[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

De btw plicht voor toezichthouders in het licht van een recente uitspraak van het Europees Hof

Schriftelijke vragen

Nummer: 2019D25742, datum: 2019-06-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2019Z12436).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z12436:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019 Vragen gesteld door de leden der Kamer

2019Z12436

Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over de btw-plicht voor toezichthouders in het licht van een recente uitspraak van het Europees Hof (ingezonden 18 juni 2019)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het arrest van het Europees Hof van Justitie van 13 juni 2019 over de btw-plicht voor toezichthouders?1

Vraag 2

Heeft u kennisgenomen van de conclusie van het arrest die luidt:

«De artikelen 9 en 10 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, moeten aldus worden uitgelegd dat een lid van de raad van commissarissen van een stichting, zoals verzoeker in het hoofdgeding – die wat de uitoefening van zijn werkzaamheden als lid van die raad betreft weliswaar op geen enkele wijze hiërarchisch ondergeschikt is ten aanzien van het bestuursorgaan of de raad van commissarissen van die stichting, doch noch in eigen naam, noch voor eigen rekening, noch onder zijn eigen verantwoordelijkheid handelt, maar handelt voor rekening en onder de verantwoordelijkheid van diezelfde raad, en evenmin het economische bedrijfsrisico draagt, aangezien hij een vaste vergoeding ontvangt die niet afhankelijk is van zijn deelname aan vergaderingen of van zijn feitelijk gewerkte uren –, niet zelfstandig een economische activiteit verricht»?

Vraag 3

Kunt u aangeven welke toezichthouders in Nederland dus niet btw-plichtig zijn en kunt u dit in een beleidsbesluit vastleggen?

Vraag 4

Kunt u aangeven wat er gebeurt met een 'Verklaring omtrent de hoedanigheid van belastingplichtige», waarin de Belastingdienst in het verleden aangegeven heeft dat iemand btw-plichtige is en dat volgens EU-recht toch niet blijkt te zijn? Wordt die met terugwerkende kracht ingetrokken of hersteld?

Vraag 5

Klopt het dat het arrest de facto terugwerkende kracht heeft omdat het een uitleg van EU-recht geeft die ook voor de uitspraak van toepassing was?

Vraag 6

Wat moeten mensen doen die sinds 2012 btw in rekening gebracht hebben en nu niet btw-plichtig blijken te zijn onder Europees recht?

Vraag 7

Kunt u aangeven op welke gronden Nederland in 2012 besloten heeft dat het juist uit EU-recht volgde dat er wel een btw-plicht voor toezichthouders was? Kunt u de juridische adviezen en correspondentie met de commissie aan de Kamer doen toekomen?

Vraag 8

Kunt u deze vragen een voor een en binnen de reguliere termijn beantwoorden?


  1. ECLI:EU:C:2019:490 over de Prejudiciële verwijzing – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikelen 9 en 10 – Belastingplichtige – ‚Zelfstandig» verrichte economische activiteit – Begrip – Werkzaamheden als lid van de raad van commissarissen van een stichting↩︎