Antwoord op vragen van het lid Moorlag over de aanleg van een stroomstation in Voorne-Putten
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2019D27177, datum: 2019-06-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-3172).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van zaak 2019Z10527:
- Gericht aan: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Indiener: W.J. Moorlag, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3172
Vragen van het lid Moorlag (PvdA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de aanleg van een stroomstation in Voorne-Putten (ingezonden 27 mei 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 26 juni 2019)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin wordt gesteld dat TenneT bij het landelijk gelegen Biert een converterstation wil gaan bouwen en een ondergrondse kabel wil gaan aanleggen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Deelt u de opvatting van bewoners in het gebied dat dit een te forse ingreep is in het landschap? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens met de opvatting dat de bouw van grote energie-infrastructuur bij voorkeur en zo veel als mogelijk op industrieterreinen dient plaats te vinden? Zo ja, wordt dan naar alternatieve locaties gekeken? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze is deze voorgenomen locatie in beeld gekomen en gekozen en op welke wijze hebben principes van goede ruimtelijke ordening en opvatting van omwonenden en het lokale bestuur hierin een rol gespeeld en meegewogen?
Antwoord 2, 3 en 4
Op 5 april 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de Routekaart Windenergie op zee 2030 (Kamerstuk 33 561, nr. 48). Ik heb daarbij toegelicht hoe ik tot een keuze ben gekomen voor de – in een Rijkscoördinatieregeling (RCR) – te onderzoeken ondergrondse kabelverbindingen en aansluitlocaties voor het naar land brengen van de windenergie van zee uit de Routekaart 2030. Voor de noordelijke verbinding van het windenergiegebied IJmuiden Ver (Net op zee IJmuiden Ver Bèta) zijn de Maasvlakte en Simonshaven aangewezen om nader te onderzoeken.
De Routekaart Windenergie op zee 2030 van 27 maart 2018 (Kamerstuk 33 561, nr. 42) voorziet in 6,1 GW windenergie op zee. Vooruitlopend op procedures onder de RCR ben ik in 2018 gestart met een brede verkenning naar de mogelijkheden om deze windenergie aan land te brengen2. Voor het windenergiegebied IJmuiden Ver heb ik voor 25 mogelijke ondergrondse hoogspanningsverbindingen en 10 potentiële aansluitlocaties op bestaande hoogspanningsstations – waaronder een aantal in industriegebieden – de milieueffecten, kosten, techniek, toekomstvastheid en omgevingsaspecten in beeld gebracht.
De resultaten van deze verkenning zijn weergegeven in een afwegingsnotitie, waarin onder meer aandacht is besteed aan ruimtelijke en landschappelijke aspecten. De landschappelijke inpassing vormt een belangrijk aandachtspunt voor het aansluitpunt Simonshaven nabij Biert. Het geheel van milieueffecten, kosten, techniek, toekomstvastheid en omgevingsaspecten in beschouwing genomen, zijn voor de noordelijke verbinding van het windenergiegebied IJmuiden Ver Simonshaven en de Maasvlakte als de meest kansrijke aansluitpunten uit de verkenning gekomen.
Gedurende de verkenning hebben betrokken provincies, gemeenten, waterschappen, belangenorganisaties en bedrijfsleven deelgenomen aan werksessies en aparte gesprekken. In de eind maart 2019 gestarte RCR-procedure Net op zee IJmuiden Ver Bèta zijn omwonenden betrokken en is een informatieavond in het gebied van Simonshaven georganiseerd.
Op basis van de afwegingsnotitie, bespreking met decentrale overheden op 5 december 2018 en een positief advies van de Commissie voor de Milieueffectrapportage heb ik besloten de aansluitstations en tracés naar de Maasvlakte en Simonshaven in een procedure onder de RCR nader te onderzoeken. In deze procedure zullen de effecten op milieu – waaronder invloed op landschap en ruimtelijke kwaliteit-, techniek, kosten, omgeving en toekomstvastheid van deze alternatieven verder in kaart worden gebracht in een integrale effectenanalyse (IEA). Ik zal de overheden in de regio de gelegenheid geven mij naar aanleiding van de IEA te adviseren over een voorkeursalternatief. Ook andere belanghebbenden krijgen de gelegenheid een voorkeur uit te spreken voor een alternatief. Vervolgens zal ik, in afstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, een keuze maken voor een voorkeursalternatief, waarbij ik ook het aspect landschappelijke inpassing zal meewegen. Dat voorkeursalternatief zal dan uiteindelijk worden neergelegd in een ruimtelijk besluit.