[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland en tot verruiming van de mogelijkheden van de mondelinge behandeling in het civiele procesrecht

Eindtekst

Nummer: 2019D25438, datum: 2019-06-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2019Z05993:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

13 juni 2019





	Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot
intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de
rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland en tot verruiming van de
mogelijkheden van de mondelinge behandeling in het civiele procesrecht







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken Gelderland
en Midden-Nederland voorlopig te beëindigen en de mogelijkheden voor de
mondelinge behandeling in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te
verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

1. In vorderingsprocedures bij de rechtbanken Gelderland en
Midden-Nederland waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, is
het recht van toepassing zoals dat bij de andere rechtbanken geldt in
dagvaardingsprocedures waarin partijen niet in persoon kunnen
procederen.

2. In vorderingsprocedures bij de rechtbanken Gelderland en
Midden-Nederland waarin partijen niet in persoon kunnen procederen,
blijft het recht van toepassing zoals dat voor de datum van
inwerkingtreding van deze wet gold,

a. in geval van toepassing van artikel 112 van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering zoals dat luidt voor de procedures,
vorderingen en gerechten waarvoor de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging
van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet
bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het
procesrecht (Stb. 2016, 288) in werking is getreden overeenkomstig
artikel II van het Besluit van 24 april 2017 tot vaststelling van het
tijdstip van inwerkingtreding van diverse onderdelen van de Wet van
13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met
vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288),
de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het
procesrecht in hoger beroep en cassatie (Stb. 2016, 289), de
Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht, het Besluit
digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht en het
Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (Stb.
2017, 174), indien voor die datum de procesinleiding is ingediend als
bedoeld in artikel 30a van dat wetboek, daaronder begrepen de
procesinleiding die het geding heropent of voortzet;

b. in geval van toepassing van artikel 113 van het wetboek als bedoeld
in onderdeel a, indien voor die datum het oproepingsbericht is betekend
als bedoeld in artikel 113, eerste lid, van dat wetboek, daaronder
begrepen het oproepingsbericht dat het geding heropent of voortzet.

3. De rechter kan in vorderingsprocedures als bedoeld in het tweede lid
met toestemming van partijen bepalen dat op de zaak het recht van
toepassing is als bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals dat luidt voor de
procedures, vorderingen, verzoeken en gerechten waarvoor de Wet van 13
juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en
digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288) niet in werking is
getreden overeenkomstig artikel II van het Besluit van 25 januari 2017
tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van diverse
onderdelen van de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband
met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016,
288), de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en
digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie (Stb.
2016, 289), de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering
procesrecht, het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en
bestuursprocesrecht en het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en
digitalisering procesrecht (Stb. 2017, 16), wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 30r, tweede lid, wordt “artikel 30i, vierde lid”
vervangen door “artikel 128, derde lid”.

B

In artikel 85, vierde lid, wordt “van dit artikel” vervangen door
“van dit artikel of van artikel 87, zesde lid”.

C

De artikelen 87 tot en met 91 komen te luiden:

Artikel 87

1. De rechter kan, op verzoek van partijen of van een van hen dan wel
ambtshalve, in alle gevallen en in elke stand van het geding een
mondelinge behandeling bevelen.

2. Tijdens de mondelinge behandeling stelt de rechter partijen in de
gelegenheid hun stellingen toe te lichten en kan de rechter:

a. partijen verzoeken hem inlichtingen te geven,

b. partijen gelegenheid geven hun stellingen nader te onderbouwen,

c. een schikking beproeven,

d. met partijen overleggen hoe het vervolg van de procedure zal
verlopen, en

e. die aanwijzingen geven of die proceshandelingen bevelen die hij
geraden acht, voor zover de rechter dit in overeenstemming acht met de
eisen van een goede procesorde.

3. Met voorafgaande toestemming van de rechter kunnen tijdens de
mondelinge behandeling getuigen en partijdeskundigen worden gehoord. De
negende afdeling van de tweede titel is van overeenkomstige toepassing,
onverminderd artikel 284, eerste lid.

4. Voor zover mogelijk bericht de griffier partijen tevoren over het
doel van de mondelinge behandeling.

5. Partijen verschijnen op de mondelinge behandeling in persoon of bij
gemachtigde. In zaken waarin zij niet in persoon kunnen procederen,
verschijnen zij bij advocaat. De rechter kan verschijning in persoon
bevelen. Partijen die op de mondelinge behandeling in persoon
verschijnen, mogen zich laten bijstaan door hun gemachtigde. In zaken
waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, is de gemachtigde een
advocaat.

6. Onverminderd artikel 85, worden processtukken en andere stukken
zoveel mogelijk onmiddellijk bij dagvaarding dan wel conclusie van
antwoord en tot uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling in
het geding gebracht, tenzij de wet een andere termijn voorschrijft.
Stukken die na die termijn of ter zitting in het geding worden gebracht,
worden door de rechter buiten beschouwing gelaten, tenzij de goede
procesorde zich daartegen verzet.

7. Indien met het oog op de mondelinge behandeling een bevel als bedoeld
in artikel 22 wordt gegeven, moeten de stukken uiterlijk op een door de
rechter te bepalen dag vóór de datum van de mondelinge behandeling
zijn ingediend en aan de wederpartij ter beschikking zijn gesteld.

8. Heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden, dan biedt de
rechter voordat hij over de zaak beslist, aan partijen desverlangd
gelegenheid hun standpunt mondeling uiteen te zetten.

Artikel 88

1. Tijdens de mondelinge behandeling ondervraagt de rechter partijen.
Partijen kunnen elkaar vragen stellen, behoudens de bevoegdheid van de
rechter om te beletten dat aan een bepaalde vraag gevolg wordt gegeven.

2. Een verklaring omtrent door haar te bewijzen feiten kan in het
voordeel van de partij die haar aflegde geen bewijs opleveren. Overigens
kan de rechter uit de afgelegde verklaringen, uit een niet-verschijnen
op de mondelinge behandeling of uit een weigering om te antwoorden of
het proces-verbaal te ondertekenen de gevolgtrekking maken die hij
geraden acht, behoudens artikel 154.

Artikel 89

1. Indien een schikking tot stand komt, eindigt de procedure. Van de
zitting waarop een schikking is bereikt, wordt een proces-verbaal
opgemaakt, dat door de rechter en partijen of hun tot dat doel bijzonder
gevolmachtigden wordt ondertekend en waarin de verbintenissen die
partijen ten gevolge van die schikking op zich nemen, worden neergelegd.
De uitgifte van dit proces-verbaal geschiedt in executoriale vorm.

2. Indien geen schikking tot stand komt, bepaalt de rechter de dag
waarop de zaak weer op de rol zal komen.

Artikel 90

1. De rechter maakt van de mondelinge behandeling proces-verbaal op:

a. indien hij dit ambtshalve of op verzoek van een partij die daarbij
belang heeft, bepaalt, of

b. op verzoek van de hogerberoepsrechter of de Hoge Raad.

2. Het proces-verbaal bevat ten minste de namen van de rechter of de
rechters die de zaak behandelt onderscheidenlijk behandelen, die van
partijen en van hun vertegenwoordigers of gemachtigden die op de
mondelinge behandeling zijn verschenen, en die van de getuigen,
deskundigen en tolken die op de mondelinge behandeling zijn verschenen.

3. Het proces-verbaal houdt een zakelijke samenvatting in van het
verhandelde ter zitting.

4. De rechter kan bepalen dat de verklaring van een partij, getuige of
deskundige geheel in het proces-verbaal zal worden opgenomen. In dat
geval wordt de verklaring onverwijld op schrift gesteld en aan de
partij, getuige of deskundige voorgehouden. Deze mag daarin wijzigingen
aanbrengen, die op schrift worden gesteld en aan de partij, getuige of
deskundige worden voorgelezen. De verklaring wordt door de partij,
getuige of deskundige ondertekend. Heeft ondertekening niet plaats, dan
wordt de reden daarvan in het proces-verbaal vermeld.

5. Het proces-verbaal wordt door de rechter ondertekend. Bij
verhindering van de rechter wordt dit in het proces-verbaal vermeld.

6. De griffier verstrekt zo spoedig mogelijk een afschrift van het
proces-verbaal aan de eiser en de in het geding verschenen gedaagde.

7. De rechter kan bepalen dat het proces-verbaal, bedoeld in het eerste
lid en derde lid, wordt vervangen door een door of namens hem gemaakte
beeld- of geluidsopname. In dat geval kan de hogerberoepsrechter of de
Hoge Raad alsnog verzoeken om een schriftelijke weergave van het
proces-verbaal.

8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de toepassing van beeld- en geluidsopnamen.

Artikel 91

1. In alle gevallen waarin de rechter een dag bepaalt waarop de zaak
weer op de rol zal komen, bepaalt hij tevens welke proceshandeling dan
moet worden verricht.

2. Dient een zaak in enige stand van het geding wederom voor een
proceshandeling ter rolle, dan geschiedt dit bij een enkelvoudige kamer.

D

In artikel 131 wordt “een verschijning van partijen ter
terechtzitting” vervangen door “een mondelinge behandeling” en
vervalt “of artikel 88”.

E

In artikel 132, eerste en tweede lid, wordt “verschijning van partijen
ter terechtzitting” telkens vervangen door “mondelinge
behandeling”.

F

Artikel 134 vervalt.

G

Artikel 191 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De rechter kan, op verzoek van partijen of van een van hen dan wel
ambtshalve, na afloop van het voorlopig getuigenverhoor of het voorlopig
getuigenverhoor voor tegenbewijs een verschijning van partijen voor een
mondelinge behandeling bevelen.

2. In het tweede lid wordt “ter terechtzitting” vervangen door “op
de mondelinge behandeling” en wordt “artikel 87, derde lid”
vervangen door “artikel 89, eerste lid”.

H

Artikel 279 wordt als volgt gewijzigd: 

1. In het vierde lid vervalt “en de griffier”.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 

6. De artikelen 87 tot en met 90 zijn van overeenkomstige toepassing,
tenzij de aard van de zaak of de procedure zich hiertegen verzet.

I

In artikel 344, tweede lid, wordt “indien haar dit wenselijk
toeschijnt, doch uiterlijk wanneer pleidooi wordt gevraagd of recht op
de stukken wordt verzocht” vervangen door “indien zij dit wenselijk
acht, doch uiterlijk wanneer een mondelinge behandeling als bedoeld in
artikel 87 zal worden gehouden of uitspraak zal worden gedaan.

J

Artikel 1019ij wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De rechter kan, op verzoek van partijen of van een van hen dan wel
ambtshalve, een verschijning van partijen voor een mondelinge
behandeling bevelen.

2. In het tweede lid wordt “Bij een verschijning van partijen ter
terechtzitting” vervangen door “Op de mondelinge behandeling”.

ARTIKEL III

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals dat luidt voor de
procedures en vorderingen voor de Hoge Raad waarvoor de Wet van 13 juli
2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de
Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en
digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288) en de Wet van 13
juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in
hoger beroep en cassatie (Stb. 2016, 289) in werking zijn getreden
overeenkomstig artikel II van het Besluit van 25 januari 2017 tot
vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van diverse
onderdelen van de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband
met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016,
288), de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en
digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie (Stb.
2016, 289), de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering
procesrecht, het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en
bestuursprocesrecht en het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en
digitalisering procesrecht (Stb. 2017, 16), wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 30c, derde lid, wordt “is aan dit vereiste voldaan”
vervangen door “is tevens aan dit vereiste voldaan”.

B

In artikel 412, eerste lid, wordt “om het incidentele beroep of de
voorgestelde exceptie bij conclusie te beantwoorden” vervangen door
“voor het verweerschrift om op het incidentele beroep of de
voorgestelde exceptie te reageren”.

C

Artikel 425 komt te luiden:

Artikel 425

Tegen arresten door de Hoge Raad bij verstek in cassatie gewezen wordt
geen verzet toegelaten.

ARTIKEL IV

Artikel II is van toepassing op procedures waarbij het exploot van
dagvaarding op of na de datum van inwerkingtreding van artikel II
rechtsgeldig is betekend en op procedures waarbij een verzoekschrift op
of na de datum van inwerkingtreding van artikel II bij de rechter is
ingediend.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Rechtsbescherming,

 

 

 PAGE    

 PAGE   7