Inbreng verslag schriftelijk overleg over de toekomst van de sociale dimensie van de EU (Kamerstuk 21501-31-527)
Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D22551, datum: 2019-06-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D22551).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: S. Kraaijenoord, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z10478:
- Indiener: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-05-28 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-05-29 14:05: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-05-29 17:00: Toekomst van de sociale dimensie van de EU - 21501-31-527 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-06-04 14:00: Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 13 juni 2019 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-06-25 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-06-26 14:00: Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 8 juli 2019 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-09-02 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2019D22551 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben enkele fracties de behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief Toekomst van de sociale dimensie van de EU (Kamerstuk 21 501-31, nr. 527).
De voorzitter van de commissie,
Rog
Adjunct-griffier van de commissie,
Kraaijenoord
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
II. Antwoord / Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de zienswijze van het kabinet op de toekomst van de sociale dimensie van de Europese Unie (hierna EU). Naar aanleiding van de zienswijze hebben deze leden nog enkele vragen.
Kan de Minister een overzicht geven van de opvattingen over het verder invulling geven aan de Europese pijler van sociale rechten, zoals besproken op de informele top in Sibiu? De Minister geeft aan de vormgeving van een sociale dimensie te beïnvloeden en noemt in de brief vervolgens de inhoudelijke lijnen, maar niets over de aanpak. Kan de Minister toelichten hoe hij dit ziet en op welke wijze hij de Kamer daarin mee wil nemen? De leden van de VVD-fractie zijn blij dat het kabinet als uitgangspunt neemt het vasthouden aan de bestaande bevoegdheidsverdeling, maar ziet ondertussen daar de druk wel op toe nemen. Kan de Minister aangeven hoe hij deze positie zo succesvol mogelijk denkt te kunnen gaan vormgeven?
De Minister pleit voor meer aandacht voor de handhaving van het EU-acqies. Wat voorziet hij dat er meer nodig is naast de in oprichting zijnde Europese Arbeidsautoriteit? De Minister pleit voor het prioritair maken van opwaartse sociaaleconomische convergentie. Wat verstaat de Minister daaronder en wat zou dit concreet juist wel en niet kunnen betekenen? Welke acties acht de Minister bijvoorbeeld nodig om de sociale zekerheidsstelsels van lidstaten houdbaar en activerend te laten zijn?
De Minister geeft aan dat het kabinet ervan overtuigd is dat op het terrein van effectieve grensoverschrijdende handhaving binnen de EU nog stappen gezet kunnen worden. Doelt de Minister hier op de Europese Arbeidsautoriteit? Of zijn er nog meer stappen die gezet zouden moeten worden op grensoverschrijdende handhaving? Op welke terreinen naast arbeidstijden en arbeidsvoorwaarden ziet de Minister een meerwaarde van minimumnormen voor een gelijk speelveld? De Minister geeft in een voetnoot aan dat de sociale dimensie zich ook uitstrekt tot de gezondheidszorg en dat de hoofdlijnen van deze brief ook hierop van toepassing zijn. Kan de Minister dit nader toelichten en aankleden in het kader van de gezondheidszorg?
Kan de Minister vanuit de diverse lidstaten en zijn gesprekken met hen een overzicht geven van zijn observaties en de gedachtevorming van de diverse lidstaten over hun ambities voor de toekomstige ontwikkeling van de sociale dimensie van Europa en hun focuspunten samenvatten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief Toekomst van de sociale dimensie van de EU. Zij hebben hierover de volgende vragen.
Op 17 november 2017 ondertekenden de Europese leiders, de Europese Commissie (hierna Commissie) en het Europees parlement de Europese pijler van sociale rechten, een politieke verbintenis die sturing biedt aan de lidstaten maar juridisch niet bindend is. Kan de Minister een oordeel geven over hoe deze pijler tot dusver EU-breed functioneert? Hoe gaan andere EU-lidstaten met de beginselen uit deze pijler om? Is deze al echt de Europese leidraad/standaard voor sociaal(economisch) beleid aan het worden, ook buiten Nederland? Hoe verloopt de monitoring van deze pijler in Nederland en andere lidstaten?
De Minister schrijft dat op het terrein van grensoverschrijdende handhaving binnen de EU, naast de oprichting van de Europese Arbeidsmarktautoriteit, nog stappen kunnen worden gezet. Aan welke stappen denkt de Minister?
In voorliggende brief benoemt de Minister een aantal prioritaire thema’s, waaronder opwaartse sociaaleconomische convergentie, de toekomst van werk, fatsoenlijke arbeidsmobiliteit, de coördinatie van sociale zekerheid en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden (met bijzondere aandacht voor bedrijven die opereren in meerdere lidstaten). In hoeverre delen andere lidstaten deze prioritaire thema’s? Hoe ziet het krachtenveld eruit?
Ten aanzien van opwaartse sociaaleconomische convergentie vindt de Minister dat sociaaleconomische onevenwichtigheden in de lidstaten dienen te worden gemonitord en geadresseerd. Voor wie en hoe zou dat moeten gebeuren? De Minister vermeldt dat er een raamwerk voor minimumlonen is geopperd om sociaaleconomische convergentie te ondersteunen en sociale dumping tegen te gaan. Kan de Minister hier enige context bij verschaffen? Wat is de status van dit initiatief?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van brief over de toekomst van de sociale dimensie van de EU. Zij hebben nog enige vragen.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de Minister kijkt naar de recente publicatie van het Centraal Planbureau (CPB) getiteld «Een budgettaire stabilisatiefunctie» dat wijst op de mogelijke welvaartswinsten van de invoering van een schokfonds. Zou een dergelijk fonds in combinatie met de doelstellingen van de sociale pijler en de aanbevelingen uit het Europees semester mogelijk kunnen helpen om opwaartse sociaaleconomische convergentie mogelijk te maken en tegelijkertijd economische schokken op te vangen?
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister nader in kan gaan op het advies van de Sociaal Economische Raad (SER), waar de SER ook beschrijft dat juist het draagvlak voor de EU verder versterkt kan worden door de sociale dimensie te versterken, maar dat het verder verdiepen van de interne markt ook neveneffecten kent die door burgers als negatief ervaren worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister met betrekking tot de toekomst van de sociale dimensie van de EU en de inzet van het kabinet. Zij hebben hierover nog een aantal vragen.
De leden van de SP-fractie delen de visie van het kabinet dat sociale zekerheid allereerst een bevoegdheid is van de individuele lidstaten en dat vooral ook moet blijven. Daarop gelet, wijzen deze leden op de recente mededeling van de Commissie voor meer efficiënte besluitvorming in het sociaal domein. Dit is volgens de leden van de SP-fractie een eufemisme voor het buitenspel zetten van nationale parlementen, aangezien de mededeling mogelijkheden beschrijft om af te stappen van besluitvorming op basis van unanimiteit binnen het sociaal domein. Specifiek stelt de Commissie voor om in de toekomst te overwegen om over aanbevelingen op het terrein van sociale zekerheid en sociale bescherming van werknemers met gekwalificeerde meerderheid te besluiten. In het recent verschenen fiche lezen deze leden dat ook de Minister van mening is dat dit onwenselijk is. Zij verlangen echter van de Minister om, nog veel sterker dan in het genoemde fiche, in krachtige bewoordingen afstand te nemen van dit idee. Is de Minister daartoe bereid? In de onderhavige brief missen deze leden hoe samengewerkt gaat worden met andere lidstaten om dit idee zo snel mogelijk van tafel te krijgen. Wat gaat de Minister eraan doen om te voorkomen dat er ondanks een nee van Nederland, toch wordt afgestapt van besluitvorming op basis van unanimiteit binnen het sociaal domein? Deze leden verwachten een uitgebreide reactie op de geuite zorgen en gestelde vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie hebben kennisgenomen van de brief Toekomst van de sociale dimensie van de EU. Zij hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de 50PLUS-fractie delen het belang van de Europese samenwerking en integratie voor het borgen van onze nationale en Europese toekomstige welvaart. Zij onderschrijven ten volle de focus van het kabinet op een goed werkende interne markt voor personen, goederen, kapitaal en diensten en het verder werken aan de sociale dimensie van de EU. Deze focus is inderdaad het belangrijkste middel van de EU om welvaart en banen te creëren. Deze leden vinden dat de Minister zich daarbij vooral moet gaan richten op het in goede banen leiden van de groeiende arbeidsmobiliteit en het keihard tegengaan van concurrentie op arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Tevens vinden zij dat het beleid zich vooral moet richten op gelijk loon voor gelijke arbeid op dezelfde plaats, en een juist gebruik van het Nederlandse sociale stelsel.
De Minister spreekt van opwaartse convergentie op sociaal terrein en zegt opwaartse sociaaleconomische convergentie te steunen. Wat wordt hiermee precies bedoeld en wat betekent dit voor het Nederlandse sociale stelsel en de Nederlandse sociaaleconomische structuur? De leden van de 50PLUS-fractie willen namelijk geen richtinggevende (Europese) invloed op of sturing van de structuur van het Nederlandse stelsel van sociale voorzieningen en de sociaaleconomische structuur van onze samenleving. Deelt de Minister deze visie? In dit verband willen deze leden benadrukken dat niet getornd moet worden aan de bestaande bevoegdheidsverdeling tussen de EU en haar lidstaten, zoals vastgelegd in het verdrag waarbij strikt vastgehouden moet worden aan de uitgangspunten van subsidiariteit en proportionaliteit. Primair doel moet volgens deze leden zijn om de sociale stelsels van lidstaten optimaal te laten samenwerken om gemeenschappelijke (Europese) doelen te realiseren, maar niet om toe te werken naar een samengaan tot een Europees sociaal stelsel of een pensioenstelsel binnen Europa. Deelt de Minister deze mening?
De leden van de 50PLUS-fractie vinden dat de Europese Arbeidsautoriteit niet meer moet en mag worden dan een effectieve, op handhaving gerichte samenwerkingsstructuur van volstrekt autonome handhavingsinstanties van de lidstaten. Deelt de Minister die mening en gaat hij zijn Europese beleid hier de komende tijd op richten?
Deze leden vragen of de Minister concreet nader kan duiden hoe hij zich ervoor gaat inzetten dat er in de EU geen race-to-the-bottom plaatsvindt op arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van werknemers. Gaat de Minister het raamwerk voor minimumlonen helpen uitwerken om sociaaleconomische convergentie te ondersteunen en sociale dumping tegen te gaan? De leden van de 50PLUS-fractie merken op dat de Minister in zijn brief de problematiek van (jeugd)werkloosheid en de gevolgen van een vergrijzende bevolking slechts marginaal aanstipt. Kan hij zijn Europese inzet op bestrijding van (ouderen)werkloosheid en vergrijzing grondig nader toelichten? Kan de Minister met het oog op de gewenste fatsoenlijke arbeidsmobiliteit ingaan op zijn inzet voor vervoer en transport? Kan de Minister uitvoeriger ingaan op zijn inzet bij de coördinatie van sociale zekerheid. Welke concrete stappen gaat hij zetten, wat is zijn doel? Kan hij een gewenst scenario schetsen, uitgaande van de stand van zaken nu? Hoe gaat de Minister de integriteit van ons Nederlandse sociale stelsel waarborgen, en fraude en misbruik voorkomen?
Tot slot hebben de leden van de 50PLUS-fractie nog een enkele vraag en opmerking bij het in deze brief genoemde en bij brief van de Minister van SZW van 24 mei 2019 uitvoerig becommentarieerde advies «prioriteiten voor een fair Europa» van de SER. Hoe gaat de Minister het relatief grote onbenutte arbeidsaanbod binnen Europa, en niet in de laatste plaats binnen Nederland, helpen terugdringen? Kan toegezegd worden dat de meldingsplicht voor gedetacheerde werknemers eind van dit kalenderjaar in werking treedt? Deelt de Minister de mening van de SER dat het werkland de bevoegdheid moet hebben om na vaststelling van fraude de A1-verklaring in te trekken? De leden van de 50PLUS-fractie zien graag een nadere toelichting tegemoet. Deze leden vragen of de Minister nader kan concretiseren hoe hij gaat optreden tegen het verschijnsel van ongerechtvaardigde of perverse vormen van (sociaal) regimeshopping door bedrijven. De SER constateert in haar advies: «De vergrijzing onderstreept het belang van een goed begeleide immigratie en van een hogere productiviteitsgroei – dan Europa in de afgelopen periode heeft weten te realiseren – om de toekomstige welvaart voor iedereen, jongeren en ouderen, actieven en niet-actieven, te kunnen veiligstellen». Hoe gaat de Minister zich voor dit alles inzetten in Nederland en de EU?