Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Energieraad van 25 juni 2019 (Kamerstuk 21501-33-766)
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D25481, datum: 2019-06-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D25481).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (Ooit GL kamerlid)
- Mede ondertekenaar: R.P. Jansma, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z11643:
- Indiener: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-06-17 12:00: Energieraad (formeel) op 25 juni 2019 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-06-18 15:45: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-06-18 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-09-02 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2019D25481 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde agenda voor de Energieraad van 25 juni 2019 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 766), het verslag van de informele Energieraad van 2 april 2019 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 760), het fiche «Mededeling Naar een efficiëntere en meer democratische besluitvorming voor het energie- en klimaatbeleid van de EU» (Kamerstuk 22 112, nr. 2811) en het rapport van Navigant «EU-langetermijnstrategie klimaat» (Kamerstuk 31 793, nr. 188).
De voorzitter van de commissie,
Diks
Adjunct-griffier van de commissie,
Jansma
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de formele Energieraad die op 25 juni plaatsvindt. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De Minister beschrijft in de geannoteerde agenda van de formele Energieraad dat de Nederlandse inzet voor het toekomstige energiesysteem van de Energie Unie zich focust op klimaatneutraliteit en leveringszekerheid. Kan de Minister, overwegende dat kernenergie een constante energiebron is en dat bij de opwekking van kernenergie geen CO2 vrijkomt, toelichten welke rol hij voorziet voor kernenergie in de Nederlandse inzet voor de contouren van het toekomstige energiesysteem binnen de Europese Unie?
Kan de Minister, constaterende dat het Roemeens voorzitterschap voornemens is Raadsconclusies aan te nemen tijdens de formele energieraad op 25 juni over de contouren van het toekomstige energiesysteem binnen de Energie Unie in relatie tot de Europese energie- en klimaatdoelen, een toelichting geven op de inhoud van deze Raadsconclusies?
De Minister geeft aan dat tijdens de Europese Raad van 22 maart 2019 geen concreet jaartal is gekoppeld aan het overeengekomen doel met betrekking tot klimaatneutraliteit. Constaterende dat de EU in de loop van dit jaar tot overeenstemming moet komen over een klimaatdoel voor 2050 en dat de lidstaten onderling verschillende opvattingen delen over klimaatneutraliteit, kan de Minister aangeven op welke termijn hierover meer duidelijkheid wordt verschaft?
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat de Europese Commissie tot eind juni 2019 heeft om de aangeleverde Integrale nationale energie- en klimaatplannen (INEKs) per lidstaat te beoordelen. Deze leden vragen of Nederland reeds een reactie heeft ontvangen. Zo ja, kan de Minister de reactie van de Commissie delen met de Kamer? Zo nee, kan Nederland naar verwachting nog een reactie ontvangen?
De Minister geeft aan dat de concept-INEKs laten zien dat de ambitie van de lidstaten om bij te dragen verschilt. Overwegende dat de INEKs een goed middel zijn om integraal voortgang op de EU-doelen te borgen, kan de Minister deze verschillen toelichten?
De leden van de VVD fractie hebben kennisgenomen van de constatering van de Commissie dat sinds de inwerkingtreding van het Euratom-verdrag de besluitvormingsbepalingen op het gebied van kernenergie niet ingrijpend zijn gewijzigd en derhalve geactualiseerd moeten worden. Kan de Minister toelichten op welke wijze deze besluitvormingsbepalingen geactualiseerd zouden moeten worden?
De leden van de VVD fractie zijn blij met het uitgevoerde onderzoek van Navigant ten aanzien van het voorstel van de Europese Commissie voor een EU-langetermijnstrategie voor klimaat. Kan de Minister aangeven of binnen dit onderzoek ook de rol van kernenergie voor het halen van het 2050 doel is geanalyseerd? Zo ja, kan de Minister deze analyse toelichten? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister toelichten of de mogelijkheid bestaat om net als bij het Nero-windpark in Roemenië, kernenergie uit een andere EU-lidstaat te laten meetellen voor hernieuwbare energiedoelstellingen? Kan de Minister uitleggen waarom dit wel of niet mogelijk is?
De leden van de VVD hebben vernomen dat uit onderzoek van Navigant blijkt dat een strategie van vooroplopen het risico van een verslechtering van de concurrentiepositie van met name de energie-intensieve industrie met zich mee kan brengen. Kan de Minister aangeven op welke gepresenteerde scenario’s van de Commissie deze conclusie betrekking heeft?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Energieraad van 25 juni 2019. Hierover hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de concept-INEKs laten zien dat de ambitie van de lidstaten om bij te dragen verschilt. Deze leden vragen om aan te geven waar deze verschillen in zitten. Zij vragen op welk reductiepercentage van broeikasgassen in 2030 de verschillende concept-INEKs gericht zijn. Het kabinet pleit in Europa voor het verhogen van de reductieopgave voor 2030. Wanneer is duidelijk of deze verhoging naar 55 of 49% CO2-reductie in 2030 er wel of niet komt en hoe is het Europese besluitvormingsproces erop ingericht dat de INEKs van de verschillende lidstaten kunnen worden aangepast aan een hogere doelstelling?
De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de Nederlandse inzet ten aanzien van de mededeling «Naar een efficiëntere en meer democratische besluitvorming voor het energie- en klimaatbeleid van de EU». Deze leden delen de mening dat voor besluitvorming over fiscale onderwerpen de beslissingsbevoegdheid op nationaal niveau essentieel is en het behoud daarvan fundamenteel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Energieraad en hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister hoe het staat met het vormen van en Europese kopgroep voor een CO2-reductiedoelstelling van 55%. Ook vragen deze leden de Minister wat de verwachting is van de toekomstige Europese Commissie op de klimaat- en energiedossiers. Wat verwacht de Minister van het Fins voorzitterschap en welke, voor Nederland, belangrijke onderwerpen kunnen verder gebracht worden? Welke andere Europese landen zijn van plan om gebruik te maken van het Joint Project Mechanism (JPM)? Deze leden fractie lezen dat en marge van de Energieraad gesproken zal worden over INEKs en buurlanden. Deze leden vragen de Minister hoe de INEKs van de andere Europese lidstaten beoordeeld zijn door de Commissie en of met deze plannen de doelen uit het Klimaatakkoord dichterbij komen. Kan de Minister de reactie van de Europese Commissie op het voorlopige INEK van Nederland met de Kamer delen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben enkele vragen over de Energieraad van 25 juni 2019. Ten eerste hebben deze leden vragen over de Raadsconclusies die zullen worden aangenomen op de bijeenkomst. Deze leden zijn verheugd dat er op 22 maart 2019 is besloten om een klimaatneutrale unie te verwezenlijken en moedigen de Minister aan bij de inzet om dit te koppelen aan het jaartal 2050. De leden van de GroenLinks-fractie delen de mening van de Minister dat een CO2-minimumprijs op EU-niveau een prioriteit van Nederland moet zijn. Kan de Minister toelichten op welke wijze hij zich gaat inzetten om andere landen van het belang van een CO2-minimumprijs te overtuigen?
Ten tweede hebben de leden van de GroenLinks-fractie een aantal vragen over de INEKs. In de geannoteerde agenda wordt over de Nederlandse inzet alleen gesproken over «het belang om lange termijn zekerheid te bieden in het energie- en klimaatbeleid». Kan de Minister toelichten wat hij hier concreet mee bedoelt? Daarnaast begrijpen deze leden dat de mate van ambitie in de INEKs enorm verschilt van lidstaat tot lidstaat. Deze leden vinden dit zeer zorgelijk aangezien het van groot belang is dat iedere lidstaat zich voldoende inzet om de Europese 2030-doelstellingen te behalen. Gaat de Minister hier aandacht voor vragen tijdens de Energieraad?
Ten derde hebben de leden van de GroenLinks-fractie enkele vragen over de strategische langetermijnvisie van de Europese Commissie op een klimaatneutrale economie. Het onderzoek dat de Minister hiernaar heeft laten uitvoeren door Navigant toont aan dat de scenario’s haalbaar zijn, maar dat er nog wel enkele onzekerheden bestaan. Navigant stelt onder andere dat de ontwikkeling van een circulaire economie een cruciale randvoorwaarde is en dat de wijze waarop een aandeel duurzame energie groter dan 70% in het energienetwerk kan worden geïntegreerd onzeker is. Gaat de Minister deze onzekerheden tijdens de Energieraad aankaarten? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat er meer aandacht komt voor deze onzekerheden in de EU-langetermijnstrategie? De leden van de GroenLinks-fractie lezen verder dat Navigant concludeert dat ambitieuzere vroegtijdige actie door middel van tussendoelen in 2030 en 2040 zou betekenen dat er een meer kosteneffectief pad naar klimaatneutraliteit zou komen in 2050. Deze leden zijn blij met de Nederlandse inzet om het EU 2030-doel te verhogen naar 55% emissiereductie, maar lezen niets over een Nederlandse inzet voor een 2040-doel, ondanks de conclusie van Navigant en ondanks de eigen conclusie dat «minder ambitieuze tussendoelen tot effect hebben dat er een hogere cumulatieve emissie plaatsvindt». Is de Minister gelet op het voorgaande bereid om tijdens de Energieraad ook te pleiten voor een ambitieus 2040-doel?
Tot slot vragen deze leden hoe het staat met de implementatie van de recent aangenomen Gasrichtlijn. Welk parlementaire besluitvorming komt er hieromtrent nog aan? Kan de Minister tevens een toelichting geven over de dreiging van de Verenigde Staten met sancties voor bedrijven die betrokken zijn bij Nord Stream 2? Hoe reëel acht de Minister deze dreiging? De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de nieuwe route voor Nord Stream 2 die Denemarken onderzoekt. Hoeveel vertraging zou dit mogelijk op kunnen leveren voor Nord Stream 2? Kan de Minister toelichten waarom Denemarken deze extra stap heeft ondernomen?
Deze leden vragen hoe het staat met de technische maatregelen die door de Commissie genomen worden om gas niet alleen van oost naar west van ook van west naar oost kan stromen. Over welke landen in het oosten gaat dit allemaal? Wanneer zijn deze maatregelen volledig geïmplementeerd? De leden van de GroenLinks-fractie vragen tot slot hoeveel potentiële gasleveranciers Nederland en de EU voldoende achten om de doelstelling van een onafhankelijke energievoorziening te garanderen en aan welke eisen deze potentiële gasleveranciers moeten voldoen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Energieraad van 25 juni 2019. Vooral het fiche over een efficiëntere en meer democratische besluitvorming voor het energie- en klimaatbeleid van de EU roept bij deze leden vragen op.
De leden van de SP-fractie zijn verheugd te lezen dat het kabinet voor beslissingsbevoegdheid is over eigen fiscale regelgeving. Vraag hierbij is wel hoe de Minister zal voorkomen dat het Europees parlement alsnog verandert van raadgevend naar medebeslissend orgaan.
De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze de Minister kenbaar gaat maken dat afstappen van besluitvorming bij unanimiteit wat betreft Nederland onbespreekbaar is. Wordt de reactie daarop ook teruggekoppeld aan de Kamer?
De Europese Commissie stelt dat sociale rechtvaardigheid belangrijk is binnen het hervormen van de energiebelasting, zo lezen deze leden. Het kabinet deelt de mening dat samenwerking hierop belangrijk is. Bij deze leden roept dit de vraag op hoe sociale rechtvaardigheid gewaarborgd wordt in alle lidstaten wanneer de Europese Unie besluit over te gaan op besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid. Kan de Minister toelichting geven op de uitspraak «Nederland deelt de mening van de Commissie dat er op deelterreinen goede redenen kunnen zijn om af te stappen van unanimiteit»?
Ook vragen de leden van de SP-fractie om een toelichting op de inzet van het kabinet waarbij efficiëntere besluitvorming op specifieke dossiers voor klimaat en energie niet opweegt tegen het risico dat Nederland kan lopen in de toekomst op andere fiscale dossiers.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda van dit schriftelijk overleg en hebben daarover enkele kritische vragen en opmerkingen.
De Minister schrijft in zijn Kamerbrief van 28 mei 2019 dat er momenteel «bij veel lidstaten echter nog weerstand bestaat tegen het ophogen van de 2030-doelstelling» en dat «de EU-langetermijnstrategie grofweg in lijn is met het huidige Nederlandse klimaatbeleid en het ontwerpklimaatakkoord». De leden van de Partij voor de Dieren-fractie waarderen het dat Nederland andere landen wil aanmoedigen om hogere doelen te stellen, maar zijn ook van mening dat de Minister met de bovenstaande stellingname de Nederlandse situatie een stuk rooskleuriger voordoet dan deze in werkelijkheid is. De omvang van de klimaatcrisis vergt, zoals ook is afgesproken in het Parijsakkoord, een maximale inspanning van alle landen. Nederland heeft deze maximale inspanning tot nu toe niet geleverd. Stichting Urgenda won de door haar aangespannen rechtszaak tegen de Staat1 al in 2015, maar Nederland wacht sindsdien nog steeds met het realiseren van ambitieuze en concrete klimaatmaatregelen. Tot nu toe werd alleen het sluiten van de Hemwegcentrale bekend gemaakt en ontliep de regering het aanpakken van heilige huisjes als de bioindustrie, fossiele industrie en luchtvaart. Het Urgenda-doel voor 2020 wordt door Nederland naar alle waarschijnlijkheid niet gehaald. Gaat de Minister tijdens de Energieraad op 25 juni 2019 in op de gebrekkige Nederlandse inspanningen ten opzichte van het Urgenda-doel in 2020? Zo nee, waarom niet?
In de recent aangenomen Klimaatwet staat voor het jaar 2030 slechts een boterzacht «streven» naar 49% CO2-reductie ten opzichte van 1990. Dat is te weinig en op geen enkele wijze afdwingbaar, zo menen deze leden. Het wetenschappelijk gefundeerde instrument van een «emissiebudget» werd in het politieke polderproces geschrapt en ambitieuze tussendoelen op weg naar 2050 ontbreken. Daarmee geeft Nederland alle ruimte voor het verder uitstellen en afschuiven van ambitieus klimaatbeleid. De 17 amendementen van de Partij voor de Dieren die de Klimaatwet in lijn zouden brengen met het leveren van een maximale inspanning om de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 1,5 graad Celsius werden door de indieners van de Klimaatwet verworpen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zitten echter niet stil en komen met de «Klimaatwet 1.5»: een wet die het Nederlandse klimaatbeleid in lijn brengt met het 1,5°C-doel.
Dat de sterk afgezwakte Klimaatwet problematisch is, wordt zelfs onderschreven door de Minister wanneer hij schrijft dat «het volgen van een minder ambitieus reductiepad dan gepresenteerd in EU langetermijnstrategie, de haalbaarheid van klimaatneutraliteit in 2050 in gevaar kan brengen. Bovendien hebben minder ambitieuze tussendoelen tot effect dat er een hogere cumulatieve emissie plaatsvindt, die later moet worden gecompenseerd. Ook is latere actie uiteindelijk duurder dan vroegtijdige emissiereductie». Erkent de Minister dat het Nederlandse klimaatbeleid tot nu toe in schril contrast staat met deze uitgangspunten? Zo nee, waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat de zogenaamde voortrekkersrol van Nederland momenteel nogal magertjes uitpakt. Concrete klimaatactie wordt immers al jarenlang uitgesteld en afgeschoven op toekomstige generaties. Ziet de Minister ook een spanningsveld tussen enerzijds de ambitieuze uitspraken op het internationale toneel en anderzijds het achterblijvende en ontoereikende Nederlandse klimaatbeleid? Zo nee, waarom niet? Wat is momenteel de status van de zogenaamde «kopgroep» in Europa? Erkent de Minister dat de tijd ontbreekt om nog langer te wachten met concrete klimaatactie? Zo nee, waarom niet? Erkent de Minister dat Nederland, als een van de meest vervuilende landen ter wereld, juist het goede voorbeeld zou moeten nemen door, in lijn met het Parijsakkoord en de urgentie van de klimaatcrisis, zelf zijn eigen doelen maximaal op te hogen? Zo nee, waarom niet?
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:7145↩︎