Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) Defensie van 14 mei 2019
Defensieraad
Brief regering
Nummer: 2019D20326, datum: 2019-05-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-28-189).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 28-189 Defensieraad.
Onderdeel van zaak 2019Z09930:
- Indiener: A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2019-05-28 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-06-06 14:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2019-06-12 13:30: Aansluitend aan de stemmingen de Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
21 501-28 Defensieraad
Nr. 189 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2019
Inleiding
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) Defensie van 14 mei jl.
Op 14 mei kwam de Raad in Jumbo samenstelling bijeen en spraken de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie gezamenlijk met hun collega’s van de G5-Sahel landen over het vergroten van de betrokkenheid van lidstaten in het licht van de verslechterende veiligheidssituatie in de Sahel.
Voorts werd door de Ministers van Defensie, in aanwezigheid van de plaatsvervangend secretaris-generaal van de NAVO, mevrouw Gottemoeller, gesproken over EU-NAVO samenwerking. Tot slot werd gesproken over Permanent gestructureerde samenwerking (PESCO). Aansluitend op de RBZ vond de ministeriële Steering Board van het Europees Defensie Agentschap (EDA) plaats.
GEZAMENLIJK DEEL
De Sahel
Op 14 mei ontvingen de Europese Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie hun collega’s van de G5-Sahel landen (Burkina Faso, Mali, Mauritanië, Niger en Tsjaad) in Brussel. Laatstgenoemden benadrukten dat terrorismebestrijding een lange termijn aanpak vereist en dat hun inzet op veiligheid steeds zwaarder drukt op de nationale begroting, hetgeen ten koste gaat van overige publieke diensten. Internationale steun is dan ook onontbeerlijk.
De EU en EU-lidstaten benadrukten aan de zijde van de Sahel te staan maar ook dat de regio zelf de primaire verantwoordelijkheid draagt voor vrede en veiligheid. De EU onderstreepte voorts het belang van verdere operationalisering van de G5-Sahel troepenmacht, inclusief de politiecomponent, met een zero tolerance voor mensenrechtenschendingen. Tevens spraken Europese lidstaten de regio nadrukkelijk aan op het doorvoeren van noodzakelijke hervormingen ter verbetering van het openbaar bestuur, de veiligheidssector en het bevorderen van vrede.
Nederland onderstreepte dat interne en externe veiligheid nauw met elkaar zijn verbonden en dat de uitdagingen in de Sahel gezamenlijk het hoofd geboden moeten worden. Nederland vergroot zijn diplomatieke presentie in de regio, ter ondersteuning van de geïntensiveerde, geïntegreerde samenwerking. Daarbij is de gezamenlijke verantwoordelijkheid om snel concrete en zichtbare resultaten te behalen benadrukt.
DEFENSIE DEEL
EU-NAVO samenwerking
In aanwezigheid van de plaatsvervangend secretaris-generaal van de NAVO, mevrouw Gottemoeller, werd gesproken over de stand van zaken betreffende de samenwerking tussen de EU en de NAVO, met een focus op hybride dreigingen.
De Hoge Vertegenwoordiger (HV) benadrukte het belang van goede samenwerking tussen de EU en de NAVO en stelde dat het aanstaande voortgangsrapport over de implementatie van de 74 concrete voorstellen een goed fundament biedt voor verdere invulling van de samenwerking. Gottemoeller onderstreepte dat hybride dreigingen sinds 2015 een van de prioriteiten zijn van de NAVO en prees de samenwerking op dit gebied tussen de EU en de NAVO. Gottemoeller benadrukte echter ook dat beide organisaties zich verder moeten wapenen tegen hybride dreiging.
Vice-president Katainen stelde dat de EU-NAVO samenwerking nog nooit zo sterk is geweest. Ook hij noemde de samenwerking op het gebied van hybrid daarbij in het bijzonder en markeerde dat 20 van de 74 concrete samenwerkingsvoorstellen gericht zijn op dit onderwerp. Eurocommissaris Bienkowska benadrukte eveneens dat hybrid een prioriteit is op de agenda van de Europese Commissie en zegde toe zich in te blijven zetten op het versterken van EU-NAVO samenwerking op dit vlak.
Lidstaten spraken steun uit voor de nauwe samenwerking tussen de EU en de NAVO. Daarnaast was er aandacht voor desinformatie en de noodzaak voor passende bestrijding hiervan. Het versterken van de maatschappelijke weerbaarheid hiertegen werd als essentieel bestempeld.
Enkele lidstaten onderstreepten het belang van strategische communicatie richting de burgers, er gebeurt veel op het vlak van EU-NAVO samenwerking, maar de burger ziet hier weinig van. Voorts werd een oproep gedaan om het delen van gerubriceerde informatie tussen de EU en de NAVO te vergemakkelijken.
PESCO
De Ministers van Defensie spraken tevens over de voortgang op het gebied PESCO. Op basis van de nationale implementatieplannen (NIP) van deelnemende lidstaten en de voortgangsrapportage over PESCO-projecten heeft de Hoge Vertegenwoordiger in april een eerste rapport over de voortgang van PESCO opgesteld en zijn aanbevelingen voor de tweede PESCO-projectcyclus geformuleerd. Deze aanbevelingen richten zich op de concretisering van de output van PESCO-projecten en de commitments waar deelnemende lidstaten aan moeten voldoen. Nederland heeft benadrukt dat PESCO een belangrijk instrument is, maar bezien dient te worden in het hele spectrum van defensie-initiatieven. PESCO-projecten dienen volgens Nederland bovendien een concrete bijdrage te leveren aan het kunnen uitvoeren van missies en operaties. Hiertoe is het wenselijk om in hogere mate dan nu het geval is prioriteiten te stellen vanuit een gezamenlijke strategische politieke guidance. Voorts heeft Nederland gesteld dat de lidstaten gebaat zijn bij een professionalisering van de selectieprocedure van PESCO-projecten.
Ook de mogelijke deelname van derde landen aan PESCO-projecten kwam aan de orde, naar aanleiding van de moeizaam verlopende onderhandelingen over de voorwaarden hiervoor en zorgen die door partners zoals de VS zijn geuit over dit thema. Het Raadsbesluit over de deelname van derde landen aan PESCO-projecten is het nog ontbrekende onderdeel in het PESCO-raamwerk. Veel lidstaten spraken steun uit voor de pragmatische, «open» aanpak die door Nederland en een relatief grote groep gelijkgezinden wordt nagestreefd. Een kleine groep lidstaten blijft zich inzetten voor een restrictieve benadering ten aanzien van de deelname van derde landen aan PESCO-projecten. Vrijwel alle lidstaten wezen op het belang van het afronden van de onderhandelingen en zowel de HV als verschillende lidstaten spraken de wens uit om het Raadsbesluit over de deelname van derde landen aan PESCO-projecten tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 17 juni aanstaande aan te nemen. De discussie onderstreepte het belang dat door een grote groep lidstaten wordt gehecht aan de mogelijke deelname van strategische partners aan PESCO-projecten.
EDA Steering Board
Tijdens de Steering Board van het Europees Defensie Agentschap (EDA) werden de verschillende werkzaamheden besproken die het EDA gedurende het afgelopen half jaar heeft uitgevoerd. De HV benadrukte dat het EDA, in samenwerking met de lidstaten en de Europese Commissie, veel focus heeft gelegd op het creëren van coherentie tussen de verschillende defensie-initiatieven.
De directeur van het EDA Domecq gaf aan dat de ontwikkelde Strategic Context Cases een belangrijk instrument zullen worden voor het aanbrengen van prioriteiten ten aanzien van capaciteitsontwikkeling. In de Strategic Context Cases wordt uitgewerkt wat nodig is om bepaalde prioriteiten op het gebied van capaciteitsontwikkeling gegenereerd te krijgen. Daarnaast is er gewerkt aan het opzetten van een digitale «marktplaats» voor lidstaten en bedrijven, voor het Europees Defensiefonds (EDF) en het industrieel ontwikkelingsprogramma (EDIDP), mede op initiatief van Nederland. Hier wordt gepoogd vraag en aanbod betreffende gezamenlijke capaciteitsontwikkelingsprojecten bij elkaar te brengen.
Eurocommissaris Bienkowska benadrukte dat er sprake is van goede samenwerking tussen de Commissie, de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en het EDA ten aanzien van het EDF en de voorbereidende programma’s hierop. In de toekomst blijft deze samenwerking essentieel, op deze wijze kan het EDF- werkprogramma zo goed mogelijk worden ingezet voor het mitigeren van Europese capaciteitstekorten. Bienkowska onderstreepte het belang van coherentie in nationale defensieplannen. Lidstaten blijven eindverantwoordelijk voor het mitigeren van de tekorten die door het EDA worden geïdentificeerd. Europese defensie-initiatieven kunnen hieraan bijdragen, maar Bienkowska riep lidstaten op ook zelf meer te gaan investeren.
Meerdere lidstaten spraken hun steun uit voor het gedane werk van het EDA, daarnaast werd het belang van coherentie tussen de verschillende defensie-initiatieven bevestigd.
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten