[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Aanpak gezinshuizen

Jeugdzorg

Brief regering

Nummer: 2019D19197, datum: 2019-05-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31839-653).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31839 -653 Jeugdzorg.

Onderdeel van zaak 2019Z09381:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

31 839 Jeugdzorg

Nr. 653 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 mei 2019

Ter voorbereiding op het algemeen overleg van 16 mei 2019 over pleegzorg en gezinshuizen informeer ik uw Kamer in vervolg op mijn brief over pleegzorg van 4 april 20191 en het plan «De best passende zorg voor kwetsbare jongeren»2, over de aanpak van gezinsgerichte vormen van jeugdhulp.

Bij deze brief ontvangt u, mede op verzoek van het lid Agema, een door een kerngroep van betrokken organisaties (Jeugdzorg Nederland, Gezinshuis.com, de VNG, het OZJ, BGZJ, de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) en het NJi) opgesteld koersdocument gezinshuizen. Dit koersdocument zal de komende tijd door betrokken partijen worden uitgewerkt tot een concreet plan. Tegelijk ontvangt u de door de sector opgestelde kwaliteitscriteria voor gezinshuizen. Tevens ga ik in deze brief in op de stand van zaken van enkele moties en toezeggingen, waaronder de motie van het lid Voordewind c.s. over de leeftijdsgrens in gezinshuizen3.

Hoofdlijnen in de aanpak gezinshuizen zijn:

1. Nieuwe kwaliteitscriteria voor gezinshuizen

2. Betere matching

3. Verruiming leeftijdsgrens in gezinshuizen

4. Versterken regionale aanpak

5. Leren en kennisdelen

Kinderen groeien «zo thuis mogelijk» op: bij voorkeur in het eigen gezin, maar wanneer dit niet lukt in een pleeggezin of een gezinshuis. Dit is één van de uitgangspunten van het actieprogramma Zorg voor de Jeugd. Ik zie bij alle betrokken partijen een grote ambitie om dit uitgangspunt waar te maken. De nieuwe CBS-cijfers over 2018 laten zien dat gemeenten er meer in slagen om jeugdhulp dichtbij en gezinsgericht in te zetten, in het netwerk van de jongere of via gezinsgerichte vormen van jeugdhulp en dat men beter weet te voorkomen dat andere vormen van verblijf noodzakelijk zijn:

– We zien een daling van jeugdhulp met verblijf, van 46.285 kinderen en jongeren in 2017, naar 42.665 in 2018. Tegelijkertijd zien we een stijging van gezinsgerichte vormen van verblijf. Van 5.325 kinderen en jongeren in 2017 naar 6.080 in 2018.

– Deze trend zien we al langer. In 2015 verbleven nog 4.480 kinderen en jongeren in gezinsgerichte vormen van jeugdhulp.

– Het aantal kinderen en jongeren in pleegzorg is in 2018 gedaald, van 21.960 kinderen en jongeren in 2017 naar 20.740 kinderen in 2018. Wel zien we een stijging van het aantal pleegkinderen boven de 18 jaar, van 630 op 31 december 2017 naar 1.150 op 31 december 2018.

– We zien een grote stijging in jeugdhulp in het netwerk van de jongere, van 58.005 kinderen en jongeren in 2017 naar 73.055 in 2018.

Specifiek voor gezinshuizen laten cijfers van Gezinspiratieplein een toename zien van het aantal kinderen in gezinshuizen, van 1.362 jeugdigen in 2011 naar meer dan het dubbele aantal van 3.113 jeugdigen in 2018.

2011 62 389 1.362
2012 64 479 1.677
2014 68 587 1.728
2016 70 764 2.594
2018 71 937 3.113
Bron: Factsheet gezinshuizen 2018, Gezinspiratieplein, 11 februari 2019

Deze positieve ontwikkeling van de cijfers laat onverlet dat er nog een grote opgave is om meer kinderen gezinsgericht op te laten groeien: beter worden in preventie, pleegzorg versterken, meer investeren in kleinschalige gezinsgerichte voorzieningen, alternatieven ontwikkelen voor gesloten jeugdhulp en huidige vormen van gesloten jeugdhulp om- en afbouwen.

1. Aanpak gezinshuizen

Bijgevoegd ontvangt u – mede naar aanleiding van de motie van de leden Voordewind en Peters4 – het door de jeugdhulpsector (BGZJ, gezinshuis.com) in samenwerking met de VNG opgestelde koersdocument gezinshuizen5. Naar aanleiding van deze motie heb ik de sector gevraagd om een plan op te stellen. Het bijgevoegde koersdocument zet hiertoe een belangrijke stap. De komende tijd wordt het koersdocument uitgewerkt tot een concreet plan.

De jeugdhulpsector en de gemeenten (VNG) laten met het koersdocument zien echt werk te willen maken van de ambitie om kinderen en jongeren «zo thuis mogelijk» te laten opgroeien en samen het verschil te willen maken in het leven van kinderen, jongeren en ouders.

Het bijgevoegde document bevat een koers voor de doorontwikkeling van gezinshuizen. De betrokken partijen zullen deze koers positief voorleggen aan de leden en het document verder uitwerken tot een concreet plan, waarbij na wordt gegaan hoe de beoogde acties aansluiten op andere ontwikkelingen en domeinen, zoals het onderwijs, het plan best passende zorg voor meest kwetsbare jongeren, acties die vanuit pleegzorg worden ingezet en ontwikkelingen op het vlak van wijkgericht werken. Ook de motie van het lid Voordewind c.s.6 vraagt hier aandacht voor. Ik zal met de betrokken partijen concrete afspraken maken over de financiële randvoorwaarden die nodig zijn voor de uitvoering van dit plan. De betrokken partijen zullen voortvarend aan de slag gaan om het plan verder te concretiseren, de kwaliteitscriteria toepasbaar te maken en een goede verbinding te maken met het onderwijs.

Hoofdpunten die ik belangrijk vind in de aanpak gezinshuizen zijn:

1) Nieuwe kwaliteitscriteria voor gezinshuizen

Bij deze brief ontvangt uw Kamer door de jeugdhulpsector zelf opgestelde nieuwe kwaliteitscriteria voor gezinshuizen7. Deze criteria vormen een belangrijke basis voor de aanpak gezinshuizen, dat zich richt op het (kwalitatief) versterken van gezinshuizen. Deze criteria zijn mede ontwikkeld naar aanleiding van aanbevelingen van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd8 (IGJ).

De bijgevoegde kwaliteitscriteria richten zich o.a. op:

Bekwame gezinshuisouder: welke eigenschappen, competenties en vaardigheden zijn voorwaardelijk voor een duurzaam en goed functionerende gezinshuisouder?

Leefklimaat in gezinshuizen: wat zijn de kenmerken van een positief en ondersteunend leefklimaat in een gezinshuis?

Positie van de jeugdige en diens ouders: hoe kunnen rechten, wensen en behoeften van de jeugdige en diens ouders geborgd worden?

Organisatie van transparante, navolgbare en goede zorg: hoe kan de zorg in gezinshuizen georganiseerd worden, bij wie is welke verantwoordelijkheid belegd en hoe kan transparantie geboden worden?

Uit de kwaliteitscriteria vloeit een duidelijke definitie en gewenste grootte (in de regel 4 tot 6 kinderen) van gezinshuizen voort, zodat voor alle betrokken partijen, zoals kinderen, ouders, gezinshuisouders en bijvoorbeeld gemeenten als financiers, duidelijk is wanneer men spreekt van een gezinshuis en waar een gezinshuis zich op richt in de hulp, opvoeding en ondersteuning die het biedt.

Bij de nadere uitwerking van het koersdocument gezinshuizen zal ook worden ingaan op de implementatie van deze kwaliteitscriteria. De IGJ gaat de kwaliteitscriteria gebruiken bij het toezicht op gezinshuizen.

2) Betere matching

Kinderen met een hulpvraag dienen zo snel mogelijk op een voor hun passende plek hulp te ontvangen en zo min mogelijk te worden overgeplaatst. Voor alle betrokkenen, zoals kinderen, (pleeg)ouders en professionals, kan het ingrijpende gevolgen hebben als jeugdhulptrajecten vroegtijdig worden beëindigd en kinderen worden overgeplaatst. Om matching te verbeteren is het van belang dat betrokken partijen in de praktijk leren van ervaringen met trajecten die niet verlopen zoals van tevoren verwacht.

Om matching te verbeteren worden, ook vanuit het plan «best passende zorg voor kwetsbare jongeren» de volgende acties in gang gezet:

Factsheet bij uithuisplaatsing: het NJi heeft een factsheet «jeugdhulp met verblijf: welke plek past het beste bij dit kind» in voorbereiding. Naar verwachting wordt deze factsheet eind mei gepubliceerd op de website van het NJi. De factsheet kan een leidraad zijn voor de professionals en plaatsende instanties bij de matching en plaatsing van uit huis te plaatsen kinderen.

Gezamenlijke visie: vanuit het koersdocument gezinshuizen werken de betrokken partijen een gezamenlijke visie uit waarin duidelijk wordt welke hulp en ondersteuning gezinshuizen kunnen bieden en wat gezinshuizen van andere partijen nodig hebben om passende zorg te kunnen bieden. Hierdoor wordt sneller duidelijk welke hulp en ondersteuning er voor een kind op gang moet komen en welke partij daarbij kan ondersteunen.

Reduceren overplaatsingen: de bij het plan «de best passende zorg voor kwetsbare jongeren» betrokken partijen streven naar het reduceren van het aantal overplaatsingen in de JeugdzorgPlus naar minder dan 5%. De branches stellen een gezamenlijk plan op om overplaatsingen tussen hun residentiële instellingen zoveel mogelijk te verminderen. Daarnaast wordt binnen het «actieonderzoek continuïteit in de pleegzorg» met pleegzorgaanbieders gewerkt aan het verminderen van vroegtijdige beëindigingen binnen de pleegzorg en het uitvallen van pleegouders.

Handboek matching: In 2017 is een handboek matching9 gepubliceerd waarmee professionals een stappenplan kunnen doorlopen om langdurig uit huis geplaatste jongeren te koppelen aan een pleeggezin of gezinshuis.

3) Verruiming leeftijdsgrens in gezinshuizen

Binnen gezinshuizen zien we nog te vaak dat jongeren hun stabiele en liefdevolle plek moeten verlaten terwijl ze hier nog niet aan toe zijn. Ook de motie van het lid Voordewind10 vraagt hier aandacht voor. Niet zelden komen jongeren in een gezinshuis uit onveilige en problematische situaties. Het opbouwen van stabiliteit en vertrouwen is van cruciaal belang voor hun verdere leven. Een langer verblijf in het gezinshuis, waar een vertrouwensband met de gezinshuisouders is opgebouwd, biedt de benodigde stabiliteit en veiligheid voor de jongere om toe te groeien naar zelfstandigheid. Bij jongeren en gezinshuisouders is er dan ook grote behoefte om de gezinshuisplek na de 18de verjaardag nog een tijdje te kunnen continueren.

Het moment waarop deze jongeren toe zijn aan zelfstandigheid verschilt. Bij sommigen is dat op 18, bij andere op 19 of 20 jarige leeftijd. Dit vraagt dus maatwerk en flexibiliteit. Belangrijk hierbij is om al vroegtijdig de route naar zelfstandigheid in een toekomstplan (inclusief onderwijsperspectief) uit te werken. Het gevraagde maatwerk en flexibiliteit dat nodig is, is in principe onder de verlengde jeugdhulp mogelijk, maar wordt, doordat niet altijd meer een dringende jeugdhulpvraag voorligt, heel verschillend ingevuld.

Hieraan wil ik een impuls aangeven als volgt:

Verruiming leeftijd kinderen in gezinshuizen: Ik ben voornemens om met de VNG af te spreken om, ter uitvoering van de motie van het lid Voordewind, ook voor gezinshuizen de leeftijd te gaan verruimen. De financiële implicaties hiervan worden betrokken bij de Voorjaarsnota.

Concrete uitwerking in voortgangsrapportage Zorg voor de Jeugd: Over de concrete uitwerking van dit voornemen, onder andere wat betreft de afbakening van het voorstel en de mogelijke juridische verankering zal ik uw Kamer informeren bij de eerstvolgende voortgangsrapportage Zorg voor de Jeugd.

4) Versterken regionale aanpak

Door de 42 jeugdhulpregio’s wordt er met ondersteuning van de VNG en het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) hard gewerkt aan de uitvoering van de regionale plannen om kleinschalige en gezinsgerichte voorzieningen in de jeugdhulpregio’s te versterken. De extra financiële middelen (transformatiemiddelen) worden ingezet om nieuwe initiatieven op te richten, uithuisplaatsingen te voorkomen en om een gezinsgerichte aanpak te stimuleren.

In dit kader worden de volgende activiteiten ondernomen:

Pilots: In vijf jeugdhulpregio’s zijn pilots gestart om de jeugdhulp in gezinsvormen te stimuleren. Met de middelen uit het transformatiefonds kunnen deze regio’s innovatieve en nieuwe trajecten starten om jeugdhulp in gezinsvormen daadwerkelijk vorm te geven. De resultaten van de pilots, welke verwacht worden aan het eind van dit jaar, zullen worden benut bij de verdere beleidsontwikkeling rond de inzet van jeugdhulp in gezinsvormen en zullen inzicht geven in wat gemeenten kunnen doen om meer gezinsgerichte voorzieningen te creëren als alternatief voor residentiële vormen van jeugdhulp.

Pilot gemeente Apeldoorn. Een mooi voorbeeld uit de praktijk is het project InHuis van de gemeente Apeldoorn wat samen met de verschillende jeugdhulporganisaties is opgezet. Het project zet zich in om nieuwe steungezinnen, pleeggezinnen en gezinshuizen te werven. Het doel hiervan is om kinderen, die uit huis worden geplaatst, toch in een gezin te laten opgroeien of uithuisplaatsing te voorkomen.

Leernetwerken: Regionaal worden er leernetwerken ingericht. De kwaliteitscriteria gezinshuizen zullen hier al lerende worden getoetst aan de praktijk. Ook nieuwe en innovatieve vormen van kleinschaligheid kunnen in de praktijk worden uitgeprobeerd en toegepast. Met de kennis en de ervaring die hier wordt opgedaan kunnen de gezinshuisouders, zorgaanbieders en franchise-organisaties samen met de gemeenten het initiatief nemen om in de regionale leernetwerken kennis uit te wisselen en te delen.

5) Leren en kennisdelen

Het is van groot belang dat gezinshuizen zich blijven ontwikkelen en hulp en ondersteuning constant merkbaar verbeteren. De sector richt zich hierbij op het leren van elkaar, het delen van kennis en het samen adresseren en bespreken van knelpunten.

Hiertoe worden de volgende acties in gang gezet:

Ambassadeurs: ervaren gezinshuisouders zullen zich gaan inzetten om startende- en/of gezinshuizen met problemen te ondersteunen.

Collectieve vertegenwoordiging: de gezinshuissector gaat zich collectief vertegenwoordigen om gezamenlijk te leren, kwaliteit te borgen en elkaar lokaal, regionaal en landelijk te representeren.

Centraal informatiepunt innovatie en goede voorbeelden: het NJi richt een centraal punt in waar goede voorbeelden en innovatieve manieren van werken worden verzameld, verrijkt en gepresenteerd.

– Hogescholen gaan opleidings- en ontwikkeltrajecten ontwikkelen. Een aantal Hogescholen heeft inmiddels concrete interesse aangetoond.

Gemeentelijke werkgroep: uit wens van een aantal gemeenten faciliteren het NJi en de VNG een gemeentelijke werkgroep waarbij men kennis en ervaring deelt, gemeenten leren van elkaar en elkaar ondersteunen.

Implementatie

Het koersdocument zal de komende tijd door de betrokken partijen, met ondersteuning van mijn ministerie, verder worden uitgewerkt. Daarbij zal na worden gegaan hoe specifieke acties ingezet zullen worden en hoe verbinding wordt gezocht met andere acties en domeinen, zoals onderwijs en het plan «best passende zorg voor kwetsbare jongeren», waar ook de motie van het lid Voordewind c.s.11 aandacht voor vraagt. Over de financiële randvoorwaarden om deze acties uit te voeren maak ik concrete afspraken met de sector.

Aansluiting met onderwijs

Kinderen en jongeren die verblijven bij pleegouders of in gezinshuizen volgen onderwijs. Vaak in regulier onderwijs, maar ook (bijvoorbeeld bij leer- of gedragsproblemen) op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Het is van groot belang dat ook deze jongeren een passend onderwijsaanbod en een ontwikkelings- en onderwijsperspectief krijgen, met waar nodig extra ondersteuning via het onderwijs of jeugdhulp. Bij de verdere uitwerking van de plannen zal daarom met OCW en de raden voor het primair-, voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs gesprekken worden gevoerd om tot goede en onderling aansluitende acties te komen.

2. Aanpak pleegzorg

Zoals aangegeven in mijn brief van 4 april 201912 ben ik met de betrokken partijen in overleg over het intensiveren van onze inzet op pleegzorg. Hierbij richten we ons op het versterken en verbreden van de implementatie zodat onze acties in alle regio’s en gemeenten weerklank vinden en pleegkinderen en pleegouders merkbaar betere hulp ervaren. We zien hierbij de volgende intensiveringen voor ogen:

Betere plaatsing en matching: We bevorderen dat betrokken partijen leren van de ervaringen met pleegzorgtrajecten die niet verlopen zoals van te voren is verwacht.

Meer pleegouders: We verbeteren de werving van pleegouders, zodat kinderen sneller terecht kunnen bij een passend pleeggezin.

Tegengaan van vroegtijdige beëindiging en uitval pleegouders: We gaan het aantal vroegtijdige beëindigingen van pleegzorgrelaties substantieel verminderen, zodat kinderen verzekerd zijn van goed passende en duurzame pleegzorg.

Goede ondersteuning voor pleegouders: We verbeteren structureel het leer- en ontwikkelaanbod voor pleegouders, zodat pleegouders beter worden ondersteund en goed in staat worden gesteld om voor hun pleegkind(eren) te zorgen.

Luisteren naar pleegkinderen: We stimuleren dat pleegkinderen structureel een stem krijgen binnen de pleegzorg en in de uitwerking van onze acties.

Lerende sector: We verbeteren structureel onze kennis binnen de pleegzorg. We stellen een kennisagenda op en leren actief van casuïstiek.

Goede samenwerking: We stimuleren een betere samenwerking rond het pleegkind tussen pleegouders en professionals (jeugdbeschermers en pleegzorgbegeleiders). We verduidelijken rollen, taken, verantwoordelijkheden, rechten en plichten.

In mijn brief van 4 april13 ben ik uitgebreider ingegaan op deze intensiveringen en alle overige acties die in het kader van pleegzorg worden verricht. Ik ben met de betrokken partijen in gesprek om na te gaan wat er nodig is om deze intensiveringen te realiseren. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden via de reguliere voortgangsrapportages Zorg voor de Jeugd.

3. Overige moties en toezeggingen

Motie van het lid Westerveld inzake overleg met de fiscus

Het lid Westerveld heeft per motie14 gevraagd om samen met de Belastingdienst na te gaan welke fiscale knelpunten pleegouders mogelijk ondervinden. De NVP heeft aangegeven fiscale knelpunten te zien in onder meer de kinderopvangtoeslag en de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor pleegouders. Mijn ministerie voert hierover gesprekken met het Ministerie van Financiën. Mijn streven is om u bij de eerstvolgende voortgangsrapportage Jeugd nader te informeren over de uitwerking van deze motie.

Motie Raemakers/Dijksma inzake werving van pleegouders

De leden Raemakers en Dijksma hebben mij per motie15 verzocht om ook na afloop van de campagne «supergewone mensen gezocht» de werving van pleegouders te borgen. In mijn brief van 4 april16 heb ik aangegeven dat ik hier samen met Jeugdzorg Nederland invulling aan heb gegeven door Garage2020 te vragen om de huidige wervingsprocessen te analyseren om na te gaan of de huidige werkwijzen geoptimaliseerd konden worden. Deze analyse van Garage2020 is inmiddels afgerond (zie: www.garage2020.nl/pleegzorg). Momenteel ga ik met Jeugdzorg Nederland na hoe we de verworven inzichten met pleegzorgaanbieders kunnen implementeren, welke landelijke inspanningen rond de werving van pleegouders nodig zijn en welke rol ik in beide processen kan vervullen. Ik zal uw Kamer hierover nader informeren bij de eerstvolgende voortgangsrapportage Jeugd.

Nader onderzoek pleegzorg

Naar aanleiding van de beleidsinformatie jeugd worden nadere onderzoeken uitgevoerd om de cijfers nader te kunnen duiden. Recent is een nader onderzoek naar verschillen tussen regio’s in de inzet van pleegzorg afgerond. Dit onderzoek is als bijlage toegevoegd bij deze brief17.

Op basis van gesprekken met regiomanagers, beleidsadviseurs, contractmanagers, pleegzorgaanbieders en verwijzers komen de onderzoekers tot een aantal bevindingen en indicaties. De onderzoekers geven aan dat demografische, sociaaleconomische en cultuur-historische kenmerken ten grondslag kunnen liggen aan de verschillen tussen regio’s in de inzet van pleegzorg.

De onderzoekers geven ook aan dat beïnvloedbare beleidsfactoren deels de verschillen tussen regio’s kunnen verklaren, bijvoorbeeld in te zetten op innovatieve en preventieve vormen van jeugdhulp waardoor meer kinderen in het eigen gezin kunnen opgroeien. Daarnaast draagt beleidsmatige inzet op de werving, begeleiding en het behoud van pleegouders bij aan het stimuleren van (duurzame) pleegzorg binnen de regio. Met name deze beïnvloedbare beleidsfactoren sluiten aan op de inspanningen die regionaal worden uitgevoerd, bijvoorbeeld via de inzet van de transformatiemiddelen. De inzichten uit dit onderzoek kunnen op regionaal en lokaal niveau goede aanknopingspunten bieden om de inzet van pleegzorg te versterken.

Tot slot

Kinderen groeien «zo thuis mogelijk» op. Dit uitgangspunt dragen alle partijen die betrokken zijn bij het actieprogramma zorg voor de Jeugd uit. De ontwikkeling van een koersdocument gezinshuizen en kwaliteitscriteria en de inspanningen die de pleegzorgsector verricht tonen aan dat de betrokken veldpartijen hier hard mee bezig zijn en belangrijke stappen willen zetten om dit uitgangspunt tot realiteit te maken.

Ik heb grote waardering voor de inspanningen van de sector om met de opgestelde criteria een kwaliteitsimpuls te geven aan kleinschalige gezinsgerichte vormen van jeugdhulp. De ontwikkelde kwaliteitscriteria scheppen duidelijkheid over de kwaliteitsnormen waaraan gezinshuizen dienen te voldoen en geven een nadere definitie van wat er onder een gezinshuis verstaan wordt. De kwaliteitscriteria dragen eraan bij dat deze vorm van jeugdhulp een kwalitatief goed en degelijk alternatief kan zijn voor de residentiële jeugdhulp met grote leefgroepen.

Ik ga graag met de betrokken partijen aan de slag om deze grote opgave aan te gaan en echt het verschil te maken in het leven kinderen, jongeren, ouders en professionals. Ik zal uw Kamer via de voortgangsrapportages Zorg voor de Jeugd informeren over onze vorderingen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge


  1. Kamerstuk 31 839, nr. 635↩︎

  2. Kamerstuk 31 839, nr. 634↩︎

  3. Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 90↩︎

  4. Kamerstuk 34 880, nr. 9↩︎

  5. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  6. Motie van het lid Voordewind, Kamerstuk 32 793, nr. 350↩︎

  7. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  8. IGJ, «Zo thuis mogelijk opgroeien; één jaar toezicht op kleinschalige jeugdhulp met verblijf», maart 2018 (bijlage bij Kamerstuk 34 880, nr. 3).↩︎

  9. https://www.nji.nl/nl/Producten-en-diensten/Publicaties/NJi-Publicaties/Handboek-Methodisch-Matchen↩︎

  10. Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 90↩︎

  11. Motie van het lid Voordewind, Kamerstuk 32 793, nr. 350↩︎

  12. Kamerstuk 31 839, nr. 635↩︎

  13. Kamerstuk 31 839, nr. 635↩︎

  14. Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 82↩︎

  15. Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 41↩︎

  16. Kamerstuk 31 839, nr. 635↩︎

  17. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎