Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het OM seponeert onderzoek naar abortusklinieken CASA (Kamerstuk 35000-XVI-126)
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2019
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D20356, datum: 2019-05-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D20356).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: H.W. Krijger, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z07739:
- Indiener: B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-04-17 13:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-04-24 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-05-15 14:00: OM seponeert onderzoek naar abortusklinieken CASA -35000-XVI-126 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-12-04 14:00: Medische ethiek (Algemeen overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-12-05 13:40: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-02-12 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-02-19 14:00: Zorgfraude/Governance in de Zorgsector (Algemeen overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
2019D20356 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 15 april 2019 inzake OM seponeert onderzoek naar abortusklinieken CASA (Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 126).
De voorzitter van de commissie,
Lodders
De adjunct-griffier van de commissie,
Krijger
Inhoudsopgave | blz. | |
I. | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
II. | Reactie van de Minister | 6 |
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over het besluit van het Openbaar Ministerie (OM) om de beide onderzoeken naar de verdenking van subsidie- en declaratiefraude in de abortuszorg door de bestuurders van de Stichtingen CASA Nederland, CASA Klinieken en Heilzaam huis (hierna: CASA) te seponeren. Genoemde leden hebben enkele vragen bij deze brief.
De leden van de CDA-fractie vragen of inmiddels naar aanleiding van deze casus en de gebleken onhelderheid over de wijze waarop de regelgeving werd geïnterpreteerd tevens is gekeken hoe hiermee in andere abortusklinieken is omgegaan. Zijn daar dezelfde fouten gemaakt? Zo nee, wat is de verklaring van de Minister voor het feit dat de onhelderheid in regelgeving daar niet tot fouten heeft geleid?
De leden van de CDA-fractie vragen een nadere toelichting op de opvatting van de Minister dat de beslissing van het OM de kans van slagen op een succesvolle terugvordering nihil maakt.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de Minister controleert of de subsidie voor abortusklinieken op een juiste wijze wordt gebruikt. Waarom heeft dit toezicht in de periode voor 2015 gefaald?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kan dat betrokken overheden (waaronder het Ministerie van VWS) en ketenpartners de gemaakte afspraken door de jaren heen niet gelijkelijk hebben geduid, zoals het OM heeft vastgesteld.
De leden van de CDA-fractie vragen een nadere toelichting op de opvatting van de Minister dat de noodzaak voor het onderzoek door het Zorginstituut Nederland naar mogelijke onregelmatigheden binnen de verleende subsidie aan CASA in de periode tot en met 2014 is vervallen nu geen strafrechtelijk onderzoek door het OM wordt ingesteld.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de Minister ervan vindt dat CASA en STAR Medisch Diagnostisch Centrum (STAR/Star-MDC) naar de mening van het OM vanuit commercieel belang met de «partageovereenkomst» naar een nieuw verdienmodel hebben gezocht. Voorts vragen genoemde leden wat de Minister ervan vindt dat de participanten ondanks juridische twijfels over de «partageovereenkomst» hierover geen advies hebben gevraagd bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
De leden van de CDA-fractie vragen of de NZa inmiddels aanvullende maatregelen heeft genomen. Kan de Minister toezeggen dat als de NZa hier eenmaal een besluit over heeft genomen (wel of geen aanvullende maatregelen), de Kamer hier dan over geïnformeerd wordt, inclusief inhoudelijke onderbouwing van dat besluit?
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte welke mogelijkheden er nog zijn om bestuursrechtelijk te handhaven (op zowel de subsidiefraude als de declaratiefraude), nu het OM heeft geoordeeld dat strafrechtelijke handhaving een te zwaar middel is. Kan de Minister aangeven of hij gebruik maakt van de mogelijkheid om bestuursrechtelijk te handhaven en indien hij dat niet doet, wat daarvan de reden is?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van het OM. Genoemde leden zijn verbaasd te lezen dat in de uitvoeringspraktijk onhelderheid is ontstaan over de wijze waarop de regelgeving werd geïnterpreteerd, te meer omdat ook het OM concludeert dat wet- en regelgeving op zich duidelijk zijn. Daar de bedrijfsvoering van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zich voor een groot deel van de begroting, ongeveer € 1,36 miljard in 2017, richt op subsidiebeheer, vinden deze leden onduidelijkheden in de uitvoeringspraktijk, ondanks duidelijke wet- en regelgeving, een zeer onwenselijke situatie. Derhalve hebben deze leden enkele vragen. Zo vernemen zij graag van de Minister welke lessen hij zelf trekt uit deze casus. Heeft hij bijvoorbeeld opdracht gegeven voor een doorlichting, eventueel uitgevoerd samen met de NZA, van andere subsidieregelingen om te bezien of hier in de uitvoeringspraktijk ook onduidelijkheden zijn met betrekking tot de rechtmatige uitvoering hiervan?
De leden van de D66-fractie brengen graag de «Resultaten verantwoordingsonderzoek 2017 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI)» van de Algemene Rekenkamer (ARK) in herinnering. Hierin constateert de Rekenkamer dat het subsidiebeheer bij het Ministerie van VWS nog grote tekortkomingen vertoont. Om die reden merkte hij het subsidiebeheer aan als een ernstige onvolkomenheid in de bedrijfsvoering. De Rekenkamer merkte het subsidiebeheer over 2016 aan als een onvolkomenheid en deed dit eveneens over de periode 1999–2012. In de jaren tussen 2012 en 2016 hebben genoemde leden de Minister van VWS herhaaldelijk geattendeerd op tekortkomingen in het subsidiebeheer en aandacht gevraagd voor het verbeteren daarvan.
Een van de twee belangrijkste tekortkomingen in het subsidiebeheer, zo concludeert de ARK, is de opzet en uitvoering van het beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies, het zogeheten MenO-beleid. Gezien deze conclusies van de Algemene Rekenkamer ontvangen de leden van de D66-fractie graag een uitgebreide reflectie in het licht van deze casus. Een belangrijk onderdeel van het MenO-beleid is bijvoorbeeld het uitvoeren van risicoanalyses per subsidieregeling om te komen tot beheersmaatregelen om deze risico’s te beperken. Kan de Minister bevestigen dat dit ondertussen wel gebeurt? Daarnaast concludeert de ARK dat er nog geen sluitend beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik is. Kan de Minister ook hier bevestigen dat dit nu wel gebeurt?
Tenslotte concludeert het OM dat niet is gebleken dat partijen bij de NZa navraag hebben gedaan, terwijl de NZa een loket heeft waar zorgverleners en zorgafnemers terecht kunnen met vragen. Welke verklaring heeft de Minister hiervoor? Zou de onbekendheid van een dergelijk loket hiervoor bijvoorbeeld de oorzaak kunnen zijn? Zo ja, zou de Minister willen bezien hoe deze bekendheid kan worden vergroot?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister over het seponeren door het OM van het onderzoek naar CASA. Genoemde leden zijn blij dat er nu duidelijkheid is over de feitelijke stand van zaken met betrekking tot de veronderstelde fraude en overige onderzoeken.
Voor de leden van de GroenLinks-fractie is de kous daarmee echter nog niet af. Deze leden achten het van wezenlijk belang dat zowel de oorzaken als de gevolgen die schuilgaan achter de constateringen van de Minister in zijn brief voor het voetlicht gebracht worden. Daarom stellen zij hieronder nog een aantal vragen.
Zoals inmiddels ook al uit de dossiers van de ziekenhuisfaillissementen bekend is, is het noodzakelijk dat bij de eerste onheilspellende tekenen direct een plan gemaakt wordt voor het geval er inderdaad iets misgaat, zo vinden de leden van de GroenLinks-fractie. In het geval van CASA had ingecalculeerd moeten en kunnen worden dat ook de abortushulpverlening gevaar liep om te vallen. Het ging hier om zeven klinieken, de helft van de abortushulpverlening in Nederland. De overige klinieken bleken hun beloftes niet na te kunnen komen en dientengevolge ontstonden wachttijden van soms wel drie tot vier weken. Onverteerbaar in deze tak van de gezondheidszorg. Is de Minister het met genoemde leden eens dat tijdiger ingegrepen had moeten en kunnen worden en een tijdelijke overheidskliniek in het leven geroepen had moeten worden?
Het uiteindelijke faillissement van CASA is voor alle betrokkenen dramatisch geweest. Van vroegere medewerkers horen de leden van de GroenLinks-fractie schrijnende verhalen: het voltallige personeel was de baan kwijt en daarmee ook vaste contracten, opgebouwde rechten, een (deel van het) pensioen, een veilige werkplek. Een gebeurtenis aldus met veel praktische en psychische gevolgen. Daar komt nog bij dat een aantal abortusartsen naar aanleiding van deze gebeurtenis met vervroegd pensioen is gegaan. Dit heeft tot gevolg gehad dat het aantal abortusartsen, dat reeds krap was, nog verder is gedaald. Ziet de Minister deze krapte ook en welke stappen onderneemt hij hiertegen?
Tenslotte merken de leden van de GroenLinks-fractie op dat een ander praktisch gevolg van de sluiting van CASA de medische dossiers betreft, de statussen. Deze dienen feitelijk 15 jaar bewaard te worden. Alleen: de dossiers zijn niet toegankelijk en daar is nog steeds geen regeling voor getroffen. Is de Minister op de hoogte van deze klacht uit het veld en wat kan hij doen om de toegankelijkheid van deze medische dossiers te bespoedigen?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Algemeen
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de seponering door het OM van het onderzoek naar de abortusklinieken CASA. Genoemde leden hebben naar aanleiding van de brief onderstaande opmerkingen en vragen.
Allereerst vragen de leden van de SP-fractie naar de wachtlijsten bij de abortushulpverlening in Nederland. Sinds de sluiting van CASA liepen deze wachtlijsten op, een volgens genoemde leden zeer ongewenste ontwikkeling. Is er op dit moment nog steeds sprake van wachtlijsten voor abortushulpverlening, zo vragen deze leden. Zo ja, wat wordt eraan gedaan deze wachtlijsten zo veel mogelijk te voorkomen?
Subsidiefraude
De leden van de SP-fractie lezen dat het OM heeft geconstateerd dat de wet- en regelgeving duidelijk zijn op het punt dat per hulpvraag één consult of behandeling wordt gesubsidieerd, maar dat in de periode voor 2015 onhelderheid in de uitvoeringspraktijk is ontstaan over de wijze waarop de regelgeving wordt geïnterpreteerd. Graag ontvangen genoemde leden een nadere toelichting op deze onhelderheid. Waar bestond de onhelderheid precies uit? In hoeverre en hoe is deze onhelderheid in de uitvoeringspraktijk opgehelderd?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat op dit moment een onderzoek wordt uitgevoerd, gericht op het verbeteren van de subsidiepraktijk, om een bijdrage te leveren aan de herziening van de subsidieregeling voor abortusklinieken. Kan de Minister nadere informatie geven over dit onderzoek? Kan daarbij specifiek ingegaan worden op de vraag wanneer de resultaten van het bedoelde onderzoek worden verwacht? Kan tevens worden aangegeven wanneer de herziening van de subsidieregeling voor abortusklinieken gepland staat?
Declaratiefraude
Het OM heeft, zo constateren de leden van de SP-fractie, geoordeeld, na onderzoek naar mogelijke declaratiefraude door CASA, dat strafrechtelijke handhaving een te zwaar middel is. Daarnaast wordt echter geconcludeerd dat CASA verschillende deskundigen heeft geraadpleegd en daarbij zijn besluit heeft gebaseerd op het voor CASA meest gunstige oordeel. Graag ontvangen genoemde leden een reactie van de Minister op deze conclusie van het OM. Vindt de Minister het wenselijk dan wel begrijpelijk dat een organisatie uit verschillende adviezen de meest gunstige kiest? Deze leden vragen tevens of de Minister van mening is dat CASA bijvoorbeeld extra informatie of adviezen had moeten verzamelen voordat hij een conclusie trok.
Aangegeven wordt dat de NZa zal bezien of het nodig is aanvullende maatregelen te nemen naar aanleiding van het onderzoek naar declaratiefraude door CASA. Wanneer kunnen de leden van de SP-fractie dit besluit van de NZa verwachten?
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de beslissing van het OM de strafvervolging vanwege subsidie- en declaratiefraude bij CASA te staken dan wel te seponeren. Zij willen de Minister hierover enkele vragen voorleggen.
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat CASA de ten onrechte uitgekeerde subsidie over het jaar 2015 heeft terugbetaald aan het Ministerie van VWS. Vóór 2015 waren het Zorginstituut (en – voorheen – het College voor Zorgverzekeringen) verantwoordelijk voor de uitvoering van de subsidieverstrekkingen in de abortuszorg. Waarom heeft het Zorginstituut er niet voor gekozen om, net als de Minister van VWS over het jaar 2015 heeft gedaan, ook de ten onrechte uitgekeerde subsidies over de jaren 2012, 2013 en 2014 terug te vorderen? Waarom maakt de beslissing van het OM om niet strafrechtelijk te vervolgen, de kans op een succesvolle terugvordering nihil?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister hoe het kan dat gedurende geruime tijd belangrijke interpretatieverschillen over de subsidieregeling hebben kunnen bestaan. Genoemde leden vragen of de Minister bereid is om uit te zoeken hoe dergelijke interpretatieverschillen zijn ontstaan en welke lessen hieruit kunnen worden getrokken.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister aan te geven wanneer hij de herziene subsidieregeling voor abortusklinieken wil presenteren. Welke wijzigingen wil de Minister hierin opnemen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister of hij al iets kan melden over het besluit van de NZa om eventueel aanvullende maatregelen te nemen.