[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 3 juni 2019, over de Raming der voor de Tweede Kamer in 2020 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Raming der voor de Tweede Kamer in 2020 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Verslag van een wetgevingsoverleg

Nummer: 2019D24849, datum: 2019-06-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35166-21).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35166 -21 Raming der voor de Tweede Kamer in 2020 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.

Onderdeel van zaak 2019Z05322:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

35 166 Raming der voor de Tweede Kamer in 2020 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Nr. 21 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 13 juni 2019

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 3 juni 2019 overleg gevoerd over:

de brief van het presidium d.d. 17 april 2019 inzake aanbevelingen werkgroep «Integriteit leden van de Tweede Kamer» (Kamerstuk 35 166, nr. 5);

de Raming der voor de Tweede Kamer in 2020 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (Kamerstuk 35 166).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie,
Ziengs

De griffier van de commissie,
Roovers

Voorzitter: Ziengs

Griffier: Hendrickx

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Arib, Bergkamp, Van der Molen, Van Nispen, Öztürk, Özütok, Ploumen, Sneller, Tellegen en Ziengs,

alsmede mevrouw Roos, Griffier Tweede Kamer, de heer Van Leeuwen, directeur a.i. Bedrijfsvoering en Informatisering, de heer Van Rhijn, directeur Huisvesting, Renovatie en Financiën en de heer Wit, Hoofd Financieel Economische Zaken.

Aanvang 11.03 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Hierbij open ik het wetgevingsoverleg met de leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken – hartelijk welkom – en ter linkerzijde onze Kamervoorzitter, de Griffier en leden van het presidium. We hebben op de uitnodiging kunnen zien een spreektijd van – tentatief, staat er – zes minuten. Ik zal daar soepel in zijn, maakt u zich daar geen zorgen over, maar volgens mij moet het in zes minuten over het algemeen ook wel te doen zijn, denk ik. Ik stel voor dat we twee interrupties in tweeën doen en geef graag het woord aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter, dank u wel. Het vertegenwoordigen van het volk, het controleren van de regering en het medewetgeven is heel erg belangrijk. Waar zouden we zijn zonder al die mensen die daaraan bijdragen? Dus allereerst bedank ik alle mensen die hier werken, die ons werk hier mogelijk maken en die ervoor zorgen dat het hier aangenaam werken is. De mensen van het restaurantbedrijf, de schoonmaak, de bodes, de beveiligers, de stafmedewerkers en alle anderen: heel erg bedankt voor jullie glimlach, de kopjes koffie, de veiligheid, het schone bureau en jullie bijdrage aan het parlementaire proces.

Maar het kan niet alleen bij mooie woorden blijven. Het personeel hier verdient waardering en respect en zeggenschap, maar gaat het op het laatste punt wel allemaal goed, vraag ik aan de Voorzitter. Ik bespeur hierover toch enige onvrede; waar komt die vandaan en wat gaan we daaraan doen? Klopt het dat de Arbeidstijdenwet zelfs is overtreden en dat de wettelijke arbeidsrusttijden niet altijd worden nageleefd? Ik vind dat eigenlijk niet kunnen, omdat de Kamer natuurlijk een voorbeeldrol heeft. Eigenlijk mogen dit soort overtredingen niet voorkomen in het hart van de democratie. Graag een reactie hierop.

Normaal gesproken hebben we het hier over het vragenuur. Dat kan levendiger, door het plaats te laten vinden door de fractievoorzitters en de Minister-President. We hebben het over de lange lijst van debatten die eigenlijk korter zou moeten en zo nog wat van die vraagstukken die de werkwijze van de Kamer betreffen. Aan de commissie-Van der Staaij, de werkgroep herziening Reglement van Orde, is gevraagd om daar allemaal naar te kijken, over na te denken en met voorstellen te komen. Dat gebeurt ook volop, weet ik uit eigen ervaring. Toch zal ik, om mensen niet teleur te stellen, de traditie voorzetten dat ik toch één vraag stel over het vragenuur. Want volgens mij kunnen we constateren dat we op dit moment al iets vaker dan voorheen een vragenuur hebben waarbij ook de Minister-President aanwezig is en waarbij fractievoorzitters het woord voeren. Dit juicht mijn fractie toen, maar zit daar nou ook een beleidswijziging achter bij de Voorzitter bij het toewijzen van de vragen die doorgaan? Daar ben ik erg benieuwd naar.

Over de omgang met vertrouwelijke stukken hebben we recent gesproken. Dat staat goed toegelicht in de schriftelijke voorbereiding van dit debat. Het is namelijk niet aan het kabinet om te bepalen of de Kamer geen of slechts vertrouwelijke informatie krijgt. Het laatste woord is aan de Kamer, of althans, dat zou het moeten zijn. Wanneer kunnen we de uitwerking van de voorstellen hierover verwachten?

Als ik het goed begrijp, dan komt er wel extra geld voor informatiebeveiliging, terecht, en de begroting is, als ik het goed heb gezien, iets verhoogd, maar dat is maar tijdelijk. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken financiert de begroting van de Tweede Kamer niet meerjarig extra, als ik het goed heb begrepen. Als dat zo is, hoe komt dat dan? Hoe zijn deze discussies verlopen? Kun je wel een solide meerjarenbegroting maken, ook voor belangrijke zaken zoals informatiebeveiliging, als de financiering voor de volgende jaren onzeker is? Nu moet ik deze vraag hier aan de Voorzitter stellen, maar eigenlijk is het natuurlijk aan de Minister van Binnenlandse Zaken, maar goed, de Voorzitter heeft daar ongetwijfeld over gesproken met de Minister en we zitten nu eenmaal in deze setting vandaag.

Dan over de verhuizing en de verbouwing van het Binnenhof. Daar wordt heel erg veel over gesproken in allerlei verbanden en zaaltjes, soms openbaar, maar heel vaak vertrouwelijk. Nu zit ik niet in al die clubjes en gremia, dus ik ken heel veel details ook niet. Maar wat ik wel weet, is dat ik erg ongerust ben. Is het geen puinhoop aan het worden? De SP wil een sobere en doelmatige renovatie. We moeten de problemen aan dit gebouw oplossen, maar geen gekkigheid en poespas. Dus geen prestigeprojecten, geldverspilling en onzin. Ik denk dat de Voorzitter deze opvatting deelt en nogmaals uit kan spreken dat de Tweede Kamer hecht aan een sobere en doelmatige renovatie, waarbij noodzakelijke aanpassingen worden gedaan en onnodige ingrepen worden vermeden. Het presidium krijgt de volledige steun van de SP om dat uitgangspunt te bereiken.

Ik vind het goed dat de werkgroep Integriteit om een nieuw rapport is gevraagd. Wij worden er namelijk bijvoorbeeld ook door GRECO, het anticorruptie-orgaan van de Raad van Europa, op aangesproken dat we vooralsnog niet voldoende regels en procedures hebben, en dat helpt natuurlijk niet als je ook andere landen moet aanspreken en terecht moet wijzen. Er worden drie aanbevelingen overgenomen – dat is goed – en één niet, namelijk: beschouw de mogelijkheden om in het bestaande stelsel aanvullingen te doen ten aanzien van het toezicht en eventueel ook ten aanzien van de handhaving. Dat is heel voorzichtig geformuleerd, maar die aanbeveling wordt niet overgenomen. Waarom zouden we dat niet bezien? Waarom zouden we dat nou niet gaan bekijken? Inhoudelijk vind ik deze aanbeveling namelijk niet zo heel vreemd. Ik snap dat het vooral aan de kiezer is en aan de fractie of aan de politieke partij om niet-integer gedrag af te rekenen en aan de orde te stellen. En ja, de media spelen hierbij een hele belangrijke rol; dat klopt. Maar is dat alles nou genoeg? We hebben het strafrecht voor misdrijven, maar het strafrecht is heel zwaar. En we hebben de regeling die ervoor zorgt dat sancties kunnen worden opgelegd, zoals schorsing bij lekken of een waarschuwing bij het uiten van beledigingen. Waarom dan niet ook bij het schenden van integriteitsregels? Zo raar is dat toch niet? Ik snap de lastigheid ervan, want wie moet dat dan doen, de Voorzitter, het presidium, de Kamer? Ik snap al die vraagstukken maar om dan, juist omdat het zo ingewikkeld is, maar helemaal niets te doen, voelt voor mij toch niet helemaal goed. Graag een reactie daarop.

Dan kom ik op de salarissen en onkostenregelingen. De SP vindt dat onze salarissen te hoog zijn. Dat heb ik hier al eens eerder gezegd, en dat doe ik nu weer. Het gat tussen de schadeloosstelling van politici en het salaris van de grote meerderheid van de mensen die je vertegenwoordigt, vinden wij te groot. Maar naast deze schadeloosstelling krijgen Kamerleden ook een ov-jaarkaart, reiskostenvergoeding, beroepskosten en verblijfskosten, die afhankelijk zijn van de afstand van Den Haag tot je woonplaats. Ik ken geen ander beroep waarbij je zo veel onkosten vergoed krijgt, en er bovendien geen enkele controle op is.

De voorzitter:

Ik heb een interruptie voor u van de heer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Dit is de jaarlijkse riedel. De SP zegt dat de salarissen van de Kamerleden te hoog zijn. Ik heb al twee keer gevraagd: waarom geeft de SP het goede voorbeeld niet, zodat zij, als SP-Kamerleden, datgene wat zij te veel vinden, teruggeven aan de samenleving; dus gewoon terugstorten op de rekening van de Kamer, waardoor het geld weer terug naar de burger gaat? Dat doet de SP niet. Ieder jaar komen ze met dit punt en willen ze, met andere woorden, tegenover de media de indruk wekken dat wij, alle partijen hier, graaiers zijn. Maar ondertussen sturen ze het geld naar hun eigen partij. Dat gaat naar de rijkste partij van Nederland. Mijn vraag is: waarom kan de SP niet één keer het goede voorbeeld geven, en het jaar daarna zeggen: kijk eens, we hebben het geld teruggegeven aan de samenleving; collega's, doe dat ook?

De heer Van Nispen (SP):

De heer Öztürk maakt ook jaarlijks dit punt. Hij vindt dat het heel raar is dat de SP het geld niet in eigen zakken stopt, maar dat wij het geld teruggeven aan de eigen partij. Ik heb hier mijn loonstrook voor me. Daarop staat een schadeloosstelling van € 8.000 bruto per maand. Dan komen daar ook nog allerlei overige vergoedingen en inhoudingen bij: verblijfkosten Kamerleden – die kunnen dus oplopen tot bijna € 2.000 per maand – en beroepskosten voor Kamerleden; ik weet niet eens wat het zijn. Je krijgt je reiskosten vergoed, en dan daarnaast nog die ov-jaarkaart. Kortom, ik maak hier het volgens mij legitieme punt dat ik vind dat die salarissen te hoog zijn, en dat het zeker ondenkbaar is dat wij allerlei oncontroleerbare vergoedingen in stand laten. Daar kom ik zo nog op. Dat de heer Öztürk vindt dat het heel raar is dat ik ongeveer 44% krijg van wat ik op grond van deze loonstrook eigenlijk zou kunnen krijgen, mag hij zelf weten. Ik maak daar geen enkel punt van.

De heer Öztürk (DENK):

Het punt is dit. De SP-Kamerleden storten het geld terug in de SP-kas. Daar kunnen ze Hans Brusselmansfilmpjes van maken. Als u vindt dat andere Kamerleden graaiers zijn – dat imago probeert u iedere keer te wekken – dan vind ik dat u het geld dat u van de samenleving ontvangt, terug aan de samenleving moet geven en niet aan de SP. Daarmee kunt u laten zien dat u daadwerkelijk het probleem, waarover u al jaren roept, kunt oplossen. Op dit moment vind ik het gewoon een beetje toneel voor de media: Kamerleden zijn graaiers; wij doen het goed. Vervolgens komt u daar ieder jaar mee terug. Laat het goede voorbeeld zien. Stuur het geld niet naar de SP maar naar de samenleving, waar het geld vandaan is gekomen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik had het woord «graaier» niet genoemd, maar als de heer Öztürk dat over zichzelf wil zeggen, mag hij dat verder zelf weten. Ik heb hier gewoon mijn loonstrook voor me van het geld dat naar mij zou kunnen gaan. Nou heb ik een solidariteitsregeling afgesproken met mijn partij. Dat noemen wij solidariteit. Het is intern in de partij. Dat geld laten wij ten goede komen aan de scholingen van mensen in onze partij. Dat kan de heer Öztürk heel raar vinden. Hij kan daar niet voor kiezen. Hij kan ervoor kiezen om dat totale salaris in zijn eigen zak te steken. Dat mag. Ik maak een andere keuze. Via de SP komt dat geld wel degelijk ten goede aan de samenleving, omdat wij daarmee onder andere mensen in het land helpen die bijvoorbeeld juridische problemen hebben, en allerlei andere zaken. Dus de heer Öztürk kan ervan verzekerd zijn: dat geld komt ten goede aan de samenleving. Als hij ook vindt dat het heel goed is dat ik 44% verdien van wat ik op grond van deze loonstrook zou kunnen krijgen, kan hij met zijn partij datzelfde voorbeeld volgen. Dat mag hij helemaal zelf weten.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik stel voor dat u doorgaat met uw inbreng.

De heer Van Nispen (SP):

Met name over die verblijfskosten, die aardig kunnen oplopen tot wel € 2.000 per maand, is recent gedoe ontstaan omdat die regeling onduidelijk en niet controleerbaar is. Woont iemand wel echt op het opgegeven adres? Maak je die kosten werkelijk et cetera? Dit soort gedoe is niet goed voor het vertrouwen in de politiek. Als je een uitkering ontvangt en je geeft een ander adres op, dan is er sprake van fraude en heb je een groot probleem. Maar voor politici gelden andere regels. Dat is niet goed. Daarmee hebben we een probleem gecreëerd en dat moeten we oplossen. Ook dit heeft alles met integriteit te maken. Wat gaan we hier nu aan doen? Klopt het dat hierover al in het presidium is gesproken, maar dat daar niets uit is gekomen? Wat zijn de gedachtes van de Voorzitter hierover? De SP vindt dat we de regeling voor verblijfskosten kunnen afschaffen. Nogmaals, wij vinden de schadeloosstelling op zichzelf meer dan hoog genoeg om de onkosten uit te vergoeden. Als wij daar om wat voor reden dan ook niet voor kiezen, dan moet er op z'n minst eens heel erg goed naar gekeken worden. Moeten wij de hoogte van alle onkostenvergoedingen en de controle daarop niet eens in samenhang tegen het licht houden? Dit kan bijvoorbeeld door een werkgroep op te richten met de opdracht hier eens goed naar te kijken.

In ieder geval vind ik – en daarmee sluit ik af – dat wij een minder misbruikgevoelig systeem moeten maken. Dat is het minste dat we kunnen doen. Ik vind het echt onze gezamenlijke taak om hier op korte termijn een oplossing voor te verzinnen, juist omdat het over integriteit gaat en omdat het het vertrouwen in de politiek raakt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ploumen, die spreekt namens de PvdA.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter. Ook ik wil beginnen met het bedanken van iedereen die alle dagen hier in deze Kamer werkt en voor onze veiligheid zorgt, en ervoor zorgt dat we tussen de middag gezond kunnen eten. Ik wil niet alleen de mensen bedanken voor hun werkkracht, maar zeker ook voor hun oneindige vriendelijkheid en behulpzaamheid. Hartelijk dank daarvoor.

Voorzitter. Ik vind het een eer om volksvertegenwoordiger te zijn. Dat lag eigenlijk helemaal niet in de rede als je terugkijkt naar wie volksvertegenwoordiger kon zijn en wie ik ben. Ik kom uit een van de Generaliteitslanden, eigenlijk een soort interne wingewesten die geen stem hadden in het landsbestuur. Mijn ouders hadden geen aanmerkelijke belangen en waren geen mensen van groot aanzien, wel bij ons in eigen kring, maar niet maatschappelijk. En ik ben ook nog eens een vrouw. Dus ik heb drie keer geluk, denk ik bijna elke ochtend als ik hier binnenloop, dat ik hier mag zitten. Daar komt ook nog eens bij dat heel veel mensen hun vertrouwen hebben uitgesproken in mijn partij en in mij en dat maakt me een trotse volksvertegenwoordiger. Dus vind ik het ook belangrijk om met die blik te kijken naar wat we nu in dit parlement nog meer kunnen betekenen voor de mensen die we vertegenwoordigen. Wat gaat goed en wat zou beter nog kunnen? Daarvoor heb ik een aantal suggesties of eigenlijk een aantal vragen aan de Voorzitter. Ik zou daarnaast ook nog heel graag kort willen spreken over de verbouwing.

Voorzitter. De afgelopen jaren is het parlement steeds meer open geworden voor mensen die belangstelling hebben voor ons werk. Als je wilt, kun je niet alleen maar via de tv, Politiek 24, of actualiteitenprogramma's zien wat er hier gebeurt, maar je kunt ook zelf komen. Ik denk dat die openstelling alle steun verdient. Ik vraag de Voorzitter van de Kamer welke andere plannen er nog zijn naast hetgeen al in gang is gezet. We hebben daar al iets over kunnen lezen. Hoe gaat zich dat straks vertalen in de tijdelijke behuizing? We kunnen niet meer terug, lijkt mij. Mensen vinden het fijn om ons hier aan het werk te kunnen zien en om petities te kunnen overhandigen. Ik hoop dat dit blijft.

Dit jaar hebben we voor het eerst het Kindervragenuur gehad, ik meen op initiatief van collega Rens Raemakers, overigens ook afkomstig uit een van de Generaliteitslanden. Zo zie je maar weer dat we een aanwinst voor de volksvertegenwoordiging zijn met die goede plannen. Dat was een succes. Ik hoop van harte dat dit een gewoon onderdeel wordt van ons parlementaire jaar. Ik vraag de Voorzitter of dit ook het plan is.

Voorzitter. Dit jaar hebben we het algemeen kiesrecht en het vrouwenkiesrecht gevierd. Er waren tentoonstellingen en redevoeringen. Een aantal weken geleden was er een prachtige viering in de beste Nederlandse traditie in de Ridderzaal: eerlijk, met elkaar en alle stemmen werden gehoord. Soms deed het een beetje zeer, maar we hebben ook gelachen. Ik zou de Voorzitter en alle mensen die daarbij betrokken zijn geweest willen bedanken voor die viering. Die was echt heel erg bijzonder.

Ik heb toch nog een vraag daarover of naar aanleiding daarvan. We vierden ook het vrouwenkiesrecht, een eeuw vrouwenkiesrecht, maar nog steeds is er geen gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in het parlement. Ook als je kijkt naar diversiteit in bredere zin, is er echt nog wel wat te doen. Partijen moeten zich dat aantrekken, maar ik zou aan de Voorzitter willen vragen of daar in het presidium ook over wordt gesproken. Is dat een onderwerp? Welke suggesties zijn er eventueel van haar kant? De felicitaties moeten ook uitgaan, denk ik, naar het initiatief Stem op een Vrouw. Zij slagen er nu al voor de derde of vierde verkiezing op een rij in om het onderwerp onder de aandacht te brengen.

Dan een wat kritischere noot, aansluitend bij wat collega Van Nispen er ook al over zei. GRECO heeft ons al een paar keer aanbevelingen doen toekomen over hoe het beter zou kunnen als het gaat over integriteit. Ik denk dat daar goed op is gereageerd door een commissie in te stellen, door die commissie overigens nu ook weer te vragen om nogmaals advies uit te brengen. Ook ik zou kort iets willen vragen over de vierde aanbeveling van de commissie, over toezicht en handhaving. Dat is niet goed genoeg geregeld. Ik zie ook wel de ingewikkeldheid van het overnemen van een aanbeveling dat de Voorzitter en het presidium zelf in actie zouden moeten komen, want zij zijn tenslotte één van ons, één van de 150. In mijn partij hebben we al sinds lang het fenomeen dat we commissie van goede diensten noemen. Als er problemen zijn met integriteit, worden onafhankelijke mensen gevraagd om hoor en wederhoor toe te passen, de zaak te onderzoeken en met aanbevelingen te komen. Zou dat model niet ook bruikbaar kunnen zijn voor de Kamer? Het is maar een suggestie, maar graag reflectie daarop.

De voorzitter:

Ik heb een interruptie voor u van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Mevrouw Ploumen haalt, denk ik, terecht die onbeantwoorde aanbeveling aan. Ik vind dat ze een mooie suggestie doet voor een comité van wijzen als het ware. Misschien zou ze iets meer kunnen toelichten wat er in haar partij gebeurt met die aanbeveling. Als we het naar de Tweede Kamer doortrekken, wie gaat er dan uiteindelijk een besluit nemen over de aanbeveling die van die commissie komt?

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Als het mag, grijp ik even terug naar de tijd dat ik zelf partijvoorzitter was, want ik heb dat toen zelf meegemaakt. Zo'n commissie werd ingesteld. Dat waren drie mensen: één door het partijbestuur, één door de persoon of de personen over wie de kwestie ging en een onafhankelijk iemand. Dat is, denk ik, al een mooi gebalanceerd geheel. In mijn herinnering deed die commissie aanbevelingen die als uitgangspunt hadden dat ze bindend zijn. Je moest als partijbestuur of als persoon of personen over wie het ging wel van heel goeden huize komen om die naast je neer te leggen, maar uiteindelijk nam het partijbestuur dan die aanbevelingen over. Zo zijn er allerlei vormen: bindend, niet bindend, het presidium neemt het over of kan er zelf nog iets aan toevoegen. Ik ben van harte bereid om nog even op te zoeken hoe wij dat doen. Ongetwijfeld zijn er ook mitsen en maren bij te stellen, maar die kunnen dan besproken worden.

De heer Sneller (D66):

Ik denk namelijk dat het een gezamenlijke zoektocht is, waarbij ik de suggestie zeer waardeer, maar dat het precies het probleem aanwijst: hoe bindend is het nou wat die commissie van buiten mag adviseren en laat je het presidium dan toch nog op het laatst wel de mogelijkheid om af te wijken van dat advies? Als daar meer ideeën over bestaan, dan houd ik me in ieder geval aanbevolen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ik zal dat zeker nog even terughalen en misschien op een later moment in het debat nog even... Het staat mij namelijk ook wel bij dat als er adviezen kwamen die een andere richting uitgingen dan bijvoorbeeld ikzelf als partijvoorzitter of het partijbestuur had bedacht, we die wel hebben uitgevoerd. Ik ga daar dus zeker naar kijken.

Dan de verbouwing; collega Van Nispen sprak daar ook al over. Het moet sober en doelmatig worden, uitgevoerd en ingetekend, zeg ik dan maar even in mijn eigen woorden, door architecten met liefde voor het gebouw en met liefde voor de gebruikers en de geschiedenis van die gebruikers en van het gebouw. We hebben onlangs in een algemeen overleg de Staatssecretaris een aantal voorstellen gedaan. Een aantal daarvan zijn ook aangenomen. Van de geheimhouding waarover gesproken werd, zouden we af willen. Er zijn grote twijfels bij het bureau dat nu is aangezocht en het voortouw heeft genomen, OMA, ook al omdat het voorontwerp en het definitieve ontwerp blijkbaar in één hand zijn. Ik heb zelf tijdens een van die debatten mijn twijfels geuit over de mate waarin het betreffende bureau, gezien de ervaring met de kantoren op de Rijnstraat, in staat is om ook gebruiksgemak voorop te stellen.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Dat ga ik doen, voorzitter.

Mijn vraag aan de Minister is: waar staan wij nu na het aannemen van die moties? Wat betekent dit voor de volgende stappen? Waar landen onze moties? Hoe staat het presidium ten opzichte van de voortgang?

Voorzitter, dank voor uw coulance. Dat was het.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Sneller namens D66.

De heer Sneller (D66):

Dank u, voorzitter. Ik wil vandaag graag ingaan op een aantal van de aanbevelingen van de staatscommissie parlementair stelsel – ook wel, voor intimi, de commissie-Remkes – die aan de Tweede Kamer gericht zijn en waarvan het presidium zegt dat de inhoudelijke agendering aan de commissie voor Binnenlandse Zaken is. Als ik het goed heb, zitten we in een vergadering daarvan. Deze reactie van het presidium – met alle waardering – is mij toch wat te gemakkelijk. Gelukkig is die ook niet helemaal waar. De werkgroep herziening Reglement van Orde, waar de heer Van Nispen al naar verwees en waar mijn twee buren ook in zitten, is ingesteld door het presidium en buigt zich over een aantal van die aanbevelingen, zoals het invoeren van vijftig- in plaats van dertigledendebatten en het vaker houden van wetgevingsoverleggen.

Ook de commissie Financiën koos dit jaar bij de V100, waarvan ik blij ben dat die weer in de Raming is opgenomen, voor een andere opzet. Bij de V100 komen 100 mensen uit het land ons helpen om de jaarverslagen te bestuderen. Net als wijzelf zei de staatscommissie: die groep is niet echt representatief. Daarom hebben we dit jaar bijvoorbeeld 100 mbo-studenten uitgenodigd om naar de Kamer te komen, een groep die toch wat minder vaak de kans krijgt om ons als politiek te adviseren. Ook het kindervragenuur – mevrouw Ploumen noemde het al – was een mooie manier om mensen die minder vaak door ons gehoord worden, toch een stem in het parlement te geven. Gelukkig is dat ook in de Raming opgenomen.

Heeft de Kamervoorzitter nog meer plannen in dat opzicht, bijvoorbeeld wat betreft de Vrijheidsdag, die de staatscommissie ook graag ziet? Ik hoop ook dat het presidium de aanbeveling van de staatscommissie omarmt om beter te laten zien wat de Kamer doet. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het openbare toezeggingenregister, waarvan het CDA vorig jaar heeft gezegd dat dit er zou moeten komen. De antwoorden in de nota naar aanleiding van het verslag zijn nog wat vrijblijvend over het doel daarvan en of dat er ook echt komt. Mijn vraag is: wat is de planning? Ook ons opendataportaal is volgens mij een prachtig middel om inzichtelijk te maken wat wij hier doen en wat wij hier laten. Helaas is ook dat portaal nog niet helemaal volledig en nog niet zo heel goed bruikbaar. Mijn vraag is: hoe zit het met de realisatie daarvan?

Wij kregen ook weer de Staat van de Kamer, een heel mooi kwantitatief overzicht. Dank daarvoor. De staatscommissie stelt voor om meer met rapporteurs te werken. Behalve dat ik mijzelf altijd erg aangemoedigd voel om dat te doen, heeft het presidium natuurlijk weinig manieren om het af te dwingen, maar het zou misschien wel een idee zijn om de rapporteurschappen op te nemen in de Staat van de Kamer. Ik hoop uiteraard op een toezegging van de Kamervoorzitter.

Voorzitter. Wat hebben Zihni Özdil, Jan Schinkelshoek, Alexander Pechtold en Klaas de Vries gemeen, behalve dat ze allemaal hier zaten of zitten? Allemaal constateerden zij dat de ondersteuning van Kamerleden eigenlijk te mager is. Dan doel ik uiteraard niet op de warme woorden die terecht door vorige sprekers zijn geuit, want die staan altijd ook terecht in de afscheidsbrieven. Maar ik doel natuurlijk op direct bij wetgeving en controle betrokken mensen. Ook commentatoren, de Raad voor het Openbaar Bestuur en, jawel, de staatscommissie-Remkes braken een lans voor betere ondersteuning. Zij wijzen daarbij ook vaak op de relatief lage uitgaven aan het parlement in Nederland ten opzichte van andere landen. Helaas, moet ik zeggen, komt dat pleidooi van Kamerleden meestal pas bij de afscheidsinterviews. Veel minder vaak horen we deze opmerkingen van actieve Kamerleden. Ik snap dat ook wel een beetje, want hard werken en zuinig omgaan met belastinggeld zijn belangrijke waarden voor Kamerleden. Maar soms lijkt het toch wel een taboe. Dat snap ik dan weer niet zo goed. Wij zijn immers medewetgever en controleren de regering. Dat mag geen kwestie van David en Goliath zijn. Een recente tweetwisseling tussen Minister De Jonge en collega Segers illustreert het verschil treffend maar wel een beetje hyperbolisch. Je ziet op de ene foto de hardwerkende ambtenaren die hier in een Kamerzaal zitten en de Minister ondersteunen. Op de andere foto zie je de ondersteuning van collega Segers: een leeg bureau. Daarop antwoordt Minister De Jonge terecht dat meer ambtelijke ondersteuning van de Kamer echt een goede zaak zou zijn en dat de Kamer daarvoor kan kiezen. Do so. Doe dat.

Nu is het natuurlijk de vraag waar dat precies vandaan komt en of de Minister vindt dat hij niet genoeg gecontroleerd wordt, maar ik vind het wel goed om zijn onderliggende boodschap hier in te brengen. In dat licht kan ik ook de taakstelling van 1 miljoen euro die opgenomen is in de begroting niet zo heel goed volgen. We moeten altijd naar meer besparingsmogelijkheden zoeken, maar volgens mij zou onder de streep het resultaat anders en tegenovergesteld moeten zijn. Ik lees dat in 2020 de Kamerreorganisatie klaar is. Volgens mij is dat juist een goede basis om te bekijken of we daarop verder kunnen bouwen en kunnen investeren. Mijn vraag aan de Kamervoorzitter is of zij de analyse van de staatscommissie op dit punt deelt en welke rol zij voor zichzelf weggelegd ziet om hier richting 2021 werk van te maken.

Een ander punt waarvan het presidium zegt «daar gaan wij eigenlijk niet over» en waarvan de staatscommissie-Remkes zegt dat het beter geregeld moet worden, is inderdaad de integriteit rondom de regels en de registers en de handhaving daarvan. Misschien kan de Kamervoorzitter nog iets meer toelichten waarom het presidium heeft gezegd: «Die vierde aanbeveling nemen we niet over, punt.» In de eerste brief en in de nota naar aanleiding van het verslag zegt de Voorzitter dat dit niet past bij haar onafhankelijke rol. Maar je wilt juist mensen die onafhankelijk zijn – mevrouw Ploumen beschreef zojuist hoe dat binnen de PvdA ging – dus zou de Kamervoorzitter daar dan niet juist aan voldoen? Maar ik snap de bezwaren daarbij ook wel. Dat is een zoektocht, zoals ik net al zei.

Voorzitter. Ik kom bij het laatste punt: de informatiebeveiliging. Het was onbevredigend dat de Algemene Rekenkamer daar voor de derde keer op rij een onvolkomenheid constateerde. Maar ik neem aan dat de Kamervoorzitter kan garanderen dat dit de laatste was, zodat ook de andere Hoge Colleges van Staat die daarvan afhankelijk zijn daarop kunnen bouwen.

Ten slotte kan en moet de kennis van Kamerleden zelf van digitale zaken ook omhoog. Daarom heeft mijn collega Verhoeven cum suis – ik geloof dat een aantal van de medeondertekenaars hier ook zijn – een motie ingediend voor een tijdelijke commissie om te onderzoeken hoe we meer grip kunnen krijgen op het thema digitalisering.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

De heer Sneller (D66):

Als die motie morgen wordt aangenomen, geven we als Kamer ook meteen opvolging aan de aansporing van de commissie-Remkes om meer eigen onderzoek te doen.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Het woord is aan de heer Van der Molen namens het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden die al gesproken zijn. Dat is ook wel traditie, maar het is van alle kanten gemeend. Het werk dat we als Kamerleden doen, kunnen we eigenlijk alleen maar doen dankzij mensen van de Griffie en mensen die 's ochtends bij je langskomen om je bureau schoon te maken, maar ook mensen die je gewoon helpen als je hier weer eens de weg niet weet. Dat zijn mensen die ons werk als Kamerleden mogelijk maken. Ook het CDA wil ze daar vanaf deze plek hartelijk voor danken.

Ik wil graag een aantal onderwerpen aan de orde stellen die gaan over het werken van de Kamer. Het eerste punt is hoe we als Kamer omgaan met vertrouwelijke stukken. Daar heeft de Kamer drie moties over aangenomen, een van de heer Van Nispen en twee van mij en de heer Omtzigt. Ik weet uit eigen ervaring dat het presidium en de Voorzitter er ook actief mee aan de slag zijn om te kijken hoe wij als Kamer beter een vinger achter stukken kunnen krijgen die door het kabinet als vertrouwelijk worden aangemerkt. Ik zou nog wel graag willen vragen naar de stand van zaken omtrent een andere motie die is ingediend, de motie-Ronnes over het opnieuw beoordelen van de openbaarheid van de stukken rond de renovatie van het Binnenhof. Daar zouden nieuwe afspraken over moeten worden gemaakt. Ik zou graag van de Kamervoorzitter willen weten wat op dit moment de stand van zaken is.

Voorzitter. Het aanbieden van informatie is niet hetzelfde als aanwijzen waar deze te vinden is. Dat is voor ons het uitgangspunt. Het presidium geeft in de brief aan de Kamer aan dat het dat uitgangspunt ondersteunt. Tegelijkertijd zegt het presidium dat dat een lastig probleem kan zijn. Kan de Voorzitter schetsen wat nu de stand van zaken is? Is de Voorzitter bijvoorbeeld bereid zich ervoor in te spannen dat de griffies van commissies bij onvolledige dossiers – het komt nog weleens voor dat we als Kamer onvolledige dossiers krijgen van het kabinet – de aanvullende stukken proactief gaan opvragen bij het ministerie voordat het punt aan de procedurevergadering wordt toegevoegd? Die suggestie zou ik willen doen. We moeten eerst het dossier compleet hebben, en dan zijn we als Kamer bereid om het voorstel in behandeling te nemen. Ik denk dat dat er al heel snel toe zou kunnen leiden dat ministeries zelf volledige dossiers aan de Kamer voorleggen.

Het CDA stelt vast dat de verschillende ministeries ook uiteenlopende opvattingen hebben over wat adequate informatievoorziening aan de Kamer is en wat bijvoorbeeld een adequate uitvoering van een motie is. Onderkent de Voorzitter de urgentie van het probleem dat ministeries niet op één lijn zitten? Is daar ook in het presidium over gesproken? Eerder heeft de CDA-fractie gepleit voor een motievolgsysteem en een openbare toezeggingenregistratie. De eerste stappen in de goede richting zijn gezet, maar betere samenwerking tussen de Kamer en ministeries is wat ons betreft nodig om hierin verder te komen. Zijn de Voorzitter en het presidium ook bereid die stappen te nemen?

De dag na Prinsjesdag verscheen er een prachtig mooie ode aan doventolken in de NRC, van de hand van Arjen Fortuin. Ik zou graag een stukje willen voorlezen: «Dit is een ode aan de handen die vliegen, die de taal uit de stilte trekken, die met subtiele schokjes woorden worden, die vinger voor vinger letters vormen, die als snelle zinnen door de ruimte zoeven. Wat is het toch goed dat die handen er zijn.» De CDA-fractie ondersteunt dat. Doventolken hebben voor mensen die onze debatten en onze bijeenkomsten willen volgen een hele belangrijke positie. We zouden ze dan ook graag wat vaker in beeld zien bij belangrijke debatten die de Kamer voert. We krijgen ook verzoeken: «Kan dat niet vaker bij echt spannende debatten? Kunnen wij dat debat dan ook van begin tot eind volgen?» Ik zou dan ook aan de Voorzitter willen vragen of zij in de gelegenheid is om bijvoorbeeld met mediapartijen daar afspraken over te maken.

Voorzitter. Collega Van Toorenburg heeft de Kamer verzocht de behandeling van de brief van het presidium over de aanbevelingen van de werkgroep Integriteit aan de bespreking van deze Raming toe te voegen. Het presidium stelt in deze brief voor om drie van de vier aanbevelingen over te nemen. De heer Van Nispen van de SP had het er ook over. Zo komt er bijvoorbeeld een leidraad hoe Kamerleden om zouden moeten gaan met lobbyisten, en komt er een vertrouwenspersoon die daarover adviezen kan geven. Maar de vierde aanbeveling wordt niet uitgevoerd. Het vierde advies luidt: beschouw de mogelijkheden om in het bestaande stelsel aanvullingen te doen ten aanzien van toezicht en eventueel ten aanzien van handhaving, die rusten op voldoende draagvlak in de Tweede Kamer.

Voorzitter. Wat de CDA-fractie betreft verdient die vierde aanbeveling serieuze uitwerking op hetzelfde moment dat we de overige aanbevelingen gaan invoeren. Normen stellen aan de Kamer zonder dat er sprake is van toezicht is onvolledig handelen, wat ons betreft. De werkgroep Integriteit geeft aan dat dit zorgvuldig moet en daar sluit ik me natuurlijk bij aan. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de praktijk in het Duitse parlement. Daar heeft het presidium de mogelijkheid om een onderzoek in te stellen als er signalen zijn van niet-integer handelen. Men kan een interne waarschuwing geven of iemand openbaar berispen, of in het uiterste geval een boete opleggen. Dat doen ze niet zo snel. Ik heb al veel collega's gesproken die zeiden: straks gaat men dan bij ons alle stappen die we nemen bekijken. Dat laat de Duitse praktijk niet zien. Ze doen het wel grondig. Het effect is dat de regels die we met elkaar afspreken goed worden nageleefd, omdat je weet dat er toezicht gehouden kan worden. Is de Voorzitter bereid een voorstel te laten voorbereiden waarin zij nader ingaat op het vierde advies van de werkgroep Integriteit, namelijk het toepassen van toezicht op regels rond onder andere vergoedingen, waar het nodige al over is gezegd? Daar hoort wat de CDA-fractie betreft in de uitwerking dan ook bij dat er bijvoorbeeld voor Kamerleden een beroepsmogelijkheid zou moeten zijn, zodat je niet zomaar geconfronteerd kan worden met een oordeel. Maar ook hoort daarbij dat Kamerleden goede ondersteuning krijgen om goed te kunnen beoordelen wanneer ze eventueel, met een aantal stappen die ze voornemens zijn te zetten, de regels zouden overtreden. Dus, wat ons betreft, geen verlegenheid meer aan de kant van de Kamer over de vraag of we wel of niet een onderzoek kunnen doen of een sanctie kunnen treffen als iemand over de schreef gaat. Dat moet wat het CDA betreft helder, maar ook zorgvuldig worden geregeld.

Voorzitter. Ik eindig met een laatste, niet onbelangrijk, punt. Het jaar 2020 wordt een heel bijzonder jaar, want dan vieren we dat Nederland 75 jaar geleden bevrijd is na de Tweede Wereldoorlog. Dat zijn we eigenlijk al aan het vieren, want Nederland werd natuurlijk niet in één klap bevrijd. Die bevrijding was ook het begin van het herstel van onze parlementaire democratie, dus het moment waarop het parlement weer in functie kwam. Ik zou dan ook aan de Voorzitter willen vragen hoe wij volgend jaar, als het kan voordat we in de grote verhuizing terechtkomen, nog in dit huis uitgebreid aandacht gaan besteden aan het heuglijke feit dat na de bezetting ons recht om te kiezen en gekozen te worden weer hersteld is.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Özütok namens GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Een keer per jaar spreken we in een bijzondere setting met elkaar over onze eigen organisatie en over de begroting van de Kamer voor het volgende jaar. Vandaag is het weer zover. De Kamer is een bijzondere organisatie, waar 150 Kamerleden samen met fractiemedewerkers en ambtelijk medewerkers de parlementaire taak van medewetgever en controleur van de regering vormgeven. Iedere ochtend als ik hier het gebouw in mag lopen, maakt mijn hartje een vreugdesprong omdat ik als dochter van een migrantenarbeider het volk mag vertegenwoordigen.

Voorzitter. Het is mooi en ik ben dankbaar dat ik samen met zo veel toegewijde mensen dit werk mag doen. Wij als volksvertegenwoordigers zouden ons werk niet kunnen doen als we niet op een voortreffelijke wijze zouden worden ondersteund door onze fractiemedewerkers en de ambtelijke organisatie. Het is niet alleen een goede traditie om tijdens dit debat over de Raming al die medewerkers nadrukkelijk hartelijk te bedanken voor hun inzet, het is ook welgemeend. Ik noem de beveiligers, de mensen van de Griffie, Bureau Wetgeving, de bodes, de schoonmakers of de mensen van de ICT en de Facilitaire Dienst. Nu vergeet ik er ongetwijfeld nog een aantal, excuus. Zij staan allemaal op ieder gewenst moment voor ons klaar. Hartelijk dank daarvoor. Vanuit mijn fractie wil ik op deze plek ook speciale waardering uitspreken voor de commissiestaf, die vaak met uitmuntende stafnotities ons ondersteunt in ons werk.

Voorzitter. Vandaag wil ik verder bij een aantal zaken stilstaan. Allereerst de informatiepositie van de Kamer. Vorig jaar hebben we daar uitgebreid bij stilgestaan en ook onze Voorzitter houdt zich hier vaak mee bezig, wat ik waardeer. Correcte en tijdige informatie zijn cruciaal voor het goed functioneren van onze parlementaire democratie. De Kamer moet dus altijd als eerste kunnen beschikken over de relevante informatie. Het kan niet de bedoeling zijn dat wij informatie eerst in de media lezen en daarna pas op het allerlaatste moment van de bewindspersonen informatie toegestuurd krijgen. GroenLinks ziet op sommige vlakken wel wat verbetering optreden, maar wij kunnen ons over het algemeen niet aan de indruk onttrekken dat dit vooral zo is als het kabinet er net weer op is aangesproken. Ik zou dus zeggen dat men voort moet maken om die informatie ook direct naar de Kamer te sturen. Nadat het kabinet is aangesproken, zakt de aandacht voor de positie van de Kamer weer in. Hoe kijkt de Kamervoorzitter hiernaar? Heeft zij de indruk dat de informatiepositie van de Kamer het afgelopen jaar daadwerkelijk is verbeterd?

Voorzitter. In het verlengde van de informatiepositie is de ondersteuning van de Kamerleden een ander belangrijk punt. De collega van D66 heeft er ook op gewezen. Ik geef direct toe dat dit een gevoelig onderwerp is. We willen immers niet alleen maar goed voor onszelf zorgen. We hebben dit niet afgestemd, maar ik roep graag een twitterconversatie op tussen de Minister van Volksgezondheid en collega Segers. Minister De Jonge twittert daarin een foto van een kamer vol ambtenaren die hem tijdens een AO ondersteunen en collega Segers twittert een foto van een leeg bureau van zijn enige medewerker die hem bij dat AO ondersteunt. Dit is exemplarisch voor het grote verschil in ondersteuning tussen bewindslieden, Kamerleden, volksvertegenwoordigers. Nu wil ik zeker niet stellen dat het precies gelijk moet zijn, en ik weet zeker dat we naast fractiemedewerkers ook nog hulp kunnen inroepen van Bureau Wetgeving en mensen van de commissiestaf, maar ik denk dat velen van de aanwezigen hier zullen beamen dat de ondersteuning van Kamerleden vrij beperkt is. Verschillende partijen hebben hier eerder ook al op gewezen. Hoe kijkt de Kamervoorzitter hiernaar?

De voorzitter:

Ik heb een interruptie voor u van de heer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Het is een algemeen punt dat Kamerleden pas na afloop van hun periode durven te klagen dat ze slechte ondersteuning hebben gehad. Maar ik zag ook de interviews van de heer Özdil en ook van anderen. Hierin zeggen ze min of meer dat de partijvoorzitter, of in dit geval de partijleider, Jesse Klaver, heel veel medewerkers van Kamerleden slurpt. Ik heb het dan ook over anderen, zoals Rob Jetten of, uit mijn tijd, Diederik Samson. Je ziet gewoon dat een partijleider zes of meer medewerkers heeft terwijl een Kamerlid maar 0,5 fte of 1 fte heeft. Is dat niet een punt om intern eens een discussie over te voeren en om het lef te hebben om te vragen hoe het nou kan zijn dat partijleiders...

De voorzitter:

U stelt die vraag aan mevrouw Özütok?

De heer Öztürk (DENK):

Ja, ja, ja. Daarom zeg ik ook: is het misschien goed om intern bij de GroenLinksfractie een discussie te voeren over een betere verdeling van de medewerkers onder Kamerleden?

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Er wordt nu een suggestie gewekt. Ik denk dat het goed is als ik mijn collega citeer. Dat heeft ook in de krant gestaan. Hij heeft gezegd: «De organisatie van de fractie is sterk op ondersteuning van de voorzitter gericht, maar dat wil ik niet de schuld geven. De ondersteuning van Kamerleden is nu eenmaal gebrekkig – niet alleen bij GroenLinks maar overal.» Ik denk dat dit antwoord voldoende moet zijn.

De voorzitter:

Nou ja, de heer Öztürk stelt nog een aanvullende vraag. Daar komt hij dan.

De heer Öztürk (DENK):

Dat de ondersteuning gebrekkig is, weten we met z'n allen. Maar wat doen we daaraan als Kamer? Een. Ik hoop dat zowel D66 als GroenLinks vandaag met een motie komt om de ondersteuningsmiddelen de komende jaren te verhogen. Dat hoop ik. Ze moeten niet alleen maar hier voor de bühne klagen en daar vervolgens geen middelen aan wijden. Twee. Ik hoop dat er ook een interne discussie gevoerd wordt, met name bij de grote partijen, om de medewerkers toch wat meer en beter te verdelen dan dat alleen maar de partijleider al die medewerkers slurpt.

De voorzitter:

Dat is een toelichting, niet echt een vraag, dacht ik. Maar ik kijk even naar mevrouw Özütok.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik was nog niet klaar met dit onderdeel, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, helder, mevrouw Özütok.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Mijn vraag is veel meer om te kijken hoe de ondersteuning van Kamerleden in vergelijkbare landen is. Is de Kamervoorzitter bereid om daar eens naar te kijken? Ik heb niet gezegd dat er gelijk een financiële bijdrage zou moeten zijn, want dat kan ik niet aangeven. Het gaat met name om de inhoudelijke ondersteuning. Willen wij ons werk als volksvertegenwoordigers goed kunnen doen, dan betekent dit dat we goed moeten opletten waar de belastingmiddelen aan besteed worden. Het betekent ook dat we medewetgever zijn. Dat neem ik heel erg serieus. Daarvoor is het essentieel dat we goede ondersteuning krijgen.

De voorzitter:

Helder. Ik stel voor dat u uw inbreng vervolgt.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Nogmaals, ik pleit uitdrukkelijk niet voor extra middelen, maar het lijkt me goed om in ieder geval het gesprek hierover met elkaar te voeren en het bespreekbaar te maken.

Voorzitter. Dan het onderzoek van de GRECO, een groep staten tegen corruptie van de Raad van Europa. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft een werkgroep van Kamerleden de opdracht gekregen te bezien hoe de integriteit van Kamerleden beter geborgd kan worden. De werkgroep doet daartoe vier voorstellen. Een daarvan is: beschouw de mogelijkheden om in het bestaande stelsel aanvullingen te doen voor toezicht en eventueel ook voor handhaving, die rusten op voldoende draagvlak in de Tweede Kamer en overweeg daarbij welke rol de Kamervoorzitter en het presidium hierbij zouden kunnen spelen. Dit wordt overgenomen door het presidium, maar GroenLinks zou het goed vinden als de toezicht- en handhavingsmogelijkheden ook worden onderzocht om de integriteit te waarborgen. Graag hoort mijn fractie van de Kamervoorzitter waarom het presidium deze aanbeveling niet heeft overgenomen en of wij op dit punt in de komende tijd nog andere acties kunnen verwachten.

Voorzitter. Tot slot nog twee punten die ik wil benoemen. Volgend jaar gaan we verbouwen. Recent constateerden wij dat het proces niet vlekkeloos verloopt. Het presidium heeft daarover zorgen geuit bij de Staatssecretaris. Kan de Voorzitter de actuele stand van zaken van de verbouwing met ons delen en ingaan op het contact met de regering en het Rijksvastgoedbedrijf?

Als we dan toch gaan verbouwen, wil ik graag nog een klein maar symbolisch heel belangrijk punt meegeven. Veel ruimten in ons mooie gebouw hebben een lange geschiedenis en traditie. Zo is op de gang van mijn fractie de Regentenkamer. Het zou mooi zijn als die ruimte en andere historische ruimten worden voorzien van een informatiebord met daarop de context van die ruimte. Dan kunnen alle bezoekers de mooie maar soms ook minder mooie kant van zo'n ruimte beter plaatsen.

Helemaal tot slot iets wat ik vorig jaar ook heb aangekaart, namelijk de toegankelijkheid van bijvoorbeeld technische briefings voor medewerkers. We zien nog regelmatig dat deze bijeenkomsten niet of slecht toegankelijk zijn voor medewerkers, ook als er helemaal niets geheims op de agenda staat. Het is voor onze fractiemedewerkers echt cruciaal dat zij net als wij over goede informatie kunnen beschikken. Ook valt mij op dat dit soort bijeenkomsten, ook als ze niet vertrouwelijk zijn, soms niet via de website te volgen zijn omdat er haast standaard het etiket «besloten» op wordt geplakt, terwijl het ook voor externen relevant kan zijn wat daar wordt besproken. Ik wil de Kamervoorzitter en de Griffies oproepen om het beleid hieromtrent nog eens goed te bezien.

Dat was mijn laatste punt. Dank u wel.

De voorzitter:

U zat ook al goed op de tijd, laat ik het zo zeggen. Ik gaf u nog wat ruimte.

De heer Öztürk namens DENK.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil eerst alle medewerkers die de afgelopen jaren de Kamer hebben ondersteund, bedanken voor hun werk, betrokkenheid en hun glimlach, en voor de werklust die zij iedere dag richting iedereen en alle bezoekers tonen. Dank daarvoor.

Daarnaast wil ik het presidium bedanken voor het feit dat tegenwoordig appreciaties van moties in Parlis staan. Dat vroeg ik vorig jaar en dat is nu geregeld. Dat scheelt fracties een hoop werk.

Wat niet geregeld is, is dat wij ieder jaar op dinsdagmiddag gaan stemmen op het moment dat het voor één miljoen moslims ramadanfeest is. Ook morgen en overmorgen is er ramadanfeest. Eén miljoen mensen zouden toch ook een goed gebaar kunnen krijgen als wij zouden zeggen: we gaan niet morgenmiddag stemmen, maar wij doen dat gewoon op donderdagmiddag of -avond. Ik vraag de Kamervoorzitter en iedereen hier in de zaal nogmaals om dat gebaar richting de moslimgemeenschap te tonen. Dank daarvoor.

Vorig jaar heb ik er ook op aangedrongen dat de Tweede Kamer het Charter Diversiteit zou ondertekenen en dat is afgelopen december gebeurd. Er is zelfs een speciale ceremonie in dit huis geweest met een vlammende speech van de Kamervoorzitter. Ik neem aan dat zij toen ook een keer positief over DENK heeft gesproken en heeft gezegd dat wij de aanjager van de ondertekening waren. Daar lees ik niks over in het persbericht, maar misschien heeft zij dat daar toch wel gezegd. Wel lees ik de terechte opmerking dat hoe hoger je in de organisatie komt, hoe minder mensen met een etnische achtergrond je vertegenwoordigd ziet. Gelukkig zegt de Kamervoorzitter zelf dat zij daar iets aan wil doen, maar waarom is haar dat de afgelopen drie jaar niet gelukt? Waarom heeft de Kamervoorzitter deze mensen de afgelopen drie jaar niet gewoon zelf in vacant geworden topfuncties aangesteld? Graag een reactie.

Voorzitter. Dan het punt van de integriteit van de Kamerleden. De GRECO was kritisch op Nederland. Er was bijvoorbeeld geen beleid ten aanzien van lobbyisten. Nu worden een aantal voorstellen gedaan, maar het is belangrijker dat wij ook een beleid hebben voor Kamerleden die stoppen. Bijvoorbeeld de VVD'er Bart de Liefde, die in de Tweede Kamer lovend was over Uber, werd nadat hij Kamerlid af was beloond met een topbaan bij Uber. Denk aan de CDA'er Camiel Eurlings: hij kreeg een topbaan bij KLM nadat hij Minister van Verkeer was geweest. Denk aan VVD'er Anne-Wil Lucas, die naar StartupDelta ging, de subsidieclub waar zij zich als Kamerlid sterk voor maakte. Ik stel voor dit soort overstappen te verbieden, bijvoorbeeld voor een periode van drie jaar na het Kamerlidmaatschap. Ik wil de Kamervoorzitter vragen of zij bereid is om de werkgroep te vragen dit voorstel verder te verkennen.

En natuurlijk moet de Kamervoorzitter zelf het goede voorbeeld geven. Zij moet boven alle twijfel verheven zijn. Daarom wil ik graag vragen om volledige transparantie over de kosten van het presidium en van de Kamervoorzitter, bijvoorbeeld jaarlijks bij de Raming. Ik heb daartoe voor de tweede termijn een motie voorbereid.

Dan de interne organisatie van de Kamer. Deze maand zag ik een nieuwsbrief van de or. Die was een soort noodkreet. Ik citeer: «De afgelopen maand heeft Jan Willem Duijzer afscheid genomen als MT-lid. Hiermee is binnen drie jaar een heel managementteam vertrokken, mede omdat men onvoldoende bestuurlijke ruimte binnen de ambtelijke organisatie ervoer.» De Kamervoorzitter verslijt dus heel veel managers. Zij is een managerverslinder. Om haar heen lijkt er sprake te zijn van een angstcultuur. Alleen jaknikkers blijken bij haar te overleven. Die reputatie had zij bij de PvdA ook al. Men wilde haar niet als fractiesecretaris omdat zij te autoritair was. Dat zijn de twee gezichten van onze Kamervoorzitter: naar buiten toe meestal aardig en charmant, naar binnen toe vaak keihard en autoritair. Graag een reactie.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Ploumen hierover een interruptie wil plegen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ja, voorzitter. Ik denk dat het ons allen vrijstaat om ons zo breed mogelijk te informeren en daar een eigen appreciatie aan te geven, of het nu gaat over onszelf, over de Kamervoorzitter of over andere leden van het presidium. Maar ik maak bezwaar tegen het feit dat de heer Öztürk ook waarnemingen verwoordt die hij denkt te kunnen doen vanuit de PvdA-fractie. Ik hoef daar geen reactie op, maar ik wou dat eventjes markeren. Dat lijkt mij goed om te doen.

De voorzitter:

Het was inderdaad wat op het vlak waarbij ik dacht: we proberen het debat rustig en op een plezierige wijze met elkaar te voeren. De heer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Het debat is plezierig. Ik denk dat het goed is dat Kamerleden het durven om kritiek te leveren. De appreciaties die ik heb genoemd waren appreciaties van de PvdA en de ondernemersraad. Het betreft uitgelekte brieven in de media. Dat is algemeen bekend. Dat weet mevrouw Ploumen ook. Ik snap dat zij dat niet naar voren wil brengen, maar dit zijn wel de feiten die ikzelf heb ervaren en die in de media hebben gestaan. Ook heel veel Kamerleden kunnen dit beamen. Hier is dus niks verkeerds gezegd. Alles wat ik heb gezegd, kan ik staven met feitelijkheden en berichten van collega-Kamerleden.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik stel voor dat u doorgaat met uw inbreng.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter. Dan de omgang binnen de Kamer. In het verslag bij deze Raming maakt de VVD zich zorgen over de onderlinge omgang binnen de Kamer, over filmpjes en bedreigingen, maar wat doet zij zelf? De VVD'ers zetten voortdurend knip-en-plakfilmpjes over Baudet van Forum voor Democratie online: zeven filmpjes op Facebook bij de afgelopen verkiezingen. Wat een hypocrisie! Wat een dubbele maat! Als DENK dit doet, dan spreekt men daarover massaal schande, maar over de filmpjes van de VVD doet men dat niet. Collega-Kamerleden heb ik ook niet gehoord over het Hans Brusselmansfilmpje van de SP. Dat geldt ook voor de heer Heerma van het CDA, die wel tegen DENK-filmpjes tekeergaat. Hetzelfde geldt voor de Kamervoorzitter. Ook zij spreekt zich niet uit tegen de films van andere partijen, maar wel tegen de filmpjes van DENK. En dat doet zij dan telkens rondom de verkiezingen. Al drie verkiezingen lang uit zij zich publiekelijk negatief over onze partij, laatst nog bij Jeroen Pauw. Pure vuilspuiterij over DENK. Dat kun je niet maken als onafhankelijk Kamervoorzitter. Als onafhankelijk Kamervoorzitter kun je niet publiekelijk een kruistocht tegen één fractie in het parlement voeren. Dan laat je zien dat je niet onafhankelijk meer bent. Graag een reactie.

Natuurlijk begrijp ik dat de Kamervoorzitter geïrriteerd raakt door onze kritiek. Dat hoort erbij. Een oppositiepartij moet ook kritiek kunnen geven en die ruimte moet er ook kunnen zijn. Zij heeft een motie ondertekend. Dat heeft een Kamervoorzitter de afgelopen 100 jaar niet gedaan. Ik denk dat haar onafhankelijkheid hiermee, nogmaals, niet aangetoond is. Ze moet maar stoppen met haar kruistocht tegen DENK.

Voorzitter, ik rond af. De Kamervoorzitter kreeg vorig jaar de hoogste Franse ridderorde uit handen van de Franse ambassadeur voor haar bijdrage aan de betrekkingen tussen Nederland en Frankrijk. Zij vond dat bijzonder eervol. Haar jeugd in Marokko was doordrenkt met Franse taal en cultuur, zei ze. Inderdaad, Frankrijk is volop in Marokko aanwezig. Frankrijk heeft Marokko immers gekoloniseerd. In die koloniale tijd waren er twee groepen Marokkanen. De ene groep die haar ziel verkocht, meedeed met de bezetter en meehielp aan de onderdrukking en daar zelf beter van werd, en een grote groep die onderdrukt werd, haar ziel niet verkocht en werd uitgebuit. Nu vraag ik mij af: tot welke groep zou de Kamervoorzitter hebben gehoord? Zou zij bij de groep horen die haar ziel verkocht, zich aansloot bij de gevestigde orde en de gevestigde orde diende om er zelf beter van te worden en mooie baantjes kreeg, terwijl de rest van de bevolking klein werd gehouden en uitgebuit?

De voorzitter:

Ik heb een interruptie voor u van de heer Van der Molen.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik vond het plezierig dat de Kamervoorzitter de motie die ik heb ingediend over het gedrag van DENK in de Kamer, over het aanvallen van Kamerleden en niet in de laatste plaats van Kamerleden met, wat ik dan maar even noem, niet-Nederlandse afkomst, heeft ondertekend. Ik vond dat heel stoer van de Voorzitter omdat zij zich er terdege van bewust was dat het vanuit haar onafhankelijke positie maken van zo'n statement, heel lastig is. Ik vind dat de Voorzitter daar niet op aangesproken zou moeten worden, omdat zij daar een heel duidelijke stelling namens alle andere parlementariërs heeft ingenomen, want uiteindelijk heeft u ook met die motie ingestemd, dus dat zou heel gek zijn. Waar ik echt bezwaar tegen maak, is dat nu de Kamervoorzitter de vraag wordt gesteld of zij onder een Franse overheersing een collaborateur zou zijn geweest. Dit is alleen maar een aanval op de persoon en heeft helemaal niets te maken met een verkeerde inschatting of anderszins. Dit is alleen maar een poging om de Voorzitter te beschadigen. Dus ik vraag u deze woorden terug te nemen, want ze gaan, opnieuw, echt alle perken te buiten.

De heer Öztürk (DENK):

Als u de motie leest die we met z'n allen, als hele Kamer hebben ondersteund, dan heeft dat niets met DENK te maken. Het woord DENK staat niet in de motie. Het heeft ermee te maken dat we met z'n allen afspreken dat we als het gaat om gedrag naar elkaar, het op een andere manier moeten doen. Daarom zeg ik tegen dezelfde partijen die deze motie hebben ingediend en tegen de Kamervoorzitter: op het moment dat er een filmpje gemaakt wordt over Hans Brusselmans, onze Frans Timmermans uit Limburg, moeten we met die motie in de hand met z'n allen de SP vragen dit niet meer te doen. Deze motie hebben we samen ingediend en ondersteund, dus laten we dan de SP vragen dit niet meer te doen, maar dat doen we niet. Maar op het moment dat DENK met een filmpje komt, is de wereld te klein. Die hypocrisie probeer ik hier vandaag aan te tonen.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik had de vraag gesteld of u de woorden in de richting van de Voorzitter terug zou willen nemen. Ik heb niet de behoefte om op andermans filmpjes in te gaan. Het punt dat ik daar aan de orde stelde, was dat u in staat bent om medeparlementariërs zodanig aan te vallen op hun achtergrond, dat dit niet kan. U doet het vandaag weer. U valt de Voorzitter van deze Kamer aan op het enkele feit van haar afkomst. Dat betekent wat mij betreft in ieder geval dat u niks geleerd lijkt te hebben van die uitspraak van de Kamer. Neemt u die woorden terug?

De heer Öztürk (DENK):

Ik denk dat de woordvoerder van het CDA moet leren dat het CDA een andere partij niet iets kan opdringen. Die tijd is geweest. Wij zijn hier onafhankelijk gekozen parlementariërs. Het gaat er om dat er hypocrisie is als het gaat om filmpjes maken. Op het moment dat de SP een filmpje maakt, zegt het CDA niks. Op het moment dat de VVD de heer Baudet keer op keer met filmpjes of foto's beschimpt, wordt er niets gezegd. Op het moment dat DENK een filmpje maakt en aantoont wat hier gebeurt en dat transparant en duidelijk maakt, dan gaan ze piepen. Ik hoef geen woord terug te nemen. Ik heb vragen gesteld en die vragen zal de Kamervoorzitter beantwoorden. Als ik vragen stel en u daar niet tegen kan, hebben we een probleem in deze Kamer.

De voorzitter:

Was u aan het einde van uw betoog?

De heer Öztürk (DENK):

Ja.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het moment gekomen waarop de VVD ook een inbreng moet leveren en dat mag ik vandaag doen. Dat betekent formeel wel dat ik het voorzitterschap even over moet dragen. Ik had de heer Van der Molen voor de vergadering al gevraagd of hij dat wilde overnemen, met instemming van de commissie. Dan draag ik nu...

De heer Öztürk (DENK):

Het is gebruik in de Kamer dat het langstzittende Kamerlid wordt gevraagd.

De voorzitter:

Dat is correct. Daarom noemde ik het even, want u was op dat moment nog niet aanwezig. Vandaar dat ik de vraag nog even stel. Ik heb de heer Van der Molen voorafgaand aan de vergadering gevraagd. Later schoof u aan, toen besefte ik het ook, maar we gaan er vast geen ruzie over krijgen. Vindt u het goed dat...

De heer Öztürk (DENK):

Ik vind het goed.

De voorzitter:

Dank u wel. Het is dus niet bewust gebeurd, op wat voor manier dan ook. U was er op dat moment niet. Dan draag ik nu het voorzitterschap over aan de heer Van der Molen.

Voorzitter: Van der Molen

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zou de woordvoerder van de VVD op wil roepen niet beschroomd te zijn om zijn inbreng te leveren. Ik geef nu het woord aan de heer Ziengs namens de VVD.

De heer Ziengs (VVD):

Dank u wel. Ik zag dat er nog wat interruptiemogelijkheden waren. Ik had gehoopt dat ze allemaal op zouden zijn, maar zover is het nog niet.

Voorzitter. Er is al ontzettend veel gezegd over het aantal moties, de enorme hoeveelheid debatten die nog ingepland moeten worden en natuurlijk vooral die dertigledendebatten. Het voormalige spoeddebat, dat bedoeld was om snel actuele zaken op de agenda te krijgen, heeft jaren geleden een andere naam gekregen, namelijk het dertigledendebat. Er zijn nog steeds actuele zaken die ons als Kamerleden naar de regeling doen spoeden om een debat aan te vragen. Bij onvoldoende steun zien we vervolgens dat het omgezet wordt in een dertigledendebat. Dat verschijnt vervolgens, soms na een jaar, op de agenda, terwijl er dan allang een algemeen overleg langs is geweest om het punt bij te agenderen. Sterker nog, vaak doen we dat debat dan nog eens dunnetjes over. De commissie-Van der Staaij zou voor de zomer met adviezen komen, maar de commissie heeft kennelijk wat meer tijd nodig. Ik hoop dat dat niet te veel tijd zal zijn, want er moet echt iets op tafel komen. Onze fractie roept nu al de partijen aan deze tafel op om bij debataanvragen die in de regeling geen meerderheid verkrijgen, te kiezen voor een behandeling in een nog te plannen algemeen overleg, want vaak blijkt daar voldoende ruimte voor. Het is nu aan de Kamer zelf om het goede voorbeeld te geven. Volgens mij heeft iedere partij hier aan tafel hetzelfde gevoel over deze gekkigheid, dus laten we het gewoon doen. Wellicht kan de Kamervoorzitter bij de aanvraag van een debat tijdens de regeling de suggestie meegeven dat het onderwerp bij een bepaald AO ondergebracht kan worden.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Vanuit het oogpunt van efficiency begrijp ik de oproep van de heer Ziengs, want er staan nog zo veel debatten op de agenda – er is nog een hele lijst – terwijl iedereen het onderwerp dan al vergeten is. Tegelijkertijd wil ik hem toch iets vragen. De orde in de Kamer is zo ingericht dat zowel de meerderheid als de minderheid maximaal de mogelijkheid krijgt om posities te verduidelijken. Daar is het dertigledendebat een voorbeeld van. Ik zie ook wel dat er daarvan heel veel op de lijst staan, maar ik merk ook – dat bedoel ik niet vervelend, maar echt om er even met elkaar over te spreken – dat het best moeilijk is om een meerderheid te krijgen en dat de gelederen in een coalitie – ik zeg neutraal «een» coalitie – te vaak gesloten blijven. Moeten we dus ook niet onszelf aankijken en soms iets genereuzer de wens van de minderheid honoreren? Dat vraag ik nog even los van de vragen die aan de Kamervoorzitter te stellen zijn. Ik wil het ook niet politiek maken, dus ik zeg «een» meerderheid en «een» minderheid. Hoe ziet de heer Ziengs dat?

De heer Ziengs (VVD):

Ik snap het dilemma. Ik heb me daar ook weleens over gebogen, want ik ben zelf voorzitter van de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken. Wij proberen in de procedurevergadering altijd even te kijken wat er nog ligt aan dertigledendebatten en wat je, technisch gezien, het makkelijkst bij een algemeen overleg onder zou kunnen brengen. Maar als we het hele lijstje afgaan, zien we een heleboel zaken die echt in een algemeen overleg opgepakt kunnen worden. Ik merk in zo'n procedurevergadering dat men toch vaak wat beschroomd is, want dan heeft men een dertigledendebat aangevraagd, maar moet men dat in gaan trekken en moet het onderwerp vervolgens in een algemeen overleg behandeld worden. Dat blijkt nog weleens moeilijk te zijn. Ik wil dus eigenlijk voorstellen dat op dat moment al de suggestie wordt meegegeven of het niet beter zou zijn om het in een algemeen overleg onder te brengen. Dat idee wordt dan vaak niet ingebracht. Men baalt er kennelijk van dat die meerderheid voor een meerderheidsdebat niet gehaald is en kiest dan toch voor een dertigledendebat. Die optie kan dus misschien op dat moment nog even door de Kamervoorzitter worden voorgedragen. Die zou dat kunnen suggereren. Ik zie het weleens gebeuren, maar vaak heeft de Kamervoorzitter dat ook niet direct op het netvlies. En dan moeten wij als insprekers tijdens de regeling suggereren om het onder te brengen in een AO. Maar kennelijk ligt dat wat gevoeliger. Vandaar dat ik deze optie even benoem. Maar ik snap het dilemma.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw inbreng.

De heer Ziengs (VVD):

Dank u wel.

Dan het puntje over de arbeidsparticipatie. In de verslaggeving staat eigenlijk heel kort vermeld dat een dergelijke arbeidsplaats 0,04 miljoen kost. Dat mag wat ons betreft rustig voluit geschreven worden. Het bedrijfsleven heeft ook zijn verantwoordelijkheid genomen en invulling gegeven aan de doelstelling. En wat is het fijn dat we deze doelgroep aan het werk hebben en hen gewoon kunnen laten meedoen. De overheid liet het er eigenlijk een beetje bij zitten. De ambitie voor 2019 is 15,5 banen, zo las ik. Hoe staat de Tweede Kamerorganisatie er nu voor qua genoemde ambitie? Ik hoor dat graag van onze Kamervoorzitter.

Dan het puntje herdenkingen. Net als vele collega's in de Kamer ben ik aanwezig geweest bij herdenkingen van onder andere het einde van de Tweede Wereldoorlog en van slachtoffers van de oorlog. Onze fractie ziet het als een verantwoordelijkheid van ons allen om aanwezig te zijn. Bij deze herdenkingen worden wij vaak aangeduid met onze partij. Is het niet een idee om bij officiële herdenkingen waarbij we als parlementariër aanwezig zijn, die aanwezigheid namens het hele parlement te laten zijn? Herdenkingen zijn niet politiek en rond 4 en 5 mei zijn er zo veel herdenkingen dat we er nooit allemaal bij kunnen zijn. Dat geldt zeker voor de Kamervoorzitter, die altijd bij herdenkingen aanwezig is. Maar als het er zo veel op hetzelfde moment zijn, wordt dat wel erg moeilijk. Mijn fractie stelt dan ook voor dat een aanwezig parlementslid bij officiële herdenkingen het hele parlement kan vertegenwoordigen. Ik heb een motie hierover klaarliggen.

Dan financieel. Er ligt nog een oningevuld deel van de taakstelling uit de vorige twee kabinetten. Ministeries moeten daar invulling aan geven, maar we zien nu dat dit kennelijk niet geldt voor de Tweede Kamer zelf. De taakstelling lijkt opgevuld met generale middelen en is zelfs niet ingevuld. Is de Kamervoorzitter het met de VVD-fractie eens dat we als Tweede Kamer een voorbeeldfunctie hebben? Waarom is de taakstelling niet gelukt? Graag een reflectie van de Kamervoorzitting op dit punt.

Dan het kopje veiligheid. Er is heel veel geschreven over sociale veiligheid, en dat is heel erg goed. Maar nu de veiligheid ten opzichte van de vele bezoekers die we jaarlijks ontvangen. Onze fractie hamert daar eigenlijk ieder jaar op. Ons gebouw, het hart van de democratie, willen we aan zo veel mogelijk mensen laten zien. Dat is een breed gedeelde wens in de hele Kamer. Dat leidt ook tot stevige uitdagingen als het gaat om de beveiliging van dit gebouw. Ik heb een paar vragen over dit onderwerp. Hoever zijn we met het registreren van alle bezoekers? Net als bij de ministeries en andere publieke gebouwen is het niet meer dan normaal dat we weten wie er precies in het gebouw aanwezig zijn. Tot op heden was er geen 100% registratie. Hoever staat het ermee?

De VVD-fractie hecht eraan dat bezoekers «schoon» binnenkomen. Tassen, jassen en spullen blijven buiten de beveiligde omgeving. Is dit ook het plan? Hoe staat het met de samenwerking tussen de gemeente Den Haag en de Tweede Kamer? Verloopt die goed? Hoe kan het systeem waarmee de Kamerbewoners van de Tweede Kamer worden geïnformeerd over incidenten in en rond het gebouw worden verbeterd? Nu is het zo dat we vaak op twitter of via andere social media moeten lezen dat het Binnenhof afgezet is. Onze fractie is van mening dat dit moet veranderen. Graag een reactie.

Dan integriteit. Bij mijn aantreden als Kamerlid in 2010 werd ik geacht een uittreksel uit het bevolkingsregister te overleggen. Daarin staat ook het adres waarop ik verblijf op de dagen dat ik niet in de Kamer werkzaam ben. De verblijfskosten worden vergoed en de hoogte ervan is afhankelijk van de afstand van het woonadres van het Kamerlid tot Den Haag, om daarmee de dubbele kosten die hij of zij maakt te compenseren. In een al klaarliggende motie roep ik het presidium op om in kaart te brengen wanneer er sprake is van een onverschuldigde betaling doordat de omstandigheden anders zijn dan het opgegeven adres doet vermoeden.

Tot slot, voorzitter. Ik ben nu bijna negen jaar lid van deze Kamer en zie de organisatie die zich bezighoudt met de inwendige mens. Iedereen heeft er eigenlijk al iets over gezegd. Ik doel op de mensen van de restaurant- en cateringorganisatie die zich altijd voor ons inzetten. Ik merk evenals mijn fractiegenoten dat deze organisatie altijd haar oor te luisteren legt bij de gebruikers van de restaurants en de catering. Ik durf dat «gastvrijheid ten top» te noemen. Vorig jaar heb ik er al het nodig over gezegd. In deze Raming komen tal van politieke stokpaardjes voorbij, waarbij ik in de praktijk zie dat de organisatie daarmee worstelt. Ergens in 2011 kwam Gerda Verburg met een motie om geen flesjes met water meer te verstrekken tijdens de vergaderingen; dat kon net zo goed in een kan. En ze had helemaal gelijk. Dat ze daarmee ook het bronwater met bubbels en flesjes verbande, was helemaal niet haar bedoeling. Ik wil hier niet terechtkomen in een discussie over wat er nu wel of niet in een flesje gekocht mag worden. We betalen voor het product en dus zal ik niet pleiten voor bitter lemon of tonic voor mij of mijn gasten. U kent het allemaal en daarvoor is dit onderwerp bovendien te beladen.

De restaurantorganisatie maakt met alle plezier veganistische maaltijden en dan is het wrang te constateren dat die zo de kliko in gaan, omdat ze niet besteld worden. En dan lopen ze weer aan tegen de wens om zo min mogelijk te verspillen. Ook weer zo'n uitdaging! De broodjes die langer dan een uur in de vergaderzaal staan, moeten afgevoerd worden en gaan ook de kliko in. Soms is dan een enkelvoudige verpakking een uitkomst, maar ook hier speelt de wens van de politiek hun parten.

Richting de Kamer, voorzitter. Natuurlijk hebben we als politieke partijen zo onze punten waarmee we het goede voorbeeld willen geven, maar wat is dan het goede voorbeeld? Ik zou het volgende willen voorstellen. Laten we vanuit de gebruikers en het restaurant een groepje samenstellen dat als buffer/klankbord voor de restaurantorganisatie opereert, simpelweg om aan ons, niet alles wetende Kamerleden, uit te leggen wat de mogelijkheden én de onmogelijkheden zijn. We ontlasten daarmee deze enthousiaste groep mensen die ons elke dag zo gastvrij verzorgen. Er kwam mij overigens ter ore dat de chocolaatjes die bij de koffie of het dessert geserveerd werden, eerst duurzaam geproduceerd moesten worden. Ik begrijp nu dat ze uit het assortiment zijn gehaald, omdat ze per stuk verpakt zijn.

Kamervoorzitter, het kan een gerucht zijn dat op foute informatie berust. Het is ook niet bedoeld om de pers te halen, maar het is wel een voorbeeld dat we hier niet op elke wens een passend antwoord hebben. Heeft de Kamervoorzitter een goed gevoel bij dit voorstel en is ze bereid dit te gaan regelen? Ik zal geen motie indienen op dit punt om te voorkomen dat we een brei aan moties te verwerken krijgen. Het is zelfs zo dat ik de moties die ik ga indienen, na een toezegging door de Kamervoorzitter zal intrekken of mogelijk zal aanhouden.

Ik ben iets over de tijd zie ik nu plotseling, maar de voorzitter heeft niet ingegrepen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dat is juist. U was iets over de tijd, maar u had zelf aangegeven coulant te zijn. Dus ik dacht: waarom zou ik dan niet coulant in uw richting zijn? Dank u wel, heer Ziengs. Ik geef u het voorzitterschap terug.

Voorzitter: Ziengs

De voorzitter:

Dank u wel voor het waarnemen. Ik probeerde ook niet met voorbedachten rade zo wat tijd te creëren. Ik dacht dat ik het ongeveer in die periode deed, maar dank u wel.

Ik schors tot 13.00 uur, zodat de Kamervoorzitter en het presidium in ieder geval genoeg tijd hebben om de beantwoording voor te bereiden. Dank u wel.

De vergadering wordt van 12.11 uur tot 13.01 uur geschorst.

De voorzitter:

In het overleg over de Raming zijn we aangekomen bij de beantwoording van de vragen, gesteld in de eerste termijn. Ik moet nog even melden dat mevrouw Ploumen om 13.00 uur bij een andere afspraak aanwezig moest zijn. Zij laat meeluisteren naar de beantwoording. Mevrouw Özütok heeft aangegeven dat zij om 14.30 uur een andere afspraak heeft. Het is even niet anders, maar ook voor haar zal meegeluisterd worden naar de beantwoording. Maar volgens mij zijn de vragen zo compact en duidelijk gesteld dat wij vast op tijd klaar kunnen zijn vandaag.

Voordat ik het woord geef aan de Kamervoorzitter, zeg ik even dat wij vooraf hebben afgesproken dat zij in eerste instantie in twee blokken zal antwoorden: de renovatie van de Tweede Kamer en de integriteitskwestie. Dat is ook een apart blokje. Daarna komen dan de losse vragen. Laten we proberen de interrupties even aan het eind van het blokje te doen, dan houden we het mooi overzichtelijk. Tenzij u zegt: het is zo dringend... Dan pak ik de interruptie wel mee. Maar dit zou organisatorisch misschien het gemakkelijkst zijn. Dank daarvoor. Twee interrupties in tweeën, zou ik in eerste instantie zeggen.

De heer Öztürk (DENK):

Het is een wetgevingsoverleg, een soort begroting. Ik denk dat twee interrupties best wel weinig is. Het gaat om grote bedragen. Het gaat om het hele jaar. Gezien het aantal Kamerleden dat aanwezig is en gezien de tijd die wij hiervoor hebben ingeruimd, tot 16.00 uur, zou het fijner zijn als wij iets meer ruimte krijgen om een goede discussie te voeren.

De voorzitter:

Dan zal ik even kijken hoe we uitkomen met twee interrupties. In de eerste ronde, bij de inbreng, kwamen we er goed mee uit. Als het niet lukt, kunnen we er alsnog drie van maken, met goedvinden van de leden. Zullen we het zo doen? Dank daarvoor.

Het woord is aan de Kamervoorzitter.

Mevrouw Arib (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank alle Kamerleden voor hun inbreng tijdens het debat vandaag. Maar ook in de aanloop naar dit debat heeft een aantal fracties schriftelijke bijdragen geleverd en aanvullende vragen gesteld die te maken hebben met de Raming. Het is ontzettend mooi om te zien dat Kamerleden ontzettend betrokken zijn bij ons instituut. Ik wil mij ook aansluiten bij alle complimenten die tot nu zijn gemaakt aan de mensen die eigenlijk het werk voor ons mogelijk maken. Dat varieert van zichtbare diensten zoals de Schoonmaakdienst, het Restaurantbedrijf en de Beveiligingsdienst, die waakt over onze veiligheid, tot onzichtbare diensten die ons bedienen. Ze zijn onmisbaar voor onze organisatie en het is terecht dat alle Kamerleden zijn begonnen met hun complimenten aan hen.

Ik sta bekend als een voorzitter die iedereen kort houdt, dus ik zal proberen om niet te lang uit te weiden over allerlei kwesties. Twee belangrijke onderwerpen zijn eigenlijk Kamerbreed aan de orde gesteld. Een daarvan is de renovatie. Dat is helemaal terecht, want we staan aan de vooravond van een van de grootste projecten in onze parlementaire geschiedenis. Het betekent dat wij tijdelijk moeten gaan verhuizen. Verder noem ik de renovatie van het Binnenhof. Dat is een ingrijpende gebeurtenis. Het raakt ons allemaal, zowel de Kamerleden als natuurlijk de medewerkers. Dat zijn de ambtenaren, de fractiemedewerkers en de journalisten, bij elkaar iets van 1.500 mensen.

Het andere blok is natuurlijk de integriteitskwestie, maar ik begin met de renovatie, want door bijna iedereen is gevraagd: waar staan we nu? Zoals jullie weten, heeft de Kamer verschillende gremia die zich hiermee bemoeien. Dat is ook altijd zo geweest. Tot nu toe is dat zonder problemen verlopen. We hebben de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken. Die gaat over de politieke kant van de renovatie, dat wil zeggen over het budget en over extra dingen die misschien wel of niet moeten gebeuren, zoals verduurzaming en dat soort kwesties. Zij hebben rechtstreeks een debat met de Staatssecretaris over de renovatie. We hebben de Bouwbegeleidingscommissie. Okje Tellegen, tevens ondervoorzitter en lid van het presidium, is voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie. De Bouwbegeleidingscommissie is een adviescommissie van het presidium. Daar worden alle praktische zaken besproken die te maken hebben met de verhuizing. Daarover geeft de begeleidingscommissie een advies. Dat advies wordt aan het presidium voorgelegd. Het presidium gaat daar wel of niet mee akkoord. Tot nu toe is dat prima gegaan, maar naarmate de verhuizing dichterbij komt, vinden wij als Kamer dat wij als een belangrijke partner beschouwd moeten worden. Het is de rol van het presidium om het op te nemen voor de Kamer als geheel, en we hebben de afgelopen tijd als presidium laten weten dat wij grip willen hebben op hoe zo'n proces verloopt. Dat betekent – jullie hebben dat ook gezien – dat wij willen weten wat er met ons gebouw gebeurt. Het gaat om het Binnenhof, waar wij nu al jaren zitten. Op welke manier zal de renovatie plaatsvinden? We zijn het allemaal eens dat dat sober en doelmatig moet gebeuren.

De eerste ervaringen waren niet erg positief. Jullie hebben ook allemaal kunnen zien dat er allerlei plannen lagen die totaal niet voldeden aan de verwachting die wij als Kamer hebben uitgesproken, namelijk dat het sober en doelmatig zou moeten. Gebouwdeel N zou totaal worden verbouwd en afgebroken enzovoorts. Daar hebben we als presidium van gezegd: alleen wat nodig is, passen we aan; wat niet nodig is, doen we niet. Het uitgangspunt van de verhuizing was dat de installaties moesten worden vernieuwd. De brandveiligheid moest op orde worden gebracht en natuurlijk pas je tijdens dat proces ook dingen aan, als dat nodig is, maar wij willen wel het karakter, het gezicht en de geschiedenis van dit gebouw behouden. Dat is vooralsnog in strijd met de plannen die tot nu toe aan de Kamer zijn gepresenteerd.

Wat ook speelt – en ook dat is geen geheim; de commissie voor Binnenlandse Zaken heeft daar ook een punt van gemaakt – is dat er twee architecten aan de slag zijn. Wij hebben tot nu toe altijd te maken gehad met Pi de Bruijn. Daar zijn we zeer tevreden over. Hij neemt de gebruikers serieus en weet ook wat we wel en niet goed vinden. Onze ervaringen met het gebouw zoals het er nu is, zijn positief. Via het Rijksvastgoedbedrijf is ook een ander bureau ingehuurd, namelijk het Bureau OMA, en dat geeft spanningen tussen hoe wij naar dit gebouw kijken en hoe zo'n architectenbureau naar het gebouw kijkt. Eén ding vind ik heel belangrijk: wij zijn «de gebruiker», zoals dat heet, en dat betekent dat wij ook een stem moeten hebben in de renovatie, dat we daarop invloed moeten kunnen uitoefenen en dat er serieus naar de wensen van de gebruikers wordt geluisterd.

Op dit moment zijn we in een stadium waarin we aan het overleggen zijn met het Rijksvastgoedbedrijf en met de Staatssecretaris. Het Rijksvastgoedbedrijf is formeel eigenaar, juridisch, maar wij zijn degenen die hierover gaan. Als je kijkt hoe andere parlementen met verhuizingen en met renovaties omgaan, dan is dat heel anders dan in Nederland. In de Bondsrepubliek, in Duitsland, heeft het parlement zelf zeggenschap over de renovatie. In Engeland hebben ze zelfs onlangs een wet ingediend dat ook het Lagerhuis invloed heeft op hoe de renovatie plaatsvindt. Ik ben zelf op werkbezoek geweest in Wenen, waar ook gerenoveerd wordt. Daar heeft het parlement ook zeggenschap over hoe de renovatie plaatsvindt en dat betekent ook dat het parlement gewoon het budget heeft. Het heeft via een openbare aanbesteding gevraagd wie hiervoor een goed plan kan indienen en de beste architect is dan ook uitgekozen. Zij hebben burgers betrokken bij hoe de renovatie moet plaatsvinden, dus voor het bezoekerscentrum konden burgers ook hun ideeën geven.

Bij de renovatie van het Binnenhof is dat op dit moment niet het geval. Er is grote geheimzinnigheid – daar hebben alle Kamerleden ook hun onvrede over geuit – rondom de renovatie en rondom wat er wel en niet ingezien mag worden. Wij eisen op dit moment eigenlijk gewoon onze rol op als Kamer. Als Voorzitter heb ik die verantwoordelijkheid en die voel ik ook. Wij proberen nu in goed gesprek, waarbij wij als Kamer gehoord worden en serieus worden genomen, tot een oplossing te komen. Natuurlijk willen we terug naar een mooi gebouw, maar niet ten koste van alles. We zijn op dit moment zeer tevreden over ons gebouw. Dat is de stand van zaken op dit moment. We hebben hierover als presidium deze week, volgens mij, ook weer gesprekken. We hopen dat men ons aan de overkant – ik doel op het Rijksvastgoedbedrijf en Binnenlandse Zaken – serieus neemt.

De voorzitter:

U was aan het einde gekomen van het eerste blokje, volgens mij.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ja.

De voorzitter:

Dat was het blokje renovatie. De heer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Ik ga in op de samenwerking met de Bouwbegeleidingscommissie. De Bouwbegeleidingscommissie is juist de commissie waar de gebruikers in zitten. Er zitten ambtenaren, fractiemedewerkers en Kamerleden in. Het gaat daar dus om alle faciliteiten waarvan wij gebruikmaken. Die mensen zitten in de Bouwbegeleidingscommissie. Ik denk dat de samenwerking met het presidium niet echt denderend was. Dat heeft de Bouwbegeleidingscommissie, naar ik aanneem, ook ingebracht in het presidium tijdens de laatste vergadering. Dat was de opdracht naar onze vertegenwoordiger in het presidium. Wat dat betreft moet ik één ding rechtzetten: die samenwerking is op het laatste moment niet echt denderend. Waarom? Wij zien, ik als Kamerlid zie, in de kranten dat er een machtsspelletje of een machtsdiscussie is tussen het Rijksvastgoedbedrijf, het ministerie, en de Kamervoorzitter. Ik denk dat dat de samenleving heel veel geld gaat kosten en dat dat de projecten intern gaat frustreren. Maar ik denk dat het ook de geloofwaardigheid van de Tweede Kamer in de samenleving ter discussie stelt. Want wat gebeurt er met al dat geld? Mijn vraag is dus, nogmaals: houd niet de schijn op dat alles prima gaat; wij doen het goed en wij eisen ons recht op. Nee, er is een machtsprobleem. Wie heeft het voor het zeggen? Ik denk dat het goed is dat ook onze Kamervoorzitter daarmee ophoudt, zodat wij door kunnen.

De voorzitter:

De Kamervoorzitter.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik zit niet in de Bouwbegeleidingscommissie, maar als het gaat om de renovatie is het tot nu toe uitstekend gegaan. Bijna alles wat de Bouwbegeleidingscommissie adviseert, nemen we over. Verschil van mening over wat er wel en niet kan, hoort er ook bij. Het beeld dat wordt neergezet, van een machtsstrijd enzovoorts, herken ik absoluut niet. Misschien heeft meneer Öztürk daarover meer informatie dan ik. Dat is één. Twee is: de Kamer eist gewoon haar rol op. In dit geval is het het presidium dat kijkt naar de plannen die worden voorgesteld. Het kijkt ook naar de wensen van Kamerleden. Daarbij kijken wij ook naar wat wel nodig is en wat niet nodig is. In zo'n proces hoort het dat het Rijksvastgoedbedrijf, in dit geval, rekening houdt met wat Kamerleden en ambtenaren belangrijk vinden. Het zou makkelijk zijn om te zeggen: wij bemoeien ons daar niet mee; laat het Rijksvastgoedbedrijf zijn eigen gang gaan. Maar dat doen we niet, want dit gebouw is van ons allemaal, en van alle burgers in Nederland. Het gaat ons ter harte dat dit gebouw niet verminkt wordt. Daarvoor moeten wij waken. Waar aanpassingen nodig zijn, moeten we dat ook doen, maar waar het niet nodig is, doen we het niet. Wij zijn zeer tevreden over het gebouw. Bovendien, gebouwdeel N – dat zijn de zalen zoals die waar we nu zitten, de zalen beneden en de plenaire zaal – staat er geen 100 jaar. Het staat er 27 jaar. Zo oud is het niet. Om daar met een hamer alles te gaan afbreken... Dat kan ik niet voor mijn rekening nemen.

De heer Öztürk (DENK):

Wij hebben ook andere berichten gelezen over wat u als Kamervoorzitter niet voor uw rekening wilde nemen. Laten we eerlijk zijn: de meeste Kamerleden worden door de media geïnformeerd en niet door het presidium. Dat punt hebben wij in de Bouwbegeleidingscommissie ook uitvoerig besproken. Natuurlijk, de Kamer is van ons allemaal. Daarom hebben we een Bouwbegeleidingscommissie, waarin alle Kamerleden en medewerkers en alle ambtelijke medewerkers vertegenwoordigd zijn. Maar het probleem zit niet daar. Het probleem zit bij het presidium. Een aantal Presidiumleden, en u voorop...

De voorzitter:

Via de voorzitter!

De heer Öztürk (DENK):

... is een machtsstrijd aan het voeren met het Rijksvastgoedbedrijf. Mijn vraag is: wanneer stopt die machtsstrijd? Wanneer krijgen wij duidelijkheid waar de schoen precies wringt? Wanneer kunnen we doorgaan? Op dit moment worden extra kosten gemaakt. Er worden projectbureaus aan de kant gezet en er worden architecten aan de kant gezet. Er komen claims. Het gaat heel veel geld kosten. Ik denk dat het goed is dat ook de burgers op de hoogte worden gesteld van die kosten. Dat is terecht.

Mevrouw Arib (PvdA):

Alles wordt op één hoop gegooid. Ik kan hier geen chocola van maken, eerlijk gezegd. Ik heb daarover gezegd wat ik te zeggen had. Daar wil ik het ook bij laten. Het wordt allemaal persoonlijk gemaakt. Het gaat over het Rijksvastgoedbedrijf en er zouden persoonlijke vetes zijn. Ik ken ze niet eens.

De heer Öztürk (DENK):

Het heeft niks met persoonlijk te maken. We lezen berichtgeving in de media. Heel veel burgers maken zich daar zorgen om. Ik probeer om voor de burgers die belasting betalen en deze fantastische Kamer willen behouden, vragen te stellen. Wij moeten hiermee ophouden, zodat we niet met architectenbureaus bezig zijn maar door kunnen gaan.

De voorzitter:

De vraag is nu wat compacter geformuleerd als net. Toen was er sprake van een brede omschrijving. U wilt graag straks meer interrupties, maar als ze zo uitgebreid zijn, dan kom ik straks in tijdnood. De vraag is nu korter, beknopter geformuleerd en in ieder geval minder gerelateerd aan de Kamervoorzitter. Dat lijkt me ook terecht.

Mevrouw Arib (PvdA):

Volgens mij heb ik alles gezegd wat ik wilde zeggen. Anders wordt het een herhaling.

De voorzitter:

In de eerste beantwoording is daar op ingegaan.

De heer Öztürk (DENK):

Ik snap dat ze geen antwoord wil geven. Ik snap ook dat we in de media moeten lezen wat er precies gebeurt. Jammer.

De voorzitter:

We laten het voor dit moment hier even bij. Ik noteer de laatste twee opmerkingen niet als een interruptie. Dan heeft u die als extraatje. Ik geef het woord weer aan de Kamervoorzitter voor de beantwoording van het tweede blokje.

Mevrouw Arib (PvdA):

Nog één opmerking, voorzitter. Alles wat wij communiceren vanuit het presidium is openbaar. Dat geldt ook voor onze brieven waarin wij om informatie vragen of waarin wij het standpunt van het Rijksvastgoedbedrijf verhelderd willen hebben. Die brieven gaan rechtstreeks naar de Bouwbegeleidingscommissie. In die zin herken ik dat niet.

Het is wel een probleem dat dit project het stempel «geheim» heeft gekregen waardoor de Kamer gewoon vastloopt. Het zijn allemaal legitieme vragen, alleen moet u die aan de Staatssecretaris stellen en niet aan mij. Ik sta aan uw kant om dit gebouw voor ons bewoonbaar te houden en het te houden zoals het is.

Als u het goed vindt, voorzitter, dan ga ik naar het volgende punt.

De voorzitter:

Heel graag.

Mevrouw Arib (PvdA):

Dan ga ik naar het volgende punt dat te maken heeft met integriteit. Dit is een terugkerend probleem. Ik zal niet de hele geschiedenis opsommen van hoe wij met de integriteitsregels omgaan en hoe die tot stand zijn gekomen. In 2013 is er een werkgroep inzake de integriteit van leden van de Tweede Kamer ingesteld en die heeft aanbevelingen gedaan. De meeste aanbevelingen zijn ook door de Kamer overgenomen. Maar we hebben natuurlijk ook met GRECO te maken. Dat is door de meeste Kamerleden ook genoemd. Bijna elke keer als GRECO een nalevingsrapportage maakt, tikken ze ons een beetje op de vingers. «Jullie doen het op zich aardig, maar als het om het toezicht op en de handhaving van de regels gaat, schiet de Kamer toch wel tekort.» Volgens mij hebben wij in juni 2018 de werkgroep-Van Oosten gevraagd om opnieuw naar de aanbevelingen te kijken die wij destijds niet hebben overgenomen om ons daarover te adviseren. Die werkgroep heeft dat gedaan en is inderdaad met een aantal aanbevelingen gekomen. Hoe gaan we het toezicht en de handhaving in de praktijk vormgeven? Een aanbeveling was dat de Voorzitter van de Kamer dat zou kunnen doen. Het presidium heeft daarvan gezegd dat het niet echt heel sterk is – laat ik het zo zeggen – om het toezicht en de handhaving bij de Kamervoorzitter te leggen. De Kamervoorzitter is een van de 150 Kamerleden en het heeft heel erg iets van de slager die eigen vlees keurt.

U vraagt aan mij persoonlijk of als Voorzitter: wat wilt u dat daarmee gebeurt? Ik vind dat wij als Kamer wel regels met elkaar hebben afgesproken, maar dat we die regels ook moeten handhaven. Anders hebben die regels geen zin. Ik vind dat belangrijk voor het aanzien van de Kamer, voor het aanzien van de politiek, maar ook voor de bescherming van Kamerleden. Soms terecht en soms ten onrechte worden verhalen over Kamerleden in de krant geschreven, of incidenten worden enorm uitvergroot. Dan is het heel belangrijk voor Kamerleden dat ze weten: waar kunnen we terecht, hoe gaan we daarmee om? In die zin is het heel erg goed dat wij als Kamer erop toezien dat die regels, de integriteitsregels die wij met elkaar hebben afgesproken, in de praktijk worden nageleefd en dat daarop wordt toegezien. Dat kan op verschillende manieren.

Allereerst denk ik dat wij een integriteitsvertrouwenspersoon moeten hebben. Dat is belangrijk. Het moet niet iemand uit de politiek zijn, maar ook niet iemand die nu in dienst is. Het moet iemand zijn die gezag heeft en die kan zien of de regels worden toegepast of niet. Het moet ook iemand zijn waar Kamerleden naartoe kunnen stappen met hun vragen: ik heb een bedrijf of ik heb ergens een nevenfunctie, wat adviseert u mij? Zo iemand houdt dat bij en rapporteert ons daar anoniem over. Dat hebben wij in het presidium afgesproken en dat gaan we ook doen.

Iets anders is dat als wij op dit moment zeggen dat er toezicht en handhaving moet zijn, je dat moet regelen. Wij hebben op dit moment geen enkel instrument tot onze beschikking om dat te kunnen doen. Wij hebben in het Reglement van Orde wel allerlei instrumenten als Kamerleden bijvoorbeeld de geheimhoudingsplicht schenden. Die kunnen worden geschorst of mogen niet aan een of andere commissievergadering deelnemen. Dat staat wel in het Reglement van Orde, en ook als Kamerleden zich bijvoorbeeld misdragen. Dat kan ook, maar gelukkig hebben we daar nooit gebruik van gemaakt. Maar in het Reglement van Orde hebben we eigenlijk geen mogelijkheden als het gaat om het schenden van integriteitsregels.

Als de Kamer van mening is dat wij als presidium daarop moeten toezien, dan juich ik dat van harte toe. Het zijn je collega's, dus ik vind het niet handig als het presidium zelf gaat beoordelen: die doet het goed of die doet het niet goed. Ik zou er wel een groot voorstander van zijn dat het presidium afhankelijk van het incident een commissie kan instellen die dat gaat onderzoeken, hoor en wederhoor gaat hanteren en op basis daarvan eventueel een voorstel doet aan het presidium zodat wij ons daarover kunnen buigen. Dat kan tot een waarschuwing leiden of tot iets anders. Ik dacht al: ik zit te wachten op een interruptie...

De voorzitter:

Heel goed, maar ik was heel erg gefocust op de kant van de Voorzitter. Ik moet eigenlijk voor het merendeel die kant op kijken. Er waren volgens mij twee interrupties aangekondigd. Drie zelfs. Wie was de eerste? Ik heb het niet gezien. Ik zag de heer Van Nispen als eerste.

De heer Van Nispen (SP):

Eigenlijk zegt de Voorzitter dat zij voorstander is van toezicht en handhaving. De eerste aanbevelingen van de leidraad – hoe om te gaan met lobbyisten, een adviseur die de Kamerleden ondersteunt en een jaarverslag – waren al overgenomen. Maar over de vierde aanbeveling, waarin staat «beschouw de mogelijkheden van toezicht en handhaving», zegt de Voorzitter: niet in mijn persoonlijke rol als Kamervoorzitter, maar er gaat wel iets komen waardoor we toe kunnen gaan zien op de naleving van de integriteitsregels. Alleen, dan is toch de vraag waarom de vierde aanbeveling in eerste instantie niet is overgenomen. Want dan hadden we – het presidium of iemand anders – erover na kunnen denken hoe dat het beste vormgegeven zou kunnen worden.

Mevrouw Arib (PvdA):

De werkgroep-Van Oosten heeft het gewoon bij de Voorzitter en bij het presidium neergelegd middels aanbeveling nummer 4. Dat is toch net ietsje anders dan wat jullie nu voorstellen en wat ikzelf ook met jullie eens ben.

De heer Van Nispen (SP):

Dit is verder minder belangrijk, vind ik, maar aanbeveling 4 is: «Beschouw de mogelijkheden om in het bestaande stelsel aanvullingen te doen ten aanzien van toezicht en eventueel ook ten aanzien van handhaving, die berusten op voldoende draagvlak in de Tweede Kamer.» Maar goed, daar hoeven we volgens mij niet over te steggelen. Het belangrijkste is volgens mij dat we het er nu over eens zijn dat er dus iets moet komen voor toezicht en handhaving op het naleven van integriteitsregels, maar dat we nu nog niet het gouden voorstel hebben hoe dat dan precies moet. Dus we zijn het erover eens. De vraag is alleen – die vraag stel ik nu toch aan de Kamervoorzitter – hoe het nu verdergaat en wie er met een concreet voorstel gaat komen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Het klopt wat u zei, meneer Van Nispen. Dat was het punt waarvan wij zeiden: het is een beetje lastig om dat bij de Kamervoorzitter te leggen. Naast wat u net noemde – dat hoef ik niet weer voor te lezen – staat erbij: «Overweeg daarbij welke rol de Kamervoorzitter en het presidium hierbij zouden kunnen spelen.» We hebben dat gesprek gehad met Van Oosten. Dat was naar aanleiding van het voorbeeld in de Eerste Kamer, van: zo wordt het in de Eerste Kamer gedaan; Eerste Kamerleden melden iets bij de Voorzitter. Dan kom je in een hele rare positie terecht. Daarvan heb ik ook in het presidium gezegd: dit moeten we niet op deze manier doen, maar moeten we anders regelen. Naar aanleiding van een incident zou je kunnen zeggen: nu gaan we een groep of commissie samenstellen, misschien met een externe adviseur die daar verstand van heeft, om dit geval te onderzoeken. We hebben dat weleens gedaan. Dat was naar aanleiding van oneerbiedig gezegd de commissie-stiekem, toen er gelekt werd. Het presidium heeft toen gezegd: dat gaan we onderzoeken. Op basis van het rapport van een onderzoekscommissie onder leiding van Carola Schouten – volgens mij zat u daar ook zelf in – heeft het presidium een voorstel gedaan. Dat zou hier ook kunnen. Als de Kamer dat wil, ondersteun ik dat van harte. Ik vind namelijk echt dat het voor het aanzien van de Kamer ontzettend belangrijk is dat wij onze eigen regels handhaven en erop toezien dat dit in de praktijk gebeurt. We hebben vaak een mening over transparantie, over openheid en over integriteit in de samenleving, maar wij hebben ook een voorbeeldfunctie daarin. Dus daarom juich ik het ook van harte toe. Misschien hebben jullie daar een motie over; dat zou prima zijn. We zullen dat dan uitwerken.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik vind het goed dat de Kamervoorzitter aangeeft dit ook te willen steunen, want de werkgroep heeft ook gezegd dat toezicht en handhaving geen sluitstuk van zo'n proces kunnen zijn. Dat is ook de reden dat ik samen met een aantal andere Kamerleden graag een motie wil indienen die dat uitspreekt, waarmee de Kamer als geheel zegt: wij moeten gewoon controle kunnen hebben op de regels die met elkaar worden afgesproken. Ik vind ook – daarmee val ik de Kamervoorzitter bij – dat in het rapport vaak naar de Voorzitter wordt verwezen. Het moet zorgvuldig worden uitgewerkt, maar ik vind het een hele stap dat we na vandaag als Kamer in den brede zouden kunnen uitspreken dat het niet meer zonder handhaving kan in dit huis. Daar wil ik de Kamervoorzitter graag in bijvallen. Ik dien in de tweede termijn daar dan ook graag een motie voor in.

Mevrouw Arib (PvdA):

Normaal moet ik daar geen oordeel over geven, maar ik vind het een heel goed voorstel om dat via een motie te doen. Het zou mooi zijn als zo'n motie Kamerbreed wordt ondersteund. Dan sterkt dat mij ook in mijn overtuiging dat wij hier als Tweede Kamer gewoon een keer met een goed voorstel kunnen komen en dat wij dit punt ook gewoon regelen.

De voorzitter:

Wellicht dat we haar straks nog kunnen omarmen. Dat kan ook nog. De heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Dan nog even iets om het vervolg scherp te krijgen. In de nota naar aanleiding van het verslag zegt het presidium: «Het is aan de Kamer zelf om toe te werken naar een instrument waarmee toezicht en handhaving een vast onderdeel worden van het integriteitsbeleid van de Kamer.» Daarmee legt het presidium de bal eigenlijk ergens anders, maar de Voorzitter beluister ik nu zo dat ze zegt: dan pakken wij het als presidium ook op om iets uit te werken conform de aanbevelingen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Het punt bij maatregelen rond integriteit is dat er gewoon breder draagvlak voor moet zijn. Ik heb dit altijd gevonden – dat zeg ik er ook bij – maar je hebt hier echt de hele Kamer voor nodig. Daarom hoort de Kamer hier in z'n geheel achter te staan. Dat hoop ik. Het punt is ook dat allerlei werkgroepen in het verleden niet met een concreet voorstel zijn gekomen omdat er ook binnen die werkgroepen een verschil van mening was. Er was dus geen meerderheid voor een voorstel. Ook voor de werkgroep-Van Oosten geldt: de een vindt dit, maar de ander vindt dat onzin. Maar dat geldt voor ons allemaal. Daarom zou het goed zijn als er een motie ligt. Want er zijn ook Kamerleden die zeggen dat het uiteindelijk aan de kiezer is om ons daarop af te rekenen en dat wij elkaar niet moeten controleren. Dat maakt dat het presidium dit voorstel niet zomaar kon overnemen, omdat daar verschillend over wordt gedacht. Ik vind het dus juist heel goed als daar bij de Raming brede steun voor is. Daar hoort het ook. Dan geeft het ook het presidium de mogelijkheid om dit verder uit te werken.

De voorzitter:

Dat is voldoende beantwoord? Dan stel ik voor dat de Kamervoorzitter verdergaat met de beantwoording. O, neem mij niet kwalijk. Ik zie dat meneer Öztürk nog wil interrumperen.

De heer Öztürk (DENK):

Is dit het einde van het blokje integriteit, of gaat u nog door?

Mevrouw Arib (PvdA):

Wat betreft de integriteitsregels was dit het.

De heer Öztürk (DENK):

Ik had nog een vraag die niet beantwoord is. Daarom.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ja, dat is prima, wat mij betreft.

De voorzitter:

Stel die vraag maar.

De heer Öztürk (DENK):

Ik had die vraag al gesteld, maar die is niet beantwoord, vandaar. Ik wil hem best wel herhalen. Ik had gevraagd of de Kamervoorzitter bereid is om de werkgroep te vragen om te verkennen of we ervoor kunnen zorgen dat Kamerleden die stoppen ook na drie jaar niet een baantje zoeken binnen de portefeuilles die ze hebben gehad, zoals bij Uber, KLM en nog een paar plekken.

De voorzitter:

Valt dat onder het kopje overige vragen, of pakt u dat...

De heer Öztürk (DENK):

Het was integriteit.

De voorzitter:

Integriteit, oké.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik weet wel dat Ministers dat hebben; die mogen binnen twee of drie jaar of zoiets niet in dezelfde sector werken. Dat is tenminste een soort regel. Voor Kamerleden geldt dat niet. Dat is ook heel verschillend. Ik vind het eigenlijk niet aan de Voorzitter om te treden in waar Kamerleden wel of niet werkzaam mogen zijn. Er is ook heel veel kritiek op Kamerleden die wachtgeld gebruiken, en er is heel veel kritiek op het feit dat Kamerleden met een andere positie allerlei andere dingen doen. Ze moeten gewoon aan het werk. Ik vind het heel lastig om tegen Kamerleden die te horen hebben gekregen dat ze niet op de lijst komen te staan of die zelf willen stoppen, te zeggen: je mag daar niet werken. Dat vind ik lastig. Als u daar een voorstel voor heeft, dan moet u dat indienen en dan moet de Kamer daarover stemmen. Maar persoonlijk vind ik het niet aan mij om Kamerleden de les te gaan lezen over waar ze wel en niet werkzaam mogen zijn. En het ligt ook anders dan voor Ministers.

De voorzitter:

Helder. Dan stel ik voor dat de Kamervoorzitter verdergaat met de beantwoording.

Mevrouw Arib (PvdA):

Volgens mij was er in het kader van integriteit ook een vraag van de heer Van Nispen en de heer Van der Molen, en eigenlijk van u allemaal, over de vergoeding van verblijfskosten. Ik begrijp dat er van u, meneer Ziengs, ook een voorstel was om bij elke verhuizing...

De voorzitter:

Het was in feite jaarlijks. Ik suggereerde dat nu wij als Kamerleden eenmaal per jaar ergens een opgave van onze bijverdiensten et cetera moeten doen, het wellicht een wake-upmoment is voor Kamerleden die dat te goeder trouw nog niet hebben gedaan. Zij worden dan herinnerd aan het feit dat er toch een bepaald verband is tussen de vergoeding en de verblijfplaats.

Mevrouw Arib (PvdA):

Als de Kamer dat wil, dan is dat gewoon zo, maar ik weet niet of je daarmee het probleem oplost. Als we kijken waar iemand woont, gaan wij af op wat een Kamerlid meldt. Als een Kamerlid meldt: ik woon in Deventer; en hij of zij staat ingeschreven in Deventer, is dat onze basis. Daar twijfel je niet aan. Moeten wij in de bosjes gaan liggen om te zien of het echt zo is?

De voorzitter:

Dan moet ik als voorzitter nu even een ander rol aannemen en pak ik met uw welbevinden even een interruptie. Ik noteer die.

Mevrouw Arib (PvdA):

Laat ik het zo zeggen: dit voorstel lost het probleem niet op.

De voorzitter:

Ik wil de interruptie toelichten. Daarmee maak je het zo transparant dat het ook naar buitenwacht toe helder is waar een Kamerlid woont en waar hij staat ingeschreven. De omgeving ziet dan op dat moment wel: hé, dat klopt niet met de werkelijke situatie. Nu is nog heel ondoorzichtig wie waar woont en als daar een openbaar iets voor is wat transparant is, kan iedereen daarop reageren en zeggen: goh, de werkelijke situatie is toch een andere. Zo had ik het voor ogen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Als de Kamer dat wil, is dat geen enkel probleem. Je verwacht ook dat het wordt doorgegeven als iemand verhuist. Alleen, als ik kijk naar de aanleiding voor zo'n voorstel, dan denk ik dat dit het niet oplost. Als iemand zegt: ik woon daar; en hij staat daar ook ingeschreven maar hij woont in de praktijk ergens anders, vang je dat zo niet op. Maar nogmaals, als de Kamer dat wil, is het geen enkel probleem, maar het lost niet het probleem op van welk Kamerlid bij wijze van spreken bij zijn moeder woont. Dat kunnen wij niet achterhalen.

De voorzitter:

Ik zie een interruptie van de heer Van Nispen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Overigens, in dit verband, de heer Hiddema heeft wel het bedrag teruggestort dat hij ten onrechte heeft gekregen, vanaf het begin tot het einde. Ik begrijp dat de poezenopvang ook zijn aandeel heeft gekregen.

De voorzitter:

Volgens mij hadden wij het in dit debat niet over namen, maar het is helder. Een interruptie van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter, allereerst zou ik uw suggestie in de richting van de Kamervoorzitter willen bijvallen, want ik denk dat dat in ieder geval iets gaat helpen. Maar ik zou de Kamervoorzitter ook de vraag willen stellen of het niet beter zou zijn als wij nog een stapje verder zouden gaan. Als bij gewone mensen die een adres opgeven en een uitkering krijgen, het vermoeden bestaat dat zij daar niet werkelijk wonen, kun je twisten over de vraag of die tandenborstelcontroles et cetera die wij in het verleden hadden, misschien te ver gaan, maar is het dan niet raar dat wij bij politici niet doen wat wij bij gewone mensen wel doen en wat wij dan fraude noemen? Hoe ziet de Kamervoorzitter dat? Ervaart zij dat niet als een probleem? Zou dat niet dichter bij elkaar gebracht moeten worden of in ieder geval opgeheven moeten worden als uitgangspunt? Moeten wij daar niet verder over nadenken?

Mevrouw Arib (PvdA):

Als de Kamer denkt het probleem voor een deel te kunnen oplossen door jaarlijks te laten weten waar je woont, moeten wij dat natuurlijk zeker doen. Maar het is altijd de verantwoordelijkheid van het Kamerlid om daar zorgvuldig mee om te gaan. De ambtelijke organisatie voert gewoon de regels van Binnenlandse Zaken voor de vergoedingen uit. Daar staat in dat als iemand aangeeft dat hij in Deventer woont, dat dan ook gewoon zo is. Dat gaat via het bevolkingsregister. Wij kunnen als Kamer of als organisatie niet treden in het controleren van Kamerleden door te gaan zoeken waar ze precies slapen of waar zij precies verblijven. Dat kunnen wij niet waarmaken en dat kunnen we ook niet doen. Het enige wat je wel kunt doen, is toch een beroep doen op de zorgvuldigheid. Ik vind ook dat wij Kamerleden goed moeten informeren over hun rechten, maar ook over hun plichten. Dat gaan we ook echt vanuit de ambtelijke organisatie doen en we gaan het ook wat explicieter duidelijk maken: laat weten waar je precies woont. Gelukkig hebben we in dit land ook de media, want zij zijn degenen die ons controleren. Ik vind dat dat gewoon niet kan en dat het voor het aanzien van de Kamer niet kan. Meer dan dat kunnen we niet doen.

De heer Van Nispen (SP):

Dat snap ik, maar precies dat maakt het volgens mij zo onbevredigend. Elke keer weer gedoe en beschuldigingen van niet-integer gedrag zijn verschrikkelijk slecht, ook voor het aanzien van de politiek. De vraag is eigenlijk: als wij een niet-controleerbare en misbruikgevoelige regeling in stand moeten laten omdat zij nu eenmaal in de wet staat en is zoals die is, dan moeten we daar denk ik naar kijken. En daarom heb ik het voorstel gedaan om de verblijfkostenvergoeding af te schaffen. Of daar dan iets voor in de plaats moet komen? Ik denk van niet, maar daar kunnen de meningen over verschillen. Wil de meerderheid dat niet, dan zouden we er ook voor kunnen kiezen om een werkgroep op te richten die alle vergoedingen in hun onderlinge samenhang beziet. Dan kunnen we ook kijken naar de hoogte van alle vergoedingen: vinden we het nog wel redelijk dat iemand € 2.000 per maand krijgt terwijl vrijwel niemand die een appartement moet huren zulke kosten maakt, want wat voor appartement is dat dan? Ik vind dat een heel raar bedrag. Dan kan daar eens allemaal goed naar gekeken worden. Ik snap dat dit niet allemaal op het bordje van de Kamervoorzitter ligt, want dit is nu de wet, maar het parlement zou in de vorm van een werkgroep wel kunnen kijken naar al die vergoedingen in hun onderlinge samenhang – in mijn eerste bijdrage heb ik ze allemaal opgenoemd – naar de hoogte daarvan en naar het niet-controleerbare karakter daarvan.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik begrijp het punt van de heer Van Nispen heel goed. Ik begrijp ook de reacties van de burgers die iets in de krant lezen. Zij schrijven mij ook «hoe kan dat?» en noemen dan precies de voorbeelden die de heer Van Nispen noemt: gaat het om een gewone burger, dan wordt hij gecontroleerd en dan wordt thuis gekeken of er een of twee tandenborstels zijn enzovoort. Dat snap ik heel goed, maar we hebben geen instrumenten om daarop toe te zien. Dat is één. Twee – en dat gaat inderdaad veel verder dan dat – is dat de heer Van Nispen dit ook ziet als een moment om ons te buigen over onze eigen regelingen. Dat is iets wat de Kamer eigenlijk vrijstaat, want we kunnen daar als Kamer niet zomaar iets in gaan veranderen. Alles wat te maken heeft met onze rechtspositie moet volgens de Grondwet bij wet worden geregeld. Dat betekent ook dat, als de heer Van Nispen dat echt vindt, de SP dan een wetsvoorstel moet indienen. Dat vraagt ook om een tweederdemeerderheid. Zo hoort het volgens de wet. Dat zou dan ook hierbij moeten gebeuren. Ik kan daar niet zomaar aan voorbijgaan en toezeggen dat ik dit oppak en even ga uitzoeken.

De voorzitter:

Helder. Ik stel voor dat de Kamervoorzitter doorgaat met de beantwoording.

Mevrouw Arib (PvdA):

Dank u wel. Dat wat betreft de integriteit van de Kamer.

Mevrouw Ploumen heeft een vraag gesteld over het kindervragenuur. Dat was dit jaar een groot succes. Iedereen die je daarover spreekt is heel enthousiast, niet in de laatste plaats omdat de kinderen elkaar zo netjes laten uitpraten en de Minister voor elk antwoord keurig bedanken. We hebben toen ook gezegd: hier maken we een traditie van, want het is een motie van de heer Raemakers en die is door de Kamer breed gesteund. Mevrouw Ploumen is er niet, maar de uitnodigingen voor het volgende kindervragenuur zijn al de deur uit.

Er is een vraag gesteld over de Arbeidstijdenwet. Ik kijk even tussen mijn papieren; ik ben heel erg slordig met al die briefjes. Ik weet niet hoe Ministers dat doen. Ik ga het proberen. Ik zal het even per Kamerlid doen.

De heer Van Nispen heeft iets gezegd over de Arbeidstijdenwet. Dat is voor mij en onze mensen een beetje nieuw, in die zin dat we dit intern nooit hebben gehoord. Wat we wel weten, is dat bij de Facilitaire Dienst de Arbeidstijdenwet een probleem vormt, in die zin dat er extra inzet nodig is in verband met de verhuizing in combinatie met de vergrijzing. Daar wordt heel serieus naar gekeken. Wat betreft andere afdelingen: sowieso kampen we als organisatie met vergrijzing. Dus daar moet gewoon een plan voor liggen over hoe we daarmee omgaan, maar we hebben niet van andere diensten het signaal gekregen dat de Arbeidstijdenwet is geschonden. Dus als u meer diensten weet te noemen, dan kijken we daar graag naar en gaan we ook graag in overleg met de betrokken dienst om te kijken of we het kunnen oplossen.

De heer Van Nispen en de heer Van der Molen vroegen naar de uitwerking van de moties inzake vertrouwelijkheid. Er waren daarover een motie van de heer Van Nispen en zelfs twee moties van de heer Van der Molen ingediend. Daarvan hebben we toen afgesproken om met elkaar te gaan brainstormen over hoe we dat kunnen oppakken. Het is inderdaad een terugkerend probleem, wat mevrouw Özütok ook heeft gezegd. Het raakt aan de informatiepositie van de Kamer en het maakt het soms ook ingewikkeld voor Kamerleden om iets te doen met vertrouwelijke stukken die ter inzage zijn gelegd maar waarmee je dus verder niets kunt doen. Het raakt ook aan de vraag hoe je omgaat met informatie die je eigenlijk nodig hebt. De heer Van der Molen stelt op commissieniveau voor om, wanneer die informatie niet volledig is, bijvoorbeeld het onderwerp niet te behandelen. Ik wil hem vragen om dat punt hoe we daarmee omgaan, mee te nemen in het regulier overleg met de commissievoorzitters. Het gaat dus om de vraag hoe we omgaan met halve informatie, opdat niet de ene commissie het wel doet en de andere niet. Het lijkt mij goed om te kijken of we zo'n voorstel op dat niveau met elkaar kunnen bespreken.

Wat betreft de uitvoering van de moties: daar zijn we nu mee bezig. Naar aanleiding van onze brainstormsessie waarbij ook de heer Van der Molen en de heer Van Nispen aanwezig waren, wordt, als het goed is, nu gewerkt aan een voorstel hoe we dat procedureel gaan doen, want het blijft een probleem zeg ik eerlijk. Gisteren zat ik puur toevallig te kijken naar een stuk uit 1985–1986, het rapport Onderzoek van de organisatie en de werkwijze der Kamer. Naar aanleiding van de RSV-enquête is destijds een commissie samengesteld. Een van de aanbevelingen van die commissie is de volgende. De Kamer dient de beschikking te krijgen over dezelfde informatie aangaande de besluiten van de ministerraad als die welke aan de parlementaire pers wordt verstrekt en zij dient die op hetzelfde tijdstip te krijgen. Dat was in 1985–1986 al een probleem. Ik dacht: goh, we gaan kijken of we dit op een andere manier kunnen oplossen, omdat de tijden natuurlijk ook zijn veranderd. Heel veel dingen zijn ook openbaar en kun je ook via de sociale media te weten komen. Dan denk ik: waarom doen de bewindspersonen eigenlijk zo ingewikkeld? Maar dit punt blijft aandacht krijgen en het komt terug in dezelfde brainstormsessie waar we het de vorige keer over hadden en daarna gaan we een procedureel voorstel doen aan de commissies en gaan we overleggen met het kabinet over de uitkomst van zo'n brainstormsessie.

Over de verhuizing hebben we het gehad.

De heer Van der Molen had ook een vraag over de viering van 75 jaar bevrijding na de Tweede Wereldoorlog. Daar zijn we wel mee bezig. We hebben net de viering van 100 jaar algemeen kiesrecht achter ons en die is echt een groot succes geweest. Voor 75 jaar bevrijding wil ik, een beetje op dezelfde wijze als met 100 jaar algemeen kiesrecht, kijken of wij een stuurgroep kunnen samenstellen, bestaande uit Kamerleden en ambtelijke ondersteuning, om iets moois te organiseren rondom zo'n belangrijk historisch moment. U bent zelf natuurlijk van harte uitgenodigd om mee te denken. Dat was ook de bedoeling, begrijp ik.

Er zijn vragen gesteld over informatiebeveiliging. De heer Ziengs en de heer Sneller hebben daar vragen over gesteld. Daar spelen twee dingen. Allereerst wil ik onze Beveiligingsdienst ontzettend bedanken voor hun harde werk en de wijze waarop zij over onze veiligheid waken, zeker in deze tijd. Het is heel lastig om de risico's te kunnen analyseren, om te weten wie wel en wie niet toegelaten wordt. Ik vind dat ze dat geweldig doen; bij dezen.

De vraag van een aantal collega's, met name van de heer Ziengs, was hoe we omgaan met bijvoorbeeld de communicatie in een crisissituatie. Dat is altijd een beetje lastig. Dat merk ik zelf ook. Daar hebben we het ook intern over gehad. Moet je breed melden dat er ergens een pakketje ligt of dat de ingang bij Plein 2 wordt afgesloten – als je dat doet, wordt de paniek alleen maar groter – of houd je het beperkt? Aan die communicatie wordt hard gewerkt. Zelf denk ik dat je daar altijd open over moet communiceren, want de sociale media gaan erg snel en het is altijd beter dat je het direct hoort dan dat je het via Twitter ofzo moet vernemen. Maar er wordt wel hard aan gewerkt. Met name de afdelingen Communicatie en Beveiliging kijken naar aanleiding van voorbeelden hoe we kunnen omgaan met crisissituaties en hoe we daarover kunnen communiceren naar buiten.

De heer Ziengs vroeg ook naar het screenen van bezoekers. Als het goed is, wordt iedereen gescreend. Tot nu toe gaat dat prima. Aandachtspunt blijft wel dat mensen soms gewoon iemand meenemen en dan zeggen: dit is mijn gast en die hoeft niet gescreend te worden. Dat vraagt ook iets van ons, Kamerleden. Ik weet hoe vervelend dat soms kan zijn, maar het is toch wel belangrijk. Wij zeggen tegen de beveiligers dat iedereen moet worden gescreend, maar bij een bezoeker die meeloopt met een Kamerlid vragen zij zich toch af of ze het wel of niet moeten doen. Maar het uitgangspunt is dat iedereen wordt gescreend en gewoon «schoon» de Kamer in komt.

Dan was er een vraag over het tijdig informeren. Daar ben ik net al op ingegaan. Ik zeg wel in de richting van mevrouw Özütok dat ik de bewindspersonen er regelmatig op aanspreek. Laatst is het een of twee keer voorgekomen dat een bewindspersoon eerst uitgebreid in de krant had verteld welke actieplannen hij – in dit geval was het een hij – had bedacht. Toen zijn er gelijk mondelinge vragen gesteld en is hij gelijk naar het mondelinge vragenuur geroepen om daar uit te leggen waarom zoiets in de krant komt. Die bewindspersoon heeft het dus geweten. Ik hoop dat dat ook een beetje preventief werkt. Maar het blijft een aandachtspunt.

Dan gaan we naar de werkwijze van de Kamer. De heer Van der Molen heeft daar een vraag over gesteld. Het gaat over onze werkwijze en het gaat ook over het aantal amendementen enzovoorts. Eén vraag van de heer Van der Molen ging over een adequate uitvoering van moties. Dat blijft altijd een lastig punt, omdat de uitvoering van moties echt politiek is. Als ik zeg dat een motie goed uitgevoerd is, kan een Kamerlid het er niet mee eens zijn. Ik erken dat moties moeten worden uitgevoerd, maar het is uiteindelijk altijd aan de politiek om te beoordelen of zo'n motie wel of niet wordt uitgevoerd.

De heer Van der Molen heeft voorts een vraag gesteld over een motievolgsysteem. Volgens mij heeft er wel zo'n koppeling plaatsgevonden, dat je kunt zien welke motie, in naam van wie... Voor zover ik weet, is er wel zo'n motievolgsysteem. Als dat niet het geval is, dan hoor ik het wel.

Dan is er natuurlijk nog de vraag over het aantal debatten. Dat is een terugkerend probleem. Ik heb een laatste overzicht van het aantal dertigledendebatten en meerderheidsdebatten. Wij hebben 214 debatten waarvan 115 meerderheidsdebatten en 99 dertigledendebatten. Natuurlijk zijn er een paar mensen die hoog scoren met het aanvragen van debatten. Die heb ik ook op een rijtje, maar die ga ik nu niet noemen. Maar het is een groot probleem. Wij hebben problemen met het plannen, niet alleen omdat het aantal heel hoog is maar ook omdat bij bijna alle debatten eerst om een brief wordt gevraagd. Vorige week hebben we het mee kunnen maken dat we een debat hadden gepland dat hoog op de lijst stond. Een meerderheid van de Kamer had bij het aanvragen ervan gezegd dat het een hoge urgentie had, dat het dus zo snel mogelijk, het liefst de week erop, zou moeten worden ingepland. Dat hebben we ook gedaan. En vervolgens heeft vorige week bij de regeling een meerderheid gevraagd om het van de agenda af te halen, omdat er nog geen brief was gekomen. Dus ook als debatten aan de beurt zijn, kunnen we die niet plannen, omdat men eerst een brief wil hebben.

Dat maakt het gewoon heel lastig om zo'n lijst op te schonen. We hebben er samen met Griffie plenair echt alles aan gedaan om zo veel mogelijk Kamerleden aan te spreken op de hoeveelheid debatten. Dat heeft voor een deel gewerkt. 60 debatten zijn van de lijst afgevoerd. Maar een paar weken later stonden er weer 60 nieuwe debatten op de lijst. Het blijft dus een groot probleem. Dat heeft echt niet alleen te maken met de dertigledendebatten. Ik ben altijd een voorstander geweest van dertigledendebatten, zodat met name kleine fracties ook de gelegenheid en de ruimte hebben om iets te agenderen. Maar het is ook een probleem bij de meerderheidsdebatten. Ik geef dus mee dat dit een probleem is dat ons allemaal raakt en dat wij daar zelf ook verantwoordelijk voor zijn. Ik ben dus benieuwd waar de heer Van der Staaij mee komt.

Mevrouw Özütok, de heer Öztürk en de heer Sneller hebben gesproken over de ambtelijke ondersteuning van Kamerleden. Wij hebben de afgelopen jaren geprobeerd om de ondersteuning van commissies te versterken. Het presidium heeft daar een heel actieve rol in gehad, met name mijn oud-collega Stientje van Veldhoven maar ook de heer Duisenberg en Mei Li Vos. Zij hebben er allemaal aan gewerkt om de commissieondersteuning anders te organiseren dan voorheen. Dat heeft ertoe geleid dat allerlei afdelingen zijn gereorganiseerd en samengevoegd. De bedoeling is gewoon dat de commissiestaf de Kamerleden bedient. Voor zover ik weet, gaat dat ook wel goed. Men probeert toch om heel tijdig in te spelen op kwesties die Kamerleden graag willen agenderen. Dat gebeurt professioneel en zij verlenen – ik haat dat woord – proactief hun diensten. Dat gaat op zich wel goed.

De heer Öztürk doelt er kennelijk op dat Kamerleden wel een budget krijgen, maar dat dat budget inderdaad naar de fracties gaat. Uiteindelijk bepaalt zo'n fractie hoe dat budget en hoe die ondersteuning geregeld worden. Het is wel zo dat Ministers meer ambtenaren hebben. Dat is zo en ik zie ook dagelijks hoeveel ondersteuning ze meenemen. Ze zitten in de Voorzittersloge, ze zitten in de zaal, er gaan allemaal briefjes rond en een Kamerlid moet het doen met één medewerker. En dat is dan vaak ook nog een medewerker die ook nog voor twee andere Kamerleden werkt. In die zin herken ik dat het een beetje scheef is. Onze ondersteuning hoeft niet dezelfde sterkte te hebben, want we blijven de regering controleren. Voor je het weet, gaan we ook een beetje mee zitten regeren. Ik denk dat het ook belangrijk is om die grote lijnen vast te houden. Maar de ambtelijke individuele ondersteuning van Kamerleden is op dit moment zoals het is; de fracties moet zelf keuzes maken in hoe ze dat regelen.

De heer Sneller (D66):

Ik ben het uiteraard eens met het laatste punt, namelijk dat fracties het nu zelf moeten regelen. Maar dat het is zoals het is: nee, we bespreken hier de Raming en dat is de potloodschets van de begroting die we in het najaar bespreken en vaststellen. We zetten zélf de eerste potloodschetsen en vandaar mijn verzoek. Ik zie ook dat het professioneel gebeurt en ik zie ook dat de ondersteuning van de commissies niet heel erg dik is. Als je bijvoorbeeld als rapporteur de diepte in gaat, dan kan het toch snel lastig worden. We kunnen ook kijken of we niet collectief vinden dat het in de periode na 2020 wel wat dikker zou mogen en dat er wat meer bij zou kunnen. De Voorzitter beschrijft de individuele ondersteuning van Kamerleden en herkent dat, denk ik, ook uit haar eigen verleden. Dan zou dit toch het moment zijn om eens te kijken of we dat niet voor de toekomst willen aanzetten.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik zit te denken op welke manier we dat zouden kunnen doen. De afgelopen jaren is door Kamerleden aangeven dat zij heel graag ondersteund willen worden op het terrein van wetgeving: amendementen, initiatiefnota's en wetsvoorstellen. Daarvan hebben we gezegd: als dat zo is, dan gaan we dat uitbreiden. Er zijn daarom bij het Bureau Wetgeving extra formatieplaatsen gecreëerd, zodat Kamerleden daar ook gewoon een beroep op kunnen doen. Als er echt een concreet voorstel is, wil ik daar graag naar kijken. Ik kijk dan naar de heer Sneller om welk terrein het gaat. Wellicht kunnen we het dan binnen de ambtelijke organisatie op een andere manier gaan organiseren. Voor zover ik weet, is de ambtelijke ondersteuning tot nu toe eigenlijk heel dienstbaar en beschikbaar. Al komen Kamerleden om twee uur 's nachts met een voorstel voor een amendement, dan doen ze dat nog steeds. De werkdruk neemt daar ook toe, maar het zijn zeer bevlogen en betrokken juristen. Maar als er op een ander terrein nog ondersteuning door de ambtelijke organisatie nodig is, dan hoor ik dat graag. Dan gaan we daar echt gewoon serieus naar kijken.

De heer Sneller (D66):

Bij die dienstbare houding sluit ik me uiteraard volledig aan; dat is ook helemaal mijn ervaring. Maar wat betreft het Bureau Wetgeving, het is tegelijkertijd wel zo dat er maar weinig amendementen tot stand komen zonder de hulp van bijvoorbeeld een wetgevingsafdeling van een ministerie. Ook dat gebeurt vervolgens weer heel professioneel, maar het laat wel zien hoe snel dat in zicht komt. Ik neem de handschoen dus op wat betreft die wat specifiekere ondersteuning vanuit de ambtelijke kant. Verder zal ik toch ook nog eens kijken naar de individuele ondersteuning van Kamerleden die vanuit de fracties georganiseerd wordt. Ik denk namelijk dat uit een internationale vergelijking zou blijken dat we het hier niet heel ruim hebben georganiseerd.

Mevrouw Arib (PvdA):

Het punt dat de ondersteuning van Kamerleden niet helemaal optimaal is, komt elke keer terug. Ik heb dat als Kamerlid natuurlijk ook ervaren. Vorig jaar heeft collega Ouwehand daar ook een punt van gemaakt. Dus laten we samen kijken waar het «m precies in zit, waar er meer ondersteuning nodig is en hoe we dat op de een of andere manier kunnen oplossen. Dat lijkt me prima.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

De Voorzitter heeft gelijk als zij zegt dat individuele ondersteuning een zaak is van de fractie. Dat klopt, maar waar het mij ook om gaat, is: kunnen wij in beeld krijgen hoe het in andere landen gaat met de ondersteuning? Met name ook om onze controlerende taak goed te kunnen uitoefenen. Op dat punt hebben we echt wel wat werk te verrichten, denk ik. Hoe staat de Kamervoorzitter daartegenover?

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik moet even diep in mijn geheugen graven. Volgens mij is er ooit een vergelijkend onderzoek geweest. Ik weet niet wie van de Kamerleden dat heeft gezegd, maar wij scoren wat dat betreft niet echt als een parlement dat heel veel ondersteuning heeft. In dat opzicht doen we het eigenlijk met minder heel goed. Maar laat ik precies dat zeggen wat ik tegen de heer Sneller heb gezegd, namelijk: laten we dit gewoon met elkaar bespreken en kijken waar het knelpunt zit. Hoe kunnen we dat oplossen? Misschien moeten we ook zo'n onderzoek daarbij betrekken.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik stel voor dat de Kamervoorzitter doorgaat met de beantwoording.

Mevrouw Arib (PvdA):

Mevrouw Özütok had ook een vraag over de aanwezigheid van fractiemedewerkers bij technische briefings. Dit punt komt ook elke keer terug, maar ik dacht dat we dat hadden opgelost en dat we daarover een afspraak hebben gemaakt, namelijk dat fractiemedewerkers aanwezig mogen zijn bij besloten technische briefings, indien een Kamerlid van dezelfde fractie ook aanwezig is. Fractiemedewerkers van kleine fracties mogen aanwezig zijn als een Kamerlid van een andere fractie zich hiervoor verantwoordelijk stelt. Dat is de afspraak die wij toen hebben gemaakt. Maar als het in de praktijk niet zo uitpakt, moet u even met elkaar en met de ambtelijke secretarissen bespreken hoe we dit kunnen oplossen. Want de afspraak is wel gemaakt. Dan moet het ook in de praktijk gebeuren.

Ook een terugkerend punt, nu van de heer Van Nispen, is het mondelinge vragenuur. Het moet levendiger. Volgens mij is het de laatste tijd wel wat levendiger. Ik ken de voorkeur van de SP en weet dat die partij altijd heeft uitgesproken dat het vragenuur veel meer zou leven als wij de Minister-President ook naar het mondelinge vragenuur halen, en de fractievoorzitters. Dat voorstel zoals het toen is gedaan, is niet gerealiseerd omdat er geen meerderheid voor was. Maar als Voorzitter weeg ik wel degelijk de actualiteit mee. Ik kijk ook naar fractievoorzitters, want dat zijn niet degenen die elke keer vragen stellen, ook bij de regeling. Dat weeg ik allemaal mee. Tot nu toe dacht ik dat wij daaraan voor een heel belangrijk deel hebben beantwoord. Ook de mp is wat meer meewerkend dan voorheen. Ik dacht dat wij dit punt op een andere manier wel hebben opgelost. Ik hoop dat de heer Van Nispen daar tevreden over is.

De voorzitter:

Toch een korte interruptie van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Daarom was mijn vraag of hier inderdaad een bepaalde beleidswijziging achter zat. Ik ben verheugd om te horen dat dit zo is.

Misschien in het algemeen belang toch een korte reactie op wat de Voorzitter net zei in reactie op mevrouw Özütok over de besloten technische briefings. Wat ik weleens meemaak, is dat een briefing bijna als vanzelf op «besloten» staat. Ik vind dat wij als Kamerleden dan allemaal moeten controleren of dat wel terecht is. Wij moeten aan de deelnemers vragen of zij daarom verzocht hebben. Soms blijkt namelijk dat dit niet zo is. Dan kun je, voordat de vergadering begint, nog besluiten om het openbaar te doen. Er zit misschien een soort raar mechanisme in dat soms als vanzelf wordt aangenomen dat iets besloten moet zijn, terwijl daar geen enkele reden voor is. Dus we moeten daar ook allemaal zelf scherp op zijn.

Mevrouw Arib (PvdA):

Daar ben ik het inderdaad helemaal mee eens. Het is niet altijd nodig om het als vertrouwelijk te beschouwen. Ik weet zelf ook dat het belangrijk is dat Kamerleden er zijn bij technische briefings. Dat heeft niet alleen met kleine fracties te maken, want die kunnen dat niet altijd. Ik heb in een grote fractie gezeten en dan nog komen medewerkers in plaats van Kamerleden. Dus daar willen we ook voor waken, dat Kamerleden ook bij de technische briefing aanwezig zijn en niet alleen de medewerkers ernaartoe sturen. Maar goed, we zijn het met elkaar eens.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Özütok toch haar hand opsteekt.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Volgens mij zijn wij het daarover eens. Het gaat mij inderdaad om de toegankelijkheid en dat die ook uitgedragen wordt, of dat wij voorafgaand met elkaar kunnen vaststellen of het besloten moet zijn of dat het toegankelijk is. Ik zie bij zo'n briefing ook dat de deelname van Kamerleden beter kan. Daarom denk ik dat het aan de Kamerleden zelf is om daar goed op te letten en wel aanwezig te zijn. Ik vind die technische briefings heel erg informatief en nuttig.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ja, zeker.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

In die zin vind ik het wel goed dat er een afspraak is dat ook de fractiemedewerkers het kunnen bijwonen, want die kennis is ook voor hen heel erg relevant.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ja, helemaal eens.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat de Kamervoorzitter doorgaat met de beantwoording.

Mevrouw Arib (PvdA):

Dan ga ik naar de heer Ziengs en zijn vraag over de bezoekersregistratie. Dat is inderdaad iets waar we mee bezig zijn, ook naar aanleiding van een incident. Zo gaat dat meestal: als er een incident is, legt dat ook bloot wat er goed en wat niet goed is. Zo wilden wij naar aanleiding van die man die in de plenaire zaal van de publieke tribune is gesprongen, weten wie er binnen is. Dan zie je dat het heel belangrijk is om te registreren. Alleen vraagt die registratie sowieso heel veel van ons en ze moet ook zorgvuldig gebeuren, want ook de Kamer heeft te maken met privacyregels en de AVG. Zo spelen allemaal nieuwe dingen, die vroeger minder strikt en minder expliciet waren, nu ook een rol. Maar we zijn ermee bezig. Ik ben zelf met een aantal medewerkers en met het hoofd van ons hier op werkbezoek geweest bij het Rijksmuseum, om te kijken hoe zij het doen en of wij hier ook op zo'n manier te werk kunnen gaan. Als het goed is willen we het dit jaar regelen. Er wordt achter mij ja geknikt, dus dat zal wel goedkomen.

Dan was er een vraag van de heer Van der Molen over doventolken. Dat heb ik mij ook altijd afgevraagd, want ik zie ze ook bij andere parlementen. We hebben ook bij het songfestival kunnen zien hoe geweldig dat kan zijn; daar heb ik echt van zitten genieten. Hier in de Kamer hebben we het mondelinge vragenuur. Dat wordt heel veel bekeken en het wordt live ondertiteld. Ook op de livestream van de Tweede Kamer wordt het ondertiteld. Er is gekozen voor live ondertiteling, omdat het bereik van ondertiteling veel groter is. Gebarentaal is toch voor een beperktere groep. Dat is de reden waarom wij daartoe niet zijn overgegaan. Ik begreep van mijn collega Vera Bergkamp dat zij daarover ook schriftelijke vragen heeft gesteld. Ik heb ze niet gezien, maar misschien weet de heer Sneller daar iets van?

De heer Sneller (D66):

Die gingen niet over de Tweede Kamer. Ze vroeg naar aanleiding van de gebeurtenissen in Utrecht of ervoor gezorgd kon worden dat de crisiscommunicatie, als het journaal die uitzendt, ook voor doven en slechthorenden goed te volgen is.

Mevrouw Arib (PvdA):

Nou, dan kijk ik uit naar de antwoorden op die vragen en als dat een aanleiding zou kunnen zijn om daar iets mee te doen, dan doen we het zeker. Maar tot nu toe is het via ondertiteling geregeld. Dat geldt trouwens ook voor belangrijke debatten hoor. Niet alleen de mondelinge vragen, maar ook belangrijke debatten zoals de Algemene Politieke Beschouwingen en dat soort debatten worden ondertiteld.

Dan was er een vraag van de heer Sneller over een opendataportaal. Dat is iets waar al jaren aan wordt gewerkt. Naar aanleiding van een mail van een aantal journalisten, die zich daar zorgen over maakten en die daarover graag met de Kamer in gesprek wilden komen, is er een gesprek geweest met mensen die daar verstand van hebben. Daar wordt op dit moment, begrijp ik, hard aan gewerkt zodat onze eigen website tweedekamer.nl evenals apps en websites van derden compleet en actueel zijn. Alle informatie staat dan dus op één plek. Medio juni wordt een nieuwe koppeling beschikbaar gesteld aan opendataplatforms, die deze in overleg met de Tweede Kamer deze zomer gaan testen. Bij de start van het nieuwe parlementaire jaar worden daarmee open data en het duurzaam publiceren daarvan als formele activiteit gelanceerd. Het vindt nu al plaats, maar het is meer informeel. In het nieuwe jaar is het formeel, en dan is er sprake van alle technische aanpassingen die nodig zijn om dat optimaal te verwerken. Dat komt, als het goed is, dus eindelijk een keer goed. Dat hoop ik dan!

Dan was er een vraag van de heer Ziengs over de taakstelling. Daarover waren er eigenlijk twee vragen. De heer Sneller vroeg waarom wij als Kamer 1 miljoen besparen. Dat hebben we zelf gedaan, uit eigen beweging, omdat wij dachten: we vragen iedereen om een beetje kritisch naar de eigen begroting te kijken; dan gaan we ook naar onze eigen begroting kijken. Dat doen we niet om iets weg te bezuinigen, maar als we ergens geld kunnen vinden, kunnen we dat ergens anders inzetten. Zo hebben we toch 1 miljoen weten binnen te harken, om het zo maar te zeggen. Daarnaast was er de vraag van de heer Ziengs. Die ging over een taakstelling, maar dan voor politieke partijen. Kan dat?

De voorzitter:

Ik zal het even toelichten. Het gaat inderdaad over de taakstelling die we destijds, onder Rutte I en II, aan ministeries hebben opgelegd. Vervolgens kreeg de Tweede Kamer daarin ook een taakstelling. We zien dat daarbij in ieder geval niet met een gelijk speelveld wordt gewerkt.

Mevrouw Arib (PvdA):

Maar die is kwijtgescholden. Dat is recent gebeurd, hoor ik de Griffier in mijn oor fluisteren. Dat is dus goed nieuws. Dat is gebeurd bij de Voorjaarsnota. We hebben een financieel woordvoerder tussen ons zitten; die weet dat dus ook. Daarmee hoop ik die vraag te hebben beantwoord.

De heer Sneller vroeg om rapporteurs te vermelden in de Staat van de Kamer. Daar ben ik het helemaal mee eens. Dat is iets waar we trots op kunnen zijn, en in die zin vind ik het een prima suggestie. Dat gaan we ook doen.

Dan was er een terechte vraag van de heer Van Nispen over een meerjarenbegroting in relatie tot de informatiebeveiliging. Ook de heer Sneller had het daarover, volgens mij. De middelen voor de informatiebeveiliging zijn in elk geval voor 2019 en 2020 geregeld. We krijgen 3 miljoen extra om dat te regelen. De onderhandelingen met Binnenlandse Zaken verliepen prima wat dat betreft. Binnenlandse Zaken heeft ook gezegd dat wij dat bij de volgende meerjarige raming met elkaar moeten regelen. Men kan het nu niet vaststellen. Hetzelfde geldt een beetje voor ons, omdat wij niet weten welke kosten, onder meer in verband met de verhuizing en allerlei ontwikkelingen, er aankomen. Dat maakt het op dit moment lastig om het voor meer jaren te regelen, maar dat is wel de intentie, zowel bij ons als bij Binnenlandse Zaken.

Dan... Even kijken, hoor.

De voorzitter:

Ondertussen heb ik ook nog een interruptie van mevrouw Özütok.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Vanwege tijdsgebrek wilde ik de Voorzitter herinneren aan een vraag die ik tegelijk met de verbouwing aan de orde bracht. Wij hebben een aantal historische ruimten in ons mooie gebouw. Er staat niet altijd wat meer vermeld over de historische context zodat ook de bezoekers dat kunnen vernemen. Hoe staat de Kamervoorzitter ertegenover om dat met de verbouwing mee te nemen? Ziet zij daartoe een mogelijkheid?

Mevrouw Arib (PvdA):

Bedoelt mevrouw Özütok als wij verhuisd zijn?

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ja, dat zou wat mij betreft kunnen.

Mevrouw Arib (PvdA):

De vraag is volgens mij ook door mevrouw Ploumen gesteld: dat wij open zijn voor zo veel mogelijk scholieren. Dat doen we graag. Het gebouw is elk jaar op 5 mei open voor ouders, grootouders en kinderen. Dat wordt op die dag druk bezocht. In het kader van 100 jaar algemeen kiesrecht hebben we een zaterdag opengesteld en een debat met burgers in de zaal een beetje nagedaan. Dat was ook een groot succes. Wij hebben 4.000 mensen op één dag ontvangen. Dat blijven we doen. Als wij hier weg zijn, is het ook de bedoeling dat we in de nieuwe ruimte, bij B67, mensen ontvangen, scholieren enzovoorts. Ik kan op dit moment niet zo veel zeggen over hoe wij het hier gaan doen. Maar ik zie u nee schudden. Dat is niet wat u bedoelde?

De voorzitter:

Volgens mij was het de bedoeling – ik probeer het even te formuleren – om een link te leggen met de namen van zalen en dergelijke, en qua historie. Zo heb ik het opgepakt.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Exact, en de historische context. Voorbeeld is de Regentenkamer, die in ons fractiedeel zit. Daar hangen allemaal mooie plaatjes bij, maar enige duiding van historische context zou toch ook wel mooi zijn. Het is niet alleen daar. Er zijn vast nog meer plekken om dat te doen. Dat was mijn vraag.

Mevrouw Arib (PvdA):

De Regentenkamer, inderdaad. Maar er zijn meer zalen waar we veel meer over kunnen zeggen dan alleen maar aanwijzen: dit is... Ik zal dat zeker meenemen en we kijken of we dat kunnen doen, want je wilt ook een stukje geschiedenis meegeven. Dat is niet altijd mogelijk met een rondleiding, maar bezoekers kunnen het dan zo zien. Op zich vind ik het een hele mooie suggestie. Dat doen we graag. Ik zat het een beetje ingewikkeld te maken.

De voorzitter:

Is het daarmee naar genoegen beantwoord? Ik kijk richting mevrouw Özütok.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Hartelijk dank voor deze toezegging.

Mevrouw Arib (PvdA):

Graag gedaan.

De voorzitter:

Dan kijk ik ondertussen even naar de klok, want mevrouw Özütok gaat ons... O, het was nog niet zover. Dan geef ik het woord weer aan de Kamervoorzitter.

Mevrouw Arib (PvdA):

Dan was er een vraag van de heer Van der Molen, ook in het kader van historisch besef, over kranslegging. Nee? Het was van meneer Ziengs. Hoe kan ik dat... Sorry!

De voorzitter:

We lijken niet al te veel op elkaar, dacht ik. Desondanks komt het vast goed.

Mevrouw Arib (PvdA):

Meneer Ziengs, het was uw vraag. De heer Van der Molen had het over 75 jaar, maar dat heb ik al beantwoord. De vraag van de heer Ziengs was inderdaad of een Kamerlid bij een herdenking een krans kan leggen. Ik weet dat die vraag onlangs bij het presidium is binnengekomen. Wij gaan niet alleen over herdenkingen. Dat is altijd in overleg met de Eerste Kamer, de Staten-Generaal. Dat is ook in overleg met Comité 4 en 5 mei. Als het het koningshuis betreft, zijn er ook allerlei protocollen. Niet voor niets is toen besloten: als een krans namens de Kamer wordt gelegd, dan is dat óf door de Voorzitter of door de plaatsvervangend Voorzitter, in dit geval Ockje Tellegen, of een ander lid van het presidium dat dan de Voorzitter vervangt. Dat neemt niet weg dat Kamerleden natuurlijk naar herdenkingen kunnen gaan en een krans kunnen leggen. Alleen, men moet zich wel houden aan allerlei protocollen. Als je een krans legt, betekent dit soms dat je dit niet zomaar met een lintje namens de Kamer of namens de Staten-Generaal kan doen. Het moet volgens protocollen. Als individuele leden – dat deed ik vroeger ook als Kamerlid – een bloem of een krans willen leggen... Ik zie dat de heer Ziengs graag wil interrumperen, maar de heer Van der Molen let niet op.

De heer Van der Molen (CDA):

Jawel, ik luister!

Mevrouw Arib (PvdA):

O, oké!

De voorzitter:

Oké. Dan doe ik nu even de interruptie.

Mevrouw Arib (PvdA):

Is goed.

De voorzitter:

Op zo'n dag worden er misschien wel 100 kransen gelegd, misschien wel 150. Het punt is dat als je daar als Kamerlid bent en dat doet, je wordt gekoppeld aan je partij. Dat even los van alle protocollen, want daar moet zo'n Kamerlid dan ook aan voldoen. Als een Kamerlid daar weet van heeft, is het de vraag waarom een Kamerlid dat niet namens het parlement kan doen. Ik zie ook dat de Voorzitter en de ondervoorzitter niet de mogelijkheid hebben om die dag op 100 plekken aanwezig te zijn. We willen toch respect tonen. Door middel van een dergelijk iets kan je toch namens het parlement optreden, ongeacht hoe het presidium dat wil gaan invullen, met toestemming ván of iets dergelijks. Volgens mij zijn daar mogelijkheden voor.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik wil best opnieuw kijken naar die protocollaire zaken en regels, maar ik weet wel dat het tot nu toe echt voorbehouden is aan de Voorzitter. Soms is het de voorzitter van de commissie VWS in verband met de veteranen. Maar het is de eerste keer dat wij er iets over horen dat dit een probleem is. Ik wil best kijken of dat protocollair zomaar kan. Ik dacht het niet, zeg ik er eerlijk bij. Vorige week, of de week daarvoor, hebben we zo'n verzoek van een contactgroep besproken. Dat hebben we getoetst aan die regels. Dat bleek er niet aan te voldoen. Toch hebben we er een oplossing voor gevonden. Misschien kunnen we daar iets op verzinnen zonder dat we de regels aan de kant zetten die we met elkaar hebben afgesproken. Ik moet dan weer in overleg treden met de Eerste Kamer en het Comité 4 en 5 mei en dat soort dingen. Het is niet voor niks dat wij dit tot nu toe zo hebben besproken, zeg ik er alvast bij.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de Kamervoorzitter doorgaat met de beantwoording, want de klok tikt voort.

Mevrouw Arib (PvdA):

Dit was het antwoord op een vraag van mevrouw Özütok, maar dat heeft ze al gezegd.

Mevrouw Ploumen had het over evenredige vertegenwoordiging in de Kamer. We weten allemaal dat de Tweede Kamerleden zich er een beetje aan ergeren dat het aantal vrouwen de afgelopen jaren is afgenomen. Maar het is uiteindelijk aan politieke partijen om de lijsten een afspiegeling te laten zijn van de samenleving. Het is altijd een aandachtspunt geweest, maar ik hoop dat de voorzitters van partijen zich deze oproep aantrekken.

Er was een vraag van de heer Sneller over een onvolkomenheid naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer. Het gaat inderdaad om iets wat in 2018 heeft plaatsgevonden. De Algemene Rekenkamer beschouwt het als opgelost op het moment dat het zich niet meer voordoet. De verwachting is – dat heb ik vandaag nog van onze financiële mensen gehoord – dat het dit jaar wordt verholpen. We verwachten dat de Algemene Rekenkamer daar volgend jaar niet meer op terug zal komen.

Er was een vraag van de heer Van der Molen over een motie-Ronnes die in het kader van het algemeen overleg over de renovatie is ingediend. Dat is eigenlijk een terechte oproep van de heer Ronnes. Volgens mij is die motie ook Kamerbreed aangenomen. Ik weet niet meer of het met algemene stemmen was. Ik verwacht dus wel dat de Staatssecretaris daar gewoon inhoudelijk op ingaat, want dit is wel iets wat wij als Kamer ook als belemmerend ervaren. Een deel rondom de renovatie is niet openbaar en dat is niet nodig. Natuurlijk, als het gaat om veiligheid weten we allemaal dat dat nodig is, maar dat geldt niet voor alles.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Van der Molen.

De heer Van der Molen (CDA):

De Staatssecretaris heeft de Kamer volgens mij per brief laten weten dat hij anders met informatie om wil gaan. Hij zegt eigenlijk: informatie is openbaar, tenzij. Terwijl het nu eigenlijk de omgekeerde wereld is. Maar de Staatssecretaris merkte ook op dat hij niet veel kan veranderen aan wat er tot nu toe altijd door de handen is gegaan en wat daar de status van is. Trek ik die conclusie terecht uit de brief van de Staatssecretaris? Want dat betekent dat er nog wel een ruimte te overbruggen is. Nu is er ook heel veel informatie die we niet kunnen delen, terwijl dat wel de wens van de Kamer is. Daar zouden we opnieuw naar moeten kijken. Hoe ziet de Kamervoorzitter dat?

Mevrouw Arib (PvdA):

De Staatssecretaris beroept zich op hoe het is afgesproken bij het project renovatie in de tijd van Minister Blok. Maar ik vind wel dat je als Staatssecretaris een nieuwe afweging kan maken en daar anders mee kan omgaan. Maar dat is echt aan de Staatssecretaris. Ik vind het absoluut niet nodig dat op alles het stempel vertrouwelijkheid wordt gedrukt. Ik zie ook hoe andere parlementen daarmee omgaan. Ik noemde net het voorbeeld van Oostenrijk. Die hebben met dezelfde problematiek te maken als Nederland. Die hebben niks vertrouwelijk verklaard. Dat is openbaar. Ik hoop inderdaad dat dat signaal vanuit de Kamer ook serieus wordt genomen. Natuurlijk zullen we dit in ons contact met de Staatssecretaris zeker ook nog een keer onder de aandacht brengen. Sterker nog, wij hebben dit als presidium ook in een brief aan de Staatssecretaris opgenomen. Wij willen weten hoe het ermee staat, met die geheimzinnigheid. De Bouwbegeleidingscommissie was ook omgeven met geheimzinnigheid en vertrouwelijkheid. Gelukkig is dat ook niet meer zo. Ik kijk even naar mevrouw Tellegen als voorzitter. Dus daarvan is ook weer gezegd dat dat niet nodig is. Nu blijkt ook dat het allemaal meevalt. Dus in die zin ben ik het helemaal eens met de heer Ronnes en met de heer Van der Molen. Daar ga ik me ook zeker sterk voor maken als het gaat om de renovatie.

Dan kijk ik even naar de heer Öztürk. Hij had een vraag over de appreciatie van die moties. Dat klopt. Dank voor het compliment. Hetzelfde geldt voor het Charter Diversiteit; ook dank voor dat compliment. Dat hebben we inderdaad ondertekend. Dat is ook prima gegaan. Als het gaat om diversiteit is het inderdaad zo dat als wij een vacature hebben op managementniveau – we hebben onlangs zo'n vacature uitgezet – mensen met een andere etnische achtergrond daar niet op solliciteren. Dat heb ik gezegd. Dat is gewoon iets wat ik hier ook zie. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld griffiers. Die advertenties zijn openbaar; die staan op de website en komen in kranten. Dan kijk je gewoon naar de mensen die solliciteren en dan kijk je wie je daar geschikt voor vindt. Zo gaat het op dit moment. Het staat dus open. Iedereen wordt van harte uitgenodigd om te solliciteren, ook naar functies die vragen om een hoge opleiding, speciale ervaring of wat dan ook. Die staan voor iedereen open.

Er was ook een vraag van de heer Öztürk over de ramadan. Ook dat is een terugkerend punt. Natuurlijk staat het de heer Öztürk vrij om dat aan de Kamer voor te leggen en om tijdens de ramadan wel of niet vrij te nemen. Dat kunt u morgen bij de regeling dus aan de orde stellen, zoals u dat vorig jaar of het jaar daarvoor ook hebt gedaan.

De heer Öztürk kijkt me aan van: is dit het? Dit is het.

De voorzitter:

Ik kijk even richting de heer Öztürk, want dat is een open uitnodiging.

De heer Öztürk (DENK):

Dit vind ik uitlokking. Ik wil een beetje zuinig zijn met mijn interrupties; vandaar dat ik me een beetje inhoud. Het punt is – dat hebben we eerder aangekaart – dat er ook stemmingen zijn verplaatst naar andere dagen zonder dat de Kamer daar een regeling voor heeft gevraagd. Dat hebben het presidium en de Kamervoorzitter zelf gedaan. Ik heb dus een beroep gedaan op de Kamervoorzitter, omdat ze ook op andere dagen een stemming toch heeft verplaatst om een deel van de samenleving tevreden te stellen. Ik vraag al drie jaar waarom ze dit niet doet. Daarnaast heb ik mijn collega's gevraagd om toch naar 1 miljoen mensen een gebaar te maken, zoals alle andere landen dat doen. Ik heb het bijvoorbeeld over Canada, dat dit ieder jaar toch doet via de premier. Mister Trump heeft een iftar gegeven in het White House. Er zijn dus gelukkig landen die toch rekening houden met verschillende geloofsgemeenschappen. Mijn punt is: waarom doet u dat niet? Waarom kunt u niet vanuit het presidium zelf voorstellen om stemmingen op donderdag te doen, zoals ze dat ook bij andere bijeenkomsten doet?

De voorzitter:

De vraag is helder. Ik kijk richting de Kamervoorzitter.

Mevrouw Arib (PvdA):

De Voorzitter doet nooit zelf een voorstel om stemmingen uit te stellen; dat kan niet. Stemmingen uitstellen moet altijd via een Kamermeerderheid. Bijna elke week ziet u dat een individueel Kamerlid om de een of andere reden vraagt om niet te stemmen op dinsdag, om niet te stemmen op woensdag, of om juist te stemmen op donderdag. Ik kijk dan rond of iemand daar bezwaar tegen heeft. Als er geen bezwaar tegen is, doen we wat er wordt gevraagd. Dat is altijd zo geweest. De Kamervoorzitter heeft die macht niet. Het siert u dat u mij die macht geeft, maar die heb ik niet. Het is echt een democratisch gekozen Kamer die over de eigen agenda gaat, in overleg met elkaar. Bij een meerderheid wordt een besluit genomen; dat geldt ook voor het uitstellen van stemmingen.

De heer Öztürk (DENK):

Elk jaar wordt een agenda gemaakt en wordt heel vaak rekening gehouden met bepaalde feestdagen, zoals Pasen, Pinksteren, Kerstmis en allerlei andere dagen. Ik denk ook dat het goed is dat we daarmee rekening houden; daar zijn we ook voorstander van. Op het moment dat de Kameragenda wordt gemaakt, kan het presidium maar ook de Voorzitter zeggen: wacht eens even, we hebben ook 1 miljoen moslims in Nederland; kunnen wij naast die tien feestdagen per jaar waarbij we op een andere dag stemmen, niet stemmen of niet naar de Kamer komen, ook rekening houden met één dag per jaar voor de moslimgemeenschap? Dat kan een gebaar zijn waardoor 1 miljoen mensen in Nederland zeggen: we hebben een Kamer die ook rekening houdt met mij; ik hoor erbij en ik ben ook een onderdeel van deze samenleving.

De voorzitter:

Volgens mij heeft de Kamervoorzitter daarop geantwoord, maar ik geef het woord aan de Kamervoorzitter.

Mevrouw Arib (PvdA):

De Voorzitter beslist ook niet over de kerstdagen of Hemelvaart; die gaat daar niet over. Vrije dagen zijn dagen die in een land als Nederland in onderhandeling met de vakbonden, werknemers en werkgevers worden vastgesteld. Die worden in de Kamer nagekomen. Ik zeg u nogmaals: als u een voorstel heeft om niet op een dinsdag te stemmen, staat dat u vrij. U heeft hetzelfde recht als iedereen om bij de regeling te vragen om uitstel van stemmingen. Daar gaat de Kamervoorzitter niet over, ik niet en mijn voorgangers niet, tenzij het Reglement van Orde wordt gewijzigd en de Kamervoorzitter zo veel macht krijgt. Maar dat is gelukkig niet het geval. In een democratie beslist een meerderheid daarover. Het staat u vrij om dat morgen aan de orde te stellen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de Kamervoorzitter verdergaat met de beantwoording. Zijn er nog veel vragen die beantwoord moeten worden?

Mevrouw Arib (PvdA):

Volgens mij niet, tenzij ik per ongeluk iets heb overgeslagen, maar dat hoor ik graag.

De voorzitter:

De leden gaan er zeker melding van doen als er nog wat openstaat.

Mevrouw Arib (PvdA):

Dat is goed. Zo ken ik ze ook.

De voorzitter:

Dat dacht ik ook. Met welbevinden van de leden zou ik graag kort willen schorsen.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter, ik heb vier vragen niet beantwoord gekregen.

De voorzitter:

Kunnen we die dan gelijk even meenemen in de tweede termijn?

De heer Öztürk (DENK):

Nee, nee, nee, nee, want dat is mijn tweede termijn. Ik snap niet waarom mijn vragen niet worden beantwoord. Ik heb een uitvoerige beantwoording gehoord van de vragen van mijn collega's. Ik heb vier vragen gesteld en er is er één beantwoord.

Mevrouw Arib (PvdA):

Even voor mijn helderheid: welke vragen zijn dat?

De voorzitter:

Misschien kunt u ze heel kort benoemen.

De heer Sneller (D66):

Ik zou de heer Öztürk suggereren: alleen de vragen die voor herhaling vatbaar zijn.

De heer Öztürk (DENK):

Ik zou beginnen om eerst het woord te vragen, vervolgens het woord te krijgen en dan die suggestie te doen.

De voorzitter:

Ja, maar het is aan de voorzitter om dat op dat moment te roepen. U neemt mijn taak op dit moment goed waar qua anciënniteit, maar het was toch echt mijn beurt om dat te zeggen.

De heer Öztürk (DENK):

Sorry, voorzitter.

De voorzitter:

Het woord is nu aan de heer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Ik merk dat de ambtenaren alles van de collega-Kamerleden keurig netjes hebben opgeschreven en dat alles is beantwoord. Ik snap niet waarom de door mij gestelde vragen niet op die lijsten staan. Ik zal ze herhalen. Ik heb gevraagd om volledige transparantie van de kosten van het presidium en van de Kamervoorzitter: wil zij jaarlijks bij de Raming volledige transparantie geven over de gemaakte kosten en waar het geld heen gaat? Ik heb met name ten aanzien van het afscheid van Jan Willem Duijzer een vraag gesteld, omdat er toch een stukje angstcultuur is binnen de ambtelijke organisatie en topmanagers toch het veld ruimen, met name door het gedrag. Daar heb ik geen antwoord op gekregen. Ik heb een vraag gesteld over het hele verhaal van de filmpjes van de SP en de VVD en haar optreden richting DENK, met name bij Jeroen Pauw, en de kruistocht richting DENK: waarom wil zij daar willens en wetens toch niet mee ophouden?

Ik heb een vraag gesteld over de Franse ridderorde. Wat vindt zij daarvan? Ik heb een vergelijking gemaakt met de Franse kolonisatie van Marokko. Tot welke groep behoort u? Bij welke groep ziet u zichzelf, heb ik gevraagd.

Dit waren een aantal vragen, voorzitter. Ik zou het op prijs stellen als die vragen in de eerste termijn worden beantwoord.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de Kamervoorzitter. Er zit wel iets in wat direct gericht en persoonlijk is, maar de Kamervoorzitter kan zelf het beste zeggen hoe zij daarmee omgaat. Dan kijk ik dadelijk hoe wij hier verder uitkomen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik zal het kort houden. Het waren inderdaad allemaal persoonlijke dingen en ik heb geen enkele behoefte om daarop in te gaan; dat zal ik dus ook niet doen. Ik wil met alle liefde antwoorden als het zakelijk is.

Als het gaat om de transparantie van de Presidiumkosten; volgens mij staan die in de begroting, maar ik laat dit even uitzoeken. Ik kom hier in tweede termijn op terug.

Dan het vertrek van iemand uit het Managementteam. Iedereen weet dat wij bezig zijn met een reorganisatie. Er ligt ook een motie van de Kamer om de ambtelijke organisatie te reorganiseren. Soms gaat dat makkelijk, soms gaat dat moeilijk. Mijn ervaring is dat eigenlijk iedereen bereid is te veranderen. Sterker nog, heel veel medewerkers komen helemaal tot bloei doordat er nieuwe kansen zijn. Verder dan dat kan ik hier niets over zeggen, omdat het gaat om individuele mensen. Ik ga hier geen personeelsdossiers in een debat aan de orde stellen.

Verder wat betreft de filmpjes, de kruistocht en Frankrijk; daar zeg ik niets over. Ik heb er geen enkele behoefte aan om daarop in te gaan. Dat heeft niets met het werk van de Kamer te maken.

De voorzitter:

Ik heb geprobeerd dat vast te stellen, maar ik dacht: ik laat het aan de Kamervoorzitter over om te bekijken hoe zij daarmee omgaat.

De heer Öztürk (DENK):

Als het gaat om drie topmanagers die de afgelopen drie jaar zijn vertrokken; dat zegt wel wat. Continu moeten er nieuwe mensen bij, die moeten worden opgeleid en dat kost de samenleving heel veel geld. De redenen waarom deze topmanagers en griffiers zijn weggegaan, hebben ook in de krant gestaan, namelijk dat het met name ligt aan de manier van besturen door de Kamervoorzitter. Ik denk dat het goed is dat wij hier de discussie voeren over de vraag waarom hier topmanagers moeten weggaan en er in de ambtelijke organisatie een angstcultuur heerst.

Het tweede ging over die filmpjes. Bij Jeroen Pauw heeft zij wel een mening; daar voert zij tijdens de verkiezingen wel een kruistocht richting DENK. Ik denk dat een Kamervoorzitter het lef moet hebben om hier het debat aan te gaan en niet in de media vuil te spuiten richting DENK. Ik denk dat het geen..., laat ik het woord maar niet noemen, maar dat het onfatsoenlijk is voor een Kamervoorzitter, dat het een Kamervoorzitter onwaardig is om in de media een politieke partij constant te beschimpen en hier het debat niet te voeren. Ik denk dat het debat hier hoort en niet bij Jeroen Pauw.

De voorzitter:

Meneer Öztürk, uw punt is helder en duidelijk. De Kamervoorzitter heeft een poging gedaan om te beantwoorden. Zij heeft ook aangeven waarom zij dat... Ja, goed, maar het is de beantwoording van de Kamervoorzitter en u kunt door moties en alles straks in tweede termijn er nog iets van vinden en zeggen. Wij kunnen hier een oeverloze discussie over voeren, maar de Kamervoorzitter is zelf verantwoordelijk voor de beantwoording. Zij heeft dat gedaan en aangegeven waarom zij iets wel of niet kan beantwoorden. Daar kunnen wij het voorlopig bij laten voordat wij de tweede termijn ingaan. Ik wil nu eerst even schorsen.

Neem me niet kwalijk, er ligt nog één punt. Ik geef de Kamervoorzitter nog even de gelegenheid daarvoor. Wellicht is dat ook de reden dat de heer Öztürk nog even op de microfoon drukte. O, dat is een ander punt. Ik geef de Kamervoorzitter nu in ieder geval het woord voor de laatste antwoorden.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik was vergeten een vraag van de heer Sneller over de staatscommissie te beantwoorden. Klopt het dat de staatscommissie een rapport heeft uitgebracht? Zij hebben iets van 83 aanbevelingen gedaan. Voor een deel zijn het aanbevelingen die wij zelf met de staatscommissie hebben besproken over onze werkwijze en daarna lazen wij ze terug als aanbeveling. Maar goed. Het gaat dan om het aantal ledendebatten, het versterken van commissies, enzovoort. Dat waren onze eigen punten; die hebben we zelf aangedragen. Ik heb vorige week overleg gehad met de Minister van Binnenlandse Zaken. Als het goed is, komt zij binnenkort met een kabinetsreactie op het rapport. Het was ook een soort van met elkaar van gedachten wisselen: wat doen wij, wat ligt op ons terrein en wat ligt op het terrein van het kabinet? Ik denk dat het goed is om, als dat standpunt er is, daarover gewoon een goed debat te voeren met de Minister van Binnenlandse Zaken. Ik heb begrepen dat de commissie voor Binnenlandse Zaken hierover een gesprek wil voeren met het presidium. Nou, dan organiseren we dat. Dat is een geen enkel probleem. Misschien ter voorbereiding op dat debat; dat zou ook kunnen. Dat wilde ik nog even zeggen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk toch even naar de heer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Ik moet toch erkennen dat ik zoiets in zeven jaar Kamerlidmaatschap niet heb meegemaakt: een Kamervoorzitter die openlijk in de media een politieke partij als vijand neerzet, richting DENK vuilspuiterij verricht en hier het debat niet durft aan te gaan.

De voorzitter:

U heeft dat punt al gemaakt.

De heer Öztürk (DENK):

Ik denk dat wij een keuze moeten maken: als de Kamervoorzitter kritiek heeft op DENK, dan heeft zij ook het debat aan te gaan; durft zij die kritiek hier niet te uiten en durft zij dat debat niet aan te gaan, dan moet zij dat ook niet in de media doen en daarmee ophouden.

De voorzitter:

Uw punt was helder. Ter afsluiting geef ik het woord nog aan de Kamervoorzitter, en daarna ga ik ook echt even schorsen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Dat lijkt me prima. Ik ben die discussie altijd aangegaan, ook in de Kamer. Ik heb vaak gereageerd, ook in de zaal. Ongewild moest ik reageren op opmerkingen waar ik niet van gediend was. Het staat mij ook als Voorzitter vrij om mijn mening te geven over hoe Kamerleden soms worden verketterd en hoe filmpjes van Kamerleden worden gemaakt. En dat zal ik ook blijven doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Het is volgens mij helder geweest.

De heer Öztürk (DENK):

En dan hoop ik dat u dat ook bij de SP en de VVD doet en daartoe het lef heeft.

De voorzitter:

Neenee, neenee, meneer Öztürk, wij hebben dit punt nu voldoende aan de orde gehad. Ik heb u heel erg veel ruimte gegeven om het te herhalen. Dat weet u ook.

De heer Öztürk (DENK):

Onpartijdig!

De voorzitter:

We hebben straks nog een tweede termijn. Als u van mening bent dat u dit weer ter sprake moet brengen, dan is dat prima. Maar ik vind dat, als het al iedere keer behandeld is – ik kijk ook naar de overige leden – ik deze discussie nu maar even moet beëindigen. Ik schors even voor handen wassen enzovoort. Daarna hervatten we ons wetgevingsoverleg.

De vergadering wordt van 14.47 uur tot 14.55 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan verder met het wetgevingsoverleg. Ik stel een spreektijd per fractie voor van drie minuten. Dan geef ik voor de tweede termijn het woord aan de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Elke keer ophef en gedoe over de salarissen en vergoedingen van Kamerleden is slecht voor het vertrouwen van mensen in de politiek en het raakt ook de integriteit. Ik realiseer mij heel goed dat het vastligt in de wet, maar volgens ons moet er aan die wet iets veranderen. Daarom doe ik in mijn eerste motie een oproep aan de regering; die zou immers met een voorstel kunnen komen om de wet te wijzigen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de maandelijkse verblijfkostenvergoeding die Kamerleden naast de schadeloosstelling en andere vergoedingen ontvangen, aardig op kan lopen maar niet controleerbaar is;

van mening dat een niet-controleerbare en riante regeling voor Kamerleden onwenselijk is en de schadeloosstelling ruim voldoende is om gemaakte onkosten voor verblijf uit te kunnen vergoeden;

verzoekt de regering de huidige vergoeding voor verblijfkosten af te schaffen en hiertoe een wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer voor te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (35 166).

De heer Sneller (D66):

Ik heb twee korte vragen over deze motie. Een. Hoe gaan we een oordeel krijgen van de regering, aangezien het mij lastig lijkt voor de Kamervoorzitter om te reageren? Twee. De Kamervoorzitter heeft gesuggereerd dat de SP er een initiatiefwet van maakt. Ik begrijp hieruit dat die handschoen niet wordt opgepakt.

De heer Van Nispen (SP):

Dat laatste is een voorbarige conclusie, want we gaan vaak zo te werk, dat als we een wetswijziging willen, we in eerste instantie een oproep doen aan de regering om zo'n wetswijziging voor te stellen. Ik heb al diverse initiatieven lopen op dit moment, maar ik sluit niet uit dat we dat op dit onderwerp ook doen, maar via een motie kunnen we polsen wat de gevoelens zijn van de Kamer en of een initiatief eventueel kans van slagen heeft. Dat is volgens mij heel gebruikelijk. Omdat hier geen Minister aanwezig is – dat hoort niet bij een debat als dit – kunnen we nu geen appreciatie krijgen. Als de regering eraan hecht, kan zij altijd nog een brief sturen voor de stemmingen die, naar ik vermoed, over acht dagen zijn.

De heer Sneller (D66):

Ik heb het altijd al een keer willen zeggen, maar dan stel ik voor om dit deel van het stenogram door te geleiden naar het kabinet zodat het er ook van weet.

De voorzitter:

Dat zijn hele mooie teksten die bij mevrouw Arib passen, want ik heb ze nog niet uitgesproken. Dus geen stenogram in dit geval.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik heb toch nog een vraag aan de heer Van Nispen. Hoe kijkt hij ertegen aan dat we de regering gaan vragen iets te gaan vinden over wat wij aan vergoedingen zouden krijgen? We moeten ook onze onafhankelijke positie behouden. Als een regering naar eigen goeddunken opmerkingen maakt dan wel voorstellen doet over onze vergoeding, dan hebben ze een drukmiddel. En dat zou je als controlerend orgaan nooit moeten accepteren. Dan sluit ik mij toch aan bij wat de Kamervoorzitter heeft gezegd; als de Kamer het zelf wil, moet de Kamer het zelf regelen. Hoe kijkt de heer Van Nispen daartegen aan?

De heer Van Nispen (SP):

Ik moet u heel eerlijk zeggen dat de heer Van der Molen mij nu aan het denken zet. Ik heb gepuzzeld over de formulering. Ik had in eerste instantie staan «verzoekt het presidium om», omdat wij hier een debat voeren met het presidium, maar het presidium vragen om een regeling die ikzelf heb opgezocht in de wet, af te schaffen, vond ik zelf ook wat merkwaardig. De regering komt vaak met wetsvoorstellen. Maar ik ga hier nog serieus over nadenken. Ik denk eerlijk gezegd dat de heer Van der Molen wel een punt heeft. Ik kan dus altijd nog besluiten om de motie tijdig te wijzigen. Ik erken gewoon dat de heer Van der Molen hier een punt heeft. Ik voeg er wel aan toe dat ik erg benieuwd ben. Dus ik wil wel op een manier in stemming brengen of de Kamer het met mij eens is dat de verblijfkostenvergoeding afgeschaft kan worden. Dan kan ik vervolgens aan de hand daarvan toetsen of het zinnig is om met een uitgebreid initiatiefwetgevingstraject te komen. Dus over hoe ik de motie formuleer ga ik nog nadenken, maar ik wil wel stemming over het voorstel om die verblijfkostenvergoeding af te schaffen.

Voorzitter. Het is misschien ongemakkelijk om over onze eigen vergoedingen te spreken, maar volgens mij moet dat wel, want het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de hierover ontstane onvrede weg te nemen. Daarom heb ik nog een tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Kamerleden naast de schadeloosstelling recht hebben op een ov-jaarkaart, een reiskostenvergoeding en een vergoeding voor beroepskosten, en dat zij verblijfkosten vergoed krijgen, die afhankelijk zijn van de afstand van Den Haag tot de woonplaats;

constaterende dat er niet is gekozen voor controle hierop om te zien of de kosten bij benadering werkelijk gemaakt worden en of iemands opgegeven woonadres wel het feitelijke woonadres betreft;

van mening dat dit ervoor zorgt dat deze regelingen vatbaar zijn voor gedoe en ophef en dat dit slecht is voor het vertrouwen in de politiek;

verzoekt het presidium een werkgroep op te richten met als taak de schadeloosstelling, de onkostenvergoedingen en het gebrek aan controle hierop in onderlinge samenhang te bezien en met voorstellen te komen die tegemoetkomen aan de ontstane onvrede hierover,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (35 166).

De heer Van Nispen (SP):

Dan heb ik nog een opmerking over de verbouwing. De renovatie van dit prachtige gebouw is helaas nodig. Bepaalde onderdelen van het gebouw zijn gewoon versleten. Dat merkten we vorige week nog toen in een van onze werkkamers het plafond naar beneden kwam zetten. We zijn ontzettend dankbaar dat er op dat moment niemand in die kamer aanwezig was. Dat het onveilig wordt, toont aan dat een verbouwing nodig is. Maar ik merk ook bij de Kamervoorzitter ergernis en bezorgdheid over hoe het nu gaat. Er is te veel geheimzinnigheid en de rol van het Rijksvastgoedbedrijf zit ons niet helemaal lekker; datzelfde geldt voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en die twee architecten. De SP steunt de Voorzitter dus als zij zegt: wij eisen nu onze rol op in het belang van een sobere en doelmatige renovatie. Ik denk inderdaad dat de Kamervoorzitter aan onze kant staat en dat wij onze pijlen vooral moeten richten op het Rijksvastgoedbedrijf en het ministerie.

Helemaal tot slot, voorzitter. Er is terecht veel gesproken over integriteit. Het is naar de mening van de SP raar dat er niks zit tussen de zware inzet van het strafrecht aan de ene kant – de Voorzitter memoreerde zelf de commissie-Schouten – en de berisping op grond van het Reglement van Orde aan de andere kant. We zijn het er vandaag over eens geworden, zo lijkt het, dat er toezicht en handhaving moeten komen op de naleving van gedragsregels. Daarom heeft de SP een motie die door de heer Van der Molen van het CDA zal worden ingediend, medeondertekend.

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Ik dank de Kamervoorzitter voor haar beantwoording. Qua volledigheid deed die in ieder geval niet onder voor die van een Minister.

Ik heb de passie gehoord toen het ging over de renovatie. Ik denk dat het in het belang van de governance en het hele proces goed is als ik daar niet nog meer ingewikkeldheden aan toevoeg.

In de eerste termijn werd de Arbeidstijdenwet al even aangehaald door collega Van Nispen. Ik heb er niet echt veel behoefte aan om hier nu over individuen te spreken, maar wij kregen als Kamerleden voor het eerst de nieuwsbrief van de ondernemingsraad toegestuurd. Ik denk dat het goed is als de Kamervoorzitter nog een keer met het presidium bespreekt wat daarin staat en als zij de acties die daaruit en uit dit debat volgen, ter hand neemt.

Dan de opmerkingen van de Voorzitter over mijn pleidooi om de fractieondersteuning, de Kamerondersteuning, te verbeteren. Ik denk dat het inderdaad goed is als wij daar zelf eens naar gaan kijken en met voorstellen komen, zodat we het volgend jaar bij dit debat gedetailleerder kunnen bespreken.

Ik dank de Voorzitter voor haar toelichting op hoe zij met de aanbevelingen van de commissie-Remkes om wil gaan. Ik denk dat de kabinetsreactie vooral gaat over die delen waarop het kabinet aan zet zou zijn, maar juist vanwege de redenering van de heer Van der Molen – sommige dingen gaan echt over de Kamer – is het volgens mij constitutioneel zuiver als wij dat zelf ter hand nemen, zonder die kabinetsreactie. Dat hebben we al gedaan en volgens mij is dat goed.

Dank voor de toezegging over de open data. Het lijkt mij een goed begin voor het nieuwe parlementaire jaar als het dan up and running is, zodat het ook formeel gelanceerd kan worden.

Ik had nog een vraag gesteld over de openbare toezeggingenregistratie. Is het misschien mogelijk om die ook vanaf dat moment meteen publiekelijk te lanceren? Zo is het nu voor het motievolgsysteem op de publieke website namelijk wel geregeld.

Ten slotte dank ik de Voorzitter voor haar plechtige belofte dat dit de laatste keer was dat de Algemene Rekenkamer de informatiebeveiliging bij de Tweede Kamer aanmerkt als onvolkomenheid.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van der Molen.

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter. Van de kant van het CDA nog twee punten. Voor het eerste punt sluit ik even aan bij de opmerking die de heer Sneller heeft gemaakt over de transparantie bij de registratie van moties en toezeggingen. Dat heeft ook te maken met de transparantie aan de kant van het ministerie. Via de website van de Kamer wordt het nu in beeld gebracht als in een brief wordt vermeld dat een motie wordt uitgevoerd. Maar als je bijvoorbeeld per ministerie kijkt naar de terugkoppeling van toezeggingen en moties in de eigen stukken, zie je dat die per ministerie ontzettend verschilt. Het ene ministerie stelt ze wel op naam, het andere ministerie niet. Het ene overzicht is volledig, het andere niet. Dus ik denk dat het voor de totale werking van deze volgsystemen gewoon goed is om te kijken of we niet tot een soort standaardwerkwijze kunnen komen waarmee de Kamer haar voordeel kan doen. Ik denk dat de Kamer ook vooral gehinderd wordt door de weinig transparante manier van terugkoppelen door ministeries. Ik denk dat we daarmee het systeem ook beter zouden kunnen laten functioneren dan nu het geval is.

Voorzitter. Dan zou ik nog een motie willen indienen. Die motie ziet op het advies dat is gegeven door de werkgroep Integriteit, en dan met name op de vierde aanbeveling om een systeem van toezicht te maken en bij dat toezicht ook te kijken hoe we richting handhaving kunnen gaan. Ik hoop dat die motie brede steun in de Kamer krijgt. Ik spreek de Kamervoorzitter na als ik zeg dat dit onderdeel voor het eind van het jaar nader uitgewerkt zou moeten worden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de werkgroep Integriteit heeft geadviseerd de mogelijkheid te beschouwen om aan het huidige stelsel rond integriteit ook toezicht en eventueel handhaving toe te voegen, die berusten op draagvlak in de Tweede Kamer;

van mening dat toezicht en handhaving de effectieve werking van een stelsel van integriteitsregels, specifiek die rond vergoedingen, bevorderen;

verzoekt het presidium de Kamer voor 1 december 2019 een voorstel voor te leggen als uitvoering van aanbeveling 4 uit het rapport van de werkgroep Integriteit en daarin maatregelen voor toezicht en handhaving nader uit te werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen, Özütok, Ziengs, Van Nispen en Ploumen.

Zij krijgt nr. 11 (35 166).

De heer Van der Molen (CDA):

Ik zal de motie ook nog even naar de fracties sturen die vandaag niet bij het WGO konden aanschuiven.

De voorzitter:

De motie is met vijf namen onder de motie al voldoende ondersteund. Ik zie dat de heer Van Nispen nog wil interrumperen.

De heer Van Nispen (SP):

Het is een opmerking verpakt als interruptie, zeg ik er eerlijk bij. Ik erken gewoon dat de heer Van der Molen een punt had met zijn opmerking over mijn eerste motie. Daarom wil ik hem hierbij melden dat ik de motie zal laten wijzigen. Als dat niet direct vandaag kan, zal ik dat doen via de daartoe gebruikelijke weg. Het dictum van de motie op stuk nr. 9 wordt veranderd in: spreekt uit dat de vergoeding voor verblijfskosten afgeschaft zou moeten worden. Op die manier kan ik peilen wat de Kamer daarvan vindt.

De voorzitter:

De motie-Van Nispen (35 166, nr. 9) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de maandelijkse verblijfkostenvergoeding die Kamerleden naast de schadeloosstelling en andere vergoedingen ontvangen, aardig op kan lopen maar niet controleerbaar is;

van mening, dat een niet-controleerbare en riante regeling voor Kamerleden onwenselijk is en de schadeloosstelling ruim voldoende moet zijn om gemaakte onkosten voor verblijf uit te kunnen vergoeden;

spreekt uit dat de vergoeding voor verblijfkosten afgeschaft zou moeten worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18, was nr. 9 (35 166).

Ik zie dat de heer Van der Molen geen behoefte heeft aan een aanvulling. Het woord is aan de heer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter. Ik heb een aantal moties. De eerste motie gaat over de ondersteuning van de fracties. Wij hebben er heel vaak en heel veel over gesproken. Ik denk dat het goed is als we dat per motie vastleggen, zodat daar echt aan gewerkt kan worden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de ondersteuning van de fracties in de Tweede Kamer beperkt is in vergelijking met andere landen en in vergelijking met de ondersteuning van de regering;

overwegende dat deze beperkte ondersteuning vaak terugkomt in afscheidsbrieven van Tweede Kamerleden en dat er meer gedaan zou moeten worden met de conclusies van deze exitbrieven;

overwegende dat een serieuze parlementaire controle van groot belang is en iedere macht een tegenmacht verdient;

verzoekt het presidium te onderzoeken of en op welke manier de fractieondersteuning uitgebreid kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (35 166).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Tweede Kamer en de Kamervoorzitter belangrijk werk verrichten voor de Nederlandse democratie;

overwegende dat democratie niet gratis is en best wat mag kosten;

overwegende dat hiertegenover staat dat er wel maximale transparantie moet zijn over waar het geld van de Kamer aan uitgegeven wordt;

verzoekt het presidium inzichtelijk te maken welke kosten toe te rekenen zijn aan het presidium en de Kamervoorzitter, en hierover jaarlijks voorafgaand aan de Raming te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (35 166).

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb een verhelderende vraag aan de heer Öztürk. Ik begrijp gewoon, eerlijk gezegd, niet zo goed waar hij op doelt. Bedoelt hij nou de tijd die het presidium kwijt is om te vergaderen? Of bedoelt hij de overeenkomstig de wet toegekende schadeloosstelling van de Voorzitter? Kan hij toelichten waar zijn motie vandaan komt en welke kosten hij graag inzichtelijk gemaakt zou willen hebben? Dan kan ik dat meenemen in het advies dat ik aan mijn fractie moet geven.

De heer Öztürk (DENK):

Alle kosten die het presidium maakt? Ik weet het niet. Wij worden, net als alle kleine fracties, niet uitgenodigd om deelgenoot te zijn van het presidium. Dus wij weten niet welke kosten het presidium maakt, waar ze heen gaan en wat ze doen. Wij weten ook niet wat de kosten van de Kamervoorzitter zijn. Wij weten niet welke kosten zij heeft en maakt. Zij is daar niet transparant over. Ik heb daarover twee jaar geleden ook vragen gesteld. Ze wil dat niet laten zien, maar ik denk gewoon dat het goed is dat wij als Kamer, het controlerende orgaan, precies weten waar het geld van de burger heen gaat. Dat is precies hoe de SP dat ook altijd in gemeenteraden en provincies wil zien.

De voorzitter:

Was u inderdaad aan het eind gekomen van uw bijdrage?

De heer Öztürk (DENK):

Nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Tweede Kamer inmiddels het Charter Diversiteit heeft ondertekend;

overwegende dat diversiteit nog niet op alle niveaus in de Tweede Kamer is gerealiseerd;

overwegende dat de Tweede Kamer een voorbeeldfunctie heeft;

verzoekt het presidium een concrete cijfermatige doelstelling vast te stellen, die over twee jaar gehaald zou moeten zijn, en daarna weer iedere twee jaar;

verzoekt het presidium tevens om met een plan van aanpak te komen om deze doelstellingen te halen, en hierover voorafgaand aan de Raming aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (35 166).

De heer Öztürk (DENK):

Dan heel snel de laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Tweede Kamer een voorbeeldfunctie heeft en de Tweede Kamer onafhankelijk moet zijn tegenover lobbyende sectoren die invloed proberen uit te oefenen;

overwegende dat een Tweede Kamerlid op dit moment zo kan overstappen naar een baan in de sector waarover hij woordvoerder was;

overwegende dat voor bewindspersonen sinds 2017 een lobbyverbod geldt voor de duur van twee jaar;

verzoekt het presidium te bezien hoe een analoog lobbyverbod van twee jaar kan gaan gelden voor Tweede Kamerleden, alsmede een tijdelijk verbod om een functie te aanvaarden in de sector waarover men in het parlement woordvoerder was, en hier voor de volgende Raming bij de Kamer op terug te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (35 166).

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter, tot slot.

De voorzitter:

U bent echt aan het eind van de termijn. We hebben gezegd: twee, maximaal drie minuten. U zit nu over de drie minuten. Of het moet een hele korte pakkende zin zijn, maar...

De heer Öztürk (DENK):

Ik snap het, maar aan de andere kant is dit een wetgevingsoverleg. Je moet het zien als een begroting en ik denk dat we in wetgevingsoverleggen iets meer ruimte mogen nemen dan in algemene overleggen.

De voorzitter:

Dat probeer ik ook. U bepaalt zelf als leden hoe u dat doet. Ik heb vooraf even een inventarisatie gemaakt en daaruit kwam: twee à drie minuten. De leden die op dit moment aan tafel zaten, zeiden: akkoord. Het is aan u en de leden om te zeggen dat ik meer ruimte moet geven, maar ik probeer in ieder geval om het binnen dat tijdsbestek te doen. Het is volgens mij mijn taak als voorzitter om dat te doen. Ik kijk naar de andere leden en die knikken. Als u het dus heel kort doet, een pakkende zin, dan is dat akkoord, maar niet te lang.

De heer Öztürk (DENK):

Ik moet constateren dat wij geen vragen beantwoord hebben gekregen van de Kamervoorzitter als het gaat om haar onafhankelijkheid en de kruistocht die zij met name in de media richting DENK houdt. Ik denk dat het een Kamervoorzitter onwaardig is om op deze manier te functioneren en dat zij hiermee toch haar onafhankelijkheid kwijtraakt.

De voorzitter:

U heeft uw punt gemaakt. Dan draag ik het voorzitterschap nu weer even over aan de heer Van der Molen.

Voorzitter: Van der Molen

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik het woord aan de heer Ziengs namens de VVD.

De heer Ziengs (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Nog even een paar dingen over mijn inbreng. Wellicht dat de Voorzitter nog even mijn suggestie kan meenemen over de regeling. Is het wellicht mogelijk om dan een overzicht te hebben van de AO's die eraan komen? Wellicht dat iemand die komt met een verzoek voor een dertigledendebat, dan ter plekke zegt: ik doe het niet; ik hang het wel onder een AO. Dat is de suggestie die ik had meegegeven.

De herdenkingen. Uit de discussie die we voerden, kreeg ik een beetje de indruk dat het ging om de herdenkingen hier in het Haagse. Maar akkoord: ze zijn ook vaak in het land. Ik zal daarover zo dadelijk, zoals ik al had aangekondigd, een motie indienen.

Hetzelfde geldt in feite als het gaat om die integriteit. Ik zal kijken, afhankelijk van hoe daarop wordt gereageerd, of ik die aanhoud of intrek. Ik had nog iets gevraagd over het restaurantgebeuren en de vaak verschillende wensen van de politieke partijen, namelijk of wij er misschien wat meer aan kunnen doen om dat wat meer te stroomlijnen.

Dan nu mijn eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij officiële herdenkingen Kamerleden vaak aangeduid worden met hun partij;

overwegende dat herdenkingen nooit politiek zijn en vooral een blijk van medeleven, herinnering en respect moeten zijn;

overwegende dat bij de hoeveelheid herdenkingen, bijvoorbeeld rond 4 en 5 mei, het onmogelijk is voor alle Kamerleden om overal bij te zijn om dat respect te tonen;

spreekt uit dat Kamerleden die aanwezig zijn bij officiële herdenkingen dit doen namens het gehele parlement en op die wijze ons aller verbondenheid uitspreken in die aanwezigheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ziengs en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (35 166).

De heer Ziengs (VVD):

Ik herinnerde de voorzitter even aan de zin over de ondersteuning van de indiening. Ik heb zelf ook altijd wat moeite gehad om die regel goed tussen de oren te krijgen, dus ik kan mij voorstellen dat dit u overvalt.

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er bij aanvang van het Kamerlidmaatschap een uittreksel uit de BRP (Basisregistratie Personen) wordt overgelegd;

overwegende dat het deel verblijfskosten Kamerleden van de onkostenvergoeding aan het Kamerlid gebaseerd is op het adres zoals geregistreerd in de BRP;

overwegende dat het dragende principe onder deze regeling is dat een Kamerlid wordt gecompenseerd in het hebben van dubbele woonlasten;

verzoekt het presidium in kaart te brengen wanneer er sprake is van onverschuldigde betaling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ziengs en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (35 166).

U bent klaar, meneer Ziengs? Dan kan ik het voorzitterschap weer aan u overdragen.

Voorzitter: Ziengs

De voorzitter:

Ik dank u wel. Er zijn meerdere moties ingediend, een redelijk pakketje. Ik kijk even naar de Voorzitter. Er zijn ook wat vragen gesteld in de tweede termijn, openstaande vragen die er nog lagen. Wellicht kunnen wij daar de tweede termijn voor gebruiken. Ik geef daartoe het woord aan de Kamervoorzitter.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik dank de leden voor hun opmerkingen, voor hun vragen in tweede termijn en voor de dank aan de organisatie die zij nogmaals hebben uitgesproken.

Het is niet gebruikelijk dat de Kamervoorzitter bij de Raming een oordeel geeft over de moties. Dat is een beetje gek, maar goed, dan weten jullie dat.

In de tweede termijn is aantal vragen gesteld. Die ga ik gewoon langs. Het kan zijn dat ik iets oversla, maar ik ken jullie te goed: jullie kunnen mij daar gewoon op attenderen.

Ik begin met de vragen van de heer Van Nispen. Hij heeft twee moties ingediend. Het is aan de Kamer om daarover te beslissen. Ik ben blij met de steun van de heer Van Nispen, en volgens mij ook van andere collega's, dat wij als Kamer onze positie en onze rol moeten opeisen in het kader van de verhuizing en de renovatie. Het klopt dat er vorige week een situatie was ontstaan in het gebouwdeel waar de SP zit waarbij een deel van het plafond naar beneden is gevallen. Dat is helaas een probleem. Heel veel dingen zijn de afgelopen jaren niet goed onderhouden. Het is gewoon ook een verantwoordelijkheid van het Rijksvastgoedbedrijf om niet alleen bij verhuizing ons te helpen om ons het gebouw uit te krijgen, maar ook te zorgen voor het onderhoud van zo'n belangrijk monument. Dat is ook verwaarloosd. In die zin vond ik het ook best wel eng vorige week om dat te vernemen. Tot zover de opmerking van de heer Van Nispen.

De heer Sneller verwijst naar een nieuwsbrief van de or. Daar zijn wij allemaal verbaasd over, inclusief de mensen hier achter mij. En dat geeft inderdaad aanleiding om een kopje koffie te gaan drinken met de or, van: «wat is hier in godsnaam allemaal aan de hand? Laten we kijken waar het probleem zit en hoe we daarin gezamenlijk kunnen optrekken». Natuurlijk heeft de or een heel andere rol. De or moet het opnemen voor de medewerkers en dat horen wij ook graag.

De heer Van Nispen (SP):

De heer Sneller stelde de vraag. In eerste termijn had ik daar een vraag over gesteld. Ik hoop wel dat dat kopje koffie bedoeld is om het over de inhoud te hebben en niet over het feit dat die nieuwsbrief is verstuurd. Dat heb ik dan toch goed begrepen?

Mevrouw Arib (PvdA):

Ja, natuurlijk. Ik ga niet over nieuwsbrieven. Het staat iedereen vrij om te schrijven wat hij of zij wil. Daar gaat het helemaal niet over en ik bemoei me daar ook niet mee. Het gaat om wat hier achter zit. Wat is het probleem en hoe kunnen we daar samen een oplossing voor vinden? Volgens mij willen we allemaal hetzelfde.

Nou, naar de Kamerondersteuning gaan we samen kijken. Dat lijkt me hartstikke goed om dat een keertje ook gewoon feitelijk inzichtelijk te maken en te kijken wat daarin de overeenkomsten en verschillen zijn met andere parlementen. Dat heb ik toegezegd en dat is prima.

Er is inderdaad een vraag van de heer Sneller blijven liggen, die ging over de toezeggingenregistratie. De mogelijkheden om dat te doen, zijn onderzocht. De optie van een openbare registratie is de meest vergaande variant, maar kost ook wel geld, heb ik begrepen. Dus is er gekozen voor een wat minder vergaande variant. Maar ik weet dat dit een behoefte is van de Kamer, dus wij gaan toch kijken of wij niet wat goedkoper naar zo'n openbare toezeggingsregistratie toe kunnen. Ik weet immers ook dat dit te maken heeft met de hoeveelheid moties die wij indienen. Als inzichtelijk wordt gemaakt welke toezeggingen er zijn gedaan... Ook daarover moet ik met de voorzitters van de commissies spreken. De ene keer is het een Kamerlid dat iets toegezegd krijgt, maar soms vraagt de hele Kamer om iets en hoe ga je daarmee om? Dat is zeker een punt waarmee ik de komende tijd aan de slag ga, net zoals met andere punten.

De heer Sneller (D66):

Dank voor deze toezegging.

Mevrouw Arib (PvdA):

Graag gedaan.

Dan de heer Van der Molen vroeg eigenlijk een beetje hetzelfde, over de transparantie van toezeggingen. Daarvoor geldt inderdaad hetzelfde. U had nog iets volgens mij, even kijken. O ja, moties, maar het oordeel daarover is aan de Kamer.

Verder had de heer Öztürk een vraag waar ik op terug zou komen. Welke kosten er gemaakt worden door het presidium en de Voorzitter. Dat heb ik even gecheckt en dan blijkt dat we geen eigen budgetten hebben. De koffie en de koekjes vallen gewoon onder de representatiekosten, maar er is geen apart budget voor alleen de Voorzitter of alleen het presidium. Dat hebben wij dus niet.

De heer Ziengs heeft eigenlijk een opmerking gemaakt dat ik bij de regeling van werkzaamheden af en toe kan zeggen: betrek het bij een AO. Dat wil ik met alle liefde doen. Of het indruk maakt, weet ik niet, maar dat ga ik zeker doen. Ik vind het ook belangrijk om collega's daar af en toe op te wijzen, niet alleen op het feit dat het ook in een algemeen overleg kan, maar soms ook dat er debatten op de agenda staan over thema's die tot uitentreuren zijn besproken. Dat blijven we doen. Over de herdenking heeft u een motie ingediend, begrijp ik, dus die zien we vanzelf verschijnen.

Uw opmerking over het restaurantgebeuren kon ik niet helemaal volgen. Was er iets met chocola? Ik probeer er serieus op in te gaan.

De voorzitter:

Ik wilde het juist weghouden bij de chocola en de tonic en de bitter lemon, want ik zie de koppen alweer verschijnen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Nee hoor, het valt wel mee.

De voorzitter:

Als politieke partijen zie je alle verschillende wensen over plastic verpakkingen et cetera, maar daarbij is er iedere keer een spanningsveld met de werkbaarheid et cetera. Ik vroeg of het denkbaar is dat er iets tussen de restaurantorganisatie en de Kamer gezet kan worden, zodat er duidelijkheid is over wat haalbaar is en wat in de praktijk wel en niet kan. Soms slaat het een beetje door. Ik noemde het voorbeeld van de chocolaatjes; misschien was het een gerucht. Het klonk wel aardig.

Mevrouw Arib (PvdA):

Zulke voorbeelden gaan een eigen leven leiden. Maar er is, naar ik begrijp, een klankbordgroep samengesteld. Die wordt «focusgroep» genoemd. Daarin zitten zowel de Kamerleden als de ambtenaren. Zij houden zich met dit soort vragen bezig, maar ook met vragen over het assortiment, zowel hier op het Binnenhof als in B67. Daar wordt dus wel naar gekeken. Als het goed is, is er in het kerstreces ook een onderzoek vanuit het Restaurantbedrijf gehouden over wensen enzovoorts. Maar in die focusgroep of in zo'n klankbordgroep horen al dit soort vragen te worden besproken. Uiteindelijk hoop ik dat ze met iets komen waarin iedereen zich kan vinden.

Ik wil toch nog even terugkomen op de vraag van u, meneer Ziengs, over de bezoekersregistratie en de beveiliging. Ik zei dat iedereen wordt gescreend. Dat gebeurt niet automatisch. Iedereen wordt door de beveiliging beoordeeld, en waar nodig wordt er dan gescreend. Dit jaar wordt ook de onlinebezoekersregistratie geïmplementeerd voor een deel van de bezoekers, in de vorm van een pilot. Wij hopen dat wij dat in het najaar op orde hebben.

Volgens mij heb ik zo veel mogelijk geprobeerd om de vragen te beantwoorden. Maar de heer Öztürk wil nog...

De voorzitter:

Ik kijk rond om te zien of er wat is blijven liggen. Ik zie allereerst de heer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Ik had het niet over de koekjes van het Kamervoorzitterschap en het presidium. Het gaat over de faciliteiten die het presidium en de Kamervoorzitter hebben, zoals een chauffeur en een auto, en de rittenregistratie daarvan, die de Voorzitter nog steeds niet wil overdragen om te laten zien waar ze met wie is geweest. Het gaat om transparantie. We wachten al twee jaar op die registraties. Ik denk dat het tijd wordt dat die transparantie nu wel wordt gegeven.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar de Kamervoorzitter.

Mevrouw Arib (PvdA):

Die discussie hebben we uitvoerig gehad. De heer Öztürk mag altijd meerijden. Dat weet hij.

De heer Öztürk (DENK):

Het gaat er niet om of ik wil meerijden of niet. Het is gemeenschapsgeld. Het gaat erom dat informatie over iedere euro transparant wordt overgelegd aan de burgers. De samenleving heeft er recht op om te weten wat er met haar geld gebeurt. De Kamervoorzitter weigert die transparantie te geven. Dat is spijtig.

De voorzitter:

Dat is uw constatering. Wil de Kamervoorzitter daar nog iets van zeggen?

Mevrouw Arib (PvdA):

Nee, voorzitter, we hebben het er uitgebreid over gehad. Het heeft in allerlei media gestaan. Het is zinloos om daarop elke keer terug te komen. De heer Öztürk staat het vrij om daar een motie of een wetsvoorstel over in te dienen. Dat is zijn goed recht. Verder wil ik iedereen bedanken voor zijn of haar inbreng tijdens de Raming.

De voorzitter:

Heel goed, maar er staat nog een vraag. Wat betreft het indienen van moties, dat moment hebben we gehad. Meneer Öztürk kan dus geen moties meer indienen, maar hij kon nog wel even die afsluitende opmerking maken. Meneer Sneller had nog een aanvullende vraag.

De heer Sneller (D66):

Ik begrijp dat het gebruik is dat er niet wordt gereageerd op moties met een verzoek aan het presidium. Dat vind ik zelf een wat ongelukkige constructie, maar ik zal erin berusten. Maar misschien mag ik de Kamervoorzitter toch vragen of het presidium uit de voeten zou kunnen met in ieder geval de laatste motie, die van de collega's Ziengs en Van Nispen, als deze motie wordt aangenomen. Hoe leest zij deze motie? Waarmee sturen we dan het presidium op pad? Hoe interpreteert zij dat? Ik denk dat het, voor de advisering aan de fractie, goed is dat we daar in ieder geval hier hetzelfde beeld over hebben.

De voorzitter:

Voordat ik de Kamervoorzitter het woord geef: ik heb eigenlijk dezelfde discussie net even met de Griffier gevoerd. Ik leg even het volgende neer. We gaan de stemmingen niet morgen doen, maar misschien volgende week en het kan ook nog een week later. Misschien is het een tussenoplossing dat het presidium – de Voorzitter kan dat niet alleen doen – zegt: we gaan in de tussentijd eens even kijken naar bepaalde moties, we vinden daar wat van en we koppelen een soort appreciatie terug. Dan hebben we in ieder geval een beeld van of het werkbaar is of niet werkbaar is. De vraag die u stelt over uw motie geldt in feite voor alle moties, want ik had eigenlijk hetzelfde gevoel.

De heer Sneller (D66):

Een uitstekende suggestie. Als het kan heel graag.

De voorzitter:

Dan kijk ik nu even naar de Kamervoorzitter, omdat zij nog hele aardige woorden gaat spreken. Zo'n idee heb ik.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik wil iedereen ontzettend bedanken voor haar of zijn opmerkingen, en ook voor de betrokkenheid van Kamerleden. Het is altijd een beetje afwachten met welke vragen de Kamerleden komen. Sinds ik Kamervoorzitter ben, merk ik ook met een nieuwe Kamer dat de betrokkenheid van Kamerleden bij onze werkwijze, maar ook bij wat ons parlement raakt enorm groot is, niet alleen bij de Raming, maar bijvoorbeeld ook bij commissies waarvoor je vroeger echt Kamerleden moest smeken om daar lid van te worden. Ik noem maar wat: de Kunstcommissie of de werkgroep-Van der Staaij. De V100 werd genoemd, met name door Joost Sneller, en onlangs ook door de steun van Renske Leijten een groot succes. Dat doet me gewoon goed. Ik vind het heel bijzonder om het zo mee te maken. Daar wil ik jullie ontzettend voor bedanken.

De voorzitter:

Dank voor de warme woorden, namens de hele commissie mag ik wel stellen. Ik stel voor om het moment van stemming te plannen op 18 juni, zodat het presidium wat meer tijd heeft om een appreciatie te geven. Ik zie knikkende bewegingen en ik zie ook bij de leden dat dat geen probleem is.

Dan stel ik vast dat we aan het einde zijn gekomen van dit wetgevingsoverleg. Ik sluit hierbij het wetgevingsoverleg en ik wens u verder een plezierige middag dan wel avond. Dank u wel.

Sluiting 15.30 uur.