Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op het rapport “Op de bres tegen hittestress” van de Dierenbescherming (Kamerstuk 28286-1054)
Dierenwelzijn
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D26374, datum: 2019-06-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D26374).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit GroenLinks-PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: S. Kouwenhoven, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z10429:
- Indiener: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-05-28 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-06-05 11:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-06-20 10:00: Reactie op het rapport “Op de bres tegen hittestress” van de Dierenbescherming (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-09-11 11:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-12-05 14:35: VSO Reactie op het rapport “Op de bres tegen hittestress” van de Dierenbescherming (28286-1059) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2019-12-11 14:25: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2019D26374 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de reactie van de Minister op het rapport «Op de bres tegen hittestress» van de Dierenbescherming en Eyes on Animals (Kamerstuk 28 286, nr. 1054).
De voorzitter van de commissie,
Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie,
Kouwenhoven
Inhoudsopgave | Blz. | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie | 3 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie | 4 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie | 5 | |
II | Antwoord / Reactie van de Minister | 9 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op het rapport «Op de bres tegen hittestress» van de Dierenbescherming. Deze leden hebben enkel een aantal informatieve vragen.
Kan de Minister aangeven hoe de gesprekken verlopen met een aantal grote slachthuizen om in de zomerweken over te gaan op een tropenrooster? Is de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) ook betrokken bij deze overleggen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister de uitkomsten van deze gesprekken delen met de Kamer? Wat is in de inzet van de Minister bij deze gesprekken?
Hebben buurlanden net als Nederland ook handvatten bij het vervoer tijdens hitte of een «hitteprotocol»? Zo ja, welke en hoe zien deze eruit?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er nog voor de zomer een extra overleg gaat plaatsvinden met de vertegenwoordigers van veehouders, transporteurs en slachthuizen. Heeft dit overleg al plaatsgevonden? Zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, waarom heeft dit overleg nog niet plaatsgevonden en wanneer gaat het wel plaatsvinden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op het rapport «Op de bres tegen hittestress» van de Dierenbescherming. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen in de reactie van de Minister geen reactie op de concreet voorgestelde maatregelen om dierenleed tegen te gaan tijdens veetransport. Kan de Minister nader uiteenzetten op welke wijze de Minister de tien genoemde actiepunten in het rapport in beleid gaat verwerken?
In het verlengde van deze actiepunten hebben de leden een aantal vragen.
Is de Minister bereid in het Nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen voor te schrijven dat vanaf 30 graden Celsius vee alleen nog mag worden vervoerd in dichte wagens met airconditioning? Zo nee, waarom niet?
Als het niet lukt dit in het Nationaal plan op te nemen, is de Minister dan bereid aanvullend op de Europese diertransportverordening voor het Nederlands grondgebied dit wettelijk te regelen? Zo nee, waarom niet?
Is de Minister bereid in het Nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen voor te schrijven dat vanaf 21 graden Celsius vee alleen nog mag worden vervoerd in wagens met drinkwaterverstrekking? Zo nee, waarom niet?
Als het niet lukt dit in het Nationale plan op te nemen, is de Minister dan bereid aanvullend op de Europese diertransportverordening voor het Nederlands grondgebied dit wettelijk te regelen? Zo nee, waarom niet?
Is de Minister bereid in het Nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen voor te schrijven dat vanaf 21 graden Celsius vee alleen nog mag worden vervoerd in wagens met temperatuur- en luchtvochtigheidsensoren? Zo nee, waarom niet?
Als het niet lukt dit in het Nationale plan op te nemen, is de Minister dan bereid aanvullend op de Europese diertransportverordening voor het Nederlands grondgebied dit wettelijk te regelen? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport «Op de bres tegen hittestress» en zijn blij dat het kabinet de intentie heeft om het transport van dieren bij extreme temperaturen te verbeteren. Echter vinden deze leden het jammer dat de Minister niet specifiek ingaat op de maatregelen die de Dierenbescherming voorstelt en daar hebben ze nog enkele vragen over.
De leden van de GroenLinks-fractie vernemen dat er geen wetgeving bestaat die voorschrijft op welke tijd van de dag dieren naar het slachthuis vervoerd mogen worden. Veel slachthuizen beginnen ’s ochtends vroeg met slachten en eindigen vroeg in de middag, waarmee het heetste van de dag wordt vermeden. Deze leden vernemen echter dat er ook slachthuizen zijn die meerdere diensten draaien en/of volcontinu draaien. Deze laatste slachthuizen werken dus ook tijdens de heetste uren van de dag door. De leden van de GroenLinks-fractie zijn daarom voorstander van het voorstel van de Dierenbescherming om een tropenrooster in te stellen voor de periode juni tot en met augustus én op extra hete dagen buiten dit seizoen. Kan de Minister toelichten hoeveel slachthuizen er zijn in Nederland en hoeveel daarvan meerdere diensten draaien of volcontinue draaien? Wat betekent het als slachthuizen met meerdere diensten een tropenrooster gaan draaien? Is de NVWA bereid en qua capaciteit in staat om hieraan mee te werken? Zo nee, waarom niet en wat moet er gebeuren om de NVWA hieraan mee te laten werken? De zogenaamde bandkeuring in de slachterijen is geprivatiseerd. Kunt u aangeven of de bandkeurders bereid en qua capaciteit in staat zijn aan een tropenrooster mee te werken en onder welke voorwaarden? Zo nee, waarom niet en wat moet er gebeuren willen ze hier wel aan meewerken?
De leden van de GroenLinks-fractie vernemen dat de NVWA samen met de sector in 2015 zelf een Nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen heeft opgesteld. Kan de Minister toelichten waarom het Nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen pas in werking treedt wanneer het vier dagen achtereen 27 graden Celsius is terwijl uit de wetenschappelijke literatuur bekend is dat kippen, runderen en varkens al vanaf 21 graden Celsius zich extra moeten gaan inspannen om de warmte kwijt te raken en zij tussen 26 en 29 graden Celsius ernstige hittestress kunnen krijgen? Kan de Minister aangeven of het klopt dat de pluimveesector nog steeds niet deelneemt aan het Nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen en dat de pluimveesector een eigen protocol hanteert dat pas vanaf 30 graden Celsius in werking treedt? Zo ja, hoe is dit mogelijk en wat gaat de Minister eraan doen om de pluimveesector onder het Nationaal plan te krijgen? Is de Minister bereid om de beladingsgraad vanaf 21 graden Celsius met 10% te verlagen en vanaf 25 graden Celsius met 20% teneinde de dieren in veewagens meer mogelijkheden te geven hun warmte kwijt te raken? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook vernomen dat de regels voor ventilatie in veewagens echt te minimaal zijn, omdat er voor transporten van onder de acht uur geen mechanische ventilatie vereist is. Daardoor hebben de meeste veewagens voor transport van runderen, schapen en geiten geen ventilatoren. Is de Minister bereid om in het Nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen op te nemen dat vanaf 21 graden Celsius ook voor korte, binnenlandse transporten veewagens voorzien moeten zijn van mechanische ventilatie welke tot vier uur nadat de auto is gestopt kan functioneren? Zo nee, waarom niet? Is de Minister tot slot bereid in het Nationaal plan ruimere stahoogtes af te spreken? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met interesse de reactie van de Minister op het rapport «Op de bres tegen hittestress» van de Dierenbescherming gelezen. De leden waarderen het dat het kabinet aangeeft dierenwelzijn bij diertransporten als een prioriteit te zien en met de Dierenbescherming, Eyes on Animals en de NVWA in gesprek te willen gaan. De leden hebben echter nog wel enkele vragen.
De leden vragen zich af of het aangehaalde gesprek inmiddels heeft plaatsgevonden, wat de uitkomst was en specifiek wat de Minister van plan is te doen met de tien voorgestelde maatregelen ter verbetering.
De leden vragen zich af welke mogelijkheden de NVWA heeft om op te treden als zij in veewagens en bij en in slachthuizen dieren aantreft die lijden door de hitte? Hoe wordt momenteel vastgesteld of dieren al dan niet tekenen van hittestress vertonen? Welke marges worden hierbij aangehouden?
De leden vragen zich af op welke termijn wordt verwacht dat het onderzoek van Bureau Risicobeoordeling van de NVWA naar betere handvatten voor NVWA-medewerkers om te bepalen of dieren ernstig last hebben van de warmte of zelfs met hittestress kampen wordt afgerond. Wanneer is dit gereed voor gebruik in de praktijk? Wordt dit openbaar gemaakt en ook naar de Kamer gestuurd? Is in jaarlijkse evaluaties en eventuele aanpassingen voorzien?
De leden wijzen er daarnaast op dat veel discussies rond de NVWA lijken te gaan over waar de personele inzet terechtkomt Hoe staat het met de beschikbare personele capaciteit van de NVWA voor controles van veetransporten en slachterijen op hete dagen? Hoe verhoudt deze zich tot het aantal transporten en slachtingen, welke verhouding is hierin gewenst en moet de personele capaciteit hiervoor worden uitgebreid?
De leden merken verder op behoefte te hebben aan actuele cijfers over de omvang van het probleem. Hoe vaak is in de afgelopen vijf jaar en in 2019 tot 1 juni van dat jaar door de NVWA gecontroleerd op hitteproblemen voor dieren in veetransporten en bij en in slachthuizen? En kan de Minister een overzicht geven van daarbij gedane constateringen en getroffen maatregelen van de NVWA? Wat waren op de warme dagen de afkeurings- en dead-on-arrival (DOA) percentages, en hoe verhouden die zich tot de jaargemiddeldes van deze parameters?
Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie zich af of de Minister overweegt om maatregelen die nu in sectorprotocollen vastgelegd zijn alsnog wettelijk bindend te maken, mocht blijken dat er te weinig vooruitgang wordt geboekt om dierenleed tijdens transport terug te dringen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met veel belangstelling het rapport gelezen dat de Dierenbescherming en Eyes on Animals aan de Minister en de Kamer hebben gestuurd over hittestress bij dieren. Erg fijn als maatschappelijke organisaties misstanden met dieren signaleren, onder de aandacht brengen en oproepen tot actie wanneer de overheid dit laat liggen. De Dierenbescherming en Eyes on Animals presenteren in dit rapport een aantal zeer concrete maatregelen en onderbouwen duidelijk waarom deze noodzakelijk zijn, zoals het verlagen van de maximumtemperaturen en het verbeteren van de handhaving.
Deze leden vinden het dan ook onbestaanbaar dat de Minister in haar reactie op dit rapport deze aanbevelingen aan de kant schuift en de twee organisaties slechts uitnodigt voor een gesprek met haar ambtenaren. Zeker aangezien zij stelt dat dierenwelzijn tijdens transport een speerpunt is van dit kabinet.
Het is een groot drama, elk jaar weer. Vrachtwagens propvol met dieren die in de brandende hitte op transport gaan naar het slachthuis. Buiten is het bijna 35 graden, in de vrachtwagen minstens 40. Dieren raken gestrest omdat zij hun hitte niet kwijt kunnen, hebben te weinig ruimte om voldoende te bewegen of te liggen, drogen uit en een flink aantal dieren sterft van ellende.
Het is nu drie jaar geleden dat het kabinet, in plaats van wettelijke maatregelen te nemen die dieren hier effectief tegen zouden kunnen beschermen, op de proppen kwam met het zoveelste vrijblijvende, niet bindende sectorplan: het Nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen. Niet afdwingbaar, omdat de afspraken niet wettelijk zijn vastgelegd. Onvoldoende, omdat ook wanneer de afspraken worden nagekomen, de dieren alsnog ernstig te lijden hebben onder hittestress doordat de afgesproken maximumtemperaturen bij transport veel te hoog liggen.
Maar zelfs daar willen nog niet alle sectoren binnen de veehouderij aan meewerken. De pluimveesector weigert nu al drie jaar om de afspraken over te nemen. De reden? Belangenbehartiger Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie (NEPLUVI) wil dat kippen ook boven een temperatuur van 35 graden Celsius gewoon op transport kunnen worden gezet, de temperatuur die door alle betrokkenen bij het nationaal plan is benoemd als te extreem om op «diervriendelijke» manier transport te kunnen realiseren. Dit terwijl vleeskuikens door hun extreme gewicht waarop ze zijn doorgefokt hun warmte niet goed kwijt kunnen en door hun snelle stofwisseling zelf meer warmte produceren, waardoor ze al bij 25 graden last kunnen hebben van hittestress. Wanneer zij met vele soortgenoten in kratten worden gepropt, loopt de temperatuur in een krat in een vrachtwagen op tot vijf tot tien graden hoger dan de buitentemperatuur, vermeldt het voorliggende rapport. Er zou voor deze dieren dus een maximumtemperatuur moeten gelden van 20 graden in plaats van de 35 graden waar de sector zich niet eens aan wil verbinden.
Schandalig, vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. Een sector waarin honderden miljoenen dieren per jaar worden gefokt, gebruikt, gedood of geëxporteerd, weigert pertinent haar handtekening te zetten onder afspraken die voor minimale verbetering zouden zorgen, en komt daar nog altijd mee weg.
De toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken riep de pluimveesector in 2017 op om mee te werken. «Indien sectoren niet bereid zijn stappen te nemen zal ik regelgeving uitwerken», voegde hij hier aan toe.1 De NVWA was wel met NEPLUVI in gesprek om afspraken te maken over ruimere slachttijden, zodat ook in koelere uren kippen zouden kunnen worden geslacht.
Nog geen drie maanden later zei de Minister voor Economische Zaken dat hij het «spijtig» vond dat de pluimveesector nog altijd weigerde de grens van 35 graden over te nemen als maximumtemperatuur waarbij dieren mogen worden vervoerd.2 Hij zou de sector opnieuw aansporen om zich aan te sluiten bij het nationaal plan. «Het al dan niet met de NVWA komen tot een vergelijk over mogelijk verruimde werktijden zou daarbij geen voorwaarde moeten zijn», schreef hij.
Nog weer een jaar later lijkt hier nog geen enkele beweging in te zitten. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid (LNV) schrijft in haar beantwoording van de feitelijke vragen over de begroting van haar ministerie over 2019 dat er een «verschil van opvatting is over het transport van dieren bij een temperatuur boven de 35 graden Celsius» en dat de NVWA met NEPLUVI in gesprek is.
Erkent de Minister dat het vervoeren van kippen bij een temperatuur van 35 graden kan betekenen dat de temperatuur in de kratten in het midden van de wagen nog vijf tot tien graden hoger kan zijn?
Erkent de Minister dat vleeskippen door hun stofwisseling en hun gewicht meer warmte produceren en hun warmte niet kwijt kunnen?
Erkent de Minister dat (vlees)kippen al bij een buitentemperatuur van 25 graden last kunnen krijgen van hittestress?
Erkent de Minister dat het vervoeren van kippen bij een buitentemperatuur van 35 graden om voorgaande redenen dierenmishandeling is?
In het Nationaal plan staat: «Indien bij een temperatuur van 35 graden Celsius of hoger toch transport van dieren plaatsvindt, treedt de NVWA hiertegen op.»
Hoe wordt er op dit moment door de NVWA opgetreden wanneer er een transport met kippen plaatsvindt bij een buitentemperatuur boven de 35 graden?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie roepen de Minister op te komen met de regelgeving die door haar voorganger is aangekondigd.
Ook bij overige diersoorten is de maximale temperatuur waarbij zij mogen worden vervoerd volgens de afspraken met de sectoren die wel deelnemen aan het Nationaal plan, onverantwoord hoog.
Het rapport «Op de bres tegen hittestress» komt op basis van onderzoeken en adviezen van dierenartsen en de European Food Safety Authority (EFSA) tot de conclusie dat de meeste diersoorten het al te warm krijgen bij temperaturen rond de 24 graden. Ernstige hittestress krijgen dieren al tussen de 26 en 29 graden.
Kan de Minister toelichten waarom zij deze grenzen niet overneemt, maar vast blijft houden aan de grenzen die in overleg met de vee- en vleessector zijn vastgesteld? Op basis waarvan denkt zij dat vertegenwoordigers van de vee- en vleessector meer kennis hebben van dierenwelzijn en diergezondheid dan de bronnen die de Dierenbescherming en Eyes on Animals hebben geraadpleegd?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie wijzen de Minister graag op de aangenomen motie-Ouwehand/Graus (Kamerstuk 34 725 XIII, nr. 13) die de regering opriep om het hitteprotocol verder aan te scherpen, onder andere omdat de afspraken over temperatuur voor verschillende diergroepen onvoldoende waren om het risico op hittestress daadwerkelijk te verkleinen en omdat de pluimveesector ondanks eerdere toezeggingen niet meedoet. De Kamer riep de regering dus op om aan de slag te gaan met het verlagen van de temperaturen voor diertransporten. Erkent de Minister dat dit niet of op zijn minst onvoldoende is gebeurd?
NVWA-controles
Ook over de controles door de NVWA hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie enkele vragen.
Vast staat dat bij diertransporten veel dieren met maar heel weinig ruimte per dier op elkaar gepakt staan. Kippen worden in kratten opgestapeld in de wagens.
Welk percentage van het totale aantal diertransporten wordt gecontroleerd?
Welk percentage van de vervoerde dieren wordt er per transport geïnspecteerd?
Worden bij een NVWA-inspectie bij hoge temperaturen alle individuele dieren (kippen en andere diersoorten) gecontroleerd, ook in het midden van de vrachtwagen of in de buurt van de motor waar het het warmst is?
Hoe verloopt de inspectie van dieren (kippen en andere diersoorten) bij hoge temperaturen wanneer zij in gesloten vrachtwagens worden vervoerd?
Wordt de temperatuur op verschillende plekken in de wagens ook daadwerkelijk gemeten tijdens een inspectie? Op welke wijze wordt dit gemeten en hoe wordt dit geregistreerd?
In reactie op het voorliggende rapport schrijft de Minister dat er wordt gewerkt aan het opstellen van handvatten voor de beoordeling van hittestress bij dieren. Kan de Minister toelichten hoe er dan tot nu toe is gecontroleerd?
De Minister antwoordt op schriftelijke vragen dat dit gebeurt aan de hand van wetenschappelijke inzichten en feitelijke waarnemingen.3 Tot welke criteria heeft dat geleid? Kan de Minister de checklists toesturen die bij de inspecties worden gebruikt? Kan de Minister toelichten hoe deze wetenschappelijke inzichten zich verhouden tot de afspraken in het Nationaal plan? Kan zij verklaren waarom de aanbevelingen in het voorliggende rapport, eveneens gebaseerd op wetenschappelijke inzichten, zo anders zijn dan de afspraken in het Nationaal plan?
Kan de Minister een overzicht geven van de dieren die in de afgelopen vijf jaar zijn gestorven tijdens transport, uitgesplitst per diersoort?
Hoeveel van deze dieren zijn gestorven door hitte(stress)?
Wat zijn de normen die de NVWA hanteert voor de sterfte tijdens transport, per diersoort? Bij welke sterfte worden opgetreden?
Wat vindt de Minister een acceptabel aantal dieren dat sterft tijdens transport? En tijdens transport op warme dagen?
Maatregelen slachthuis
Niet alleen tijdens het transport krijgen de dieren te maken met hitte. Ook bij aankomst bij het slachthuis moeten zij vaak lang wachten, eerst in de vrachtwagen, waar de temperatuur door stil te staan nog veel verder oploopt, en daarna in de wachtruimte of wachtstal van het slachthuis.
Erkent de Minister dat de bizarre snelheid van de slachtlijn ervoor zorgt dat dieren in zulke grote aantallen moeten worden aangeleverd dat dit snel zorgt voor oponthoud en langere wachttijden? Erkent de Minister dat dit tevens tot gevolg heeft dat wanneer er een storing of een andere vorm van oponthoud is tijdens het slachtproces, het aantal dieren in de wachtstal en buiten zeer snel oploopt? Kan de Minister zich voorstellen dat dit zorgt voor druk om het slachtproces maar zo snel mogelijk te hervatten, ook als dit eigenlijk niet wenselijk is?
Het voorliggende rapport vermeldt dat uit onderzoek in Vlaanderen bleek dat varkens na het lossen gemiddeld 3,5 uur moeten wachten en vleeskuikens gemiddeld ruim 4,5 uur, oplopend tot meer dan 9 uur. Hier komt de tijd voor het lossen nog bij. Bizar dat dieren tot wel meer dan 9 uur moeten wachten, gestrest en oververhit. De lede van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat er geen wachttijd zou moeten zijn tot het lossen en dat de wachttijd in de wachtstal zou moeten worden beperkt tot het minimale dat voor het dier wenselijk is.
Voor vleeskuikens komt hier nog eens bij dat zij in deze wachttijd niet eens water krijgen. Hoewel Europese regelgeving voorschrijft dat dieren mogen drinken in de wachtstal, mag hier voor dieren in kratten een uitzondering worden gemaakt.
Erkent de Minister dat dit in strijd is met de zorgplicht voor dieren? Vindt de Minister dat het verstrekken van water, en al helemaal bij warme temperaturen, niet alleen voor de veehouder verplicht zou moeten zijn, maar ook voor slachthuizen? Hoe gaat de Minister dit verplicht stellen?
Hoe lang is de gemiddelde wachttijd voor dieren bij slachthuizen in Nederland, waar mogelijk uitgesplitst per diersoort en naar de wachttijd voor en na het lossen?
In hoeverre zijn slachthuizen sinds de ontwikkeling van het Nationaal plan en het protocol voor de slachthuizen efficiënter gaan plannen om wachttijden te voorkomen? Hoe wordt dit gemonitord en wat zijn hiervan de concrete resultaten?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het stuitend dat in plaats van in te zetten op de beperking van het aantal dieren dat wordt geslacht, nu is ingezet op het verruimen van de tijden om te mogen slachten. Onder het mom van een dierenwelzijnsmaatregel (slachten bij koelere temperaturen) wordt hiermee slachthuizen de mogelijkheid gegeven om meer dieren te slachten.
Is de Minister bereid de snelheid van de slachtlijn te verlagen, zodat er minder dieren hoeven te worden aangevoerd en er minder fouten worden gemaakt die leiden tot vertraging in het slachtproces?
Is de Minister bereid om een maximum te stellen aan de tijd die dieren moeten wachten bij en in het slachthuis?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie roepen de Minister op om per direct de volgende maatregelen in te voeren:
– Niet meer rijden boven temperaturen waarvan vaststaat dat de dieren een groot risico lopen op hittestress.
– Zorgen voor een lagere bezetting in de stallen bij veebedrijven, jaarrond. Immers, het verlagen van de bezetting is een maatregel om hittestress te voorkomen. De dieren hebben dan meer ruimte. Dit wordt op dit moment bereikt door dieren vroegtijdig af te voeren naar de slacht. Door de bezetting jaarrond te verlagen is dat niet nodig. Bovendien is er op die manier ruimte om dieren langer te kunnen aanhouden als zij door extreme temperaturen onvoorzien niet naar een slachthuis kunnen worden vervoerd.
– Zorgen voor een verlaging van de snelheid van de slachtlijn in slachthuizen.
– De wachttijd voor het slachthuis tot het moment dat de dieren naar de stal worden gebracht, moet terug naar nul.
– De wachttijd in de wachtstal moet terug naar maximaal een uur.
– Alle dieren op veebedrijven moeten naar buiten kunnen en daar de ruimte en mogelijkheden hebben om af te koelen op een manier die past bij hun natuurlijke behoeften. Varkens moeten kunnen rollen in de modder, kippen moeten kunnen stofbaden.
– Dieren in de wei moeten voldoende beschutting hebben: meer bomen in de wei en ruimte voor schuilstallen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het absurd dat gemeenten geen vergunning geven voor beschutting in de vorm van schuilstallen. Kan de Minister, die eindverantwoordelijk is voor dierenwelzijn, er bovenop blijven zitten om er op toe te zien dat hier verandering in komt?