Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de stand van zaken fosfaatrechtenstelsel (Kamerstuk 33037-355)
Mestbeleid
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D26003, datum: 2019-06-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit GroenLinks-PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: S. Kouwenhoven, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z10477:
- Indiener: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-05-28 13:00: Extra procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-05-28 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-05-29 12:00: Wijziging van de Meststoffenwet in verband met tijdelijke verhoging van het afromingspercentage bij overgang van een fosfaatrecht (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-06-05 11:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-06-18 14:00: Stand van zaken fosfaatrechtenstelsel (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-06-20 14:35: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-11 11:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2020-11-04 13:00: Mestbeleid (Algemeen overleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
Preview document (š origineel)
Inbreng verslag van een schriftelijk overleg Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief inzake de stand van zaken met betrekking tot de fosfaatrechten (Kamerstuk 33 037, nr. 355). De voorzitter van de commissie, Kuiken Adjunct-griffier van de commissie, Kouwenhoven Inhoudsopgave I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie II Antwoord / Reactie van de minister I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief inzake de stand van zaken met betrekking tot de fosfaatrechten en de verschillende bijlagen over het fosfaatrechtenstelsel. Tijdens het wetgevingsoverleg over de Wijziging van de Meststoffenwet in verband met tijdelijke verhoging van het afromingspercentage bij overgang van een fosfaatrecht (Kamerstuk 35 208, nr. 2) op 29 mei 2019 was deze brief met bijlagen al geagendeerd. Deze leden hebben echter nog een aantal zorgen, vragen en opmerkingen. De leden van de VVD-fractie maken zich grote zorgen over de ongeveer 760.000 fosfaatrechten die naar verwachting worden toebedeeld aan de vleesveehouders voor het houden van jongvee (op dit moment zijn er al 460.000 uitgegeven en de verwachting is dat dit oploopt tot 760.000). De minister heeft meerdere keren bevestigd dat deze 760.000 fosfaatrechten niet onder het fosfaatplafond voor de melkveehouderij zullen vallen. Maar omdat deze rechten niet gelabeld zijn, kunnen deze rechten bij verkoop aan een melkveehouder worden verkocht. In die situatie zal de melkveehouderij het plafond overschrijden. Dit is volgens de leden van de VVD-fractie een zeer onwenselijke situatie. Deze leden vragen wat de minister gaat doen om de fosfaatrechten die niet onder het fosfaatrechtenstelsel vallen, te labelen of te duiden als fosfaatrechten voor de vleesveehouderij. Als dit niet gebeurt en de rechten vervallen bij verkoop aan een melkveehouder, dan kan het niet anders dan dat het plafond overschreden wordt. Dit is een onwenselijke situatie omdat deze immers op dit moment te overzien is en een oplossing vraagt en omdat de melkveehouderij bij een overschrijding van het plafond negatief in het nieuws komt. Omdat de vleesveehouders niet onder het melkveefosfaatplafond vallen is het ook legitiem om deze rechten in het cluster overig beschikbaar te houden. De leden van de VVD-fractie vragen de minister hoe zij gaat borgen dat deze rechten behouden blijven voor de vleesveehouders. Deze leden vragen zich tevens af hoe een vleesveehouder die jongvee wil gaan houden aan nieuwe rechten kan komen. Kan de minister deze situatie uitgebreid omschrijven? Kan de minister een actuele stand van zaken geven over de afwikkeling van zaken en de gevolgen voor toedeling van rechten in zowel de melkveehouderij als jongvee vleesveehouderij? Is een fosfaatrecht een financieel product? Hoe groot is de omvang van de fosfaatrechtenmarkt in miljarden euroās en de stand van de marktwaarde op 1 juni 2019? Kan de minister aangeven of zij van mening is dat de omvang van de fosfaatmarkt zodanig is dat wettelijk toezicht verplicht is conform de Wet toezicht effectenverkeer? Zo nee, waarom niet? Waarom geeft de minister aan geen inzicht te willen in de prijs voor fosfaatrechten vanwege de private aangelegenheid, maar laat zij vervolgens wel de hoogleraar Mededingingsrecht dit aspect meenemen in zijn onderzoek naar het functioneren van de fosfaatrechtenmarkt? Wil de minister inzicht in de prijsvorming van de fosfaatrechtenmarkt? Zo ja, waarom gaat de minister dan niet over tot een onafhankelijke marktmeester of toezichthouder die toeziet op de handel in fosfaatrechten en kan ingrijpen bij beleidsmededelingen die invloed hebben op prijsontwikkeling en bij misbruik of misstanden? Zo nee, waarom niet? De leden van de VVD-fractie zien graag een uitgebreide toelichting op het overnemen van de aanbeveling om de ontwikkelingen van de fosfaatrechtenmarkt te laten monitoren door een hoogleraar Mededingingsrecht. Waarom heeft de regering gekozen voor een hoogleraar in plaats van bijvoorbeeld een onafhankelijke derde partij met ervaring in financiĆ«le markten? Waarom is er gekozen voor specifiek deze hoogleraar? Waarom is er gekozen voor een halfjaarlijkse rapportagefrequentie? De hoogleraar duidt eventuele misstanden. Wie houdt toezicht op de objectiviteit hiervan? Wat is de minister voornemens te gaan doen met het uiteindelijke advies van de hoogleraar? Welk enquĆŖtebureau gaat de enquĆŖte ontwikkelen? De leden van de VVD-fractie zijn bang dat een enquĆŖte door fosfaatrechtenhandelaren en andere belanghebbenden als te vrijblijvend wordt beschouwd. Hoe zorgt de minister ervoor dat de enquĆŖte een reĆ«el inzicht geeft in de markt en de handel? Herkent de minister zich in deze vrijblijvendheid? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Heeft de minister inzicht in wanneer de markt in fosfaatrechten volledig ontwikkeld is? Hoe kan de minister in deze markt in ontwikkeling enige mate van transparantie aanbrengen? Hoe denkt de minister over het inzichtelijk maken van een meldingsplicht bij transacties? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de markt dan beter gereguleerd kan worden en de indicatieprijs voor de handel in fosfaatrechten duidelijk is. Want welke straffen of maatregelen zijn er nu voorhanden om de misstanden in de markt aan te pakken? Op welke manier heeft het onderzoeksbureau aandacht gegeven en in beeld gebracht op welke manier er gefraudeerd kan worden? Kan de minister dit toelichten? Kan de minister bevestigen dat bij ieder verzoek tot verhandeling en overdracht van fosfaatrechten waarbij afroming van rechten niet van toepassing is een controle plaatsvindt op de uitzonderingen waar beide partijen aan moeten voldoen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wie doet deze controle en zijn hier in 2018 en de eerste helft van 2019 overtredingen geconstateerd? De leden van de VVD-fractie lezen in de Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest dat de excretiefactoren per dier worden vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM). Kan de minister inzage geven in de werking van de berekening fosfaat- en stikstofexcretie? Is alleen de berekening van de excretie voor runderen aangepast in 2018 of is dit ook bij andere diercategorieĆ«n gebeurt? Vindt het aanpassen van de peildatum vaker plaats? Zo ja, waarom en wanneer? Op basis van welke informatie zijn de factoren aangepast? Op welke manier zijn de sectorpartijen voornemens de boodschap in de Sectoraanpak terugdringen stikstofproductie naar de veehouders te communiceren? Op welke manier wordt getoetst of de sectoraanpak het gewenste effect heeft? De leden van de VVD-fractie zijn teleurgesteld in de uitwerking van het onderzoek naar markttoezicht, zoals geschetst in het Eindrapport Marktscan fosfaatrechten en verkenning noodzaak markttoezicht. De leden van de VVD-fractie constateren dat de markt voor fosfaatrechten een markt met een behoorlijke financiĆ«le omvang is. Toch gaat de minister niet over tot het instellen van een marktmeester of financieel toezicht. Kan de minister dit motiveren, ook in relatie tot andere financiĆ«le producten? De minister herhaalt in haar brief dat het onderzoeksbureau concludeert dat de markt nog niet optimaal functioneert. Is de minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat juist in een markt die nog in ontwikkeling is toezicht nodig is? Zo nee, waarom niet? De leden van de VVD-fractie vragen zich af waarom het gerechtvaardigd is dat financiĆ«le producten onder toezicht staan en fosfaatrechten (met een markt die een substantiĆ«le waarde vertegenwoordigt) niet? De markt beweegt op ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld het naar buiten brengen van beleidsinformatie. Kan de minister aangeven op welke manier toezicht op de markt heeft plaatsgevonden op het moment dat de brief van 24 mei 2019 over het ophogen van het afromingspercentage naar buiten kwam? Welke ontwikkelingen zijn op dat moment geconstateerd? De leden van de VVD-fractie vragen waarom er gekozen is Ecorys het onderzoek naar markttoezicht uit te laten voeren, terwijl er met de Autoriteit FinanciĆ«le Markten (AFM) en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) al onafhankelijke markttoezichthouders zijn met veel ervaring en kennis op het onderzochte gebied. Kan de minister aangeven op welke manier de ACM op dit moment toezicht houdt? Kan de minister aangeven welke acties en of toezichtstaken in 2018 zijn uitgevoerd? Met welke partijen of organisaties heeft het onderzoeksbureau gesproken om inzicht te krijgen of bepaald gedrag in de markt wel of niet wenselijk is? Is er een verklaring voor de relatief grote fluctuatie in fosfaatrechten? Is de minister van mening dat het, onder andere vanwege de grote fluctuatie, juist belangrijk is om toezicht te houden op deze relatief jonge maar omvangrijke markt? Zo nee, waarom niet? Hoe kan het grote aantal meldingen van handel in rechten in december worden verklaard? In het Eindrapport Marktscan fosfaatrechten en verkenning noodzaak markttoezicht wordt een overzicht gegeven van de fosfaatplatformen. Het rapport geeft onvoldoende inzicht hoe handelingen plaatsvinden, waar fosfaatrechten mogelijk gestald kunnen worden en op welke andere wijze regels omzeild kunnen worden. Kan de minister hier inzicht in bieden? Is voor de minister duidelijk welke organisaties achter alle verschillende platforms zitten die de prijsinformatie voor kooprechten en leaserechten laten zien? Wat is de rol van deze platforms in de fosfaatrechtenmarkt? Kunnen de platforms de markt zelfstandig beĆÆnvloeden? Op welke manier profiteren de platforms van de handel in fosfaatrechten? Verdienen de platforms geld aan de handel? Waarom is het niet duidelijk in hoeverre er daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van de genoemde platforms bij transacties? De platforms ontvangen in sommige gevallen ook een marge. Moet dit worden doorgegeven aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) of een andere toezichthouder? Zo nee, waarom niet? En is er dan wel voldoende toezicht op de handel in fosfaatrechten? Zo ja, dan zou toch duidelijk moeten zijn in welke mate van deze platforms gebruik wordt gemaakt bij transacties? Ecorys geeft aan geen inzicht te hebben in de rol en/of belangen van de marktpartijen verantwoordelijk voor de handel in fosfaatrechten vanwege onder andere verschillende mogelijke motieven. Deelt de regering de mening dat als het belang en de rol van een (tussen)handelaar niet duidelijk zijn, de markt niet transparant genoeg is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, dan ontvangen de leden van de VVD-fractie graag een toelichting. Is de minister van mening dat de mate van transparantie binnen de fosfaatrechtenmarkt zonder overheidsregulering ook op het juist niveau komt? Als risico wordt genoemd de afwezigheid van een centrale wederpartij. Juist het ontbreken van een wederpartij die alles in goede banen kan leiden zorgt ervoor dat bepaalde factoren als onzekerheid en zoekkosten in stand worden gehouden. Kan de regering dit uitgebreider toelichten? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het ontbreken van een wederpartij de transparantie van de markt geen goed doet, dat speculatie niets bijdraagt aan de ontwikkeling van een volwassen fosfaatrechtenmarkt en de melkveehouderij in zijn algemeenheid en dat alleen monitoren niet voldoende zal zijn omdat de markt vele miljarden euroās vertegenwoordigt. De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport van Ecorys duidelijk dat het ontbreken van een centrale wederpartij een risico kan opleveren. Waarom herkent de minister zich niet in deze zorgen? Wat verstaat de minister onder het regelmatig publiceren van de gemiddelde transactieprijs? Het onderzoeksbureau geeft in haar conclusie aan dat invoering van markttoezicht prematuur is. De minister heeft deze conclusie onderschreven. Kan de minister aangeven wanneer markttoezicht wel wenselijk en of noodzakelijk wordt geacht? Hoeveel controles heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) uitgevoerd op het verhandelen van fosfaatrechten in 2018 en wat zijn de uitkomsten hiervan? De leden van de VVD-fractie hebben tot slot nog twee vragen over het advies van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) āBedrijfsspecifieke verantwoording fosfaatrechtenā. Waarom worden de excretieforfaits pas iedere drie jaar herzien? Waarom is er door RVO geen onderscheid aangebracht van de forfaitaire excretiecijfers tussen Zuid- en Oost-Nederland en Noord- en West-Nederland? Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief inzake de stand van zaken met betrekking tot de fosfaatrechten. Hierover hebben deze leden nog vragen. Tijdens het wetgevingsoverleg ten behoeve van de Wijziging van de Meststoffenwet in verband met tijdelijke verhoging van het afromingspercentage bij overgang van een fosfaatrecht op 29 mei 2019 heeft de minister toegezegd binnen een week of op zeer korte termijn nadere gegevens aan de Kamer te sturen ten aanzien van de gegevens over 2020, 2015, 2017, 2018 en nog niet 2019, de onderbouwing van de Eurofinscijfers en meer informatie over verhouding fosfaat en stikstof. Helaas hebben de leden van de CDA-fractie die gegevens nog niet gezien, terwijl de minister letterlijk zei āā¦kan ik ā¦ volgende week doen.ā Kunt u deze cijfers de Kamer alsnog zo snel mogelijk doen toekomen? De leden van de CDA-fractie zien dat het voor jonge, gestarte melkveehouders heel moeilijk is, omdat de aanvraag van de startersregeling van knelgevallen heel strikt wordt uitgelegd, de aanvraag voor disproportionele en individuele last op zich laat wachten en de huidige uitspraken niet hoopvol stemmen, de fosfaatbank niet wordt opengesteld en het aanschaffen van fosfaatrechten duurder wordt met de verhoging van het afromingspercentage. Deze leden beseffen dat hier geen makkelijke oplossingen voor zijn. Ten aanzien van de knelgevallenregeling lezen zij dat er nog acht aanvragen moeten worden beoordeeld en dat in deze zaken nog stukken door de bezwaarmakers moeten worden aangeleverd. De leden van de CDA-fractie vragen of hier ook knelgevallen tussen zitten van wie de zaak is samengevoegd met de aanvraag van Individuele Disproportionele Last. Deze leden vragen daarnaast in hoeverre het hebben van een milieuvergunning als voorwaarde wordt gesteld voor een aanvraag van de startersregeling. Zij vragen of rekening wordt gehouden met het feit dat sommige bedrijven deze vergunning niet hoeven te hebben en met gevallen waarin de vergunning in kwestie wel tijdig was aangevraagd maar nog niet verstrekt. De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat in ieder geval Ć©Ć©n van de bezwaarmakers met een zoogveebedrijf met jongveeopfok al geruime tijd zijn bewijslast heeft ingeleverd maar nog niet is beoordeeld. Kan de minister ophelderen hoe dit zit? Daarnaast vragen deze leden of de minister mogelijkheden ziet om deze jonge, gestarte melkveehouders te ondersteunen met het jongeboerenfonds. De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat is toegezegd dat vĆ³Ć³r september een voorstel aan de Kamer wordt gestuurd om de excretieforfaits te actualiseren. Deze leden vragen of en op welke termijn de forfaitaire waarden voor de andere sectoren kunnen worden onderzocht en beoordeeld. Zij vragen ook om een tijdlijn om te komen tot een wijzigingsvoorstel dat het mogelijk maakt om een deel van de rechten die verleasd worden in de melkveehouderij niet af te romen. De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van het monitoren van fosfaatrechten in het vleesvee hoe en op welke termijn de minister verwacht dit vorm te geven, en of deze monitoring niet nodig is voor in de gesprekken met de Europese Commissie hierover. De leden van de CDA-fractie hebben ook nog vragen over de opkoopregeling fosfaatreductie in 2017. Tijdens de Regeling fosfaatreductie en de opkoopregeling in 2017 is er ā¬ 0,18 per liter melk ingehouden. Deze leden hebben begrepen dat het hiermee geĆÆnde geld niet geheel besteed is. Kan de minister aangeven wat er precies is gebeurd of gaat gebeuren met niet bestede middelen? Nu de openstelling van de fosfaatbank is uitgesteld denken de leden van de CDA-fractie dat het goed is om de regels rondom uitgifte uit de fosfaatbank opnieuw te bekijken. De huidige regelgeving stelt dat jonge melkveehouders die maximaal vijf jaar melkveehouder zijn, gebruik kunnen maken van de fosfaatbank. De eerste periode, waarin jonge boeren samen met hun ouders in maatschap zitten, is niet de meest lastige periode. Met name na de overname zouden jonge boeren een steuntje in de rug moeten krijgen. Deze leden denken dat het bedrijfsovername zou bevorderen als de maximale termijn van vijf jaar heroverwogen wordt. Is de minister bereid om dit jaar te bekijken of de eisen die gesteld worden aan uitgifte uit de fosfaatbank wel aansluiten bij de huidige praktijk in de melkveehouderij? En zou de minister kunnen aangeven hoeveel jonge boeren potentieel binnen de regeling met de huidige definitie (tot vijf jaar) vallen? Daarnaast hebben de leden van de CDA-fractie zorgen over de voorwaarde van grondgebondenheid. Is de minister bereid om grondgebondenheid uit te breiden met grond die bij het bedrijf betrokken wordt door voermestcontracten, zoals natuurlijk grasland voor extensief agrarisch gebruik of akkerbouwgronden? Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de minister inzake de stand van zaken met betrekking tot de fosfaatrechten en bijbehorende bijlagen. Hierover hebben de leden nog enkele vragen en opmerkingen. De leden van de D66-fractie lezen dat er een lichte overschrijding is van het stikstofproductieplafond voor de melkveesector en maken zich hier zorgen over. Wordt er toegewerkt naar bepaling van stikstofexcretie op bedrijfsniveau? Er zijn inmiddels al aanvullende maatregelen genomen om de hoeveelheid fosfaatrechten terug te brengen. Kan de minister inzicht geven in de hoeveelheid afgeroomde fosfaatrechten tot en met mei 2019? In de brief stelt de minister dat de sector haar verantwoordelijkheid neemt om fosfaatexcretie te verlagen met inzet op kennis en bewustwording en op algemene voer-management maatregelen die de melkveehouderij kan nemen. De leden van de D66-fractie delen het standpunt van de minister dat het een goede zaak is dat de sector haar verantwoordelijkheid neemt, maar vragen zich tevens af wat de uiteindelijke haalbaarheid van de plannen is. Kan de minister inzicht verschaffen in de te behalen verlaging van fosfaat- en stikstofexcretie via dit spoor? Verder lezen de leden in de Sectoraanpak terugdringen stikstofproductie dat het tankmelkureumgehalte wordt gezien als Ć©Ć©n van de indicatoren om te sturen op stikstofgehalte op bedrijfsniveau. Op welke manier zijn deze gecorreleerd? In hoeverre wordt het eiwit-, vet- en lactosegehalte in melk en in ruwvoeder meegenomen op bedrijfsniveau om het stikstofgehalte te bepalen? Wordt de forfaitaire waarde van 0,97 gram fosfor per liter melk herzien? Deze hebben begrepen dat fosfor in melk goed is in te schatten met een formule gebaseerd op het vet-, eiwit- en lactosegehalte. De leden van de D66-fractie lezen dat de minister het advies van Ecorys overneemt om de ontwikkelingen op de fosfaatrechtenmarkt te monitoren en zijn van mening dat dit een goede beslissing is. Er wordt halfjaarlijks over de stand van zaken gerapporteerd. Worden dit rapport en de bijbehorende adviezen gedeeld met de Kamer? Wanneer wordt het eerste rapport verwacht? De Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) stelt voor om de voor- en nadelen van vier opties voor bedrijfsspecifieke verantwoording van fosfaatrechten nader te duiden en zo veel mogelijk te kwantificeren. De leden van de D66-fractie zijn blij te lezen dat de inzet van de minister is om te onderzoeken hoe het fosfaatrechtenstelsel kringlooplandbouw kan stimuleren. Kan de minister toelichten welk tijdpad ze hiervoor gaat volgen en wanneer de Kamer de eerste resultaten en conclusies kan verwachten? Is de minister tevens van mening dat de motie-De Groot c.s. (Kamerstuk 35 000-XIV, nr. 59) hiermee nog niet volledig is uitgevoerd, aangezien er nog geen norm is ontwikkeld voor kringloopefficiĆ«ntie op bedrijfsniveau? Welke stappen worden er genomen om deze norm verder te ontwikkelen? Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie De leden van de GroenLinks-fractie hebben met zorg de brief van de minister inzake de stand van zaken met betrekking tot de fosfaatrechten en de bijlagen daarbij gelezen. Deze leden hebben vooral veel vragen over de effecten van het fosfaatrechtenstelsel op de biologische sector maar zullen ook op de uitspraak van de Raad van State over het Programma Aanpak Stikstof (PAS) ingaan. De leden van de GroenLinks-fractie hebben zorgen over de uitkomsten van de Kwartaalrapportage fosfaat- en stikstofexcretie door Nederlandse veestapel van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Hierin staat dat er een lichte overschrijding van het stikstofproductieplafond voor de melkveesector is en dit ook zorgt voor een overschrijding van het nationale stikstofproductieplafond. Dit is een zorgelijke ontwikkeling, zeker ook in relatie tot de uitspraak van de Raad van State over het PAS. Deze leden zijn ervan overtuigd dat wanneer de fosfaatproblematiek op de juiste manier bekeken zou worden ook het stikstofprobleem minder groot zou zijn. Kan de minister reflecteren op de onderlinge samenhang tussen beide problemen? Welke ideeĆ«n heeft zij over hoe zij deze integraal kan oplossen? De leden van de GroenLinks-fractie zijn ervan overtuigd dat veel biologische melkveehouders de koplopers zijn op het gebied van kringlooplandbouw. Helaas wordt juist deze groep hard getroffen door de invoering van het fosfaatrechtenstelsel. Er wordt inmiddels gesproken over tientallen biologische melkveehouders die (gaan) omvallen door dit systeem. Erkent de minister dat juist biologische en omschakelende melkveehouders onevenredig hard geraakt worden door invoering van het fosfaatrechtenstelsel? Kan de minister uiteenzetten wat de gevolgen van de invoering van dit stelsel zijn voor de biologische sector? Hoeveel biologische melkveehouders hebben een verzoek om ontheffing ingediend bij RVO? Hoeveel biologische melkveehouders dreigen om te vallen door de invoering van het stelsel en het recente doorhalen van de rechten uit de fosfaatbank? Erkent de minister dat het doorhalen van de rechten die in de fosfaatbank zaten, en die ten goede zouden komen aan (jonge) voorlopers, biologische boeren extra benadeelt? De leden van de GroenLinks-fractie herinneren de minister eraan dat op 4 juni 2019 de stichting SOS Bioboeren een breed gedragen verzoek voor ontheffing bij de minister heeft ingediend. De minister heeft in een persoonlijk gesprek met deze boeren aangegeven de mogelijkheden te onderzoeken om deze groep voorlopers te ontheffen. Is de minister voornemens het verzoek met zorg te behandelen en de uitkomsten van dit onderzoek te delen met zowel SOS Bioboeren als de Kamer? Op welke termijn is zij van plan een reactie te geven? De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarnaast zorgen over een mogelijk tekort aan biologische mest door het fosfaatrechtenstelsel. Erkent de minister dat dit tekort aan biologische mest ontstaat en dat dit ook problematisch is voor de biologische akkerbouw? Kan de minister onderzoeken wat de gevolgen zijn van de fosfaatwetgeving voor het mesttekort binnen de biologische akkerbouw? Daarnaast hebben de leden van de GroenLinks-fractie nog enkele vragen over wat de minister vindt van de biologische sector als koploper van de kringlooplandbouw. Denkt zij dat er geleerd kan worden van de biologische sector voor de uitvoering van de kringlooplandbouw? Deelt de minister de mening dat zij ervoor moet waken dat wetgeving negatieve effecten voor deze sector heeft? Is de minister bereid te onderzoeken of nog meer wetgeving nadelig uitpakt voor de biologische sector? Is zij bereid stappen te nemen om zulke beknellingen op te heffen, zeker in het licht van haar ambities op het gebied van kringlooplandbouw? Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie de minister of zij de gevolgen voor de biologische sector van de recente uitspraak van de Raad van State ten aanzien van het PAS en de vergunningsplicht die hierdoor geldt voor weiden en bemesten onderzoekt. Is zij bereid de Kamer hierover te informeren? Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de minister inzake de stand van zaken met betrekking tot de fosfaatrechten. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen. De leden van de PvdA-fractie hebben inmiddels ingestemd met het wetsvoorstel dat diende om het afroompercentage van 10% naar 20% te verhogen. Zij zien in dat met het afroompercentage van 10% onvoldoende fosfaatrechten uit de markt genomen konden worden. Evenwel vragen zij zich af in hoeverre het percentage van 20% gevolgen gaat hebben voor de omvang van de handel in fosfaatrechten. Acht de minister het mogelijk dat door dit hogere percentage de handel in fosfaatrechten minder aantrekkelijk wordt en dat daardoor weliswaar een relatief groter deel van de verhandelde fosfaatrechten wordt afgeroomd maar dat in absolute getallen niet meer fosfaatrechten worden afgeroomd, temeer daar de minister een toekomstige verlaging van het percentage in het vooruitzicht heeft gesteld? Zo ja, hoe monitort de minister dit? Zo nee, waarom acht zij dit niet mogelijk? Acht de minister het mogelijk dat indien met het huidige percentage onvoldoende fosfaatrechten worden afgeroomd, een percentage van nog hoger dan 20% moet worden vastgesteld? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Kan doorberekend worden wat de te verwachten effecten (in volumes afroming en op de prijzen) zijn als het percentage wordt verhoogd naar 30%, 40% of 50%? De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het fosfaatrechtenstelsel zoals dat nu vormgegeven is onrechtvaardig uitpakt: stoppende verkopende ondernemers kunnen hoge bedragen binnenhalen terwijl startende en uitbreidende ondernemers gebukt gaan onder de hoge verwervingskosten. Kan de minister hierop ingaan? Mocht blijken dat ondanks het hogere afroompercentage het aantal fosfaatrechten nog steeds niet substantieel vermindert, hoe gaat de minister dan nog voorkomen dat er een generieke korting wordt opgelegd? Acht de minister in dit geval een ander systeem dan fosfaatrechten wenselijk om alsnog het beoogde doel van minder fosfaatrechten te behalen? Zo ja, aan welke mogelijkheden valt daarbij te denken? Zo nee, waarom niet? De leden van de PvdA-fractie beseffen dat de in 2018 afgeroomde fosfaatrechten vervallen zijn verklaard. De minister schetst dat wanneer de hoeveelheid fosfaatrechten afdoende is teruggebracht dat ādan de weg vrij is om maatregelen te nemen die bijdragen aan het toekomstperspectief van de sectorā (p. 5 van de brief van de minister). Welke maatregelen staan de minister voor ogen? De leden van de PvdA-fractie zouden in het verband van het toekomstperspectief van de sector bijzondere aandacht willen vragen voor de biologische melkveehouderij. Hoewel die sector niet bijdraagt aan de fosfaatproblematiek vallen ook zij immers onder het fosfaatrechtenstelsel. De minister heeft in haar brief (p.7) al aangekondigd dat zij laat onderzoeken hoe het fosfaatrechtenstelsel kringlooplandbouw kan stimuleren. Op welke termijn kan de Kamer de resultaten van dit onderzoek tegemoetzien? Kent de minister de huidige situatie waarin biologische melkveehouders zich bevinden? Is het haar bekend dat er bio-boeren zijn die op de datum van aankondiging van het stelsel in 2015, de peildatum, hun bedrijf nog niet op het niveau hadden waar zij wel op geĆÆnvesteerd hebben? En dat zij derhalve rechten moesten kopen die voor de biologische sector bijna niet terug te verdienen zijn? Hoe kan worden voorkomen dat juist deze boeren, die een bijdrage leveren aan de gewenste kringlooplandbouw, noodgedwongen hun bedrijf moeten staken? Daarbij komt, zo menen de leden van de PvdA-fractie, dat juist deze biologische melkveehouders door het doorhalen van de rechten uit de fosfaatbank getroffen zijn. Zij hadden immers hun hoop erop gevestigd dat zij tenminste een deel van die rechten zouden gaan krijgen. Erkent de minister dit probleem? Zo ja, wat gaat zij daaraan doen? Zo nee, waarom niet? Acht de minister het mogelijk om op het gebied van fosfaat, en waar nodig andere dossiers, een tweesporenbeleid toe te passen om te voorkomen dat de biologische sector, als voorlopers op het gebied van kringlooplandbouw, de dupe worden van generiek beleid? Acht u het mogelijk om aan afgeroomde rechten die opnieuw worden uitgegeven voorwaarden te verbinden, bijvoorbeeld dat ze alleen worden uitgegeven aan ondernemers die de principes van kringlooplandbouw volgen? De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat ook de belangen van de biologische sector meegenomen moeten worden in het beleid met betrekking tot fosfaatreductie. Kan de minister aangeven op welke manier, en in welke overleggen, de belangen van de biologische sector mee worden genomen in haar uitvoeringsagenda kringlooplandbouw? Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de minister over de stand van zaken met betrekking tot het fosfaatrechtenstelsel. Deze leden zien het fosfaatrechtenstelsel en de aanpassingen die hieraan moeten worden gedaan omdat het nog altijd niet blijkt te voldoen, als het zoveelste voorbeeld van trucjes die verzonnen worden om de uitwassen van een onhoudbaar systeem te beteugelen. Gelet op alle doelen waar we voor staan op het gebied van natuur, milieu, klimaat, biodiversiteit en dierenwelzijn, is het krampachtig vast proberen te houden aan het huidige aantal dieren in de Nederlandse veehouderij volgens de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zeer onverstandig en kortzichtig, alsook oneerlijk naar veehouders die daardoor nog altijd geen duidelijkheid hebben over hun toekomst. Door de problemen niet integraal te benaderen, maar telkens (te) scherp te sturen op het halen van Ć©Ć©n bepaald doel, ontstaat er een groot risico dat doelen op andere gebieden niet alleen niet worden behaald, maar zelfs worden tegengewerkt. Het telkens maar verder opvoeren van de melkproductie per koe is daar een voorbeeld van, net als het verder ophokken van dieren in emissiearme stalsystemen, waardoor hun natuurlijke gedrag en natuurlijke behoeften nog verder onmogelijk worden gemaakt. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie wijzen op uitspraken van onderzoeker Theun Vellinga van Wageningen University & Research (WUR) die constateert dat bij het verminderen van emissies tot nu toe alles is gericht op het verbeteren van efficiĆ«ntie, met als gevolg dat de melkproductie per koe is opgevoerd en in plaats van weidegang de koeien in dichte stallen worden gehouden. Hij berekende een scenario door waarbij iedere melkveestal en mestopslag luchtdicht is gemaakt en waarschuwt hierbij voor de kritiek die dit vanuit de maatschappij zal opleveren. Erkent de minister dat het kiezen voor deze technologische oplossingsrichtingen als gevolg zal hebben dat de maatschappelijke kritiek alleen maar zal toenemen? Graag ontvangen deze een reflectie daarop van de minister. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat de boeren een beleid verdienen waarbij ze weten waar ze aan toe zijn. Dat betekent dat de veestapel een stuk kleiner moet om binnen alle grenzen op het gebied van natuur, milieu, klimaat, biodiversiteit en dierenwelzijn te blijven. Dit betekent dat we niet meer voortdurend op de grenzen moeten blijven balanceren, gevolgd door pijnlijke maatregelen voor dier en boer als we hier voor de zoveelste keer overheen gaan. De leden citeren hierbij nog maar eens de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli): āDe raad acht het echter waarschijnlijk dat de veestapel op termijn kleiner zal moeten worden om de klimaatdoelen te kunnen bereiken en de lasten evenwichtig over de verschillende sectoren te spreiden. Het is belangrijk om in het voedselbeleid nu al te anticiperen op de noodzakelijke veranderingen en de veehouderij een helder perspectief te bieden. De economische schade voor individuele boeren zal dan kleiner zijn en de maatschappelijke kosten zullen lager uitvallen.ā De minister bevestigde tijdens het wetgevingsoverleg ten behoeve van de Wijziging van de Meststoffenwet in verband met tijdelijke verhoging van het afromingspercentage bij overgang van een fosfaatrecht op 29 mei 2019 dat het afromingspercentage van 20% nogal willekeurig is gekozen. Ook met deze ānoodmaatregelā, die met spoed door de Tweede en Eerste Kamer werd geloodst, is er nog geen enkele garantie dat Nederland aan het eind van dit jaar onder het stikstofplafond komt. Er is dan ook geen garantie dat met deze maatregel wordt voorkomen dat aan het eind van het jaar wederom een groot aantal koeien vroegtijdig naar de slacht zal worden afgevoerd. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen om een plan B. Welke voorbereidingen treft de minister nog meer om te voorkomen dat het stikstofplafond aan het eind van het jaar nog altijd wordt overschreden? Eerder, toen na het loslaten van het melkquotum de melkproductie en daarmee de fosfaatproductie door het dak schoten doordat de sector hierin werd vrijgelaten en een stelsel moest worden opgetuigd om het mestoverschot weer in te perken, kreeg de Kamer telkens te horen dat dit stelsel het enige mogelijke was. Dat dit niet juist was en dat er wel degelijk andere mogelijkheden zijn, bevestigde de minister onlangs op vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. Is de minister bereid om een scenario uit te werken voor een stelsel van graasdiereenheden waarbij de hoeveelheid grond wordt gekoppeld aan het aantal dieren en de productie per dier wordt begrensd? Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie De leden van de SGP-fractie hebben een vraag met betrekking tot jongvee van vleesvee waarvoor fosfaatrechten aangehouden moeten worden. Is er nog jongvee dat volgens de CBS-gegevens bedoeld is voor vleesproductie of om zoogkoe te worden (en dat dus niet meetelt voor het melkveefosfaatplafond), dat wel onder het fosfaatrechtenstelsel valt, maar niet uitgezonderd wordt van de reductieopgave voor de staatssteunbeschikking, bijvoorbeeld jongvee op gemengde bedrijven? De aanleiding voor deze vraag is dat deze leden de 1,3 miljoen kilogram fosfaatproductie die het CBS toeschrijft aan jongvee van vleesvee en zoogkoeien (referentiedatum 1 april 2019) niet kunnen rijmen met de optelsom van 0,46 miljoen kilogram fosfaatrechten voor jongvee in de vleesveehouderij die Nederland wil uitzonderen van de genoemde reductieopgave en de 0,4 miljoen kilogram ingetrokken en āvrijgesteldeā rechten. De minister kijkt naar de mogelijkheden om voor een beperkt deel van de rechten die een veehouder bezit, verlease zonder afroming mogelijk te maken. De leden van de SGP-fractie horen graag welk tijdpad de minister voor ogen heeft. Bereidt de minister al een wetsvoorstel voor, zodat verlease zonder afroming ingevoerd kan worden zodra dat mogelijk is? Sectorpartijen gaan werk maken van het terugdringen van de stikstofproductie door onder meer voer- en managementmaatregelen. Dit kan tevens een bijdrage leveren aan het terugdringen van de ammoniakemissie. Kan de minister de sector ondersteunen bij het nemen van deze maatregelen, zo vragen de leden van de SGP-fractie. En zo ja, hoe? II Antwoord / Reactie van de minister HYPERLINK "https://www.boerderij.nl/Home/Achtergrond/2019/6/Theun-Vellinga-welk-pr obleem-los-je-op-met-krimp-438187E/" https://www.boerderij.nl/Home/Achtergrond/2019/6/Theun-Vellinga-welk-pro bleem-los-je-op-met-krimp-438187E/ Raad voor de Leefomgeving, Duurzaam en gezond, 2018