Brief van het Presidium over een appreciatie van de moties ingediend bij het wetgevingsoverleg, gehouden op 3 juni 2019, over de Raming der voor de Tweede Kamer in 2020 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Raming der voor de Tweede Kamer in 2020 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Brief Presidium
Nummer: 2019D24699, datum: 2019-06-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35166-19).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K. Arib, Voorzitter van de Tweede Kamer (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35166 -19 Raming der voor de Tweede Kamer in 2020 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.
Onderdeel van zaak 2019Z11969:
- Indiener: K. Arib, Voorzitter van de Tweede Kamer
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
35 166 Raming der voor de Tweede Kamer in 2020 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Nr. 19 BRIEF VAN HET PRESIDIUM
Aan de leden
Den Haag, 12 juni 2019
Namens het presidium geef ik hierbij een appreciatie van de moties ingediend bij het wetgevingsoverleg, gehouden op 3 juni 2019, over de Raming der voor de Tweede Kamer in 2020 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.
– Motie van het lid Van Nispen over een werkgroep om de onkostenvergoedingen voor Kamerleden en de controle hierop te bezien (Kamerstuk 35 166, nr. 10)
De motie wordt ontraden. Er is een commissie emolumenten geweest. Deze commissie is eind 2012 opgeheven omdat na de aanvaarding van de zogenaamde Dijkstalwetgeving, waarbij onder meer de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer werd herzien, de commissie geen werk meer had. Sindsdien zijn er nauwelijks wijzigingen van deze regels geweest. Het presidium ziet geen reden om op dit moment een nieuwe werkgroep op te richten. Alle geldelijke voorzieningen voor de leden (rechtspositionele zaken) moeten volgens de Grondwet bij wet geregeld worden. Het is aan de Kamerleden zelf om met voorstellen en eventueel initiatiefwetsvoorstellen te komen.
– Motie van het lid Van der Molen c.s. over het uitwerken van aanbeveling 4 uit het rapport van de werkgroep Integriteit (Kamerstuk 35 166, nr. 11)
Het oordeel over de motie wordt overgelaten aan de Kamer.
– Motie van het lid Öztürk over een onderzoek naar uitbreiding van de fractieondersteuning (Kamerstuk 35 166, nr. 12)
De motie wordt ontraden. De basis van de bijdrage aan de fracties is het zetelbedrag. Deze bedraagt voor 2019 € 181.000 en is opgebouwd uit de directe loonkosten van eenmaal schaal 10 (€ 73.000) en eenmaal schaal 13 (€ 108.000) opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven 2019. Een fractie met minder dan zes leden ontvangt een extra budgetzetel en een fractie met meer dan vijf leden en minder dan elf leden ontvangt een halve extra budgetzetel. De fractiekostenregeling is recent aangepast naar aanleiding van het rapport van de werkgroep-Bisschop. Het presidium ziet geen aanleiding hier nu opnieuw naar te kijken.
– Motie van het lid Öztürk over het inzichtelijk maken van de kosten die zijn toe te rekenen aan het presidium en de Kamervoorzitter (Kamerstuk 35 166, nr. 13)
Zowel tijdens het debat bij de Ramingsbehandeling 2019 (Kamerstuk 34 892, nr. 15) als tijdens het debat over de Raming 2020 is hierop ingegaan. De motie wordt ontraden.
– Motie van het lid Öztürk over een plan van aanpak voor meer diversiteit (Kamerstuk 35 166, nr. 14)
De motie wordt ontraden. Het diversiteitscharter is door de Kamer ondertekend. Het plan van aanpak is in september 2018 opgesteld en daaraan wordt op dit moment uitvoering gegeven. Cijfermatige doelstellingen voortvloeiend uit de Participatiewet en het «Charter Talent naar de Top» zijn vermeld in het sociaal jaarverslag.
– Motie van het lid Öztürk over een lobbyverbod van twee jaar voor Kamerleden (Kamerstuk 35 166, nr. 15)
De motie wordt ontraden. Het betreft een zaak van individuele Kamerleden.
– Motie van de leden Ziengs en Van der Molen over aanwezigheid van Kamerleden bij officiële herdenkingen namens het gehele parlement (Kamerstuk 35 166, nr. 16)
De motie wordt ontraden. De regel is dat aanwezigheid bij officiële herdenkingen namens de Kamer plaatsvindt door de Voorzitter dan wel ondervoorzitter. Hierover zijn protocollaire afspraken gemaakt in samenspraak met onder andere de Eerste Kamer en het Nationaal Comité 4 en 5 mei.
De Staten-Generaal kan ook vertegenwoordigd worden door één of meer Kamerleden. Bijvoorbeeld door leden van de vaste commissie voor Defensie, waar het gaat om militaire herdenkingen, herdenkingen van geallieerde militairen en historische gebeurtenissen waarbij militairen betrokken zijn geweest, of door leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport waar het gaat om burgeroorlogsslachtoffers of historische gebeurtenissen waar vooral burgers bij betrokken zijn geweest. Er is op dit moment dus al veel ruimte.
Met het oog op het komende lustrumjaar en de vele herdenkingen zal tijdig – in samenspraak met de commissies Defensie, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, als ook de contactgroepen – en met inachtneming van bovenstaande regel, gekeken worden hoe de Kamer op vele plaatsen vertegenwoordigd kan zijn bij officiële herdenkingen.
– Motie van de leden Ziengs en Van Nispen over het in kaart brengen van onverschuldigde betaling voor verblijfkosten (Kamerstuk 35 166, nr. 17)
De motie wordt ontraden. Gewezen wordt op de eigen verantwoordelijkheid van Kamerleden.
Vanuit de Kamerorganisatie zal jaarlijks geattendeerd worden op de regels rondom onkostenvergoedingen en zal worden gewezen op de noodzaak van het correct bijhouden van adresgegevens.
– Gewijzigde motie van het lid Van Nispen over het afschaffen van de huidige vergoeding voor verblijfkosten (Kamerstuk 35 166, nr. 18)
Deze motie is gericht aan de Kamer. Alle geldelijke voorzieningen van de leden (rechtspositionele zaken) moeten volgens de Grondwet bij wet geregeld worden. Het is aan de Kamerleden zelf om met voorstellen te komen. De motie wordt ontraden.
Namens het presidium,
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
K. Arib