[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over geweld tegen gerechtsdeurwaarders (Kamerstuk 28684-493)

Naar een veiliger samenleving

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2019D25465, datum: 2019-06-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D25465).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2017Z03296:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2019D25465 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over agressie tegen gerechtsdeurwaarders (Kamerstuk 28 684, nr. 493).

De voorzitter van de commissie,
Van Meenen

De waarnemend-griffier van de commissie,
Tielens-Tripels

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

De leden van de VVD-fractie merken de bezorgdheid op in het werkveld over de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder. Die bezorgdheid komt eruit voort dat schuldeisers een groot aandeel kunnen verkrijgen van de gerechtsdeurwaarderskantoren, iets wat een vreemde figuur is en wat deze leden betreft ook niet logisch. Het beroep van gerechtsdeurwaarder is ingevoerd om te voorkomen dat mensen zelf hun geld gaan halen en onafhankelijkheid is een wezenskenmerk van de gerechtsdeurwaarder. In 2016 heeft de VVD-fractie samen met de PvdA-fractie een amendement ingediend om te regelen dat de Kamer door middel van een lichte voorhangprocedure de gelegenheid kreeg zich uit te spreken over de algemene maatregelen van bestuur (AMvB) die gaat over de onafhankelijkheid van de deurwaarder (Kamerstuk 34 047, nr. 11). Een aantal jaar later is van onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder nog steeds geen sprake. De toezichthouder heeft zich in het verleden in het geval van derdenparticipatie binnen gerechtsdeurwaarderskantoren, door anderen dan gerechtsdeurwaarders, op het standpunt gesteld dat zij geen jurisdictie heeft over een participerende derde en derhalve in de onmogelijkheid verkeert haar toezichthoudende rol in volle omvang uit te voeren. Deelt u die mening van de toezichthouder en bent u van mening dat ook de thans ter goedkeuring voorliggende verordening, waarin wederom derden participatie door anderen dan gerechtsdeurwaarders wordt opgevoerd, niet door de toezichthouder te handhaven is? De wetgever heeft expliciet bij andere juridische beroepsbeoefenaars, zoals de advocatuur en het notariaat, de mogelijkheid van derdenparticipatie in het kader van de als noodzakelijk ervaren onafhankelijke positie uitgesloten, zo merken de aan het woord zijnde leden op. Kunt u aangeven waarom een dergelijke uitsluiting, gezien juist de bijzondere positie die de gerechtsdeurwaarder in het rechtsbestel heeft, met name die tussen schuldeiser en schuldenaar als niet noodzakelijk is ervaren? Op 20 mei 2010 is de thans vigerende Verordening Onafhankelijkheid van de Gerechtsdeurwaarder (VO) goedgekeurd, met de opmerking dat de verordening reparatie behoefde. Daarbij werd aangedrongen op een duidelijker en gemakkelijker te handhaven regeling door participatie door anderen dan gerechtsdeurwaarders als hoofdregel uit te sluiten. Uit de, nu aan de Minister ter goedkeuring voorgelegde, verordening komt naar voren dat de beroepsorganisatie de in 2010 gegeven aanwijzing niet heeft geïmplementeerd. Bent u van mening dat de in 2010 gegeven aanwijzing ten onrechte niet is opgevolgd en daarom de voorgelegde verordening geen goedkeuring verdient? Zo nee, kunt u dan uitleggen waarom het niet volgen van het aangegeven uitgangspunt toch tot goedkeuring van de verordening zou moeten leiden? De concept-verordening die aan u is voorgelegd blijft het mogelijk maken dat derden voor 49% blijven of gaan participeren in deurwaarderskantoren. Deze aandeelhouders zullen fors investeren door kapitaal te verstrekken aan de betrokken gerechtsdeurwaarder. Deze kapitaalsverstrekking leidt tot de noodzaak ook aandeelhouderswaarde te realiseren. Deze aandeelhouders zullen aanspraak kunnen maken op 49% van de winst in de onderneming van de gerechtsdeurwaarder. De leden van de VVD-fractie vragen of u kunt uitleggen waarom de momenteel onder vuur liggende tariefafspraken, zoals «kickback-fees» en no cure no pay-afspraken, niet gelijk te stellen zijn aan de winstaanspraak van bijna 50%.

De leden van de CDA-fractie hebben bezorgd kennisgenomen van de brief over geweld tegen gerechtsdeurwaarders. Ook hebben zij kennisgenomen van het jaarverslag van de gerechtsdeurwaarders 2018, het jaarverslag Bureau Financieel Toezicht 2018 en het rapport «De Toekomstbestendige Gerechtsdeurwaarder». Deze leden maken zich zorgen over de huidige stand van de sector. 2018 was wederom een moeizaam jaar binnen de branche. De winstgevendheid van de sector staat onder druk en kantoren zien zich gedwongen te fuseren of te reorganiseren. In 2018 is de omzet van de branche met 20% gedaald ten opzichte van 2017. De leden van de CDA-fractie zien dat de marktwerking in deze sector, die een publieke taak vervult, is doorgeslagen. Zij vragen u te reflecteren op de staat van de sector. Het rapport «De Toekomstbestendige gerechtsdeurwaarder» schetst een somber beeld van de huidige stand van de beroepsgroep gerechtsdeurwaarders, zo constateren de voorgenoemde leden. Erkent en herkent u deze zorgwekkende constatering? Zo studeren er bijvoorbeeld steeds minder mensen af van de beroepsopleidingen, met een dieptepunt in 2018 van 20 nieuwe studenten. Hoe beoordeelt u deze zorgwekkende ontwikkeling? Bent u in overleg getreden met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om te kijken hoe deze instroom verbeterd kan worden? Bestaan er omscholingstrajecten voor mensen die op latere leeftijd gerechtsdeurwaarder willen worden? De leden van de CDA-fractie lezen in het jaarverslag van de gerechtsdeurwaarders van 2018 dat de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders (KBvG) zich zorgen maakt over de ontwikkelingen dat de overheid geen gebruik maakt van het digitaal beslagregister en zelf onderzoek doet naar andere ICT-oplossingen. Kunt u aangeven wat de bezwaren zijn tegen het gebruik te maken van het digitaal beslagregister door de overheid? Moeten daarvoor barrières weg worden genomen?

Zo ja, welke?

In het jaarverslag van het Bureau Financieel Toezicht van 2018 lezen de leden van de CDA-fractie dat de macht van opdrachtgevers bijzonder groot is in de deurwaarderssector. Ook is sprake van een hoog aantal risicokantoren dat de afgelopen jaren in de sector actief is geweest. De inkoopmacht van grote opdrachtgevers in een krimpende markt heeft een dempend effect op de tarieven van de dienstverlening. Diverse kantoren zijn in sterke mate afhankelijk van overheidsopdrachten en repeat-players van gerechtelijke zaken, zo constateren deze leden. Daarom leidt ook de nieuwe aanbesteding van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) in 2019 tot onrust in de sector. Ziet u ook dat bij een sector als de gerechtsdeurwaarders, die een publieke taak vervullen, de marktwerking is doorgeschoten en tot problemen aan het leiden is? Wat gaat u doen teneinde deze perverse prikkels uit de sector weg te nemen? Is het bijvoorbeeld een mogelijkheid om opdrachten van het CJIB te verdelen, zoals eerder gebeurde? Zo nee, waarom niet? Dit schriftelijk overleg geeft de voorgenoemde leden aanleiding te vragen of er al resultaten zijn van de Commissie tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders? Wanneer kunnen zij dit rapport verwachten? Heeft u zicht op de gevolgen van de doorberekening van toezicht en tuchtrecht op de gerechtsdeurwaarders? Acht u het mogelijk dat de winsten in de sector zijn gedaald vanwege deze doorberekening? Heeft u cijfers die een ander resultaat laten zien? Ook leven er zorgen in de sector voor wat betreft de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder, zo signaleren de leden van de CDA-fractie. Onder meer in de brief van Deurwaardersbelangen van 14 mei 2019 wordt daadwerkelijk de oproep gedaan via AMvB de onafhankelijkheid van gerechtsdeurwaarders te borgen. Kunt u reageren op deze brief?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de agressie tegen deurwaarders niet is afgenomen, zo blijkt ook uit het jaarverslag 2018 van de KBvG. Ondanks de maatregelen zoals aangekondigd in uw brief, ziet de sector zich genoodzaakt eigen maatregelen te treffen. Zij vragen hoe u dit beoordeelt. Uw brief bevestigt de ruimte die deurwaarders hebben voor het gebruik van cameratoezicht door middel van bijvoorbeeld bodycams. Wat zijn de ervaringen van de sector met deze camera’s? Ziet u verbeteringen op dit punt?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 23 februari 2017. Zij hebben nog een aantal vragen, met name wat er sinds die brief is ondernomen teneinde agressie tegen gerechtsdeurwaarders te voorkomen. Zij vragen op welke manier de aangiftebereidheid van gerechtsdeurwaarders, die geconfronteerd worden met agressie, kan worden vergroot en hoe de bewijspositie van gerechtsdeurwaarders in het proces kan worden versterkt. De voorgenoemde leden lezen dat er op 13 december 2016 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de KBvG, de politie en het openbaar ministerie (OM). U doet daar in de brief van 23 februari 2017 verslag van. Tijdens dat gesprek heeft de KBvG verschillende acties toegelicht die door de beroepsorganisatie zijn ondernomen ter voorkoming van agressie en geweld. Ook is gesproken over de beleidsmaatregelen die genomen zijn met Programma Veilige Publieke Taak (VPT) en is aan de KBvG de suggestie gedaan een VPT-coördinator aan te stellen en aan te sluiten in een VPT-regio. De leden van de D66-fractie vinden het goed dat dit soort gesprekken tussen partners worden aangegaan. Welke stappen zijn in dat kader vervolgens ondernomen? Is er na het gesprek van 13 december 2016 nog overleg geweest tussen de KBvG, de politie en het OM in kader van agressie tegen gerechtsdeurwaarders? Kunt u meer inzicht geven in de samenwerking tussen deze partners in het kader van het waarborgen van de veiligheid van deurwaarders?

Voorts lezen de leden van de D66-fractie in het jaarverslag 2018 van de KBvG dat het aantal agressiemeldingen sinds 2016 is afgenomen (in 2016 894 meldingen, in 2017 779 meldingen, in 2018 709 meldingen). Toch verklaart de KBvG in dat jaarverslag dat deze afname onvoldoende is. De KBvG geeft aan dat genomen maatregeling en agendering bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid onvoldoende hebben geleid tot het terugdringen van het aantal incidenten. Deelt u de mening van de KBvG dat de afname van incidenten onvoldoende is? Kunt u uiteenzetten welke concrete maatregelen u sinds 23 februari 2017 heeft genomen teneinde het aantal agressie incidenten verder terug te dringen?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het artikel «Bedreigde deurwaarder niet serieus genomen», waaruit blijkt dat aangiftes door gerechtsdeurwaarders van bedreigingen of andere vormen van agressie door het OM vaak worden geseponeerd. Deze in de praktijk geringe kans op vervolging zou leiden tot een lage aangiftebereidheid bij gerechtsdeurwaarders, zo meent de KBvG. In dat kader vragen de aan het woord zijnde leden of u ook dit verband ziet tussen lage kans op vervolging en lage aangiftebereidheid onder gerechtsdeurwaarders. Kunt u dit toelichten?

In de genoemde berichtgeving lezen de leden van de D66-fractie dat het feit dat veel van de aangiftes van gerechtsdeurwaarders geseponeerd worden te maken zou hebben met de zwakke bewijskracht die een verklaring van de gerechtsdeurwaarder heeft. De verklaring van de gerechtsdeurwaarder moet worden aangevuld door steunbewijs en dat zou vaak ontbreken. In de brief van 27 februari 2017 geeft u aan dat het toekennen van bijzondere bewijskracht aan een verklaring van een gerechtsdeurwaarder die slachtoffer is van geweld niet mogelijk is aangezien deze bewijskracht enkel is voorbehouden aan opsporingsambtenaren. U vindt het ook onwenselijk een verklaring van een gerechtsdeurwaarder gelijk te schakelen met die van een opsporingsambtenaar. U geeft aan dat de opsporingsambtenaar is opgeleid om een zodanig proces-verbaal op te maken dat daarin alle elementen van de toepasselijke delictsomschrijving aan de orde komen die nodig zijn voor de bewijsbaarheid en de strafbaarheid van het feit. De gerechtsdeurwaarder is zo niet per se opgeleid. Kunt u toelichten waarom het opgeleid zijn om dergelijke bijzondere proces-verbalen op te maken een noodzakelijke vereiste is bij de toekenning van bijzondere bewijskracht? Kunt u voorts aangeven welke mogelijkheden u wel ziet de bewijspositie van de gerechtsdeurwaarder in het proces te versterken? Op welke manier kan gezorgd worden dat het steunbewijs afdoende is om over te kunnen gaan tot vervolging?

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een gerechtsdeurwaarder niet alleen de belangen moet dienen van zijn opdrachtgever, maar ook die van de schuldenaar. Een deurwaarder die zijn werk op een maatschappelijk verantwoorde manier wil uitvoeren, past waar mogelijk maatwerk toe. Dat betekent bijvoorbeeld een betalingsregeling treffen, in plaats van loonbeslag leggen. Deze leden lezen in het artikel «Voorzitter KBvG: «Marktwerking voor gerechtsdeurwaarders is doorgeslagen» van 11 maart 2019 dat de doorgeslagen marktwerking in de gerechtsdeurwaardersbranche deze onafhankelijke positie van deurwaarders schaadt. De hoge competitie zou de gerechtsdeurwaarder prikkelen meer de belangen van de schuldeiser te behartigen en af te zien van regelingen die in het belang kunnen zijn van de schuldenaar, zoals schuldhulpverlening. Ziet u een spanningsveld tussen deze ontwikkeling binnen de beroepsgroep van gerechtsdeurwaarders en het verantwoordelijk innen van schulden? Zou volgens u het onder druk komen staan van het verantwoordelijk innen van schulden door gerechtsdeurwaarders verband kunnen houden met een minder begripvolle of agressieve houding van de schuldenaar naar de gerechtsdeurwaarder toe? Kunt u uw antwoord toelichten en bent u bekend met de oorzaken van agressie tegen gerechtsdeurwaarders?

De leden van de D66-fractie lezen in het artikel ««Aanbesteding Centraal Justitieel Incasso Bureau jaagt schuldenaren op kosten» van 10 april 2019 dat de nieuwe aanbestedingsronde van het CJIB de schuldenaar op kosten jaagt. Bent u van mening dat dit soort ontwikkelingen de spanningen tussen de gerechtsdeurwaarder en de schuldenaar kunnen vergroten? Bent u bekend met het feit dat er binnen het totale deurwaarderscorps een aanzienlijk aantal gerechtsdeurwaarders de mening is toegedaan dat de participatie door derden binnen gerechtsdeurwaarderskantoren dient te worden uitgesloten, anders dan medewerkers van die kantoren en oud gerechtsdeurwaarders in het kader van overdracht van hun praktijk en dat deze gerechtsdeurwaarders nadrukkelijk opteren voor de zogeheten 0 + optie. Bent u in dit kader bekend met het feit dat van de ongeveer 710 stemgerechtigde leden van de KBvG, slechts 67 leden voor de verordening hebben gestemd, die thans aan u ter goedkeuring is aangeboden en dat in die context van draagvlak binnen de beroepsgroep niet kan worden gesproken?

De leden van de SP-fractie constateren dat buiten een paar hele grote spelers eigenlijk niemand heel blij lijkt te worden van de nieuwe CJIB aanbestedingsronde onder deurwaarders. Kan het oude verdeelmodel, waarbij gerechtsdeurwaarders op basis van persoonsgegevens aan schuldenaren werden gekoppeld, nog gebruikt worden? Zo ja, waarom wordt dan toch voor een aanbesteding gekozen? Zo nee, waarom niet? Erkent u dat marktwerking ervoor zorgt dat de marges van deurwaarderskantoren lager worden en dat daardoor de kwaliteit en de zorgvuldigheid onder druk komen te staan? Zo nee, waarom niet?

De deurwaardersmarkt is volgens de leden van de SP-fractie geen «gewone» markt. Deurwaarders kunnen dwangmiddelen gebruiken tegen burgers. Dit moet zorgvuldig gebeuren. Ziet u in dat door de op handen zijnde CJIB-aanbestedingsronde juist die zorgvuldigheid onder druk kan komen te staan. Acht u dit wenselijk? Zo ja, waarom?

Het is wat de leden van de SP-fractie betreft absoluut onwenselijk als schuldenaren, doordat zij bij de nieuwe aanbestedingsronde een nieuwe deurwaarder toegewezen krijgen, op welke wijze dan ook, meer kosten voor hun rekening krijgen dan wanneer zij dezelfde deurwaarder hadden gehouden. Kan worden bevestigd dat hier in geen geval sprake van zal zijn? Zo nee, waarom niet? Bent u bekend met de juridische discussie tussen KBvG en het CJIB over de op handen zijnde aanbesteding? Waarom wordt zo vastgehouden door het CJIB aan de juridisch niet-verplichte aanbesteding, die volgens de KBvG en anderen veel negatieve gevolgen zal hebben? Onlangs ontvingen de leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid een brief van Deurwaardersbelangen.nu. De aan het woord zijnde leden vragen u een reactie op de stelling van Deurwaardersbelangen.nu dat de onafhankelijkheid van de Nederlandse gerechtsdeurwaarder niet afdoende geregeld is en dat de KBvG er de afgelopen jaar niet in is geslaagd om afdoende regelgeving op te stellen. Klopt het dat u steeds heeft vastgehouden aan de nuloptie: participatie door derden in gerechtsdeurwaarderskantoren is onwenselijk? Klopt het ook dat deze zienswijze was opgenomen in de verordening uit 2010, maar dat enkele gerechtsdeurwaarderskantoren zich niets van deze zienswijze aantrokken? Hoe kan dat? Diende de verordening niet juist als een tegenwicht tegen een onbeperkte marktwerking? Hoe ziet u dit? Bent u nog steeds van mening dat het goed is participatie in gerechtsdeurwaarderskantoren door anderen dan gerechtsdeurwaarders als hoofdregel uit te sluiten? Deelt u de mening dat het raar is dat bij andere juridische beroepsbeoefenaars, zoals de advocatuur en het notariaat, derdenparticipatie door anderen dan respectievelijk advocaten en notarissen nadrukkelijk verboden is juist om de onafhankelijke positie van die beroepsbeoefenaars te bewaken, maar dit bij gerechtsdeurwaarders niet geregeld is? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder te regelen in een AMvB? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de beslissing van de stichting garantiefonds gerechtsdeurwaarders (GGDW) om eind 2019 te stoppen. Acht u dit wenselijk? Zo ja, waarom? Komt er een nieuw garantiefonds in de plaats van het GGDW? Is er sprake van een financieel slechte situatie bij één of meerdere van de deelnemers van het fonds? Heeft de huidige financiële situatie van de gerechtsdeurwaardersmarkt iets te maken met de opheffing van de stichting garantiefonds? Zo nee, kunt u dit onderbouwen? Beschouwt u de huidige staat van de gerechtsdeurwaardersmarkt als (financieel) gezond?

De leden van de SP-fractie hebben kunnen lezen dat het gerechtsdeurwaarders is toegestaan cameratoezicht door middel van bijvoorbeeld bodycams toe te passen om het personeel

te beschermen tegen geweld. Wordt bijgehouden hoe vaak hiervan gebruik wordt gemaakt en wat voor resultaten dit oplevert? Wordt ook periodiek getoetst of rechtmatig wordt omgegaan met deze bevoegdheid? Door wie wordt dit getoetst? De voorgenoemde leden hebben vernomen dat de KBvG ontevreden is over de aanpak van geweld tegen gerechtsdeurwaarders1, hoe ziet u dit? Wordt volgens u genoeg gedaan om geweld tegen gerechtsdeurwaarders aan te pakken? Zo ja, waarom ziet de KBvG dit dan verkeerd?


  1. zie: https://www.mr-online.nl/te-weinig-aandacht-voor-bedreigde-deurwaarders/↩︎