Antwoord op vragen van de leden Rudmer Heerema en Becker over het bericht ‘Islamitische Haga Lyceum van plan meer omstreden predikers uit te nodigen’
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2019D20981, datum: 2019-05-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-2802).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (Ooit ChristenUnie kamerlid)
- Mede namens: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede namens: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2019Z06149:
- Gericht aan: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Gericht aan: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Indiener: R.J. (Rudmer) Heerema, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: B. Becker, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2802
Vragen van de leden RudmerHeerema en Becker (beiden VVD) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Islamitische Haga Lyceum van plan meer omstreden predikers uit te nodigen» (ingezonden 28 maart 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media), mede namens de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid (ontvangen 24 mei 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2418
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Islamitische Haga Lyceum van plan meer omstreden predikers uit te nodigen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe duidt u het besluit van de school om de omstreden prediker Haitham al-Haddad uit het Verenigd Koninkrijk uit te nodigen en het geuite voornemen van het schoolbestuur om vaker andere bekende radicale imams uit te gaan nodigen?
Antwoord 2
Dit vind ik zeer ongewenst en het is in strijd met het door de overheid ontwikkelde antiradicaliseringsbeleid.2 In dat kader bespreekt de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering hoe we het best met deze ontwikkelingen om kunnen gaan. Het kabinet is er alles aan gelegen om krachtig op te treden tegen extremistische sprekers die antidemocratische denkbeelden uiten, en hen te beletten hun boodschap te verspreiden, of dat nu op scholen is of op andere plekken in de samenleving.
Vraag 3
Heeft het kabinet mogelijkheden om deze prediker de toegang tot Nederland te weigeren?
Antwoord 3
Voor een volledige beschrijving van de aanpak van extremistische sprekers verwijs ik u naar de brief die de Minister van Justitie en Veiligheid op 28 mei 2018 aan uw Kamer heeft gestuurd.3
Het weren van extremistische sprekers die oproepen tot vijandigheid, haat of geweld is een vraagstuk dat ook in andere Europese landen speelt en vraagt om internationale informatiedeling en ervaringsuitwisseling. De EU lidstaten hebben in de «Roadmap» ter verbetering van de informatie-uitwisseling en informatie management 4 aangegeven om sprekers die voornemens zijn de EU te bezoeken en een bedreiging vormen voor de openbare orde te signaleren in het SIS Schengen Informatie Systeem (SIS-II) voor de duur van twee jaar.
Vraag 4
In hoeverre kan een school de sociale veiligheid van haar leerlingen garanderen en haar burgerschapsopdracht uitvoeren als zij sprekers uitnodigt die homoseksualiteit een misdaad noemen en zeggen dat afvalligen de doodstraf verdienen?
Antwoord 4
Het is aan het bevoegd gezag van de school om te bepalen wie het wil uitnodigen. Uiteraard moet dit wel binnen de wet- en regelgeving gebeuren. Het bestuur is ervoor verantwoordelijk dat deze personen geen discriminerende, haatzaaiende of antidemocratische uitspraken doen. Het uitnodigen van sprekers of gastdocenten die kernwaarden van de Nederlandse democratische samenleving weerspreken roept de vraag op of het bestuur bereid is om geloofwaardig invulling te geven aan de burgerschapsopdracht die in de (huidige) onderwijswetgeving is neergelegd.
De inspectie voor het onderwijs ziet toe op het naleven van deze burgerschapsopdracht. Daarnaast treedt de overheid op tegen sprekers die oproepen tot gewapende strijd, tot geweld of haat zaaien tegen andere bevolkingsgroepen of gezindten, en die een bedreiging (kunnen) vormen voor de openbare orde, de nationale veiligheid en voor individuele personen.
Vraag 5
Welke mogelijkheden heeft u of de Inspectie van het Onderwijs om hier in te grijpen?
Antwoord 5
Het kabinet is er alles aan gelegen om krachtig op te treden tegen extremistische sprekers die antidemocratische denkbeelden uiten, en hen te beletten hun boodschap te verspreiden. Hiertoe heeft u op 28 mei 2018 een brief ontvangen van de Minister van Justitie en Veiligheid.5 Daarin staat een overzicht van de maatregelen die worden genomen tegen extremistische sprekers en de verspreiding van radicaal gedachtegoed. Het betreft een integrale aanpak, waarin verschillende instrumenten en (praktische) maatregelen samenkomen. In mijn brief van 14 maart jl. aan uw Kamer heb ik uitgebreid de wettelijke mogelijkheden en onmogelijkheden om in te grijpen beschreven. 6
Vraag 6
Bent u bereid om in EU-verband nogmaals te pleiten voor een EU-lijst met haatpredikers, conform motie-Tellegen c.s.7, zodat een haatprediker die bekend is in een andere lidstaat niet in Nederland een podium kan krijgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het lid Tellegen heeft op 28 april 2016 een motie ingediend over het opstellen van een lijst van extremistische sprekers binnen de EU.8 De Nederlandse wetgeving voorziet in artikel 67 Vw2000 in de rechtsbasis om buitenlanders vanuit andere Schengenlidstaten, onder omstandigheden te weren uit Nederland. In de praktijk zullen eerder gedane of redelijkerwijs te verwachten uitspraken die anti-integratief, antidemocratisch of oproepend tot geweld of vijandigheid kunnen zijn, deze criteria van actueel, werkelijk en ernstige bedreiging niet halen. Daarmee is preventieve toegangsweigering aan extremistische sprekers met de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie niet realistisch. Het opstellen van een «alerteringslijst» ter ondersteuning van overheidsprocessen of het samenstellen van een «zwarte lijst» van Europese burgers van wie op voorhand is bepaald dat deze niet in Nederland in het openbaar mogen spreken is niet wenselijk. De Nederlandse Grondwet kent namelijk, als onderdeel van de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting, een verbod op censuur. Deze grondwettelijke vrijheden vormen bovendien de hoeksteen van onze samenleving.
Uw Kamer is hierover op 6 april 2017 geïnformeerd door de Ministers van JenV en SZW bij het toesturen van de voortgangsrapportage van de integrale aanpak jihadisme.9
Vraag 7
Is het waar dat de aangekondigde wijziging van artikel 2:20 BW straks ruimte biedt om organisaties die een podium bieden aan haatzaaien te verbieden? Zo ja, bent u bereid dit artikel dan ook in te roepen om scholen te sluiten die omstreden haatpredikers voor de klas zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Op basis van artikel 2:20 BW kan de Rechtbank op verzoek van het Openbaar Ministerie een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde, verboden verklaren en ontbinden. De gronden op basis waarvan deze ontbinding en/of het verbod kan plaatsvinden worden op in het huidige wetsvoorstel verruimd (voorstel is in internetconsultatie gebracht).
Óf organisaties die een podium bieden aan omstreden sprekers op basis van 2:20BW daadwerkelijk ontbonden of verboden kunnen worden, is casusafhankelijk. Deze beoordeling is aan de rechtbank.
https://eenvandaag.avrotros.nl/item/islamitische-haga-lyceum-van-plan-meer-omstreden-predikers-uit-te-nodigen/ 22 maart 2019.↩︎
Kamerstuk 29 614, nr. 112.↩︎
Kamerstuk 29 614, nr. 76.↩︎
«Roadmap to enhance information exchange and information management including interoperability solutions in the Justice and Home Affairs area», 7 juni 2016, 8437/2/16 REV 2.↩︎
Kamerstuk 29 614, nr. 76.↩︎
Kamerstuk 29 614, nr. 113.↩︎
Kamerstuk 34 359, nr. 21↩︎
Kamerstuk 34 359, nr. 21↩︎
Kamerstuk 29 754 nr. 419 (bijlage 2).↩︎