hebben we het vaak gehad over verhuur van woningen via platforms. Ik noem toch Airbnb in Amsterdam. De situatie is er niet op vooruitgegaan sinds de laatste keer dat we erover spraken. Er zijn onder supervisie van BZK pilots gestart. Hoe staat het daarmee? Wordt het niet toch tijd om sneller toe te werken naar landelijke regelingen die paal en perk aan te stellen aan het verhuren van woningen via platforms en de overlast en toestanden daaromheen?
De voorzitter:
U bent aan het eind van uw bijdrage. Ik zie dat de heer Wörsdörfer een vraag heeft.
De heer Wörsdörfer (VVD):
Op het laatste punt, voorzitter. De heer Van der Lee signaleert terecht dat het met Airbnb in Amsterdam niet zo geweldig loopt. Ik hoor hem daarna meteen pleiten voor een landelijke regeling. Ik kan me voorstellen dat je het gemeenten of provincies mogelijk wil maken om regelingen te treffen die niet voor elke gemeente hetzelfde hoeven te zijn. Sterker nog, ik kan me best voorstellen dat in bepaalde gebieden waar de heer Van der Lee de e-bikes wil inzetten, juist meer ruimte geboden kan worden voor Airbnb-concepten. Is hij dat met mij eens of heb ik hem verkeerd verstaan?
De heer Van der Lee (GroenLinks):
We zijn het volgens mij helemaal eens. Ik doelde op een kaderregeling met een menu waarvan gemeenten al naar gelang hun problematiek gebruik van kunnen maken. Dit moet je echt niet overal identiek willen uitrollen. Zo hebben we er eerder ook niet over gesproken. Dat zou ik niet willen. Maar zo'n kaderregeling met een aantal extra instrumenten is in sommige situaties echt nodig en zeker behulpzaam.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage.
We zijn aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik stel voor om ruim een kwartier te schorsen tot 15.40 uur.
De vergadering wordt van 15.23 uur tot 15.40 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de eerste termijn van de zijde van de Staatssecretaris in het algemeen overleg Toerisme van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Ik geef de Staatssecretaris graag het woord.
Staatssecretaris Keijzer:
Dank u, voorzitter. Het is goed om hier met elkaar te spreken over toerisme, werkelijk een sector van formaat. De omzet is in 2017 gestegen tot meer dan 82 miljard euro. Wij hebben het dan over zo'n 760.000 banen. Een op de dertien banen is dus te vinden in het toerisme. Het is een sector die groeit. Dat zie je overal in de wereld. Ook bij ons groeit de hoeveelheid internationale toeristen. Maar in tegenstelling tot wat vaak gedacht en gezegd wordt, zijn de grootste groeiers gewoon onze buren. Het zijn dus de Belgen en de Duitsers die naar Nederland komen.
Toerisme is een sector met een grote impact op de economie en op onze leefomgeving. Het is dan ook van het grootste belang dat bij alle inspanningen die wij met elkaar doen, wij ervoor zorgen dat het een aantrekkelijke sector blijft voor ons allemaal. En dan zie je soms heel mooie voorbeelden en soms heel mooie berichten voorbijkomen. The Times noemde Dordrecht recent de verborgen parel van Nederland. Nou, die kan je in je zak steken, zeg ik dan maar. En dan helpt het natuurlijk ook nog eens dat Dordrecht dit jaar de stad was waar The Passion werd gehouden. Tussen al die prachtige, mooie liedjes zie je een hele mooie stad voorbijkomen, met een rijke historie. Complimenten dan ook voor Dordrecht, wat mij betreft een inspiratie voor alle regio's en steden.
Voorzitter. Ik weet nog dat ik de vorige keer bij het AO Toerisme alle provincies afgelopen heb en heb aangegeven wat voor mij in ieder geval het hele mooie is van Nederland in al zijn diversiteit. Ik ga direct nog in op het verzoek van de heer Van der Lee over een e-bikeproject in Oost-Groningen. Ik zag daarbij meteen weer de uitgestrektheid van dat deel van ons land voor me, en hoe je daar altijd het gevoel hebt dat de lucht net een beetje hoger hangt. Maar daar kom ik direct op.
Voorzitter, dit ter inleiding. Ik wil graag achtereenvolgens stilstaan bij de volgende onderwerpen: de toerismetop die wij weer gaan houden in het najaar in Zeeland, Perspectief 2030 en de vraag wat het NBTC de komende tijd zou kunnen doen.
Zoals gezegd hebben wij ook vorig jaar in de Kamer gesproken over het belang van toerisme en dan vooral de samenwerking die daarbij fundamenteel is. Dan heb ik het over verschillende overheden, ondernemers en regionale marketingorganisaties. Samenwerking is essentieel om de kansen van het groeiende toerisme te verzilveren en om ervoor te zorgen dat drukke plaatsen in Nederland leefbaar blijven en dat het belang van bewoners goed wordt gehoord. Bij het verzilveren van de kansen van het groeiend toerisme heb je bij uitstek de provincies en de gemeenten nodig. Ik zeg altijd dat het vanuit Den Haag altijd moeilijk inschatten is waar kansen liggen, waar nog prachtige, mooie stukjes van Nederland verborgen zijn die je met het juiste beleid aantrekkelijk kunt maken voor toerisme. Daar heb je juist die samenwerking voor nodig.
Ik was dan ook heel blij met het initiatief vanuit de provincie Overijssel en de gedeputeerde aldaar, Van Hijum, om de nationale toerismetop daar te organiseren. Dit najaar gaan we het in Zeeland nog eens dunnetjes overdoen, zoals ik dat altijd zeg, en daar weer met elkaar bepalen wat de komende tijd van belang is.
In de voorbereiding van de vorige toerismetop is Perspectief 2030 opgesteld, een nieuwe visie op de bestemming van Nederland. Ik ben blij dat het NBTC het initiatief genomen heeft om met de sector, experts, bewoners, ondernemers en bestuurders een visie richting 2030 te ontwikkelen. Uitgangspunt daarbij is dat Nederlanders in 2030 profijt moeten hebben van toerisme. Daartoe zijn vijf strategische pijlers geformuleerd. Lusten en lasten in balans is de eerste. Dan Nederland overal aantrekkelijk. De derde is toegankelijk en bereikbaar. Vier: verduurzamen moet. En vijf: een gastvrije sector.
De heer Von Martels vroeg of ik daar niet een extra pijler aan wil toevoegen, namelijk de graag geziene gast. Als je tegen mij zegt «de graag geziene gast», wie is dat dan? Dat is volgens mij een toerist die komt genieten van alle mooie dingen die wij in Nederland te bieden hebben, maar vervolgens ook nog een paar euro's besteedt. Want zo is het natuurlijk ook wel weer. Als je zegt «een graag geziene gast» zou zomaar iemand het gevoel kunnen hebben dat het niet voor hem of haar geldt en dat hij een ongeziene grage gast is. Volgens mij is dat nu juist wat niet bij gastvrijheid hoort. Bij gastvrijheid moet je uitstralen dat iedereen welkom is. Zijn er dan toeristen van wie je denkt «moet dat nou zo»? Ja, absoluut. Maar de kansen liggen er juist in het aanbod zo te maken dat die zich ook gaat gedragen. Daar zijn wij met z'n allen van harte mee bezig. Ik zat net even te kijken en te surfen op het internet. Daar kwam ik een website tegen, genaamd Ruis & Reuring. Ik vond dat eigenlijk wel mooi geformuleerd: wij willen een toerismebeleid dat uitnodigt tot zachte ruis en vrolijke reuring. Dan kan er ook zomaar eens iemand zijn die niet alleen maar cultureel geïnteresseerd is, die niet alleen zakelijk naar Nederland komt. Ik snap heel goed wat de heer Von Martels bedoelt – en volgens mij vinden wij dat ook allemaal – maar wij missen kansen als wij het als zodanig daaraan toevoegen, terwijl wij het over de achtergrond van die vraag wel allemaal eens zijn.
De voorzitter:
Een ogenblik, Staatssecretaris. Ik zie dat de heer Von Martels nog niet helemaal overtuigd is en over zijn idee van de drie g's, de graag geziene gast, nog een vraag wil stellen.
De heer Von Martels (CDA):
In ieder geval om te benadrukken waarom ik dat naar voren bracht. Wij hebben allemaal hetzelfde doel voor ogen: dat iedereen in Nederland in 2030 profiteert van alle gasten die wij in Nederland hebben. Maar wij moeten wel concluderen dat dit anno 2019 nog niet het geval is. Willen wij echt de doelstellingen waarmaken, dan moeten wij echt wat concreter worden en meer focus leggen op die doelstellingen. Dat betekent dus vooraf keuzes maken: wat en wie willen wij uitnodigen in Nederland, welke buitenlandse toerist zien wij hier dolgraag komen en welke hebben wij even liever niet hier omdat ze voor overlast zorgen? Het thema «de graag geziene gast» vestigt wat mij betreft de nadruk op de keuzes die wij moeten maken ten aanzien hiervan.
Staatssecretaris Keijzer:
Op zichzelf deel ik de gedachte daarachter. De heer Futselaar stelde dat in zijn termijn als volgt. Hij vroeg: moet je niet kiezen waarin je investeert? Ik hoor de heer Von Martels eigenlijk zeggen dat je wilt spreiden, dat je mensen wilt uitnodigen om naar bepaalde delen van je land te komen. Dat zit absoluut in het beleid.
Tegen de heer Futselaar zeg ik dat wij niet zozeer vanuit Den Haag investeren in allerlei bestemmingen. Dat is juist wat er in al die provincies moet gebeuren. Wat mij betreft geldt dat voor alle provincies. Alle provincies in Nederland hebben iets te bieden. Ik zeg dan ook niet vanuit Den Haag voor welke plek ik kies. Nee, vanuit Den Haag zeg ik – en dat is ook de toekomst van het NBTC – dat wij moeten zorgen dat het NBTC zo zijn werk gaat doen dat het gericht is op het verleiden van toeristen om naar plekken in Nederland te komen waar zij niet vanzelf naartoe zouden komen. Ik zeg gelijk tegen de heer Von Martels dat het ook een kwestie is van gewoon jezelf een beetje gedragen, van jezelf op een manier opstellen dat je volgende keer weer welkom bent. Ik hoor zowel de heer Von Martels als de heer Futselaar zeggen, maar in andere woorden, dat het goed is dat wij in ons toeristisch beleid kijken waar de kansen liggen. Daar moeten dan de desbetreffende provincies en gemeenten aan bestemmingsmanagement doen en daarin investeren. Vervolgens moet je het aanbod zo maken dat je ook de toerist krijgt waar je vervolgens blij mee bent.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Futselaar ook nog een interruptie heeft.
De heer Futselaar (SP):
Ik begrijp de Staatssecretaris wel, maar ik vind het toch ook weer net iets te makkelijk om te zeggen dat de provincies en gemeenten investeren. Dan schuif je het wel heel ver weg, al is het maar omdat er provincies en gemeenten zijn die effectief aanmerkelijk minder middelen hebben dan sommige andere provincies en gemeenten. Dus dat trekt het sowieso al wat scheef. Ook heel simpel: als er een Nederlands standje ergens in China staat, van «Dit is Nederland, kom Nederland bezoeken», kun je daar maar een aantal folders neerleggen. Je zult dus op een gegeven moment de afweging moeten maken waar je op gaat inzetten. Dat is wat ik net zei. Als je op alles focust, focus je uiteindelijk op niets. Dat is de realiteit. Dan kijk ik toch ook wel naar het Rijk. Moet daar niet een wat grotere strategische afweging worden gemaakt?
Staatssecretaris Keijzer:
Wat de heer Futselaar zegt, daar zit absoluut iets in. Maar als je het kaartje pakt dat hij net zelf liet zien, dan zie je dat er in de verhaallijnen keuzes zijn gemaakt. En dan kom je in bepaalde delen van Nederland terecht. Terecht zei de heer Futselaar: ik zie dat er in de noordelijke provincies nog wat onontgonnen gebied is. Als je er zo naar kijkt, dan klopt dat. Maar Leeuwarden was vorig jaar culturele hoofdstad en dat heeft geleid tot ongelofelijk veel bezoek daarnaartoe. Daar zijn ze nu aan het nadenken: hoe zorgen we dat we de stroom van mensen daarnaartoe kunnen houden? Ik vind dat heel erg goed. Dit kaartje is, lijkt mij, ook een aanleiding voor de bestuurders aldaar – omdat het regionaal beleid is – om eens te kijken of de drie provincies misschien gezamenlijk iets te bieden hebben wat aantrekkelijk is voor de toerist. Dan is dat iets wat zij moeten willen. En dan kunnen ze in gesprek met het NBTC om te kijken hoe het NBTC hen vervolgens kan helpen om de toeristen daarnaartoe te krijgen. Maar het is niet iets wat ik hier vanuit Den Haag ga verzinnen. Daar heb ik twee redenen voor. Ik ben daar niet geboren en getogen, dus ik ken het gebied niet zo goed als zij dat kennen. De andere reden is dat ze dan tegen mij zullen zeggen: «Keijzer, waar bemoei je je mee? Toeristisch beleid is economisch beleid. Dat is regionaal beleid, en daar staan wij voor aan de lat».
De heer Futselaar (SP):
Dat is ook waar, maar in zekere zin zullen ze in de regio's ook heel erg de neiging hebben om met elkaar te concurreren, want elke toerist die naar Deventer gaat, gaat niet naar Zwolle, zeg ik maar even als Zwollenaar. Op zich is dat natuurlijk een schande. Nee, dat is onzin, maar het punt is duidelijk. Dan zullen mensen wel zeggen: oké, als wij samenwerken, als wij iets samen doen, heeft het Rijk ons dan ook iets te bieden daarin? Ik begrijp best dat de Staatssecretaris weinig zin heeft om vanuit Den Haag miljoenen te gaan verdelen en een masterplan toerisme op te gaan zetten. Aan de andere kant moet je het als Rijk ook niet loslaten en zeggen: we hopen op het beste. Want dan hoef je ook geen visies te hebben en dat soort dingen. Dan hoef je überhaupt geen AO over toerisme te houden.
Staatssecretaris Keijzer:
Over dat laatste ga ik niet. De Kamer organiseert haar eigen agenda, zoals u weet. Toch ga ik hier iets tegenover zetten. Kijk nou eens naar die verhaallijnen, naar de Hanzesteden, om maar eens een voorbeeld te noemen. Doordat je een aantal parels aan elkaar knoopt, wordt het juist interessant voor de toerist om daarheen te gaan. Dat geldt niet als je als toerist de eerste keer naar Nederland komt. Dat hebben we de vorige keer ook met elkaar gedeeld. De eerste keer land je op Schiphol en ga je naar Amsterdam. Als toeristen voor de tweede keer in Nederland zijn, is het wel mogelijk om te proberen ze deze kant op te trekken. Wat je in mijn gemeente en in de omgeving waar ik geboren en getogen ben ziet gebeuren, is dat er wel naar de Zaanse Schans getrokken wordt en dat er wel naar de kaasmarkt in Edam getrokken wordt. Ook daar liggen kansen om parels aan elkaar te verbinden, om ervoor te zorgen dat ze komen. Dus ik wil niet vanuit Den Haag gaan bepalen waar in de provincie die parels liggen en hoe die op zo'n manier aan elkaar geregen kunnen worden dat je toeristen verleidt en uitdaagt om naar andere plekken in Nederland te komen. Dat is bij uitstek iets wat ze prima zelf kunnen in de andere delen van Nederland.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Van der Lee ook een vraag heeft. Maar alvorens ik hem de mogelijkheid geef om zijn vraag te stellen, vertel ik nog even dat we rond 16.00 uur gaan schorsen in verband met de stemmingen. Meneer Van der Lee, gaat uw gang.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik ga toch nog even door op wat de Staatssecretaris zei over hoe ze haar rol ziet. Een van de winstpunten, ook van de toerismetop en van die agenda, is dat er niet alleen gesproken wordt over toerisme als doel maar ook als middel tot andere doelen. In Nederland hebben we de problematiek in krimpgebieden. Dat zijn ook dunbevolkte gebieden met een opeenstapeling van problematiek. Provincies die grote krimpgebieden hebben, hebben ook vaak niet de middelen om er echt substantieel wat aan te doen. Ik zie hier mogelijkheden voor win-winsituaties, waarbij het er niet om gaat eenzijdig te bepalen wat daar moet gebeuren, maar waarbij er wel kansen en ook oplossingen liggen voor het iets meer sturen op toerismestromen en op verduurzaming, waarbij het mogelijk is om krimpregio's iets te bieden waar ze economisch wat mee kunnen. Zou dat niet een kans zijn voor de Staatssecretaris om samen met collega-bewindslieden, die misschien ook over wat geld beschikken, en samen met die regio's tot een aantal interessante pilots te komen?
Staatssecretaris Keijzer:
De heer van der Lee kan altijd voortreffelijk in alle redelijkheid een voorstel doen waarvan je denkt: dat klinkt goed. Ik aarzel toch een klein beetje, omdat mijn collega van BZK volgens mij bezig is met krimpgebieden en omdat ik weet dat de collega van LNV bezig is met Regio Deals en met nationale parken. Daar kom ik later op terug. Op zichzelf denk ik: laten we eens kijken hoever we met elkaar kunnen komen. Ik zeg er wel meteen bij dat ik moet opereren binnen de bestaande budgetten die ik heb. Wat ik wel kan doen, is mensen enthousiasmeren en met elkaar in contact brengen.
Laat ik de volgende toezegging aan de heer Van der Lee doen. Er wordt op dit moment samen met provincies gekeken naar actieprogramma's. Ik zal zeker ook aan gedeputeerden van de provincies waar sprake is van krimpgebieden, vragen: hoe zie jij toerisme in jouw omgeving als een economische trekker, om daar activiteiten naartoe te krijgen, en wat heb je daarvoor nodig? Want soms kun je wel binnen bestaande budgetten kijken hoe je dingen net een beetje anders kunt organiseren, zodat het daar aantrekkelijk wordt. Het e-bikeproject dat de heer Van der Lee noemde, zou een voorbeeld hiervan kunnen zijn. Maar ik weet niet hoe daar in Oost-Groningen naar gekeken wordt. Misschien hebben ze daar wel een compleet ander idee. Dus ik spreek met de gedeputeerden. Ik ben bezig met een uitnodiging voor de nieuwe gedeputeerden Economische Zaken, om elkaar te ontmoeten en te bespreken wat we met elkaar kunnen doen. Daar zal ik dit onderwerp ook aan de orde stellen. Maar ik kan hier nu niet zeggen dat dit betekent dat er een aantal projecten komen, want ik wil niet treden in de bevoegdheden die ze daar zelf hebben. Zij zijn degenen die weten wat er in hun gebied nodig is. Maar ik wil het gesprek daarover absoluut aangaan.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank. Dat is in ieder geval een toezegging waar ik blij mee ben. Mag ik er dan nog eentje bij vragen? Ik vraag u om specifiek met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat om de tafel te gaan zitten, want daar zit geld en daar zit ook een grote verduurzamingsopgave als het gaat om mobiliteit. We weten dat toerisme een groot onderdeel is van mobiliteit. Ook daar liggen, denk ik, kansen voor win-winsituaties. Zeker waar u zelf beperkte middelen heeft als het gaat om toerisme, zou ik u toch willen vragen om daar specifiek het gesprek te zoeken en ons te rapporteren of daar mogelijkheden en kansen liggen.
Staatssecretaris Keijzer:
Ik moest even in mijn stukken zoeken. Het gaat hierbij om IenW; het is terecht dat de heer Van der Lee dat opnoemt. Ik heb net al aangegeven hoe in zijn algemeenheid het gesprek met gedeputeerden zou kunnen zijn, maar het klopt dat dit niet mijn verantwoordelijkheid is. Daarom kijk ik nu even hoe het zit. Het is als volgt. Het Rijk zet ook in op meer fietsen. De Staatssecretaris van IenW werkt aan een Fietsagenda 2.0. Ik zie de heer Van der Lee knikken, dus hij is daar bekend mee. In die zin is het heel goed dat provincies op een toenemend gebruik inzetten. Dat is dus een goede zaak. Het Rijk werkt mee aan het actief uitdragen van Nederland als fietsland en bestemming voor fietstoerisme. IenW ondersteunt de inzet van de publiek-private Dutch Cycling Embassy. I was not aware of that, maar het klinkt in ieder geval fantastisch. Vanuit mijn ministerie wordt, zoals u weet, het NBTC ondersteund. Dus misschien is het de moeite waard om eens te kijken of je meerwaarde kunt organiseren als je deze dingen aan elkaar verbindt. Dat zeg ik aan de heer Van der Lee toe: ik ga eens kijken hoe EZK en IenW – die samenwerking is er al – samen met het NBTC en uiteraard de desbetreffende gedeputeerden, want die moeten het willen, een kans kunnen bieden voor dit gebied.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Keijzer:
Het Perspectief 2030 zegt in grote lijnen dat we van bestemmingspromotie naar bestemmingsmanagement gaan. Daarvoor is het nodig dat je weet wie jouw toerist is. Wie is jouw bezoeker? Welke plaats wil die bezoeken? Wat is de sterkte van je eigen regio? Wat heb je vervolgens aan aanbod nodig om ook die toerist of die bezoeker te faciliteren? Nationaal ligt er dus ook een taak. In een aantal debatjes heb ik daar al het een en ander over gezegd, maar voor mij ligt er een thema over een overschrijdende en een goede samenhang aanbrengende taak, waarbij je een sterk aanbod van Nederland in het buitenland kunt neerleggen en waarbij we van elkaar leren.
De heer Wörsdörfer vroeg aan mij: er wordt gewerkt aan een actieplan; als je dat vertaalt in de termen van 2030, zou je dat dan een toerismepact kunnen noemen? Het is maar net welk stempel je erop zet. Maar we gaan met elkaar kijken wat er de komende tijd in die verschillende delen van Nederland nodig is. De bedoeling is om dat in het najaar in Zeeland te bespreken.
Voorzitter. Dan kom ik toe aan het NBTC en de beleidsevaluatie, maar het is 16.00 uur en u moet stemmen.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat totdat de bel gaat.
Staatssecretaris Keijzer:
Ik ga gewoon verder. Zoals u in de stukken heeft kunnen lezen, is er een beleidsevaluatie. Dan gaat het ook over de inzet voor deze organisatie vanaf 2020. Op basis van die beleidsevaluatie gaan we de nieuwe subsidie vaststellen, waarbij we in plaats van een focus op groei de focus willen leggen op het spreiden in tijd en ruimte, zodat we daar de komende tijd op kunnen voortborduren.
De heer Von Martels van de fractie van het CDA citeerde uit de brief: «Het is tot dusverre te onduidelijk hoe NBTC zich verhoudt tot wat als zijn natuurlijke achterban beschouwd moet worden (...)». Deze passage refereert aan een conclusie die de onderzoekers van Dialogic in de beleidsevaluatie trekken. Hierbij geven de partners waar het NBTC mee samen heeft gewerkt aan dat ze in het algemeen tevreden zijn over de samenwerking. Dan gaat het over de klassieke taken, de bestemmingspromotie, maar ook over het verzamelen van data. Naast de traditionele taken is het belangrijk dat het NBTC bij het uitvoeren van nieuwe taken op nationaal niveau blijft opereren. Dat is precies wat ik net aangaf: provincies, gemeenten en regionale organisaties hebben daarbij een eigen verantwoordelijkheid. Het is ook van belang dat juist dat evenwicht in stand blijft, dus dat iedereen doet waartoe hij of zij op aarde is en waarvoor hij of zij geëquipeerd is.
De heer Von Martels zei ook dat er wel prognoses van het aantal toeristen worden gegeven, maar dat het NBTC niet aangeeft hoeveel toeristen er daadwerkelijk zijn gekomen. Dat onderzoek zou heel intensief zijn, zeker ook financieel gezien. De vraag is wat de toegevoegde waarde daarvan is. We houden ons dan ook vast aan de CBS-cijfers over het aantal verblijfbezoekers in Nederland.
Tot slot. Dat punt raakt ook een beetje aan de vraag: waartoe is het NBTC op aarde? De heer Martels zei: hé, wat bijzonder, een ticket bij het NBTC voor de Keukenhof is duurder dan als je het elders koopt. Dit is een van de vragen die we ook met het NBTC gaan bespreken: is dat nou waartoe jij op aarde bent, of moeten we eens kijken of dat iets is wat niet bij jou thuishoort?
De heer Wörsdörfer vroeg nog aan mij naar de data-alliantie, een van de onderdelen van Perspectief 2030. De data-alliantie gaat over het verzamelen en delen van data. Daarvoor is het natuurlijk wel nodig dat iedereen daaraan meedoet. Het vraagt om inzet en een bijdrage van kennisinstellingen, CBS, NBTC, provincies en anderen. Ik denk dat deze samenwerking winst kan opleveren, want meten is hier toch ook vaak weten. De komende subsidieperiode wil ik dan ook met name de kennis- en datafunctie van het NBTC ondersteunen. Daarnaast is er nog de samenwerking tussen CELTH, CBS en NBTC om te gaan kijken wat voor innovatieve dingen je kunt doen met die data in het zogenoemde Data & Development Lab. Zeker vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de digitale economie, ben ik heel benieuwd wat daaruit voortkomt.
Voorzitter. Dan heb ik nog een mapje overig. Ik praat gewoon heel snel door. Misschien ben ik wel klaar voordat de Kamerleden gaan stemmen.
De heer Wörsdörfer vroeg mij nog naar the last mile. Ik denk dat het van belang is om hier ook weer te kijken naar de Fietsagenda die er ligt. We hebben het daar net al even over gehad. Maar IenW is ook samen met ons bezig met vragen rondom mobiliteitsconcepten en om Mobility as a Service te stimuleren. Er zijn zeven regionale pilots gestart om de mogelijkheden in beeld te brengen. Mobility as a Service werkt met een app en helpt mensen met kiezen tussen verschillende mogelijkheden om van A naar B te reizen. Alle vervoerstypes krijgen daar uiteindelijk een plek in. Het actuele reisadvies dat de MaaS-app gaat bieden is gebaseerd op persoonlijke voorkeuren van reizigers. We kennen allemaal de apps en we weten hoe het werkt. Maar hier gaat het met name werken als katalysator om het toerisme te krijgen op de plekken waar ze naartoe willen.
De heer Futselaar vroeg nog aan mij hoe het zit met de nationale parken. Kan een nationaal park ook niet een mooie plek zijn voor toeristen om te bezoeken? Zeker. We kennen ze zelf natuurlijk ook allemaal als we naar andere landen reizen. In Nederland hebben we ook prachtige plekken. Ik moet u hiervoor alleen wel verwijzen naar de Minister van LNV. Zij is hiervoor beleidsverantwoordelijk. Tijdens het AO van 12 februari heeft zij toegezegd de Kamer te informeren over haar beleid en de afspraken die zij wil gaan maken met de regionale bestuurders. Ik vind het niet verstandig om daardoorheen te fietsen, al dan niet op een e-bike.
De heer Futselaar (SP):
Dat begrijp ik, en dat weet ik, want ik was bij dat AO. Ik zit daar voortdurend te drammen over nationale parken, dus het is geen toeval. Het probleem is dat nationale parken in Nederland gewoon niet de status hebben die zij in het buitenland hebben. Ik noem ze zelf wel de ecologische stiefkinderen. Het zijn prachtige dingen en als het gaat om toeristische uitstraling zijn er wel heel goede voorbeelden, maar zijn het ook echt ondergeschoven kindjes waar we ook op toeristisch gebied veel meer uit zouden kunnen halen. Ik verwacht niet dat de Staatssecretaris hier een heel beleid gaat opnoemen, maar ik verwacht wel dat er vanuit het toerisme wordt aangesloten bij wat er gaat gebeuren. Wat krijgt de Kamer straks voor beleid voor haar kiezen? Want ik vind dat hier een heel belangrijke toeristische tak aan zit. Het moet niet straks alleen natuurbeleid worden.
Staatssecretaris Keijzer:
In zijn algemeenheid zie je in de wereld van het natuurbeheer steeds meer oog voor het feit dat het trouwens ook voor het draagvlak voor deze natuurgebieden gewoon goed is dat mensen er gebruik van kunnen maken. Dus dat gaat goed. Dat zie je ook in provincies. Bijvoorbeeld in Overijssel, in Giethoorn, is men de Weerribben met elkaar aan het verbinden. Dus dat is ook goed. Het vraagstuk dat u hier nu op tafel legt, is echt een verantwoordelijkheid van de Minister van LNV. U zult dus daar moeten blijven hameren. Op het moment dat dat zijn beslag gaat krijgen, weet ik zeker dat al die gedeputeerden en gemeentebestuurders hier weer hun economische en toeristische kansen zien liggen.
De voorzitter:
Meneer Futselaar, als een beetje een natuurparkendrammer, gaat uw gang.
De heer Futselaar (SP):
Er zitten er volgens mij een paar op de tribune. Ik praat weleens met gemeentebestuurders en gedeputeerden in Overijssel en zij zeggen: we hebben hier prachtige plannen et cetera, en het zou fijn zijn als het Rijk hier een extra zetje wil geven. De Staatssecretaris heeft helemaal gelijk: als je een toeristische basis onder zo'n nationaal park kunt leggen, dan kun je daar deels het natuurbeheer mee bekostigen. Dan los je dus in zekere zin beide problemen op. Wat mij dwarszit is het volgende. Als ik hiernaar vraag, hoop ik niet op het antwoord: dit is het terrein van mijn collega. Dan hoop ik dat de Staatssecretaris antwoordt: ik ben voortdurend in gesprek met mijn collega hierover, want als Staatssecretaris die verantwoordelijk is voor toerisme, heb ik ook een stake in de nationale parken. Ik zou het jammer vinden als het helemaal langs elkaar heen gaat bij de verschillende departementen.
De voorzitter:
Staatssecretaris, kunt u de heer Futselaar een klein beetje geruststellen?
Staatssecretaris Keijzer:
We werken niet langs elkaar heen. Maar de missie waar de heer Futselaar mee bezig is, is zorgen dat er een predicaat «nationale parken» komt. Daarvoor moet hij echt bij de Minister van LNV zijn. Op het moment dat dat zijn beslag krijgt, zullen de kansen daarvan gepakt worden. Maar wat ik u hier zeg vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het toerisme, is dat ik juist al zie hoe op verschillende plekken in Nederland... «Natuurplekken» klinkt zo raar, want dan is het alsof je alleen als je een nationaal park bent, de moeite waard bent om te bezoeken. Het tegenovergestelde is volgens mij ook waar. De kansen zullen dus wel gepakt worden. Maar de missie van de heer Futselaar betreft de discussie over de nationale parken. Daarvoor moet hij echt bij de Minister van LNV zijn. Misschien moet u eens vragen hoe het daarmee staat.
De heer Futselaar (SP):
Dat heb ik in februari al gedaan.
Staatssecretaris Keijzer:
Oké. Dat is dus al in februari gebeurd.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Keijzer:
Voorzitter. Twee vragen nog. Wordt het geen tijd om paal en perk te stellen aan de toeristische verhuur, vroeg de heer Van der Lee. Daar wordt aan gewerkt door mijn collega van BZK. Op 13 maart is een brief verstuurd over de aanpak gericht op het tegengaan van de negatieve effecten van toeristische verhuur via platforms zoals Airbnb. Want dat is nou een van de voorbeelden waaruit blijkt dat dingen misgaan. Overigens is dat niet overal het geval. Door de aanpassing van de Huisvestingswet, die in de brief is aangekondigd, krijgen gemeenten die de negatieve effecten ervaren de mogelijkheid om een registratieplicht op te leggen aan particulieren die hun huis aan platformen aanbieden. Daarnaast bekijken we of er mogelijkheden zijn om de platformen zelf aan te schrijven om daar wat aan te doen. Dat blijkt in verband met een Europese richtlijn wat ingewikkelder te zijn. Op dat vlak ben ik verantwoordelijk, maar dit is echt zo'n onderdeel waarbij wij in gezamenlijkheid hebben gezegd dat we toch eens moeten kijken of wij extra stappen kunnen zetten.
Voorzitter. Dan het laatste. Als ik het mij goed herinner, vroeg de heer Wörsdörfer of wij op de toerismetop in Zeeland aandacht kunnen vragen voor gemeentelijke regels die elkaar tegenwerken of die misschien wat ingewikkeld zijn. Regelgeving is natuurlijk van belang bij bestemmingsmanagement. Ik vind «bestemmingsmanagement» niet zo uitnodigend klinken, maar «bestemmingsverleiding» is misschien weer de andere kant op. Misschien is het wel goed om hier te zeggen dat regelgeving die frustreert daar natuurlijk niet aan meehelpt. Provincies hebben hierbij een belangrijke coördinerende rol. In mijn gesprekken met gedeputeerden zal ik ook hiervoor nog eens aandacht vragen. Los van de toezegging die ik net heb gedaan aan de heer Van der Lee kan ik dit ook tegen de heer Wörsdörfer zeggen. Ik kan vragen of zij in hun gesprekken met gemeenten ook bezien of er in dezen dingen zijn die elkaar onnodig bemoeilijken. Als je heerlijk in een kano zit en zonder het te weten een gemeentegrens overgaat – die zie je vaak niet – dan zou het toch van de gekke zijn dat je dan opeens een boa aan je kar hebt hangen die iets anders van je vraagt dan waaraan je dacht voordat je in dat bootje stapte.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, Staatssecretaris, voor de beantwoording in eerste termijn. Ik kijk of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie twee keer een nee. Heeft u daar behoefte aan, meneer Van der Lee? Ja. Ik zie dat de heer Von Martels daar ook behoefte aan heeft. Dan geef ik als eerste het woord aan de heer Von Martels voor zijn tweede termijn.
De heer Von Martels (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Dit onderwerp kent vele facetten. Ik heb nog niet helemaal het idee dat alle aspecten aan bod zijn gekomen. Dat heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat we slechts drie minuten spreektijd tot onze beschikking hadden. Toerisme is natuurlijk in algemene zin gerelateerd aan leefbaarheid, aan mobiliteit, aan cultuurbeleving. Het CDA pleit ervoor om de focus te leggen op kwaliteitstoerisme en dat dwingt ons om concrete keuzes te maken. Ik heb niet de indruk dat de Staatssecretaris en ik elkaar zo goed begrijpen. Eigenlijk wil ik daarom een VAO aanvragen, zodat ik via een motie nog eens even goed naar voren kan brengen wat het CDA nou precies bedoelt met kwaliteitstoerisme. Daarom vraag ik het VAO aan.
Dit is mijn inbreng voor deze tweede termijn.
De voorzitter:
Dank, meneer Von Martels. Dan ga ik naar de heer Van der Lee namens de fractie van GroenLinks.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ik dank haar ook voor de toezeggingen. Ik herken mij een beetje in de natuurparkdrammer naast mij, als krimpgebieddrammer, maar ook wel als e-bikepromotor. De e-bike kan die dingen trouwens ook verbinden. Het enige wat ik wilde weten, is of de Staatssecretaris mij een datum kan noemen waarop zij mij wat meer informatie zal geven over hetgeen zij heeft toegezegd. Dat kost wat tijd. De gedeputeerden zijn nog niet allemaal benoemd, dat weet ik. Maar iets van een datum is altijd fijn.
Dat was het.
De voorzitter:
Dank. Dan wil ik graag de heer Moorlag de mogelijkheid geven om zijn bijdrage in tweede termijn te leveren. Die is wel beperkt. Ik waardeer dat u aanschuift, meneer Moorlag. Ik weet uit ervaring hoe het is om voor een kleine partij veel AO's en plenaire debatten af te lopen.
Ik geef graag het woord aan de heer Moorlag namens de PvdA.
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Ik kom uit een AO waar slechts drie Kamerleden waren. Ik had al eerder willen vertrekken, maar dat kon ik voor mijn geweten niet goed rechtvaardigen.
Het zou aanmatigend zijn om hier nog een heel uitgebreide bijdrage te leveren, maar ik wil wel graag het volgende punt maken. In de aanloop naar dit debat hebben wij een voortreffelijk werkbezoek afgelegd aan Giethoorn. Vorig jaar was het vraagstuk van overtoerisme en ondertoerisme in dit algemeen overleg heel nadrukkelijk een punt van zorg. Ik heb moeten vaststellen dat het overtoerisme in Giethoorn in een jaar tijd nog niet weg is. Ik ga niet direct voorstellen om ergens in de polders een tweede Giethoorn te bouwen om tot halvering van de toeristenstroom te komen, maar mijn vraag aan de Staatssecretaris is wel of zij wil bijdragen aan het oplossen van het vraagstuk daar. Er ligt daar een goede agenda, maar ik heb het idee dat het een probleem is dat de schaal van een gemeente te boven gaat en dat een helpende hand van andere bestuurslagen – de provincie ligt voor de hand en het Rijk – in dezen toch wel nut en betekenis kan hebben en op veel waardering zal mogen rekenen. In ieder geval van mij.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage, meneer Moorlag. Dan geef ik graag de Staatssecretaris de mogelijkheid om op de vragen van de Kamerleden te antwoorden.
Staatssecretaris Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. Uiteraard is het mijn plaats om een VAO af te wachten, maar ik hecht er toch wel even aan om te benadrukken dat we in mijn beleving – dat gaan we dan meemaken – echt niet zo heel ver van elkaar vandaan liggen. We willen toeristen ertoe verleiden om ook op andere plekken in Nederland te gaan kijken. Dat wordt de focus van de komende jaren. Ik hoorde de heer Von Martels zeggen dat ons dat dwingt om concrete keuzes te maken. Als met dat «ons» wordt bedoeld dat juist de gedeputeerden samen met de wethouders ingaan op de vraag wat je nou nodig hebt in een gebied, dan is dat waar. Als dat «ons» is «ik als subsidiërend overheidsorgaan», aan het NBTC, om te bepalen wat vervolgens op rijksniveau nodig is om daartoe te komen, dan zijn we het ook met elkaar eens. Het wordt alleen lastig als je moet gaan zeggen wat een kwaliteitstoerist dan is. Kwaliteitstoerisme is voor de een roseetjes drinken op een terras. Voor de ander is het een week verblijven op een natuurcamping. Voor de volgende is het overnachten in een mooi, tot hotel verbouwd kasteel. Noem het vervolgens allemaal maar op. Het gaat er mij juist om dat overal juist die keuze wordt gemaakt waar mensen zelf van vinden dat ze daar sterk in zijn. Want het heeft namelijk geen enkele zin om een tweede Giethoorn te bouwen. Maar dat bedoelt de heer Moorlag natuurlijk ook helemaal niet, want dat wordt nooit zo echt en zo mooi als het is als het de passie heeft van de mensen die erin leven en ervoor zorgen.
De heer Van der Lee vroeg aan mij of ik bereid ben om te vertellen wat er uit het gesprek is gekomen. Dat zal de Kamer uiteindelijk aantreffen in de actieagenda die vastgesteld zal worden.
De voorzitter:
Een ogenblik. Ik heb de indruk dat de heer Van der Lee vroeg op welke termijn hij daar iets over mag verwachten.
Staatssecretaris Keijzer:
De toerismetop is in het najaar, maar de datum is nog niet bekend. De verwachting is dat de actieagenda er is zodra de datum van de toerismetop bekend is. Wat er met dat idee is gedaan, zal uiteindelijk daarin zijn beslag krijgen. Zoals gezegd, om dit soort dingen van de grond te krijgen heb je echt de mensen die daar wonen en werken nodig. Ik ga wel kijken hoe de verschillende onderwerpen die bijvoorbeeld belegd zijn bij IenW en in de Fietsagenda verbonden kunnen worden. Dat heb ik toegezegd. Tot zover de heer Van der Lee.
Tot slot, voorzitter. De heer Moorlag vroeg aan mij of ik wil bijdragen aan het oplossen van het vraagstuk in Giethoorn. Volgens mij zijn de provincie Overijssel en de gemeente Steenwijkerland bezig dat op te lossen. Zij hebben een budget vrijgemaakt van – ik zeg het uit mijn hoofd – 13 plus 6 miljoen, dus bij elkaar 19 miljoen. Die cijfers kloppen nog, hoor ik hier. Zij zijn bezig met een meerjarenprogramma om ervoor te zorgen dat de leefbaarheid van Giethoorn verbetert. Want het is daar 's zomers gewoon echt heel druk. Niet altijd, maar soms is het daar echt heel erg druk. Als zij van mij praktische steun nodig hebben, dan ben ik daartoe altijd bereid, maar ik denk dat zij mans genoeg zijn om zelf te werken aan de leefbaarheid. Daar moet dat tenslotte ook gebeuren. Als er behoefte is aan ondersteuning vanuit het NBTC: ook altijd toe bereid.
De voorzitter:
Meneer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik wil er toch de aandacht op vestigen dat zowel de gemeente als de provincie toch ook bij de landelijke volksvertegenwoordiging aandacht heeft gevraagd voor de problematiek. Ik vind dat het ook wel een symptoom is van echt uit de kluiten gewassen middelen. Als je met een goed rapport bij mijn oma kwam, dan was het altijd zo: er stonden altijd wel wat potjes op de vensterbank; soms zat er niks in een van de potjes die je omkeerde, maar uiteindelijk was er altijd wel een potje of zo waar nogal iets uitrolde. Mijn verzoek aan de Minister is toch om te kijken of zij een bijdrage kan leveren anders dan een aai over de bol en een warme handdruk.
Staatssecretaris Keijzer:
Mij is het meest bijgebleven dat, als ik met een mooi cijfer thuiskwam, mijn vader altijd zei: zie je wel! Het dus heel betrekkelijk en maar weer net wat je daarin het meeste waardeert.
Alle gekheid op een stokje, er gebeurt natuurlijk ook een heleboel. Als je het hebt over bestemmingsmanagement: dit hele AO hebben we besteed aan het niet meer doen aan bestemmingspromotie, maar aan bestemmingsmanagement. We hebben hier gesproken over datamanagement, data-alliantie en de vraag hoe je met data stromen kunt richten. De heer Wörsdörfer vroeg daarnaar. Volgens mij gebeurt er daar echt een heleboel. Als er vanuit de provincie Overijssel, vanuit het NBTC, nog extra ondersteuning nodig is, kunnen we altijd met elkaar kijken wat er dan nodig is. Maar ik zou het op dit moment niet zo kunnen bedenken. Maar ze hebben onze telefoonnummers.
De voorzitter:
Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording in de tweede termijn. Ik heb een voorzichtige toezegging van de Staatssecretaris waarin zij aangeeft een brief te sturen over de samenwerking tussen de ministeries van EZK en van IenW, het NBTC en de gedeputeerden ten aanzien van toerisme in krimpregio's plus over de regelgeving in de gemeenten. Ik begrijp dat er voor het najaar een toerismetop gepland zal worden. Daar wordt een actieagenda besproken. Mijn vraag is: komt die actieagenda ook nog naar de commissie?
Staatssecretaris Keijzer:
Ik heb toegezegd dat ik de regeldruk in het kader van toerisme zal bespreken met de gedeputeerden. De actieagenda zal besproken worden op de toerismetop. Ik weet niet wanneer die is, maar als die agenda er is, komt die uiteraard. De toezegging over de brief snap ik niet zo. Ik zit mij even af te vragen wat u daarmee bedoelt.
De voorzitter:
Dat komt bij die actieagenda.
Staatssecretaris Keijzer:
Dat komt bij die actieagenda. Ja. Dat geldt ook voor de krimpgebieden. Correct, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Ik concludeer dat een VAO zal worden gepland, met als eerste spreker de heer Von Martels. Daarmee komen we ruim binnen de tijd aan het einde van dit AO Toerisme. Ik dank de mensen thuis, de Kamerleden, de Staatssecretaris en de ambtelijke ondersteuning.
Sluiting 16.25 uur.