Kabinetsreactie op het lentepakket Europees Semester 2019
Europese Raad
Brief regering
Nummer: 2019D24633, datum: 2019-06-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-20-1467).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Mede ondertekenaar: W.B. Hoekstra, minister van Financiën (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 20-1467 Europese Raad.
Onderdeel van zaak 2019Z11954:
- Indiener: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Medeindiener: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2019-06-18 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-06-20 14:35: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-07-03 10:15: Eurogroep/Ecofinraad (Algemeen overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2019-07-04 10:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2019-09-04 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
21 501-20 Europese Raad
Nr. 1467 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2019
Op woensdag 5 juni 2019 publiceerde de Europese Commissie haar voorstellen voor landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester. In de bijgaande brief geeft het kabinet een appreciatie van het Commissievoorstel voor de landspecifieke aanbevelingen voor Nederland en een toelichting op het vervolgproces. Daarnaast wordt in deze brief ook een toelichting gegeven op de horizontale nota over de landspecifieke aanbevelingen en de implementatie van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP), zoals aangekondigd in de Geannoteerde Agenda Eurogroep en Ecofin van 13 en 14 juni 2019.1
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Kabinetsreactie Landspecifieke aanbevelingen 2019
Op woensdag 5 juni 2019 publiceerde de Europese Commissie haar voorstellen voor landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester (hierna: Semester).2 Het Semester is het jaarlijkse proces waarin EU-lidstaten hun economisch en budgettair beleid coördineren. Het Semester combineert het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden, overheidsfinanciën en het bevorderen van economische groei in Europa. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de landenrapportages van de Europese Commissie die op 27 februari zijn gepubliceerd3, de lenteraming van de Europese Commissie4 en de nationale hervormings- en stabiliteits- of convergentieprogramma’s5 die de lidstaten in april bij de Europese Commissie hebben ingediend. De landspecifieke aanbevelingen zullen uiteindelijk worden aangenomen door de Raad in juli.
De landspecifieke aanbevelingen richten zich op de grootste budgettaire en sociaaleconomische uitdagingen van lidstaten. Met de voorgestelde aanbevelingen beoogt de Europese Commissie lidstaten een steun in de rug te geven om structurele hervormingen door te voeren die nodig zijn om de economieën te versterken, werkgelegenheid en sociale inclusie te stimuleren en om het investeringsklimaat te verbeteren. De Europese Commissie heeft net als voorgaande jaren lidstaten en stakeholders geconsulteerd om het nationaal eigenaarschap van de aanbevelingen te vergroten en de implementatie te ondersteunen. Nieuw dit jaar is dat de Europese Commissie een speciale aanbeveling geeft op het gebied van investeringsbehoeften.
De Europese Commissie stelt dit jaar voor Nederland drie landspecifieke aanbevelingen voor op negen terreinen: de woningmarkt; pensioenen; loongroei; belastingen; zelfstandigen zonder personeel; skills op de arbeidsmarkt; investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie; investeringen in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en het terugdringen van broeikasgassen; en investeringen in infrastructuur.
Op hoofdlijnen herkent het kabinet de door de Europese Commissie geschetste uitdagingen. De aanbevelingen zijn – op de nieuw ingestelde investeringsaanbeveling na – grotendeels in lijn met eerdere aanbevelingen van de Europese Commissie en vloeien grotendeels voort uit de analyse van de Nederlandse economie die de Europese Commissie in het landenrapport heeft gemaakt. De aanbevelingen vormen een nuttige bijdrage aan het politieke debat. Hieronder worden de letterlijke aanbevelingen van de Europese Commissie voor de periode 2019–2020 weergegeven met daarbij een appreciatie van het kabinet.
BEVEELT AAN dat Nederland in 2019 en 2020 de volgende actie onderneemt:
|
De Europese Commissie is voorzichtig positief over de Nederlandse economie. De groei neemt af, maar blijft rond het potentieel. In 2018 groeide de economie met 2,7 procent. Voor 2019 en 2020 verwacht de Commissie een groei van 1,6 procent. De economische groei is over haar piek heen, mede door een verminderde groei in consumptie, een zwakkere groei in werkgelegenheid en verminderde groei in de belangrijkste handelspartners. De werkloosheid zal naar verwachting dalen tot 3,5 procent in 2019 en rond de 3,6 procent liggen in 2020.
Beoordeling Stabiliteitsprogramma
In de landspecifieke aanbevelingen gaat de Europese Commissie ook in op de Nederlandse begrotingsvooruitzichten, zoals het kabinet die in het Stabiliteitsprogramma heeft gepubliceerd. In lijn met de positieve vooruitzichten verwacht de Europese Commissie op basis van haar lenteraming dat het Nederlandse EMU-saldo uitkomt op 1,5 procent bbp in 2019 en 0,8 procent bbp in 2020, wat het gevolg is van geplande belastingverlagingen. Het structurele EMU-saldo van 0,75 procent in 2018 zal naar verwachting verslechteren naar 0,25 procent in 2020. De EMU-schuld daalt volgens het 2019 Stabiliteitsprogramma tot 52,4 procent bbp in 2019 en 44,6 procent bbp in 2022. In haar beoordeling van het Nederlands Stabiliteitsprogramma beoordeelt de Europese Commissie dan ook dat Nederland voldoet aan de vereisten van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP).
1a. Woningmarkt
Voor wat betreft de woningmarkt wordt Nederland aanbevolen de resterende verstoringen aan te pakken, in het bijzonder door ontwikkeling van de private huurmarkt. Het kabinet herkent deze uitdaging en is hiermee reeds aan de slag gegaan in aanvulling op de maatregelen die het vorige kabinet al heeft genomen. Zo heeft het huidige kabinet besloten om de afbouw van de maximale hypotheekrenteaftrek te versnellen. Vanaf 2020 zullen er vier stappen van 3%-punt per jaar plaatsvinden, waardoor in 2023 een maximaal aftrekbaar tarief van 37% bereikt zal zijn. Ook werkt het kabinet met gemeenten, marktpartijen, woningcorporaties en huurders verder aan de realisatie van een groter middenhuursegment. De recentelijk aangenomen wet «Maatregelen middenhuur» (Kamerstuk 35 036) draagt hier verder aan bij. Deze wet omvat een vereenvoudiging van de markttoets en een verduidelijking van de Huisvestingswet. Dit biedt woningcorporaties en gemeenten meer armslag om de grote vraag naar huurwoningen voor middeninkomens tegemoet te komen. Verruiming van het woningaanbod draagt bij aan de beheersing van de schuldenlast van Nederlandse huishoudens. Om de grote bouwopgave het hoofd te bieden, zet het kabinet in op een intensivering van de samenwerking met gemeentelijke overheden. In dit kader zijn inmiddels Woondeals afgesloten met de stad Groningen, de regio Eindhoven en de Zuidelijke Randstad.
1b. Pensioenen
De aanbeveling voor pensioenen luidt hetzelfde als afgelopen jaar. De Europese Commissie beveelt Nederland aan om de transparantie, de intergenerationele verdeling en de schokbestendigheid van het pensioenstelsel te verbeteren. Tevens erkent de Commissie dat Nederland al gestart is met de voorbereidingen hiervan. Het kabinet herkent de door de Commissie geschetste uitdagingen. Het Nederlandse pensioenstelsel is volgens het kabinet een belangrijke verworvenheid, maar moet beter aansluiten op de veranderende arbeidsmarkt en samenleving om toekomstbestendig te zijn. Het huidige stelsel leidt tot een discussie tussen generaties over de verdeling van het beschikbare pensioenvermogen en is onvoldoende toegerust op de veranderende arbeidsmarkt en op toegenomen verschillen in persoonlijke omstandigheden en voorkeuren van deelnemers. In het regeerakkoord (2017)(bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) heeft het kabinet een richting geschetst voor vernieuwing van het pensioenstelsel, in lijn met eerdere adviezen van de Sociaaleconomische Raad (SER). Een belangrijk uitgangspunt daarbij is de afschaffing van de doorsneesystematiek. Hiermee komt een einde aan de herverdeling die het gevolg is van de doorsneesystematiek, wordt de pensioenopbouw transparanter en sluit het stelsel beter aan op de arbeidsmarkt. De transitie naar een nieuw stelsel is evenwel een complexe en verstrekkende operatie, die een grondige sociale dialoog en zorgvuldige uitwerking vereist voor publiek en politiek draagvlak. Op 5 juni heeft Minister Koolmees (SZW) in dit kader het principeakkoord met de polder gepresenteerd.6
1c. Loongroei
De Europese Commissie beveelt aan om de voorwaarden voor een hogere loongroei te versterken, met oog voor de rol van de sociale partners. De overheid schept in algemene zin voorwaarden voor loongroei. Zo draagt overheidsbeleid indirect bij aan de arbeidsproductiviteitsgroei, o.a. door het stimuleren van O&O en het investeren in menselijk kapitaal, in het bijzonder voor personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daarnaast agendeert het kabinet dit onderwerp, door werkgevers te wijzen op de beschikbare ruimte om de lonen te verhogen. Daar heeft het kabinet als overheidswerkgever ook zelf gevolg aan gegeven via de cao van het Rijk, die in de zomer van 2018 is afgesloten. Het kabinet zet hier dan ook op in, om op deze manier ruimte te bieden voor verdere reële loongroei. Tegelijkertijd benadrukt het kabinet in lijn met de voorgestelde aanbeveling dat lonen in Nederland worden bepaald door overleg van sociale partners. Het Centraal Economisch Plan (CEP) van het CPB verwacht voor 2019 een loongroei van 2,7 procent en voor 2020 van 2,3 procent.
1d. Aggressive tax planning
De Europese Commissie geeft aan dat de strijd tegen agressieve belastingplanning essentieel is om belastingsystemen efficiënter en eerlijker te maken. De Europese Commissie erkent dat Nederland reeds maatregelen heeft genomen op dit gebied. Daarnaast merkt de Europese Commissie op dat gegeven het grote aantal dividend-, royalty- en rentebetalingen dat door Nederland stroomt, het aannemelijk is dat ondernemingen de Nederlandse belastingregels nog steeds gebruiken voor agressieve belastingplanning. De afwezigheid van een bronbelasting op royalty- en rentebetalingen in geval een betaling wordt gedaan aan een niet of laag belastende jurisdictie speelt daar een belangrijke rol in aldus de Europese Commissie. Het kabinet is blij dat de Europese Commissie daarbij aangeeft dat de door dit kabinet aangekondigde fiscale maatregelen7, inclusief de conditionele bronbelasting op rente- en royaltybetalingen een belangrijke stap zijn om agressieve belastingplanning via Nederland tegen te gaan. De Commissie noemt daarbij dat het belangrijk is dat deze maatregelen worden gemonitord. Het kabinet vindt dat ook belangrijk en heeft daarom aangekondigd om jaarlijks de ontwikkeling van de dividend-, rente- en royaltybetalingen die door Nederland stromen te gaan monitoren.8
2a. Arbeidsmarkt: zelfstandigen zonder personeel
Net als vorige jaren beveelt de Commissie aan om de prikkels voor zzp-schap te verminderen, een adequate sociale bescherming voor zzp-ers te bevorderen en schijnzelfstandigheid aan te pakken. Het kabinet herkent zich in deze aanbeveling en treft maatregelen met betrekking tot zzp-ers. Zzp-ers hebben een belangrijke plaats op onze arbeidsmarkt. Veel opdrachtnemers hebben er welbewust voor gekozen om als zelfstandige aan de slag te gaan en leveren zo een belangrijke bijdrage aan de samenleving en de economie. De sterke groei van het aantal zelfstandigen heeft echter ook een andere kant. Er is een groeiende groep schijnzelfstandigen en kwetsbare zelfstandigen waar het kabinet zich zorgen over maakt. Het beschermen van kwetsbare zelfstandigen en het voorkomen van schijnzelfstandigheid en concurrentie op arbeidsvoorwaarden staat voor het kabinet dan ook voorop. Daartoe werkt het kabinet op de korte termijn wetgeving uit ter vervanging van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties. Schijnzelfstandigheid en oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden moeten worden voorkomen. Ten slotte heeft het kabinet een commissie ingesteld die fundamenteler kijkt naar de regulering van werk op de langere termijn. Die commissie beziet of er aanleiding is de regels aan te passen gegeven de huidige en toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Het gaat daarbij om de vraag hoe risico’s moeten worden verdeeld en hoe bescherming wordt georganiseerd. De opdracht van de commissie is breed en omvat het arbeidsrecht, de sociale zekerheid en de fiscaliteit. Eind 2019 komt de commissie met een advies.
2b. Arbeidsmarkt: het versterken van skills, met name in de marges
Onderdeel van de aanbeveling op het terrein van de arbeidsmarkt is dat Nederland meer aandacht moet besteden aan de vaardigheden van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Het kabinet is in 2018 van start gegaan met het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA)(Kamerstuk 29 544, nr. 821). Dit programma is opgezet om de arbeidsparticipatie en arbeidsmarktpositie van Nederlanders met een migratieachtergrond te verbeteren. Daarnaast stelt de Europese Commissie voor om het beleid op leven lang leren te versterken. Op 3 juni jl. hebben Minister Koolmees (SZW) en Minister van Engelshoven (OCW) een kabinetsbrede aanpak gepresenteerd gericht op Leven Lang Ontwikkelen. Doel van deze aanpak is het stimuleren van de eigen regie van mensen op hun loopbaan en hun leven, zodat ze zich kunnen blijven ontwikkelen en vitaal, flexibel en duurzaam inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt. Het kabinet wil met deze aanpak van «repareren» naar «vooruitkijken»: mensen moeten zich niet pas scholen bij werkloosheid of dreigend baanverlies, maar leren en ontwikkelen zien als vanzelfsprekende onderdelen van hun werk en hun leven.
Het kabinet investeert daarnaast de komende vijf jaar bijna € 125 miljoen in maatregelen voor de aanpak van laaggeletterdheid bij volwassenen en leesbevordering en taalstimulering bij kinderen. Dit is een aanvulling op het structurele budget voor volwasseneducatie dat gemeenten ontvangen. In totaal besteedt Nederland daarmee tot en met 2024 € 425 miljoen aan het verbeteren van de vaardigheden van de mensen die nu kansen missen om mee te doen in onze samenleving. Hiermee wordt ook een versnelling beoogd van de verbreding van de aanpak van laaggeletterdheid naar digitale vaardigheden.
Binnen alle bovenstaande trajecten is aandacht voor het genderperspectief. Verder zet het kabinet in op het verhogen van de financiële onafhankelijkheid van vrouwen. Het Ministerie van OCW zal in samenwerking met het Ministerie van SZW een extra ronde binnen het ZonMw kennisprogramma Vakkundig aan het Werk organiseren. Het doel hiervan is om de re-integratie te verbeteren van vrouwen met een afstand tot de arbeidsmarkt en daarmee de uitkeringsafhankelijkheid en armoede en schulden onder vrouwen te voorkomen of te verminderen.
3a. Investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie
De Europese Commissie stelt in de budgettaire aanbeveling voor om met budgettair en structureel beleid de publieke en private investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie te verhogen. Het kabinet onderschrijft het belang van publieke en private investeringen in onderzoek en innovatie voor toekomstige economische groei, de aanpak van maatschappelijke uitdagingen en het bewerkstelligen van wetenschappelijke doorbraken. Het kabinet wil daarom zicht houden op de doelstelling voor R&D-investeringen in Nederland van 2,5% bbp en heeft daarom reeds beleid ingezet in lijn met deze voorgestelde aanbeveling. Het kabinet investeert vanaf 2020 structureel 400 miljoen euro extra in fundamenteel en toegepast onderzoek, plus een incidentele investering in de onderzoeksinfrastructuur. Ook bevat het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) een aantal meer structuur-georiënteerde beleidsveranderingen, onder andere door de sterkere focus van de topsectoren op de economische kansen van maatschappelijke thema's en sleuteltechnologieën, en de voortzetting van het Techniekpact. Voorts zorgt de Nationale Wetenschapsagenda voor structurele aandacht voor maatschappelijke uitdagingen en wetenschappelijke doorbraken. Tezamen verhoogt dit de publieke investeringen in R&D en draagt het bij aan excellente wetenschap, waarbij een deel van de publieke investeringen ook een hefboomwerking zal hebben op private R&D-investeringen.
3b. Investeringen in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en het terugdringen van broeikasgassen
Als onderdeel van de investeringsaanbeveling beveelt de Commissie aan om het investeringsbeleid meer te focussen op investeringen in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en het terugdringen van de emissie van broeikasgassen. De Commissie constateert daarbij dat Nederland op koers ligt om het doel voor broeikasgasreductie in de non-ETS sectoren in 2020 te halen. Ook stelt de Commissie dat het doel voor hernieuwbare energie in 2020 waarschijnlijk niet gehaald wordt zonder aanvullende maatregelen. Het kabinet staat voor een ambitieus klimaat- en energiebeleid. Het kabinet blijft inzetten op het realiseren van de doelen uit het Energieakkoord. Daarnaast worden maatregelen genomen om in 2030 49% broeikasgasreductie te realiseren ten opzichte van 1990. Hiervoor heeft het kabinet in het regeerakkoord aanvullende middelen beschikbaar gesteld onder andere via de SDE+ en de Klimaatenvelop. Daarnaast heeft het kabinet bij Voorjaarsnota 2019 (Kamerstuk 35 210, nr. 1) nog aanvullende middelen beschikbaar gesteld om de klimaatdoelen voor 2030 te halen.
3c. Investeringen in infrastructuur
Als onderdeel van de investeringsaanbeveling beveelt de Commissie ook aan om knelpunten in transport aan te pakken. De Commissie stelt dat Nederland, als dichtbevolkt land en als belangrijke speler in het Europese logistieke systeem, problemen blijft ondervinden met congestie. Het kabinet herkent zich in deze analyse. Zo geeft het Kennisinstituut voor Mobiliteit (KiM) Mobiliteitsbeeld aan dat de totale maatschappelijke kosten door files en vertragingen op het Nederlandse hoofdwegennet voor 2016, in prijzen van 2016, zijn geraamd op € 2,8 à € 3,7 miljard. Om deze maatschappelijke kosten te beperken investeert het kabinet significant in de Nederlandse infrastructuur. In de periode 2019 t/m 2029 beschikt het infrastructuurfonds over in totaal € 70 miljard, waarvan € 33 miljard bestemd is voor wegen. Daarbij heeft dit kabinet in het regeerakkoord € 2 miljard extra beschikbaar gesteld voor een inhaalslag in infrastructuur en het structurele budget met € 100 miljoen verhoogd. Voor de robuustheid en capaciteit van het spoorsysteem heeft het kabinet voorgesteld het Europese beveiligingssysteem ERTMS netwerkbreed in te voeren en de investeringen tot € 7 miljard tot 2050 te reserveren. Daarnaast wordt de capaciteit van het spoorwegnet structureel uitgebreid door het programma Hoogfrequent spoorvervoer. In het omvangrijke Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) wordt tot 2030 meer dan 1.000 kilometer aan rijstroken aangelegd. In de huidige kabinetsperiode wordt bovendien het startschot gegeven voor de realisatie van 600 kilometer aan rijstroken. Daarnaast wordt in de Nationale Markt en Capaciteiten Analyse (NMCA) periodiek vastgesteld op welke wegen zich naar verwachting in de toekomst een bereikbaarheidsknelpunt voordoet. Nieuwe investeringen worden gebaseerd op de uitkomsten van de NMCA en geprioriteerd naar de meest rendabele projecten en de beschikbaarheid van cofinanciering vanuit de regio’s. Tevens is toekomstbestendige infrastructuur en wegbeheer één van de vier actielijnen om Smart Mobility-oplossingen toe te passen, zoals aangegeven in de Kamerbrief aanpak Smart Mobility van 4 oktober 2018 (Kamerstuk 31 305, nr. 264). Smart Mobility leidt op twee manieren tot veranderingen: enerzijds moet de infrastructuur geschikt zijn en blijven voor de voertuigen die er gebruik van maken en anderzijds verandert het gedrag van voertuigen en weggebruikers.
Vervolg
Als gevolg van de Europarlementsverkiezingen is het proces rondom de landspecifieke aanbevelingen dit jaar aangepast ten opzichte van voorgaande jaren. De Commissie heeft haar aanbevelingen dit jaar later gepubliceerd en de Europese Raad komt vroeger bijeen. Om de verschillende Raadsformaties voldoende te betrekken is het proces dit jaar opgesplitst in twee fasen. De eerste fase bestaat uit een discussie van een horizontal note (hierna: «nota») tijdens de Ecofin op 14 juni. Deze nota bestaat uit een horizontale beschrijving van de landspecifieke aanbevelingen. Nadat de nota is besproken in de Ecofinraad van
14 juni zal deze worden besproken in de Europese Raad van juni. De tweede fase bestaat uit een discussie over de landspecifieke aanbevelingen zelf in de Ecofin en de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO). Het kabinet zal daar eerder genoemde inzet uitdragen. De Ecofinraad van 9 juli zal de aanbevelingen formeel aannemen. De beide Kamers worden op de gebruikelijke wijze betrokken bij het voorbereiden van de vakraden en de Europese Raad.
Navolging Geannoteerde Agenda Eurogroep en Ecofin 13 en 14 juni 2019
In de Geannoteerde Agenda van de Eurogroep en Ecofin op 13 en 14 juni 2019 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1605) is de Kamer naast een kabinetsappreciatie inzake de voorstellen van de Europese Commissie voor de landspecifieke aanbevelingen, toegezegd in te gaan op het voorstel voor de eerdergenoemde horizontal note.
Horizontale nota
Het kabinet is van mening dat de concept-nota een gebalanceerde weergave is van de voorgestelde landspecifieke aanbevelingen. De nota stelt dat de aanbevelingen voor 2019 lidstaten aanmoedigen om de potentiele groei te verhogen door het moderniseren en weerbaarder maken van nationale economieën. Hierbij wordt opgeroepen tot het stimuleren van investeringen, doorvoeren van structurele hervormingen en prudent begrotingsbeleid. De nota signaleert dat de totale publieke schuld in de EU afneemt maar dat progressie ten aanzien van schuldreductie sterk verschilt tussen lidstaten, en dat sommige lidstaten onvoldoende gebruik hebben gemaakt van de gunstige economische tijden om de schuld af te bouwen en begrotingsbuffers op nationaal niveau te verhogen. Daarnaast onderstreept de nota de noodzaak van structurele hervormingen met betrekking tot het waarborgen van de financiële stabiliteit en het verlagen van de administratieve lasten nationaal. Ook roept de nota lidstaten op om investeringen die de grootste impact hebben op het lange termijn groeipotentieel te prioriteren. Met name de aanbevelingen dat lidstaten prudent dienen te begroten, in lijn met het SGP, en structurele hervormingen dienen door te voeren, acht het kabinet van groot belang voor de stabiliteit en weerbaarheid van de Europese economie.
SGP Implementatie
Naast de landspecifieke aanbevelingen heeft de Europese Commissie ook vervolgstappen gepresenteerd in het kader van de handhaving van het SGP.
In de eerste plaats heeft de Europese Commissie een formeel voorstel gedaan aan de Ecofin voor het beëindigen van de EDP voor Spanje. Spanje heeft namelijk in 2018 een EMU-tekort van onder 3% gerealiseerd en het tekort zal op basis van de lenteraming ook in 2019 en 2020 onder de 3% blijven. Het kabinet zal, naar verwachting in de Ecofin van 14 juni 2019, instemmen met dit voorstel.
Tevens liggen tijdens de Ecofin van 14 juni 2019 voorstellen van de Europese Commissie voor, net zoals vorig jaar, om binnen de preventieve arm een significanteafwijkingsprocedure voor Roemenië en Hongarije te openen en zijn er aanbevelingen gedaan voor een Raadsbesluit om vast te stellen dat Roemenië en Hongarije geen effectieve actie hebben genomen om de significante afwijking van het pad naar de Medium Term Objective (MTO) terug te dringen. Het kabinet zal tijdens de Ecofin van 14 juni 2019 instemmen met deze voorstellen van de Europese Commissie.
Op 5 juni jl. heeft de Europese Commissie tevens voor vier lidstaten een artikel 126(3)-rapport gepubliceerd: België, Frankrijk, Cyprus en Italië. Deze zogenaamde 126(3)-rapporten worden door de Europese Commissie gepubliceerd over lidstaten die de grenswaarden uit de correctieve arm van het SGP dreigen te overtreden. De Europese Commissie stelt hierbij dat het openen van een buitensporigtekortprocedure voor Italië gerechtvaardigd is. Nederland steunt deze conclusie, in lijn met de opstelling van het kabinet die is verwoord in diverse brieven aan uw Kamer. Mogelijk leiden de rapporten vervolgens tot voorstellen van de Europese Commissie voor Raadsbesluiten tot het starten van een buitensporigtekortprocedure. Dergelijke voorstellen liggen echter pas voor in de Ecofin van juli 2019. Indien deze voorstellen door de Europese Commissie worden gedaan zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.
Tijdens het AO Eurogroep/Ecofin op 5 juni 2019 heb ik de Vaste Kamercommissie van Financiën toegezegd om in te gaan op de landspecifieke aanbevelingen voor Malta. De landspecifieke aanbevelingen voor Malta die de Europese Commissie heeft voorgesteld gaan in op corruptiebestrijding, anti-witwassen, de rechtspraak, agressive tax planning, publieke investeringen en de houdbaarheid van de publieke financiën in het licht van de gezondheidszorg en het pensioensysteem. Het Europees Semester bestaat uit zowel het formuleren van beleidsuitdagingen als het monitoren van de voortgang op de implementatie van beleidsmaatregelen in relatie tot die uitdagingen. Daarnaast wordt binnen het Semester over de voortgang gesproken binnen de Raad. Op deze manier kunnen lidstaten elkaar bij de les houden. De Europese Commissie zal de voortgang die Malta maakt op het implementeren van deze aanbevelingen monitoren en hierover rapporteren aan de Raad op de reguliere momenten binnen het Semester. Het kabinet erkent het belang van het bestrijden van corruptie en witwaspraktijken, en verwelkomt de aandacht die de Europese Commissie hier aan besteedt in het voorstel van de landspecifieke aanbevelingen voor Malta.
Geannoteerde Agenda Eurogroep en Ecofin 13 en 14 juni 2019 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1605)↩︎
https://ec.europa.eu/info/publications/2019-european-semester-country-specific-recommendations-council-recommendations_en↩︎
Voor overzicht landenrapportages zie: https://ec.europa.eu/info/publications/2019-european-semester-country-reports_en↩︎
Voor lenteraming zie: https://ec.europa.eu/info/files/european-economic-forecast-spring-2019_en↩︎
Voor overzicht ingediende rapportages zie: https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-and-fiscal-policy-coordination/eu-economic-governance-monitoring-prevention-correction/european-semester/european-semester-timeline/national-reform-programmes-and-stability-convergence-programmes/2019-european-semester_en↩︎
Kamerstuk 32 043, nr. 457↩︎
Brief van 23 februari 2018: Kamerstuk 25 087, nr. 188.↩︎
Kamerstuk 25 087, nr. 222.↩︎