Reactie op het verzoek van het lid Kröger, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 11 juni 2019, over het bericht dat Shell de fundamenten van drie olieplatforms in de Noordzee wil laten staan
Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee
Brief regering
Nummer: 2019D25955, datum: 2019-06-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33450-61).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 33450 -61 Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee.
Onderdeel van zaak 2019Z12549:
- Indiener: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2019-06-20 10:00: Water (Algemeen overleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2019-06-26 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2019-07-02 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-04 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-16 00:00: Dertigledendebat over het bericht dat Shell de fundamenten van drie olieplatforms in de Noordzee wil laten staan (Plenair debat (dertigledendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
33 450 Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee
Nr. 61 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2019
Op verzoek van het lid Kröger zoals gedaan in de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Waterstaat van 7 juni en bij het ordedebat van de Tweede Kamer op 11 juni (Handelingen II 2018/19, nr. 91, item 28), informeer ik u mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de Nederlandse standpuntbepaling in OSPAR ten aanzien van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om bij het opruimen van drie platforms op de Noordzee onderdelen van fundamenten te laten staan. De aanleiding zijn twee artikelen in de Volkskrant van 5 juni jl.
Het algemene Nederlandse standpunt is dat alle mijnbouwplatforms na gebruik volledig worden opgeruimd. Uitzonderingen zijn er voor platforms die kunnen worden hergebruikt voor bijvoorbeeld opslag van waterstof of CO2. Maar ook wanneer dat gebruik is beëindigd, dient het platform volledig te worden opgeruimd. Nederland kan instemmen met uitzonderingen op deze regel wanneer opruimen technisch niet mogelijk is, wanneer de arbeidsomstandigheden te hoge veiligheidsrisico’s met zich meebrengen, of wanneer de milieurisico’s van het opruimen groter zijn dan van laten staan. Naar aanleiding van een onafhankelijke beoordeling van het onderhavige voornemen van het VK zal ik mede namens de Minister van EZK het Nederlandse conceptstandpunt in deze aan uw Kamer voorleggen, alvorens het definitieve standpunt richting het VK te communiceren. Het VK is hiervan op de hoogte gesteld. Ik licht dat hieronder verder toe.
Voorts verwijs ik uw Kamer naar mijn antwoorden (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 3125) op de vragen die op 7 juni jl. door leden Wassenberg en Van Kooten-Arissen zijn gesteld over deze kwestie.
De kwestie
Het Verenigd Koninkrijk zit in de procedure om Shell vergunning te verlenen voor het opruimen van de uitgeproduceerde olieproductieplatfoms Brent Bravo, Charlie en Delta in de Britse Exclusief Economische Zone van de Noordzee. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de opruimplicht volgens het OSPAR-verdrag ter bescherming van het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan. Alle Noordzeelanden, inclusief Nederland zijn lid van OSPAR. Daarbij is het Verenigd Koninkrijk voornemens om, op basis van wetenschappelijke rapportages van Shell, toestemming te geven voor uitzonderingen op de opruimplicht om delen van de fundamenten te laten staan. De gehele assessmentmethode en de onderliggende rapporten zijn getoetst door een Independent Review Group bestaande uit vooraanstaande wetenschappers van Britse en buitenlandse universiteiten: zij komen tot dezelfde conclusie. In de opslagtanks die achtergelaten zouden worden, zit in totaal 640.000m3 verontreinigd water en 40.000m3 verontreinigd sediment; in totaal bevindt zich dan 11.000 ton aan koolwaterstoffen (olie en chemicaliën) in deze opslagtanks.
De opruimplicht, derogaties en procedure
Het uitgangspunt volgens OSPAR-besluit 98/3, opruimplicht voor platforms, is dat alle niet meer in gebruik zijnde installaties moeten worden verwijderd. Nederland was pleitbezorger voor het instellen van een dergelijke opruimplicht. In het besluit worden ook enkele ontheffingen van de opruimplicht (derogaties) genoemd. Dit betreft onder anderen het laten staan van stalen jackets en betonnen installaties boven een bepaald gewicht. Via een uitgebreide assessmentmethode moet aangetoond worden dat het milieutechnisch en veiligheidstechnisch beter is om de installaties te laten staan dan om deze te ontmantelen en op land verder te verwerken. In 2018 is het OSPAR-besluit kritisch gereviewd, waarbij zowel de ontheffingsuitgangspunten en de assessmentmethode overeind zijn gebleven.
Het vergunningverlenende land, in dit geval het Verenigd Koninkrijk, is verplicht om de andere OSPAR-landen en observer-organisaties die bij OSPAR zijn aangesloten, te consulteren. Indien dit tot bezwaren leidt, wordt in eerste instantie getracht in onderling overleg de bezwaren weg te nemen. Als de bezwaar makende partijen het niet eens zijn met de reactie van het VK, dan kan een verzoek worden gericht aan het OSPAR secretariaat om een raadgevend overleg te organiseren waarbij alle verdragspartijen, de observerende partijen en de initiatiefnemer (Shell) worden uitgenodigd om de bezwaren te bespreken. Vervolgens is het aan het land zelf om het definitieve besluit te nemen.
Nederlandse standpuntbepaling
In de procedure rondom de vergunningverlening door het VK voor het opruimen van de drie platforms en uitzonderingen daarop, is bezwaar aangetekend door Duitsland en Greenpeace. Het VK heeft met Duitsland over haar reactie gecorrespondeerd, deze correspondentie is in ons bezit. Duitsland heeft al aan Nederland laten weten dat de bezwaren niet zijn weggenomen, en een verzoek aan het OSPAR-secretariaat zal richten om een consultatieoverleg te organiseren met alle verdragspartijen, de observerende partijen en de initiatiefnemer (Shell). Nederland heeft Duitsland en VK gemeld het beleggen van dit overleg te steunen en daaraan te zullen deelnemen. In tegenstelling tot wat wordt gesuggereerd in de Volkskrant vond deze bijeenkomst niet vorige week plaats, maar zal naar verwachting eind augustus – eerste helft september plaatsvinden.
Ik heb opdracht gegeven om een onafhankelijk bureau alle rapportages en correspondentie te laten bestuderen en mij en de Minister van EZK te adviseren over het definitief in te nemen Nederlandse standpunt. Ik zal uw Kamer dit conceptstandpunt voorleggen alvorens het definitieve standpunt richting het VK in te nemen. Nederland heeft aan het VK laten weten een voorbehoud te maken voor het inbrengen van het Nederlandse standpunt in het te beleggen OSPAR-overleg, hangende de behandeling daarvan in uw Kamer.
Ik wil benadrukken dat de Nederlandse standpuntbepaling uiterste zorgvuldigheid vergt. Het betreft een afweging waarbij zowel risico’s voor het milieu als voor mensenlevens op zee in het geding zijn, alsook de zorg over precedentwerking ten aanzien van derogaties, in de context van de honderden platforms die de komende tientallen jaren op de Noordzee zullen moeten worden opgeruimd. Verwacht wordt dat er nog derogatieverzoeken zullen volgen vanuit het VK (8) en Noorwegen (10) waarbij sprake is van opslagtanks in de fundering. Navraag bij beide landen levert nog geen nadere informatie op over het gebruik van deze opslagtanks.
Op het Nederlandse deel van de Noordzee komen dergelijke funderingen niet voor. Er zijn dan ook geen belemmeringen om alle platforms op ons deel van de Noordzee uiteindelijk op te ruimen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga