[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2019D27208, datum: 2019-06-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35210-XIV-3).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35210 XIV-3 Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota).

Onderdeel van zaak 2019Z10337:

Onderdeel van zaak 2019Z13216:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

35 210 XIV Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 26 juni 2019

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 11 juni 2019 voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Bij brief van 25 juni 2019 zijn ze door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,
Kuiken

De griffier van de commissie,
Haveman-Schüssel

1

Hoe verwacht u de overgebleven middelen voor regionale knelpunten in 2019 te besteden?

Antwoord

In het onderstaande overzicht is weergegeven welke overgebleven middelen uit de Regio Envelop tot nu toe zijn gereserveerd en welke bedragen (termijnen) er op deze reserveringen zijn uitgekeerd (stand na Voorjaarsnota 2019). Hierover bent u reeds geïnformeerd (Kamerstuk 29 697, nr. 56). Een deel van de resterende middelen van de eerste tranche en een deel van de middelen voor de tweede tranche van de Regio Deals zal in 2019 tot uitbetaling komen. Voor de tweede tranche is dit mede afhankelijk van de nog te sluiten deals. De Regio Deals tweede tranche zullen, wanneer zij zijn ondertekend, worden gepubliceerd en uw Kamer zal daarover worden geïnformeerd.

1 Brainport Eindhoven 130,0 81,5
1 Nucleaire problematiek 117,0 117,0
1 Zeeland 35,0 22,4
1 ESTEC 40,0 40,0
1 Rotterdam-Zuid 130,0 24,0
1 BES-eilanden 30,0 24,4
2 Noordoost Fryslân 25,0
2 Zuid- en Oost-Drenthe 20,0
2 Natuurinclusieve landbouw 10,0
2 Twente 30,0
2 Achterhoek 20,0
2 Foodvalley 20,0
2 Bodemdaling Groene Hart 10,0
2 Noordelijk Flevoland 15,0
2 Den Haag Zuidwest 7,5
2 ZaanIJ 7,5
2 Midden- en West-Brabant 10,0
2 Parkstad Limburg 40,0
Totaal 697,0 309,3
Resterende middelen 253,0
Deze middelen worden o.a. ingezet voor de volgende tranche
Totaal Regio Envelop 950,0 309,3

2

Op welke manier wordt de Kamer geïnformeerd over de besteding van de middelen voor regionale knelpunten?

Antwoord

Op 16 november 2018 informeerde ik u mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) over de twaalf voorstellen die ik voornemens ben in 2019 uit te werken tot Regio Deals. Alle gesloten Regio Deals worden met een toelichtende brief naar uw Kamer gestuurd. Naar verwachting worden de meeste Regio Deals uit de tweede tranche medio 2019 gesloten. Daarnaast ontvangt uw Kamer jaarlijks – naast de informatie in de reguliere begrotingsstukken – een voortgangsrapportage Regio Portefeuille. De eerste volgt in het najaar 2019.

3

Hoe kan de Kamer goed zicht houden op de besteding van de middelen voor regionale knelpunten en tijdig betrokken worden bij deze besteding?

Antwoord

Zie ook het antwoord op vraag 2. De voortgangsrapportage zal ingaan op de door het Rijk aan de regio beschikbaar gestelde middelen, de cofinanciering, de voortgang van de Regio Deals en het meten van Brede Welvaart.

4

Er wordt volgens tabel 1 van bijlage 4 bij de Voorjaarsnota € 50 miljoen uitgegeven aan cofinanciering van een fonds voor warme sanering van de varkenshouderij, kunt u uitgebreid toelichten waar dit precies aan wordt uitgegeven?

Antwoord

Zoals op pagina 91 van de Voorjaarsnota te zien is, is voor 2019 uit de aanvullende post geen bedrag van € 50 miljoen, maar een bedrag van € 3,4 miljoen beschikbaar gekomen voor de uitvoering en voorbereiding van de regelingen. De resterende middelen worden besteed in latere jaren. Overige uitgaven uit de enveloppe zullen in de komende jaren gedaan worden: € 101,2 miljoen in 2020, € 48,5 miljoen in 2021, € 18,1 miljoen, € 8,4 miljoen en € 4,4 miljoen in 2022 (in totaal € 184 miljoen in de periode 2019–2022). € 16 Miljoen van de envelop resteert nog op de Aanvullende Post van Financiën en zal op een later moment aan de LNV-begroting worden toegevoegd.

De middelen zijn onder andere bestemd voor de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (€ 120 miljoen). De conceptregeling is met een toelichting op 30 april 2019 aan uw Kamer gezonden (Kamerstuk 28 973, nr. 213). Voor de uitvoeringskosten van deze regeling is in totaal € 4 miljoen toegevoegd aan de LNV-begroting.

Daarnaast zijn er middelen overgeheveld voor stalinnovaties in de varkenshouderij (€ 40 miljoen), pluimveehouderij (€ 15 miljoen) en melkgeitenhouderij (€ 5 miljoen). Het doel hiervan is het op middellange en lange termijn terugdringen van gezondheids- en leefomgevingsrisico’s van deze veehouderijen voor omwonenden. Daarnaast is het doel het verminderen van diergezondheids- en dierwelzijnsrisico’s en gezondheidsrisico’s voor de veehouders en hun medewerkers. Dit wordt gerealiseerd door brongerichte emissiebeperkende maatregelen te ontwikkelen en vervolgens toe te passen in zowel nieuwe als bestaande stallen. Een innovatie- en investeringsregeling wordt op dit moment uitgewerkt.

5

Er wordt volgens tabel 1 van bijlage 4 bij de Voorjaarsnota € 5 miljoen uitgegeven aan cofinanciering van innovatie in de visserij, in hoeverre wordt dit gebruikt voor vissers die lijden onder de EU-beslissing over de pulsvisserij?

Antwoord

De vanuit het regeerakkoord beschikbaar gestelde cofinanciering wordt ingezet om innovaties in de visserij te steunen, zoals toegelicht in de desbetreffende brief aan uw Kamer (Kamerstuk 32 201, nr. 94). Het kan hierbij gaan om fundamenteel onderzoek, haalbaarheidsonderzoeken of samenwerkingsprojecten gericht op toepassing in de praktijk. Daarmee zijn middelen beschikbaar om alternatieven voor de pulsvisserij te ontwikkelen.

6

Wat is de reden van de vertraging van de klimaatpilots Bos en Natuur?

Antwoord

Er is geen sprake van vertraging van de klimaatpilots Bos en Natuur. Het gaat om een overheveling van middelen (€ 2,3 miljoen) voor de klimaatpilots van artikel 12 naar artikel 11.

7

Kunt u een overzicht geven op welke manier de budgetten monitoring mestbeleid op handhaving worden ingezet?

8

Hoeveel fte is hiermee gemoeid bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en/of andere organisaties?

Antwoord 7 en 8

De eerste suppletoire begroting vermeldt hierbij middelen die bestemd zijn voor Mest IT Handhavingsstrategie Mestbeleid (€ 2,5 miljoen). Dit betreft middelen voor de implementatie van de versterkte handhavingsstrategie waaronder de inzet van datatechnologie en de samenwerking bij gebiedsgericht handhaven. Het streven is om aan het einde van de periode van het Zesde Actieprogramma, overeenkomstig de inzet in Versterkte Handhavingsstrategie Mest, datagestuurd te handhaven en optimaal samen te werken met andere toezichthoudende instanties. Om deze verandering te realiseren zal tot eind 2021 een extra inspanning geleverd worden en daarom investeer ik in expertise, ondersteuning en hardware. De komende tijd zal nader worden gespecificeerd hoe de middelen over deze verschillende onderdelen (expertise, ondersteuning en hardware) ingezet gaan worden, waardoor nu nog niet aan te geven is hoeveel fte hier bij de verschillende organisaties mee gemoeid is.

Voor de naleving van de sleepvoetbemester is € 0,3 miljoen extra beschikbaar gesteld. Dit is gebaseerd op een inzet van 3 fte (inclusief materiële middelen).

9

Waaruit bestaan de extra kosten voor meerwerk bij het Inkoop Uitvoering Centrum (IUC)?

Antwoord

In verband met een groter aantal opdrachten en door een strengere wet- en regelgeving voor inkoop is meer werk ontstaan, waardoor meer personeel is ingezet. De extra kosten komen daarom voort uit de inzet van extra personeel en bijbehorende materiële kosten.

10

Kunt u een uitsplitsing van kosten maken voor de bijstelling raming uitgaven landbouwbeleid?

Antwoord

De post «bijstelling raming uitgaven landbouwbeleid» betreft een verzamelpost van mee- en tegenvallers die per saldo optelt tot een bedrag van € 25,5 miljoen in 2019. De belangrijkste mutaties zijn de kosten voor de implementatie van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) die in 2021 van start gaan (€ 8 miljoen), de inkomstenderving en terugbetaling dat die de NVWA optreedt als gevolg van de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) over de retributies bij vleeskeuringen (€ 14 miljoen) en kosten door het toegenomen aantal procedures omtrent het fosfaatrechtenstelsel bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en het CBb (€ 6 miljoen).

11

Kunt u een toelichting geven op de mutaties op het terrein van de landbouwattachées en de High Containment Unit (HCU)?

Antwoord

Voor de landbouwattachées zijn budgetten toegevoegd om loon- en prijsstijgingen en koersverschillen vanwege betalingen in lokale valuta op te vangen. Daarnaast is een deel van het budget van 2018 doorgeschoven naar 2019 voor verplichtingen die dat jaar tot betaling komen. Het gaat voor 2019 om een bedrag van € 1,2 miljoen.

Voor de High Containment Unit (HCU)-faciliteit is een bedrag toegevoegd van € 0,6 miljoen. Het betreft het overeengekomen aandeel van de veehouderijsectoren, opgenomen in het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015–2019.

12

Kunt u een stand van zaken geven van het programma Jong Leren Eten in 2019?

13

Wat zijn de resultaten van het programma Jong Leren Eten 2019 tot nu toe?

Antwoord 12 en 13

Het educatieve programma «Jong Leren Eten» (JLE) heeft als doel dat kinderen en jongeren de competenties ontwikkelen een gezonde en duurzame voedselkeuze te kunnen maken. Het programma richt zich op de leeftijdsgroep 0–18 jaar, en werkt derhalve via kinderopvang, primair- en voortgezet onderwijs en mbo. Naast theoretische kennis via lespakketten en educatieve materialen voorziet het programma in praktische (voedsel)vaardigheden zoals gastlessen, excursies, boerderijeducatie, kooklessen, moes- en schooltuinieren en consumentenvaardigheden. Het programma wordt zowel tussentijds als aan het eind (na 2020) geëvalueerd door een extern bureau.

Deze tussentijdse evaluatie van het programma wordt dit najaar aan de Tweede Kamer gestuurd.

Enkele belangrijke resultaten van het programma in 2019 zijn tot nog toe:

– Het aantal actoren dat zich bezighoudt met voedseleducatie en zich verbonden heeft met JLE is van enkele honderden in 2017 gestegen naar ruim 1600 in 2018 en in 2019 reeds ca. 2400 unieke partijen.

– In elke provincie is een duo van makelaars actief vanuit GGD en Natuur- en milieueducatie, die samen met o.a. gemeenten, NGO’s, bedrijven en scholen werken aan inspiratie en (doen) plaatsvinden van voedsellessen en activiteiten. Zij koppelen vraag en aanbod aan elkaar.

– Jaarlijks stappen minimaal 300 scholen in op het traject «gezonde school», vignet voeding. Onderdeel van deze certificering is de keuze voor gezonde en duurzame voeding. In 2017 en 2018 zijn 621 scholen gestart. In 2019 starten nogmaals 328 scholen. Jaarlijks investeert LNV € 0,9 miljoen.

– Extra inspanning wordt gericht op boerderijeducatie, koken en tuinieren, ook voor scholen die niet het gezonde schoolvignet willen behalen. In 2017/2018 hebben 327 scholen hiervoor een bijdrage ontvangen met een totale omvang van € 0,7 miljoen. Op 2 september 2019 gaat deze regeling opnieuw open met eenzelfde omvang.

– In samenwerking met het programma JOGG (Jeugd op Gezond Gewicht) is op circa 450 kinderopvanglocaties een moestuinenprogramma gerealiseerd, waarvoor jaarlijks € 0,1 miljoen beschikbaar is.

– LNV stimuleert de aanleg en het gebruik van moes- en schooltuinen door in tien provincies elk jaar € 50.000,– te investeren (dus in totaal € 0,5 miljoen per jaar, ook in 2019). De provincies hebben vervolgens circa € 4 miljoen geïnvesteerd met cofinanciering. Hiermee zijn circa 1.000 groene schoolpleinen en schooltuinen gerealiseerd.

– Het programma JLE heeft met een bijdrage van € 430.000 geïnvesteerd in de update en uitbreiding van «Smaaklessen» voor de periode 2017–2020.

– In 2019 ligt een focus op voortgezet onderwijs en mbo waarbij onder andere 18 mbo-instellingen actief zijn met een Food Challenge die rond Wereldvoedseldag zijn ontknoping krijgt.

14

Kunt u een meerjarenraming schetsen voor de uitgaven van de Regeling schoolfruit en -groente?

Antwoord

In het schooljaar 2018/2019 was een bedrag van ca. € 7,2 miljoen beschikbaar voor de levering van groente en fruit, waarvan een deel inkoop- en een deel distributiekosten. Voor het schooljaar 2019/2020 en volgende jaren is een vergelijkbaar bedrag beschikbaar. Hiermee worden jaarlijks ca. 3000 scholen bediend. Daarnaast is in schooljaar 2018/2019 ca. € 300.000 geïnvesteerd in de organisatie van de registratie, communicatie, flankerende educatieve maatregelen en het stimuleren van schoolfruitbeleid via Wageningen UR. Voor de schooljaren 2019/2020 en 2020/2021 is hiervoor een budget van ca. € 270.000 voorzien.

15

Hoe verhoudt de toename van het aantal scholen dat jaarlijks instapt op het traject «gezonde school – vignet voeding» zich tot de (uit de antwoorden van de feitelijke vragen over het jaarverslag) naar voren gekomen stagnatie van de uitgaven voor de Regeling schoolfruit en -groente in 2018/2019 en 2019/2020?

Antwoord

De inschrijving Gezonde School/vignet voeding en de inschrijving van scholen die willen meedoen aan «schoolfruit en -groenten» zijn niet per definitie aan elkaar gekoppeld. Wel vertonen beide regelingen overeenkomsten; zo wordt bij beiden gewezen op het gebruik van adequaat educatief materiaal en staat in beide regelingen de vraag van scholen centraal.

De inschrijving in 2019 is – vergelijkbaar met voorgaande jaren – 328 scholen. De inschrijving voor het schoolfruitprogramma is ca. 3000 scholen voor het jaar 2018/2019. De verwachting voor de inschrijving voor het schooljaar 2019/2020 is vergelijkbaar.

16

Welke mogelijkheden ziet u om de uitgaven van de Regeling school fruit en -groente aan te laten sluiten op de groei van de vraag naar groente en fruit vanuit de scholen?

Antwoord

Zie ook het antwoord op vraag 15.

Een belangrijk principe is dat de vraag van scholen centraal staat. Op dit moment is er geen sprake van een toenemende vraag en verhoudt de vraag van de scholen zich goed tot de beschikbare middelen.

De inschrijving voor schoolfruitprogramma is ca. 3.000 scholen voor het jaar 2018/2019. De verwachting voor de inschrijving schooljaar 2019/2020 is vergelijkbaar. Elke school die zich heeft aangemeld is gehonoreerd binnen de bestaande middelen.

17

Kunt u een overzicht geven hoeveel mensen onder de regeling «reistijd=werktijd» vallen?

Antwoord

Bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zijn 1200 ambulante medewerkers. Deze hebben de eigen woonplaats als plaats van tewerkstelling en standplaats. Voor hen geldt Reistijd=Werktijd.

18

Kunt u bevestigen dat er geen nieuwe contracten worden afgegeven onder de regeling «reistijd=werktijd»?

Antwoord

Neen. Voor nieuwe ambtelijke medewerkers van de NVWA zijn dezelfde arbeidsvoorwaarden van toepassing als voor de huidige medewerkers.

19

Wat is de reden dat de al ingeboekte besparing van de afschaffing van de regeling «reistijd=werktijd» bij de NVWA niet is gerealiseerd?

Antwoord

De beoogde besparing van € 8 miljoen is gebaseerd op een onderzoek van KPMG (Efficiencyonderzoeken NVWA, Kamerstuk 33 835, nr. 55, 1 april 2016). Dit bedrag is voor een substantieel deel gebaseerd op het invoeren van een forfaitaire reistijd. Een voorstel hiervoor heb ik aangeboden aan de bonden. De bonden willen het onderwerp forfaitaire reistijd echter niet op departementaal niveau met mij bespreken en verwijzen naar het Sectoroverleg Rijk (SOR). Ik ben niet in de positie om de bonden te dwingen tot overleg over een forfaitaire reistijd.

20

Kunt u een overzicht geven van de uitvoeringskosten van Zuivel.nl?

Antwoord

De uitvoeringskosten van ZuivelNL voor de Regeling Fosfaatreductieplan 2019 zijn als volgt:

2017: € 1.669.566

2018: € 739.873

2019: € 89.678 (1e kwartaal)

Dit betreffen enkel externe kosten, ofwel exclusief de inzet van eigen personeel en kosten die door zuivelondernemingen zijn gemaakt.

De passage in de 1ste suppletoire begroting naar aanleiding waarvan de vraag is gesteld betreft uitvoeringskosten welke zijn gemaakt door RVO.nl in kader van de uitvoering van de Regeling Fosfaatreductieplan 2017.

21

Waarom is de Kamer niet eerder geïnformeerd over de financiële consequenties van de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven?

Antwoord

De Kamer is middels de brief van 14 september 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 309) geïnformeerd over de uitspraak van het CBb betreffende de individuele disproportionele last, gepubliceerd op 21 augustus 2018. In deze brief is aangegeven dat de bewijslast voor het aantonen van een individuele disproportionele last (IDL) bij de betreffende ondernemer ligt en wat de ondernemer moet aantonen. Verder is aangegeven dat RVO.nl vervolgens toetst of er sprake is van een IDL conform de uitspraak van het CBb en dat RVO.nl deze beslissing zal motiveren. Dit heeft een grote hoeveelheid extra werk voor RVO.nl als gevolg. Na deze brief is de Kamer over de gevolgen van deze uitspraak op de hoogte gehouden, onder andere middels de brief van 7 december 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 330) en de brief van 24 mei 2019 (Kamerstuk 33 037, nr. 355).

22

Bent u ervan op de hoogte dat in de suppletoire begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat een bedrag van € 47,1 miljoen als bijdrage van LNV aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) is opgenomen?

Antwoord

Ja.

23

Heeft u naast de in de suppletoire begroting van LNV vermelde extra uitgaven voor RVO.nl nog meer uitgaven aan RVO.nl voorzien, waarmee verklaard kan worden dat er een totale extra bijdrage van € 47,1 miljoen aan RVO.nl vanuit het Ministerie van LNV komt?

Antwoord

Ja. In de eerste suppletoire begroting van LNV is een totale bijdrage aan RVO.nl geraamd van € 181,1 miljoen voor 2019. Dit betreft de optelsom van de bijdragen aan RVO.nl op artikel 11 en 12 en is inclusief een verhoging van de raming met € 15,9 miljoen. Dat is de meest recente raming ten tijde van het verschijnen van de eerste suppletoire begroting. Aanvullend is een aantal ramingsbijstellingen voorzien, dat LNV formeel nog niet heeft toegekend in de eerste suppletoire begroting, maar waar RVO.nl in haar agentschapsparagraaf al wel rekening mee houdt. Het betreft loon- en prijsbijstelling (in totaal € 3,6 miljoen), mogelijk nog op te dragen activiteiten rondom het 6de actieprogramma nitraatrichtlijn (€ 3,4 miljoen), de implementatie nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) (€ 7 miljoen) en diverse kleinere aanvullende opdrachten. Daarnaast is er nog een aantal technische overhevelingen binnen de LNV-begroting van middelen die nog niet op het financieel instrument bijdragen aan agentschappen staan (ca € 7 miljoen). U wordt hierover nader geïnformeerd in de tweede suppletoire begroting LNV 2019.

24

Voor welke dienstonderdelen worden de extra middelen voor personele uitgaven gebruikt?

Antwoord

De middelen zijn bestemd voor Directoraat-Generaal Agro, Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied en voor de uitvoeringskosten van de Regio Portefeuille.