Voortgang landelijk actieplan studentenhuisvesting
Studentenhuisvesting
Brief regering
Nummer: 2019D26997, datum: 2019-06-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33104-21).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 33104 -21 Studentenhuisvesting.
Onderdeel van zaak 2019Z13105:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-06-26 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-07-04 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-01-27 11:30: Extra procedurevergadering commissie BiZa (groslijst controversieel verklaren) (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-04-06 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-03-31 15:00: Staat van de volkshuisvesting (wordt samengevoegd met het commissiedebat Woningbouwopgave d.d. 12 april 2022) (Commissiedebat), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-04-12 17:00: Woningbouwopgave/ Staat van de volkshuisvesting (Commissiedebat), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
33 104 Studentenhuisvesting
Nr. 21 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2019
Veel studentensteden hebben te maken met een groot tekort aan studentenhuisvesting. Ik vind het belangrijk dat studenten een goede en betaalbare woning in de buurt van hun opleiding kunnen vinden. Op 4 oktober 2018 heb ik daarom samen met de G4, het Netwerk Kennissteden Nederland, de VSNU, de Vereniging Hogescholen, Kences, Vastgoed Belang, de LSVb, Nuffic en het Ministerie van OCW het landelijk actieplan studentenhuisvesting 2018–2021 afgesloten. In deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van OCW, over de voortgang van dit actieplan.
Met dit actieplan zetten alle deelnemende organisaties zich in voor voldoende en kwalitatief goede huisvesting voor studenten. Essentiële onderdelen van onze aanpak zijn het maken van lokale productieafspraken, het vergroten van de kennis over studentenhuisvesting op nationaal en lokaal niveau en het beter informeren van studenten over hun mogelijkheden en rechten als woningzoekende of huurder. Deze acties hebben als doel om binnen tien jaar op lokaal niveau een evenwicht tussen vraag en aanbod te bereiken. Alle aangesloten partijen hebben zich gecommitteerd aan dit doel. Ik monitor de voortgang van het actieplan middels het Landelijk Platform Studentenhuisvesting (LPS), waarin alle ondertekenaars zijn gerepresenteerd, en door direct contact met de partijen die aangesloten zijn bij het plan.
Studentenhuisvesting kan niet van de ene op de andere dag gerealiseerd worden. Het vinden van locaties, het maken van plannen en de bouw zelf kosten tijd. De tekorten en de druk op de woningmarkt als geheel zijn op dit moment dusdanig groot dat het ook in de komende jaren in veel steden moeilijk zal blijven voor studenten om een woning te vinden. Dit probleem zal met name spelen in augustus en september (de piekperiode), omdat dan grote aantallen nieuwe studenten tegelijkertijd naar een woning zoeken. Ook dit jaar zijn er lokaal mogelijk weer noodoplossingen noodzakelijk om (met name buitenlandse) studenten die echt niet aan een woning kunnen komen tijdelijk te huisvesten.
Het actieplan biedt dan ook geen snelle oplossing voor de bestaande tekorten aan woonruimte voor studenten. Samen met de ondertekenende partijen zet ik in op structurele verbeteringen. Echte oplossingen voor de bestaande problematiek vinden plaats op lokaal niveau. In voorgaande jaren waren de (gevoelde) verantwoordelijkheid en de middelen voor het realiseren van voldoende huisvesting van studenten echter verdeeld tussen gemeenten, huisvesters en onderwijsinstellingen. Dit was vaak een struikelblok voor een ambitieuze aanpak. De belangrijkste stap voorwaarts binnen het actieplan is de versterking van de lokale samenwerking tussen deze partijen. Binnen deze lokale samenwerking maken zij gezamenlijke afspraken over de ambities voor het realiseren van extra huisvesting. Alhoewel het actieplan nog jong is zijn de eerste resultaten hiervan al zichtbaar. De verstevigde lokale samenwerking heeft in veel steden al geleid tot ambitieuze afspraken over aantallen woningen die de komende jaren gerealiseerd moeten worden. Deze eerste resultaten vindt u in de tabel op pagina’s drie en vier.
Graag geef ik u ook nog mee dat ik mij parallel aan het actieplan ook via andere wegen inzet om het bestaande tekort aan studentenhuisvesting op te lossen en de kwaliteit van de huisvesting te verbeteren. Zo heb ik onlangs de Stimuleringsaanpak flexwonen aan uw Kamer gestuurd. Deze aanpak zal een bijdrage leveren aan het opvangen van de grote tijdelijke tekorten aan het begin van elk collegejaar (de piekperiode). En ook in de woondeals die ik met gemeenten en regio’s afsluit vraag ik aandacht voor studentenhuisvesting. Zo heb ik met de gemeente Eindhoven in de woondeal stedelijk gebied Eindhoven afspraken gemaakt over de inzet van nieuwe tijdelijke woningen om de acute vraag van studenten op te vangen. En in de woondeal Groningen heb ik een bijdrage van € 500.000 beschikbaar gesteld om de aanpak van malafide kamerverhuurders van de gemeente Groningen te ondersteunen.
Leeswijzer
In de eerste sectie ga ik in op de productieafspraken voor de korte en de lange termijn die op lokaal niveau tot stand zijn gekomen.1 In het vervolg van de brief bespreek ik de voortgang op de drie pijlers van het landelijk actieplan: 1) verbetering van het (cijfermatige) inzicht in studentenhuisvesting, 2) het maken van (productie-)afspraken en de versterking van lokaal overleg en 3) verbetering van de informatiepositie van studenten. Op elk van deze pijlers zijn door de partijen acties ingezet. Tot slot zal ik de verdere voortgang van dit proces schetsen.
Eerste resultaten actieplan zichtbaar
Nu partijen ruim een half jaar aan de slag zijn met het actieplan zie ik dat de samenwerking tussen alle betrokken partijen op lokaal niveau een steviger fundament heeft gekregen. In alle studentensteden is het lokale overleg tussen de betrokken partijen op gang gekomen, en dit heeft in bijna alle studentensteden inmiddels geleid tot concrete doelstellingen en plannen voor het wegwerken van de tekorten. Concrete voorbeelden van lokale initiatieven zijn een convenant studenten- en jongerenhuisvesting in Groningen, waarin de ambitie wordt uitgesproken tot 2025 1.000–1.500 eenheden te realiseren bovenop de al bestaande bouwplannen. Ook in Amsterdam is in maart 2019 een dergelijk convenant afgesloten tijdens de opening van een nieuw studentenhuisvestingsproject in het universiteitscomplex de Oudemanhuispoort. In dit convenant is als doel afgesproken om tot 2022 te komen tot 9.400 extra studentenwoningen. Een derde voorbeeld is Den Haag, dat in april jl. heeft aangekondigd nog eens 3.000 eenheden bovenop de bestaande plannen te willen realiseren tot 2026.
Realisatieplannen lokale partijen
In het actieplan (actie 7) is afgesproken dat de betreffende gemeenten tenminste jaarlijks aan mij rapporteren over de conclusies uit hun lokale overleg met betrekking tot (voorziene) tekorten, ambities voor de realisatie van nieuwe woningen en de knelpunten die zij daarbij tegenkomen. De uitkomsten van deze rapportage vindt u in de onderstaande tabel.
Amsterdam1 | 9.400 | 9.400 | Tot 2022 | |
Arnhem | 0 | 0 | nvt | |
Delft | 3.400–5.700 | 2.000 | Tot 2023 | Aanvullende plannen nog in voorbereiding |
Den Haag | 2.700 | 1.900 | Tot 2020 | Realiseren 3.000 extra woningen voor 2026 |
Eindhoven | 1.000–1.500 | 300 tijdelijk | Tot 2019 | Aanvullende plannen nog in voorbereiding |
Enschede | 283 | 183 | Tot 2020 | |
Groningen | 4.000–4.500 tot 2025 | 3.000 | Tot 2021 | Realiseren 1.000–1.500 extra woningen voor 2025 |
Leeuwarden | 0 | 0 | nvt | Realiseren 1.400 woningen in centrum voor 2026 |
Leiden | 1.200, voorzien tekort groeit naar 2.700 in komende jaren | 2.240 | Tot 2023 | Het nu voorziene tekort van 2.700 is vrijwel geheel ingelopen in 2026 |
Maastricht | Nihil, voorzien tekort van 2.900 in 2024 | 2.900 | Tot 2024 | |
Nijmegen | 900 | 560 | Tot 2023 | Realiseren 400 extra woningen |
Rotterdam | 2.100 tot 2025 | 2.000 | Tot 2021 | |
Den Bosch | 450–500 | 450–500 | Tot 2023 | |
Tilburg | Nihil, voorzien tekort van 1.050 in 2025/2026 | 360 | Tot 2022 | 980 tot 2025/2026 |
Utrecht | 8.575 | 2.527 | Tot 2023 | Aanvullende plannen nog in voorbereiding |
Wageningen | 0, vraag loopt op met 1.725 in 2023/2024 | 1474 | Tot 2024 | |
1 In de bijlage van het Landelijk actieplan studentenhuisvesting staat een streefaantal van 10.500 woningen genoemd voor Amsterdam. Het ging hier echter expliciet niet alleen over studentenhuisvesting, maar ook om huisvesting voor een bredere doelgroep jongeren. In het convenant studentenhuisvesting is voor de specifieke studentendoelgroep een doel van 9.400 eenheden afgesproken. |
Het gaat hierbij nadrukkelijk om ambities die door de lokale partijen zelf zijn uitgesproken. Ik zie het als een belangrijke stap vooruit dat de partijen bereid zijn om zich publiekelijk te committeren aan deze ambities. Ik constateer verder dat wanneer deze ambities gerealiseerd worden, dit in de meeste steden zicht geeft op het bereiken van een evenwicht. Uiteraard moeten deze ambities wel ondersteund worden met concrete projecten voor bouw of herbestemming. Dit is nog niet overal het geval. Dit komt enerzijds vanwege het feit dat de afgesproken ambities van zeer recente datum zijn en anderzijds omdat van sommige plannen nog onzeker is of de realisatie daarvan past binnen de ontwikkeling van een bepaald gebied. De komende periode zal daarom, zoals in het actieplan is afgesproken, benut worden om verdere afspraken te maken over de invulling van de ambities. Over de resultaten daarvan zal ik u op de hoogte stellen.
Daar waar de bestaande realisatieplannen nog niet voldoende zicht geven op evenwicht wordt ingezet op procesafspraken om te komen tot aanvullende plannen. Dit is het geval in Utrecht, Delft en Eindhoven. Zo willen de samenwerkende partijen in Utrecht later dit jaar een convenant studentenhuisvesting afsluiten. In Delft loopt de huidige woonvisie tot 2023. Op dit moment is de gemeente met de TU en DUWO in gesprek over de woonopgave na 2023, waarin onder meer gesproken wordt over nieuwe locaties voor studentenhuisvesting. De partijen in Eindhoven hebben zich de afgelopen maanden met urgentie gericht op het opvangen van de verwachte grote instroom van internationale studenten aan het begin van het komende studiejaar. Na de piekperiode willen de lokale partijen gezamenlijk komen tot een nieuw convenant studentenhuisvesting waarin concrete afspraken worden gemaakt om het tekort ook voor de langere termijn weg te werken. Ik blijf met de betreffende partijen in gesprek over de voortgang.
Bijbouwen niet het antwoord op alle uitdagingen
Structurele oplossingen voor de tekorten aan studentenhuisvesting zijn noodzakelijk, maar ook de inzet van tijdelijke huisvesting voor het terugdringen van de grote tijdelijke tekorten tijdens de zogenaamde piekperiode vereist extra aandacht. Deze problematiek ontstaat doordat aan het begin van elk collegejaar grote aantallen nieuwe studenten tegelijkertijd naar een woning gaan zoeken. De bestaande kamervoorraad komt daarentegen in een veel geleidelijker tempo vrij, omdat afgestudeerde studenten enige tijd wordt geboden om naar een nieuwe woning te zoeken. Door deze dynamiek kunnen veel studenten in het begin van het collegejaar moeilijk een woning vinden, hetgeen vooral voor studenten die van ver of uit het buitenland komen een probleem vormt.
Vorig jaar leidde deze piekinstroom tot problemen in onder meer Groningen en ook dit jaar zal het weer een grote uitdaging zijn om alle instromende studenten op de korte termijn op een goede manier te huisvesten. Ik kan daarbij helaas niet uitsluiten dat er dit jaar opnieuw lokaal noodoplossingen ingezet zullen moeten worden. Dit komt voornamelijk omdat de instroom van nieuwe studenten lokaal van jaar tot jaar sterk varieert en de aantallen pas bij het definitieve moment van inschrijving bekend worden. Het is daarom belangrijk dat lokale partijen creatieve en flexibele oplossingen zoeken om studenten tijdelijk op te vangen in deze piekperiode. Zo zet Eindhoven voor september (driehonderd) tijdelijke woningen neer op grond die beschikbaar wordt gesteld door de gemeente. En de universiteit van Tilburg reserveert hostelkamers als basis van waaruit internationale studenten kunnen zoeken naar definitieve huisvesting.
1. Verbetering van het (cijfermatige) inzicht in studentenhuisvesting
De eerste pijler van het actieplan richt zich op het verbeteren van de informatiepositie van de betrokken partijen. Een goed lokaal inzicht in de huidige en toekomstige vraag- en aanbodcijfers van studentenhuisvesting stelt partijen in staat om onderbouwde beslissingen te nemen over de realisatie van extra woningen.
Onderzoek lokaal vraag en aanbod
Sinds 2012 werken de partijen uit het LPS samen aan de jaarlijkse Landelijke Monitor Studentenhuisvesting. Deze publicatie rapporteert over de daadwerkelijke en gewenste woonsituatie van studenten. Ook in 2019 verschijnt er weer een Monitor. VSNU en de Vereniging Hogescholen hebben dit jaar instellingen extra gestimuleerd om de vragenlijst te verspreiden onder hun studenten, waardoor de representativiteit van de monitor naar verwachting nog robuuster wordt. De vraagzijde van studentenhuisvesting wordt daarmee naar mening van het LPS afdoende in kaart gebracht. Er is echter nog onvoldoende zicht op het bestaande aanbod van studentenhuisvesting en de ontwikkeling van dit aanbod in de studentensteden. Dit maakt het lastiger om het potentieel tekort aan studentenwoningen voor de komende jaren accuraat te ramen. Om dit hiaat te verhelpen heb ik opdracht gegeven tot een onderzoek dat inzicht biedt in de ontwikkeling van het lokale aanbod van studentenhuisvesting. Dit onderzoek loopt en ik verwacht de resultaten op zeer korte termijn. De partijen zullen deze uitkomsten benutten voor de verdere uitwerking van de bestaande ambities en plannen. Ik informeer uw Kamer hierover in de volgende voortgangsrapportage.
Studentenhuisvesting op campus onderwerp in lokaal overleg
In het LPS heb ik er bij de onderwijsinstellingen en huisvesters op aangedrongen om de mogelijkheid van (intensivering van) de huisvesting van studenten op onderwijscampussen te verkennen.2 Het huisvesten van studenten op een campus kan verschillende voordelen hebben, zoals het verkorten van de reistijd van studenten en het vormen van een academische gemeenschap. Uiteindelijk is de keuze om studenten te huisvesten op een campus afhankelijk van de mogelijkheden en de afwegingen die verschillende lokale partijen maken. De beschikbaarheid van grond op de campus is hierbij bijvoorbeeld een belangrijke factor. De mogelijkheden voor huisvesting op de campus worden besproken in de lokale overleggen. Zo is in Groningen in het lokale convenant studenten- en jongerenhuisvesting (2019–2022) afgesproken dat onderzoek wordt gedaan naar locaties en investeringsmogelijkheden voor wonen op de Zernike Campus. Verder wordt in het ambitiedocument van eind 2018 voor het Utrecht Science Park (USP) de ambitie uitgesproken om het aantal studentenwoningen op de USP de komende tien jaar te verdubbelen, van 2.500 naar 5.000. Op het Bio Science Park in Leiden worden 600 nieuwe woningen voor studenten gerealiseerd. Ik zal gedurende de looptijd van het actieplan monitoren of en welke plannen lokale partijen hebben om de campus te betrekken bij het realiseren van huisvesting.
Betere schattingsmethode internationale studenten op korte termijn niet haalbaar
Een nauwkeurige inschatting van het toekomstig aantal internationale studenten is belangrijk, maar het is niet eenvoudig om de toekomstige ontwikkelingen nauwkeuriger te ramen dan we nu al doen. Er moet voldoende onderbouwing zijn dat een nieuwe ramingsmethode tot betere resultaten leidt. Het Ministerie van OCW is daarom in overleg getreden met de Adviesraad Leerlingen- en Studentenramingen (ALS).3 Samen met de ALS is een werkgroep gestart waarin wordt onderzocht of en hoe de raming van de aantallen internationale studenten verbeterd kan worden. Als de resultaten van deze werkgroep er zijn, zal OCW ook Kences en Nuffic betrekken. De Minister van OCW zal u over de voortgang van dit onderzoek op de hoogte houden.
2. (Productie)afspraken en versterking lokaal overleg
Binnen pijler twee van het actieplan zetten partijen zich gezamenlijk in om voldoende kwalitatief aanvaardbare huisvesting voor studenten te realiseren. Hiervoor moeten goede afspraken gemaakt worden op lokaal niveau, omdat de lokale partijen het beste zicht hebben op de opgave in hun stad. Partijen zelf hebben geconstateerd dat een nauwere samenwerking tussen studentenhuisvesters, onderwijsinstellingen, gemeenten en studenten (als huurders) cruciaal is om tot resultaten te komen. Een van de voornaamste doelstellingen van het actieplan is daarom om het lokale overleg tussen deze partijen te versterken. Dit overleg moet vervolgens ook leiden tot gedeelde ambities en concrete (productie)afspraken om de tekorten tegen te gaan. De Minister van OCW en ik ondersteunen deze lokale aanpak bij knelpunten en kansen als het bundelen van de investeringsvraag of het versnellen van bouwplannen.
Lokale samenwerking op weg
Zoals afgesproken in het landelijk actieplan wordt in alle studentensteden inmiddels actief overleg gevoerd over de ambities voor studentenhuisvesting. Ik monitor de voortgang van deze lokale overleggen via het LPS. Zoals ik in het begin van deze brief al beschreef zijn deze lokale overleggen inmiddels goed op weg en heeft dit in de meeste steden inmiddels geleid tot gezamenlijke ambities van de partijen voor de realisatie van extra studentenwoningen.
Een aandachtspunt blijft wel dat alle relevante partijen voldoende betrokken worden bij de lokale samenwerking. Zo krijg ik signalen dat de betrokkenheid van studentenorganisaties in enkele steden nog niet of niet voldoende geregeld is. Ook de betrokkenheid van particuliere verhuurders verdient aandacht. Zoals wij uit de landelijke monitor studentenhuisvesting 2018 weten huurt een groot deel (46%) van de studenten een woning van dit type verhuurder. Het is dan ook wenselijk dat hun perspectief ook wordt ingebracht in het overleg op lokaal niveau.
Ook het betrekken van naburige gemeenten bij het overleg kan kansen bieden, omdat ook hier soms mogelijkheden zijn om studenten te huisvesten. Zo werkt Leiden bijvoorbeeld samen met de gemeente Voorschoten, waar een transformatieproject om 140 woningen voor studenten te realiseren in een voormalig woon-zorgcomplex.
Beleidsopties stimuleren onzelfstandige verhuur onderzocht
Uit de Landelijke Monitor Studentenhuisvesting blijkt dat het beschikbare aanbod in studentenhuisvesting in toenemende mate bestaat uit zelfstandige woningen (woningen met eigen voorzieningen, zoals badkamer, toilet en keuken). Voor het terugdringen van het tekort zien de partijen uit het LPS graag dat ook de realisatie van nieuwe onzelfstandige kamers gaat groeien. BZK heeft daarom een onderzoek gefinancierd naar beleidsopties om het aanbod van onzelfstandige woningen te stimuleren. Dit onderzoek wordt op korte termijn afgerond en ik zal uw Kamer daar in een volgende tussenstand over informeren.
3. Verbetering informatiepositie studenten
Het huidige tekort aan studentenhuisvesting vergroot de afhankelijkheidspositie van uitwonende studenten ten opzichte van hun verhuurders. Ik vind het daarom erg belangrijk dat studenten goed geïnformeerd en op de hoogte zijn van hun rechten als huurder. Om dit voor elkaar te krijgen zet ik zelf stappen om studenten te informeren en ondersteun ik de andere partijen uit het LPS in hun activiteiten.
Campagne «Wegwijs met je huurprijs» wordt voortgezet
De BZK-campagne Wegwijs met je huurprijs brengt bij studenten onder de aandacht dat er (in de meeste gevallen) op basis van het woningwaarderingsstelsel een maximale redelijke huurprijs geldt voor hun studentenwoning. Ook geeft de campagne deze studenten praktische aanwijzingen over welke actie ze kunnen ondernemen als hun huurprijs boven dit redelijke maximum uitkomt. De effectiviteit van deze campagne is duidelijk zichtbaar. Zo hebben tussen oktober 2018 en mei 2019 bijna 25.000 unieke bezoekers doorgeklikt van de campagnewebsite naar de website van de Huurcommissie. Gegeven dit succes heb ik besloten om de campagne nogmaals te verlengen, tot 31 augustus 2019, zodat ook de nieuwe generatie eerstejaarsstudenten van deze informatie kan profiteren. Daarbij zullen verschillende partijen uit het LPS al voor de zomer stevig inzetten op het informeren van de nieuwe lichting studenten over de situatie op de woningmarkt voor studenten en hun rechten als (aankomend) huurder. Zo informeren meerdere onderwijsinstellingen potentiële studenten actief over de huisvestingssituatie in hun stad en heeft de LSVb net een huurrechtboek voor studenten uitgebracht dat gratis is te downloaden vanaf hun website. De LSVb werkt aan de vertaling in het Engels van dit boek zodat ook internationale studenten hiermee hun voordeel kunnen doen.
Campagnes tijdige aanmelding en discriminatie van internationals
De LSVb zal in 2020 een campagne lanceren waarin toekomstige studenten worden opgeroepen om zich tijdig in te schrijven als woningzoekende. Deze campagne zal zich richten op leerlingen uit de bovenbouw van de middelbare school. De sociale studentenhuisvesters verenigd in Kences willen met een campagne de positieve en waardevolle kanten van internationalisering te belichten. Sociale huisvesters ondernemen diverse initiatieven om integratie van groepen Nederlandse en internationale studenten te bevorderen. De aanpak van discriminatie van internationale studenten vraagt om lokaal maatwerk. Niet alle huisvesters herkennen namelijk dat hun huurders onwelwillend zouden staan tegenover internationale medebewoners.
Informatievoorziening aan internationale studenten verbeterd
Internationale studenten zijn zich vaak niet voldoende bewust van hoe huisvesting voor studenten geregeld is in Nederland, hoe zij aan een kamer kunnen komen en welke rechten zij als (potentiële) huurder hebben. Dit maakt hen kwetsbaar voor misstanden, zoals ook blijkt uit de «housing hotline» inventarisatie van de LSVb (https://lsvb.nl/2019/06/19/internationale-studenten-doelwit-van-uitbuiting-op-woningmarkt/). De bij het LPS aangesloten partijen zijn daarom gezamenlijk bezig met de evaluatie van hun informatievoorziening aan internationale studenten. Uit deze evaluatie blijkt dat in een aantal studentensteden de informatievoorziening al op orde is. Waar verbetering mogelijk is worden concrete acties ondernomen. Zo investeren de samenwerkende partijen in Den Bosch bijvoorbeeld gezamenlijk in één loket voor studentenhuisvesting en gaat Enschede internationale studenten actief informeren over het voor veel internationale studenten onbekende fenomeen coöptatie (hospiteren). De Universiteit Utrecht heeft een animatiefilmpje gemaakt waarmee buitenlandse studenten op een aantrekkelijke en toegankelijke manier worden geïnformeerd over het zoeken naar woonruimte in Nederland (https://www.uu.nl/en/education/welcome-to-utrecht/to-do/arrange-housing). Aankomende studenten worden proactief gewezen op deze informatie.
Ook zetten alle partijen in op vertaling van in het Nederlands beschikbare informatie naar het Engels. Zo heb ik de hierboven genoemde campagne Wegwijs met je huurprijs laten vertalen (www.realaboutrent.nl). Nuffic verspreidt, via de Study in Holland kanalen zoals de website (https://www.studyinholland.nl/prepare/housing) en sociale media, algemene informatie onder internationale studenten over het vinden van huisvesting. De informatie op de website is recent grondig herzien. Ze verwijzen nu onder andere naar de genoemde BZK-campagne.
4. Voortgang
Het landelijk actieplan studentenhuisvesting is in uitvoering en de eerste resultaten zijn zichtbaar. Het doel van het eerste jaar van het actieplan was om te komen tot gedeelde ambities. Nu dit is gelukt zal ik het tweede jaar met de aangesloten partijen in gesprek gaan over hoe deze ambities te realiseren. Er moeten aanvullende (bouw)plannen gemaakt worden, en de al bestaande plannen moeten worden uitgevoerd. Ook wil ik met de partijen in gesprek over mogelijke back-up-opties voor het geval dat sommige plannen in de praktijk niet haalbaar blijken.
Op deze manier werk ik samen met de andere partijen die zijn aangesloten bij het actieplan toe naar het gedeelde doel om een evenwicht in vraag en aanbod te bewerkstelligen binnen de afgesproken termijn van tien jaar. De lokale samenwerkingen bieden een platform voor partijen om elkaar aan te blijven spreken op de voortgang van de afspraken uit het actieplan. Tegelijkertijd kunnen partijen ook rekenen op mijn inzet wanneer zij tegen obstakels aanlopen die lokaal niet zijn op te lossen.
Tot slot kijk ik ook verder dan de looptijd van het landelijk actieplan. Het is noodzakelijk dat dit onderwerp na 2021 voor alle partijen hoog op de prioriteitenlijst blijft staan. In steden waar op dat moment een evenwicht van vraag en aanbod gerealiseerd is zullen de gemeente, onderwijsinstellingen, huisvesters en studentenorganisaties scherp moeten blijven om ervoor te zorgen dat er geen nieuwe tekorten ontstaan. Ik blijf hierover met hen het gesprek aangaan. En met steden waar ook op dat moment nog sprake zal zijn van een tekort blijf ik zoeken naar oplossingen om uiterlijk in 2028 ook hier een evenwicht te hebben bereikt. Over de voortgang van de ondernomen acties en de door mij gevoerde gesprekken zal ik uw Kamer in 2020 opnieuw informeren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ik geef hiermee ook uitvoering aan de moties Krol en Smeulders c.s., (Kamerstuk 32 847, nrs. 450 en 458), en een toezegging aan de heer Smeulers in het AO over woonaangelegenheden van 18 oktober 2018 (Kamerstuk 32 847, nr. 451).↩︎
Hiermee geef ik uitvoering aan de motie Krol/Azarkan, Kamerstuk 32 847, nr. 371.↩︎
Deelnemers ALS: Centraal Bureau voor de Statistiek (voorzitter en deskundige), vertegenwoordigers van OCW (secretaris) en FIN (toehoorder), deskundigen van het Centraal Planbureau (CPB), het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), vertegenwoordigers van de PO-raad, de VO-raad, de MBO raad, de Vereniging Hogescholen en de VSNU.↩︎