Waterstof, wind op zee en energy hub Emmen
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Brief regering
Nummer: 2019D26859, datum: 2019-06-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32813-339).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van kamerstukdossier 32813 -339 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid.
Onderdeel van zaak 2019Z13035:
- Indiener: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-06-25 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-07-02 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-09-04 10:00: Klimaat en energie (Algemeen overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-09-05 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 339 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2019
Noord-Nederland ontwikkelt zich snel als energiecentrum van Nederland. De regio ziet en grijpt de kansen die de energietransitie biedt. Dit is de daadkracht en ambitie die nodig is om de doelen van het Klimaatakkoord te bereiken. Terecht dat de Kamer tijdens het laatste AO hiervoor aandacht en steun vraagt. De wijze waarop ik met de regio samenwerk zet ik uiteen door in te gaan op drie onderwerpen die op 16 mei in dit verband aan de orde kwamen: waterstof, wind op zee en het plan voor een energy hub in Emmen.
Waterstof
De ambities die Noord-Nederland heeft op het gebied van waterstof heb ik eerder al onderschreven in mijn brief aan Uw Kamer van 9 april jl. De Waterstof-investeringsagenda en het programma van de Industrietafel Noord-Nederland maken duidelijk dat er veel draagvlak is bij lokale overheden, bedrijven en onderzoeksinstellingen. Het Nationaal Programma Groningen (NPG) gaat bijdragen aan de uitvoering. Zo heeft het Bestuur van het NPG op 15 mei ingestemd met een pilotproject waterstoftreinen. De regionale samenwerking komt ook goed naar voren in het door mij ondersteunde voorstel dat door de regio is ingediend voor de Hydrogen Valley call van het Europese onderzoeksprogramma Fuel Cells and Hydrogen Joint Undertaking.
Het spreekt mij zeer aan dat de regio zich profileert als een Europees centrum voor waterstof. Allereerst omdat het aantoont hoe er, voortbouwend op de aanwezige infrastructuur en kennis van gas, aan een nieuw economisch perspectief wordt gewerkt. Ten tweede omdat het de kracht toont van een regionale aanpak – ook op dit gebied is Noord-Nederland een inspirerend voorbeeld. Het is inmiddels niet alleen in Noord-Nederland dat inzet op waterstof tot nieuwe perspectieven en verbanden leidt. Ik zie routekaarten, projecten, initiatieven in letterlijk alle provincies van Nederland. Waterstof is een klein maar heel verbindend element!
De komende jaren zullen we er voor moeten zorgen dat al die projecten en initiatieven ook tot uitvoering komen. Daarvoor moet op een aantal gebieden nog aan de randvoorwaarden worden gewerkt. Afspraken hierover zijn opgenomen in het Klimaatakkoord. Er komt een programmatische aanpak met innovatiemiddelen (uit de Klimaatenvelop), met instrumentarium (voorbereiden van opname in de SDE++) en met een certificatiesysteem. Ook zullen we bij bredere beleidstrajecten zoals de implementatie van de richtlijn voor hernieuwbare energie (RED II) en de herziening van de gasrichtlijn rekening houden met de kansen voor waterstof.
Naast nationale afspraken moeten we ook tot internationale samenwerking komen. Dat is nodig voor het bewerkstelligen van een geïntegreerde markt. Nederland zet hier nu vol op in, onder meer door de activiteiten van de waterstofgezant. De internationale ontwikkelingen gaan snel. Dit wordt ook duidelijk uit het waterstofrapport van het International Energie-agentschap (IEA) dat eerder deze maand tijdens een G20 bijeenkomst in Japan werd gepubliceerd. Het huidige momentum is een sterke indicatie dat er een wereldmarkt voor duurzame waterstof (en daarmee voor hernieuwbare energie) kan ontstaan. Duurzame waterstof heeft groot potentieel voor sectoren die moeilijk zijn te decarboniseren (zoals de industrie en het zware en langeafstandtransport) en kan bijdragen aan de systeemintegratie en de lange termijn opslag van hernieuwbare energie.
Het rapport signaleert dat er op korte termijn grote mogelijkheden zijn voor industriële clusters aan de kust, zoals de havengebieden aan de Noordzee, met name door het benutten van bestaande infrastructuur en corridors. IEA adviseert om beleid te richten op kostenreductie, het verlagen van de risico’s van investeringen, afspreken van internationale standaarden, wegnemen van reguleringsbarrières en het uitwisselen van best practices.
Deze aanbevelingen sluiten aan bij de afspraken die we hebben voorbereid voor het Klimaatakkoord. Er valt nog veel uit te zoeken over hoe we invulling gaan geven aan die afspraken.
Gezien het grote belang dat er wordt gehecht aan dit beleid, zowel vanuit regionaal, nationaal als internationaal perspectief, zal ik in het najaar komen met een beleidsvisie. Hierin zal ik ingaan op de uitwerking van de programmatische aanpak, op de te maken keuzes inzake certificering en RED II, op vraagstukken inzake marktordening, regulering en infrastructuur, op de economische kansen en op de internationale context.
Wind op zee
Het tweede onderwerp is nauw met waterstof verbonden: het aanbod van hernieuwbare energie, en dan met name energie uit wind op zee.
Om de waterstof-investeringsagenda en het programma van de Industrietafel Noord-Nederland te kunnen realiseren, is naar verwachting meer (hernieuwbare) energie nodig. Groningen realiseert dit met windparken op land (ca. 0,85 GW) en zonne-energie (ca. 1,5 GW). Op zee leveren de bestaande Gemini-windparken 0,6 GW. Verder komt er duurzame energie binnen via de NorNed-kabel (Nederland-Noorwegen, 0,7 GW) en COBRA-kabel (Nederland-Denemarken, 0,7 GW).
Noord-Nederland ziet verder graag extra windenergie op zee gerealiseerd, met een aansluiting in de regio. De routekaart windenergie op zee 2030 geeft de komende jaren een eerste invulling aan die ambities door in 2026 nog eens 0,7 GW te realiseren in het windenergiegebied Ten noorden van de Waddeneilanden.
De noordelijke ambitie stopt daar echter niet. Daarom werk ik met de regio via twee sporen samen om de mogelijkheden voor meer windenergie op zee te verkennen. Enerzijds via het Programma Noordzee, waarin ruimtelijke keuzes over de doorgroei van windenergie op zee gemaakt worden. Anderzijds via een gezamenlijke verkenning in de vorm van een joint fact finding (JFF), waarin ik samen met de provincie Groningen, en in relatie met de regionale energiestrategie, de (aanvullende) energiebehoefte in kaart breng. Over de JFF zijn ook afspraken gemaakt in het Nationaal Programma Groningen. Indien het Programma Noordzee en de JFF uitwijzen dat er een aanvullende behoefte is aan windenergie op zee, kan ik een gebied verder ten noorden van de Waddeneilanden voordragen om als windenergiegebied te worden aangewezen en met prioriteit opnemen in de uitrol voor de fase na 2030. Dit moet uiteraard ook passend zijn in het grotere geheel van het proces om te komen tot het Noordzeeakkoord.
Energy hub Emmen
Het derde onderwerp is ook een mooi voorbeeld van een regionaal concept uit het Noorden dat kan worden toegepast elders in Nederland. Het gaat hier om de herinrichting en het hergebruik van de energie-infrastructuur van bestaande industrieterreinen.
Het concept Energy Hub (Emmen) is door de NAM en direct betrokken regionale overheden aan mij gepresenteerd. Het is onderdeel van het plan Drenthe 4.0 waarmee Drenthe banenverlies door het gasbesluit, onder meer bij de NAM, wil compenseren. Eerder heb ik toegezegd actief mee te willen denken om onderdelen van dat plan te realiseren, passend bij de EZK beleidsambities. Het concept energy hub kan met inzet van de NAM mogelijk in de markt worden gezet als onderdeel van inspanningen om bestaande belangrijke energie-infrastructuur door hergebruik in te zetten voor de energietransitie. Potentieel komen circa 400 locaties (niet meer in gebruik zijnde of buiten gebruik te stellen industriële terreinen) in Nederland hiervoor in aanmerking. Ambtelijk wordt verkend of de proeftuin energy hub Emmen door kennisvergaring rond aanpak en realisatie een referentiekader kan worden voor soortgelijke locaties elders in Nederland. Idee is dat een Drents kennisinstituut de opschaling en uitrol van dit concept kan begeleiden. Specifieke kennis over het hergebruiken van energie-infrastructuur moet dan in de provincie Drenthe worden opgebouwd. Bij het realiseren van de ambities rond de Energy hub is wel een aantal voorbehouden te maken. Zo kan het versneld terugschroeven van de gaswinning in Groningen invloed hebben op de mogelijkheden die NAM en moederbedrijf Shell zien om (mee) te investeren in hergebruik van de energie-infrastructuur in Emmen en op andere locaties. De inzichten rond het nog sneller afbouwen van de gaswinning zijn zeer recent en dit moet dus eerst nog met NAM besproken worden. Ten slotte dient nog verkend te worden in hoeverre hergebruik van de energie-infrastructuur mogelijk is binnen de vigerende wet- en regelgeving.
Met het uitwerken van een kabinetsvisie op de inzet op duurzame waterstof, met het verkennen van de mogelijkheden voor meer wind op zee en het bestuderen van het concept van energiehubs, werken we aan beleid waarmee we de economische kansen voor Noord-Nederland vergroten. Dit onderstreept de bijzondere rol die ik zie voor Noord-Nederland in de energietransitie.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes