WODC onderzoeksrapport ‘Handhaving en veiligheid bij strafrechtelijke contact-, locatie- en gebiedsverboden ter bescherming van slachtoffers’
Slachtofferbeleid
Brief regering
Nummer: 2019D25818, datum: 2019-06-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33552-54).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 33552 -54 Slachtofferbeleid.
Onderdeel van zaak 2019Z12469:
- Indiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-06-25 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-07-03 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-11-27 13:30: Slachtofferbeleid (Algemeen overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-11-28 14:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
33 552 Slachtofferbeleid
Nr. 54 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juni 2019
Naar aanleiding van de invoering van het instrument van de Individuele Beoordeling op 1 juli 2018 heeft het WODC, in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, onderzoek laten verrichten naar de effectiviteit van strafrechtelijke beschermingsmaatregelen die worden ingezet ten behoeve van slachtoffers van criminaliteit. Met deze brief bied ik u het onderzoeksrapport «Handhaving en veiligheid bij strafrechtelijke contact-, locatie- en gebiedsverboden ter bescherming van slachtoffers» aan1.
Het onderzoek heeft zich gericht op de inzet van beschermingsmaatregelen bij de schorsing van de voorlopige hechtenis, de gedragsaanwijzing van de Officier van Justitie, de vrijheidsbeperkende maatregel en de voorwaardelijke veroordeling. Uit het onderzoek blijkt dat slachtoffers en professionals de verboden zien als een belangrijk beschermingsinstrument. Zo concluderen de onderzoekers dat 65% van de bevraagde slachtoffers na oplegging van een verbod een afname ervaren van het aantal incidenten. Dat stemt mij positief, want daar zijn dergelijke verboden ook voor bedoeld.
Het onderzoek laat echter ook zien dat er op punten nog ruimte is voor verbetering van de uitvoering in de praktijk. Zo komt uit het onderzoek naar voren dat contact-, locatie- en gebiedsverboden regelmatig worden geschonden. Handhavingsinstanties reageren volgens slachtoffers niet altijd met voldoende urgentie als door hen een schending van een verbod wordt geconstateerd. Daarbij speelt mee dat informatie over opgelegde verboden niet altijd voor alle betrokken ketenpartners toegankelijk is. Daarnaast constateren de onderzoekers dat slechts bij een minderheid van de onderzochte gebieds- en locatieverboden gebruik wordt gemaakt van Elektronische Monitoring.
Contact-, locatie- en gebiedsverboden zijn een belangrijk instrument om slachtoffers van criminaliteit te beschermen tegen herhaald slachtofferschap.
Ik vind het dan ook van belang dat deze instrumenten in de praktijk goed werken.
Het rapport is voor mij aanleiding om samen met het OM, de politie en de reclassering te zoeken naar mogelijkheden om de werkwijze rondom contact-, locatie- en gebiedsverboden te verbeteren. Daarbij zal specifiek aandacht worden besteed aan de inzet van toezichts- en handhavingsinstrumenten en de opvolging bij schendingen van de verboden. Ook wil ik verkennen op welke wijze beter aangesloten kan worden op de veiligheidsbeleving van slachtoffers, bijvoorbeeld door de inzet van één vast aanspreekpunt voor slachtoffers.
Ik zal uw Kamer dit najaar een beleidsreactie doen toekomen waarin ik onder andere op deze punten zal ingaan.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎