35225 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet in verband met de herziening van het beslag- en executierecht
Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet in verband met de herziening van het beslag- en executierecht
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2019D25531, datum: 2019-06-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State
Onderdeel van zaak 2019Z12330:
- Indiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-06-18 15:45: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-07-03 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-09-05 14:00: Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet in verband met de herziening van het beslag- en executierecht (35225) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-12-18 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-12-19 15:20: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-04-07 12:15: Procedurevergadering (videoconferentie) in verband met behandeling spoedeisende wetsvoorstellen (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-05-11 12:30: Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet in verband met de herziening van het beslag- en executierecht (Kamerstuk 35225) en Wet homologatie onderhands akkoord (Kamerstuk 35249) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-05-14 19:10: Einde vergadering: STEMMINGEN (over moties ingediend bij het debat over transparantie over luchtaanvallen in de strijd tegen IS, de Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet in verband met de herziening van het beslag- en executierecht (35 225), de Wet homologatie onderhands akkoord (35 249) en de Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn (35 358)) (Stemmingen), TK
- 2020-06-04 10:00: Procedures en brieven (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
No.W16.18.0378/II 's-Gravenhage, 15 februari 2019
...................................................................................
Bij Kabinetsmissive van 10 december 2018, no.2018002280, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de herziening van het beslag- en executierecht, met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel herziet het beslag- en executierecht in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Faillissementswet en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek om het bestaansminimum van schuldenaren beter te kunnen waarborgen, beslaglegging en executie effectiever en efficiënter te maken, en te voorkomen dat beslaglegging uitsluitend wordt ingezet als pressiemiddel.
Het wetsvoorstel wordt ingepast in het programma ‘verbetering van het burgerlijk procesrecht’.1 Het voldoet daarmee aan een breed gedragen behoefte in de rechtspraktijk tot vereenvoudiging, snelheid, flexibiliteit en effectiviteit van de gerechtelijk geschiloplossing en van het beslag- en executierecht. Deze behoefte blijkt onder meer uit de grote hoeveelheid in beginsel positieve reacties op de internetconsultatie van het wetsvoorstel. De toelichting besteedt zorgvuldig aandacht aan die inbreng.
De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de reikwijdte van de nadere regels die kunnen worden gesteld over het beslagvrij bedrag bij bankbeslag. In verband daarmee is aanpassing van de toelichting wenselijk.
1. Nadere regels beslagvrij bedrag
Het wetsvoorstel regelt een beslagvrij bedrag bij bankbeslag (het beslagvrije bedrag). De regeling is vergelijkbaar met de beslagvrije voet bij beslag op inkomen, en vormt daarop een belangrijke aanvulling. Als beslag op het inkomen van de schuldenaar wordt gelegd bij, bijvoorbeeld, diens werkgever, stelt de regeling van de beslagvrije voet zeker dat die schuldenaar een basisinkomen blijft behouden waarmee kan worden voorzien in de eerste levensbehoeften. Als dat inkomen op diens bankrekening is overgemaakt, kan onder de huidige regelgeving in principe beslag op die bankrekening worden gelegd. Dat leidt tot een ongewenste discussie met de beslagene en de bank over de vraag of het gaat om een basisinkomen waarop geen beslag gelegd dient te worden. Een dergelijke discussie brengt ook onnodige kosten mee.
Het wetsvoorstel voorziet in een regeling die deze situatie voorkomt. Een bankbeslag op een tegoed dat een natuurlijke persoon op een bankrekening heeft, kan na inwerkingtreden niet langer worden gelegd op een bepaald bedrag per leefsituatie.2 Het wetsvoorstel stelt deze bedragen forfaitair vast. De hoogte ervan is afgestemd op de wijze waarop de hoogte van de beslagvrije voet wordt vastgesteld in de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Wvbv).3 Het wetsvoorstel bevat een samenloopbepaling, zodat na het inwerking treden van de Wvbv de hoogte van de in die wet geregelde bedragen rechtstreeks doorwerkt in de hoogte van het beslagvrije bedrag bij bankbeslag.
De bedragen die in de Wvbv zijn geregeld, zijn niet forfaitair; er is sprake van een berekeningsmethodiek die de hoogte vaststelt. Die berekeningsmethodiek is zodanig ingericht dat de periodieke vaststelling van de hoogte automatisch rekening houdt met verschillende factoren zoals huurtoeslagen. Jaarlijkse indexatie is dan niet nodig.
De Afdeling is met de regering van oordeel dat het in de rede ligt dat die berekeningsmethodiek voor de hoogte van het beslagvrije bedrag ook geldt voor de hoogte van het beslagvrije bedrag bij bankbeslag. Het gaat immers om hetzelfde doel, namelijk dat een basisinkomen voor schuldenaren wordt gegarandeerd. Ook ligt het in de rede dat het huidige wetsvoorstel in de periode die ligt tussen de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel en de Wvbv forfaitaire bedragen hanteert.
De Afdeling merkt echter op dat het wetsvoorstel bepaalt dat “bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld inzake de uitvoering van dit beslag”.4 De toelichting maakt niet duidelijk of deze regels betrekking kunnen hebben op de hoogte van de in de wet gestelde bedragen. Een dergelijke toelichting is wel wenselijk, nu onduidelijk is welke periode zal verstrijken tussen de inwerkingtreding van deze wet en de Wvbv, en of in de tussentijd bijvoorbeeld een jaarlijkse indexatie aangewezen kan zijn.
De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande de toelichting aan te passen.
2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal
opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden
voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt
ingediend.
De vice-president van de Raad van State,
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W16.18.0378/II
In de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel V, de zin ‘De bepaling kent geen sanctie’ vervangen door: ‘De bepaling kent geen bijzondere sanctie’.
Memorie van toelichting, Algemeen deel.↩︎
Artikel I, onderdeel U, artikel 475a, van het wetsvoorstel. Deze bedragen zijn in het wetsvoorstel opgenomen, en zijn in overeenstemming zijn met de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. Die wet is nog niet in werking getreden. Als die wet in werking treedt zal in plaats van de bedragen in deze wet een dynamische verwijzing naar die wet worden opgenomen; het wetsvoorstel bevat daarvoor een samenloopbepaling (Artikel VI).↩︎
Artikel I, onderdeel G, van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (artikel 475da (nieuw) Rechtsvordering).↩︎
Artikel I, onderdeel U, van het wetsvoorstel (artikel 475a, vierde lid (nieuw) Rechtsvordering).↩︎