Gepensioneerden met alleen een AOW uitkering
Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Brief regering
Nummer: 2019D20824, datum: 2019-05-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-24515-488).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 24515 -488 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting.
Onderdeel van zaak 2019Z10117:
- Indiener: T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-05-28 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-05-28 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-10-10 14:00: Armoede- en schuldenbeleid (Algemeen overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-11-14 10:00: Armoede- en schuldenbeleid (voortzetting) (Algemeen overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-11-20 14:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 488 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 mei 2019
Door deze brief kom ik, mede namens de Minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tegemoet aan een toezegging die is gedaan aan het lid Van Brenk tijdens het algemeen overleg armoede en schulden van 14 februari 2019 (Kamerstuk 24 515, nr. 483).
Mevrouw Van Brenk vroeg het kabinet om een reactie op een casus over een gepensioneerde alleenstaande man en een echtpaar die moeilijk rond kunnen komen van de AOW, toeslagen en gemeentelijke regelingen. Zij zouden moeilijk rond kunnen komen omdat de kosten voor het leven in een woon-zorg centrum, de maaltijd- en wasverzorging te hoog zijn. De zorg bestaat bij mevrouw Van Brenk dat deze twee huishoudens representatief zijn voor een veel grotere groep die met moeite kan rondkomen van een AOW-uitkering zonder aanvullend pensioen.
In Nederland zijn er 175.000 gepensioneerde huishoudens die een AOW-uitkering ontvangen met een aanvullend pensioen van minder dan € 1.000 per jaar.1 Of deze huishoudens met moeite rond komen is niet gemakkelijk te zeggen. Dat hangt immers af van de uitgaven van elk huishouden.
Om deze vraag te beantwoorden kan gekeken worden naar de voorbeeldbegrotingen van het Nibud. Hierin worden de inkomsten van een gepensioneerde alleenstaande en een echtpaar zonder aanvullend pensioen afgezet tegen de uitgaven die zij zouden moeten maken. Deze berekeningen van het Nibud laten zien dat een gepensioneerden zonder (partner met) aanvullend pensioen naast de AOW recht heeft op zorgtoeslag. Inclusief de vakantietoeslag komt het Nibud op een maandelijks bedrag van € 1.314 voor een alleenstaande en € 1.865 voor een echtpaar in januari van 2019 (in juli zal de AOW regulier verhoogd worden). De huurtoeslag wordt in mindering gebracht op het huurbedrag. Het Nibud houdt in deze berekening geen rekening met lokale minimaregelingen, maar wel met een kwijtschelding van de lokale lasten.
Wanneer de uitgaven afgetrokken worden van de inkomsten blijft een plus over per maand van € 289 voor een alleenstaande en € 355 voor een echtpaar. Dit geld kan bijvoorbeeld besteed worden aan sociale participatie en andere zaken die volgens het Nibud niet minimaal noodzakelijk zijn.
Het Nibud laat zien dat een AOW-uitkering zonder aanvullend pensioen gemiddeld genomen voldoende zou moeten zijn om van rond te komen. Dat neemt niet weg dat het voor huishoudens van belang is om kritisch te kijken naar de maandelijkse inkomsten en uitgaven (bijvoorbeeld vaste afschrijvingen aan abonnementen, verzekeringen etc).
Daarbij kan het zo zijn dat gepensioneerde huishoudens met een AOW zonder aanvullend pensioen moeilijker rond kunnen komen wanneer zij hogere zorgkosten hebben. Het SCP geeft aan dat onder 90-jarigen het percentage dat onder de basisbehoeftegrens valt hoger is (6%) dan onder 70 en 80-jarigen (2–4%).2
Het beeld uit het SCP-onderzoek is niet verrassend. Daar waar het landelijke inkomensbeleid moet voorzien in een adequate inkomensvoorziening voor de meest voorkomende uitgaven, is het gemeentelijke beleid bedoeld om via maatwerk, huishoudens te ondersteunen die te maken hebben met hogere uitgaven. Juist dit gemeentelijke beleid ontbreekt in het SCP-onderzoek omdat hier geen goede betrouwbare gegevens op huishoudniveau over beschikbaar zijn.
Inwoners die ondersteuning nodig hebben kunnen terecht bij hun gemeente. Gemeenten zijn door hun positie dicht bij de burger het beste in staat om de doelgroep te bereiken en maatwerk te leveren. De verantwoordelijkheid van gemeenten is nader uitgewerkt in de Gemeentewet, de Participatiewet, de Wet op de gemeentelijke schuldhulpverlening en de Wmo 2015.
Binnen het armoede en schuldenbeleid krijgen gemeenten de ruimte om de beschikbare middelen uit te geven op een wijze die passend is bij de lokale situatie. Voorbeelden zijn hiervan: de meerkostenregeling, gemeentelijke zorgpolissen, aanpassen eigen bijdragen Wmo 2015 en de bijzondere bijstand.
Het kabinet vindt het belangrijk dat gemeenten huishoudens ondersteunen zodat zij sociaal kunnen participeren. De wijze van ondersteuning van inwoners met een pensioengerechtigde leeftijd en een laag inkomen verschilt per gemeente. Ouderen kunnen bijvoorbeeld via de stadspas of bijzondere bijstand aanspraak maken op tegemoetkomingen voor duurzame gebruiksgoederen zoals een wasmachine, sport en cultuur, abonnementen op krant of telefoon, de pedicure, kapper, openbaar vervoer of warme maaltijden.
Naast het ondersteunen van ouderen met een laag inkomen neemt het kabinet ook maatregelen aan de inkomstenkant die erop gericht zijn de inkomenspositie van ouderen te verbeteren. Zo gaat de algemene heffingskorting omhoog, wat direct doorwerkt in een hogere netto AOW-uitkering. Voor ouderen met een aanvullend pensioen is de ouderenkorting verhoogd en gaan de belastingtarieven in stapjes naar beneden. Voor paren met een lager inkomen is de zorgtoeslag verhoogd. Al deze maatregelen zijn erop gericht om de netto-inkomens in stappen te verhogen gedurende de kabinetsperiode.
Tot slot, het kabinet onderschrijft de wens van veel ouderen om zo lang mogelijk op een goede manier zelfstandig te kunnen blijven wonen. Dat kan met ondersteuning en zorg in een woning die aansluit bij de persoonlijke behoeften.
Het kabinet, de gemeenten en maatschappelijke partijen hebben in het Pact voor Ouderenzorg de handen ineengeslagen om de zorg en de woonsituatie voor ouderen merkbaar te verbeteren. Het kabinet vermindert de stapeling van zorgkosten door in elk domein de eigen betalingen te beperken en daardoor de last van de totale stapeling te verminderen. Deze maatregelen betreffen:
• Het bevriezen van het eigen risico (2018), hiervan profiteren ca 6 mln verzekerden.
• De verlaging van het marginaal tarief in de Wlz en Wmo beschermd wonen (2018) en de halvering van de vermogensinkomensbijtelling in de Wlz en Wmo beschermd wonen (2019), hiervan profiteren 80.000 huisoudens
• De maximering bijbetaling voor geneesmiddelen (2019), hiervan profiteren 40.000 verzekerden.
• De invoering van het abonnementstarief (2019), hiervan profiteren 150.000 huishoudens.
Het kabinet is van mening dat ouderen moeten kunnen participeren in onze samenleving. Het kabinet doet dit door de inkomenspositie van ouderen te verbeteren en de stapeling van zorgkosten tegen te gaan. De lokale overheid is er daarnaast voor inwoners, om maatwerk toe te passen waar dat nodig is.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark