[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Initiatiefnota

Initiatiefnota van het lid Gijs van Dijk over De herovering van de platformeconomie

Initiatiefnota

Nummer: 2019D27715, datum: 2019-06-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35230-2).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35230 -2 Initiatiefnota van het lid Kathmann over De herovering van de platformeconomie.

Onderdeel van zaak 2019Z13498:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

35 230 Initiatiefnota van het lid Gijs van Dijk over De herovering van de platformeconomie

Nr. 2 INITIATIEFNOTA

Inleiding

Met één klik kan je tegenwoordig eten thuis laten bezorgen, het huis laten schoonmaken of vervoer regelen. De platformeconomie maakt ons leven makkelijker. Digitale platforms zorgen voor meer gemak, meer banen en meer innovatie.

Dat is mooi, maar het is helaas niet het hele verhaal. De fietser van Deliveroo die ons eten komt bezorgen, is niet verzekerd als hem onderweg iets overkomt, de schoonmaker van Helpling bouwt geen pensioen op, en chauffeurs van Uber krijgen onvoldoende rust om veilig te kunnen rijden. Veel platforms leggen werkenden verantwoordelijkheden op alsof zij werknemers zijn, terwijl platforms zelf alle verantwoordelijkheden van het werkgeverschap ontlopen. De eigenaren van de platforms hebben alle lusten en platformwerkers alleen de lasten.

Niet alleen deze fietsers, schoonmakers en chauffeurs ondervinden de negatieve gevolgen van de platformeconomie. De groei van platformwerk beïnvloedt de onderhandelingspositie van de overgebleven werknemers. Als fatsoenlijke werkgever, is het steeds lastiger concurreren met nieuwe digitale platforms die minder belasting betalen, niks afdragen voor pensioen en geen bescherming bieden voor werkloosheid of ziekte. Platformwerk zet zo druk op ons hele systeem van rechten, verzekeringen en belastingen.

De gebrekkige bescherming van werkenden is een van de problemen die de nieuwe economie met zich meebrengt. Een andere zorgelijke ontwikkeling is dat digitale bedrijven, zoals Google en Facebook, en platforms als Uber veelal geen belasting betalen over hun activiteiten. Om dit te veranderen introduceert Frankrijk per 2020 een digitaks van 5 procent. Bovendien beschikken dergelijke bedrijven door hun monopolie over te veel marktmacht, waartegen opgetreden zou moeten worden. Tot slot is er een probleem met de gebrekkige bescherming van data van consumenten. Deze data moet nadrukkelijker beschermd worden. Deze nota richt zich primair op bescherming van werkenden in de platformeconomie, maar de PvdA zal separaat voorstellen blijven doen om zeker te kunnen zijn van eerlijke belastingen en van goede bescherming voor consumenten.

Wij willen dat alle werkenden zeker kunnen zijn van fatsoenlijk werk, tegen een eerlijk loon. Het is daarom nodig dat we de platformeconomie heroveren. De platformeconomie moet voor ons werken, in plaats van andersom. Laten we de innovatie, het gemak en de nieuwe banen omarmen en tegelijkertijd er voor zorgen dat we de welvaart eerlijk delen en mensen bescherming bieden. Om echt vooruit te komen, hebben we vaste grond onder de voeten nodig. De markt gaat daar niet zelf voor zorgen. Om de platformeconomie te heroveren, moet de overheid de markt reguleren. In plaats van een race naar de bodem in bescherming en belastingen, willen wij echte vooruitgang voor iedereen.

Met deze nota sluiten we aan bij pleidooien, vanuit werkenden, de politiek en de wetenschap, om de platformeconomie voor iedereen te laten werken. Deze nota bestaat uit twee delen. In het eerste deel schetsen we de huidige situatie. In het tweede deel geven we ons alternatief met daarbij concrete voorstellen.

1. Probleemanalyse

Probleemstelling

Mensen willen zeker kunnen zijn van een baan waarmee zij vooruit kunnen kijken, waarmee je een huis kunt kopen of een gezin kunt stichten. Mensen willen zeker zijn van bescherming, van een inkomen dat niet direct wegvalt als jou of een geliefde iets overkomt. Juist waar de behoefte aan zekerheid en bescherming het grootste is, lijkt dit nu het snelste te verdwijnen. Flexwerkers, zoals werknemers met een nulurencontract, maar ook de vele zelfstandigen die in de platformeconomie werken, hebben weinig bescherming. Grote groepen platformwerkers hebben geen bescherming tegen pech, zoals ziekte of arbeidsongeschiktheid, hebben onvoldoende inkomen en beschikken niet over de onderhandelingspositie om bescherming af te dwingen. Dat leidt niet alleen tot grote onzekerheid voor platformwerkers, maar ondermijnt bovendien de onderhandelingspositie van andere werknemers en de concurrentiepositie van fatsoenlijke werkgevers die wel goede bescherming voor haar werknemers biedt. Op deze manier zet de platformeconomie ons hele stelsel van sociale zekerheden onder druk.

Afbakening en kenmerken platformeconomie

Deze nota volgt een in 2018 gepubliceerd onderzoek van SEO en definieert werkers in de platformeconomie als volgt: «Werkenden in de [platformeconomie] verrichten fysieke arbeid in Nederland en komen primair via een internetplatform (een app of website) aan betaald werk». Volgens datzelfde onderzoek, waren 34 duizend personen in 2018 actief als platformwerker. De platformeconomie heeft een enorme groei doorgemaakt, en was in 2018 acht keer zo groot als in 2010. Met een bredere definitie die ook werk omvat dat online wordt verricht, wordt de grootte van de Nederlandse platformeconomie in 2018 geschat op 600 duizend platformwerkers. De verwachting is dat het aantal werkenden binnen enkele jaren kan verdubbelen en op langere termijn is de groeipotentie nog vele malen groter. Volgens een onderzoek van ING kan de opkomst van de platformeconomie leiden tot een miljoen extra zzp’ers.

Het beeld dat platformwerkers hoofdzakelijk jong zijn, een klein aantal uren per week werken en dit werk als bijbaan zien, is onjuist. Meer dan de helft van de door SEO ondervraagde platformwerkers geeft aan dat zij het platformwerk nodig hebben om maandelijks rond te komen. Een derde is actief in de maaltijdbezorging, 14 procent in het personenvervoer en 14 procent in de huishoudelijke dienstverlening. Van de platformwerkers, werkt 36 procent meer dan 20 uur per week, hoofdzakelijk in het personenvervoer of de maaltijdbezorging. Slechts een kwart is jonger dan 25 jaar. Van alle groepen zijn schoonmakers en taxichauffeurs relatief het meest ontevreden. Hoewel het totaal aantal werkenden in de platformeconomie nu nog relatief beperkt is, is de groeipotentie groot en is het duidelijk dat platformwerk druk zet op ons hele systeem van rechten, verzekeringen en belastingen. Dat wordt hieronder nader toegelicht.

Werking en gevolgen platformeconomie

Door het gebrek aan regelgeving zijn sommige platformbedrijven in staat hun werkgeversverplichtingen af te wentelen op de samenleving, met goedkoop en onbeschermd werk als verdienmodel. In de platformeconomie hanteren veel ondernemingen een gesplitst productiemodel waarbinnen diensten of producten niet geproduceerd worden door één onderneming, maar door een netwerk van ondernemingen. Dit model stelt ondernemingen in staat hun werkgeversverplichtingen af te splitsen door platformwerkers juridisch elders of anders onder te brengen. Voor dit type platformbedrijven is het afwentelen van een deel van de operationele kosten op de samenleving en het privatiseren van de winst een bewust gekozen model. Het platformbedrijf presenteert zichzelf als een marktplaats dat vraag naar en aanbod van diensten bijeenbrengt en beschouwt zichzelf slechts als volmachthouder om overeenkomsten te sluiten tussen beide partijen. Hiervoor houdt het platform een gebruikersvergoeding in. Platformwerkers worden hierbinnen aangemerkt als zzp’ers.

Hoewel het platformbedrijf zich presenteert als techbedrijf dat slechts mensen verbindt, oefent het platform met het algoritme veel invloed uit op de werkduur en -tijden van platformwerkers, en de beloning die zij daarvoor krijgen. Koeriers van Deliveroo dienen vooraf een tijdvak en bezorggebied te reserveren via de Rider-app, en Deliveroo deelt bestellingen toe via het algoritme. Via het algoritme wordt de beloning per bezorging bepaald, evenals de bonus. Koeriers geven aan niet geïnformeerd te worden in wijzigingen in de beloning en de werking van het algoritme. Bovendien is vast komen te staan dat Deliveroo bij het inschrijven voorrang verleent aan koeriers die naar het oordeel van Deliveroo goed presteren. Deliveroo beschikt dus ontegenzeggelijk over aanzienlijke beslismacht over het toekennen van werk en de beloning die daarvoor wordt geboden. Het algoritme is immers geen natuurkracht. Tegelijkertijd beschikken koeriers niet over de vrijheid om te onderhandelen met restaurants voor wie zij bezorgen over prijzen en bestellingen. Voor Uber geldt eveneens dat het algoritme de tarieven bepaalt. Chauffeurs kunnen niet met klanten over tarieven onderhandelen. Ook geven de bedrijven geen echte openheid over de werking van hun algoritmes.

De afsplitsing van werkgeversverplichtingen in de platformeconomie leidt tot versterkte onderlinge concurrentie van platformwerkers. Het gevolg hiervan is dat platformwerkers minder loon krijgen, hun werk onzekerder is en zij weinig tot geen bescherming genieten. Een grote groep zzp’ers in Nederland ontvangt een laag uurtarief. De tarieven van deze zelfstandigen komen niet of nauwelijks boven het bestaansminimum uit. Hoewel het gemiddelde tarief van platformwerkers op 25 euro per uur ligt, verdient 25 procent van hen 8 euro per uur of minder. Er zijn aanwijzingen dat chauffeurs van Uber minder verdienen dan het minimumloon per uur. Door de lage uurtarieven lopen platformwerkers een hoog risico op armoede. Op 5 maart 2019 berichtte het CBS dat van alle werkenden, zzp’ers het meeste risico lopen op armoede. In 2017 steeg het aandeel zzp’ers met een laag inkomen verder van 8,1 naar 8,6 procent. Van de zzp’ers die in kleine deeltijd werken, tot 24 uur per week, loopt 21,3 procent het risico te maken te krijgen met (langdurige) armoede.

Bovendien is slechts 20 procent van de zzp’ers verzekerd tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid. Voor de platformsector bestaan geen aparte cijfers. In de praktijk hebben lang niet alle zzp’ers toegang tot verzekeringen bij ziekte of arbeidsongeschiktheid. Op de private verzekeringsmarkt betalen zzp’ers een premie variërend van 8 tot 17 procent van hun loonsom, en dragen zij bovendien een deel eigen risico bij ziekte. Dit staat in groot contrast tot de kosten voor werknemers, die slechts 2 tot 6 procent van hun loonsom bedragen en waarbij de werkgever het eigen risico draagt.

Niet alleen platformwerkers ondervinden de negatieve gevolgen van de uitholling van hun arbeidsvoorwaarden. Dit productiemodel heeft ook negatieve gevolgen voor de bredere economie. Allereerst ondermijnt dit productiemodel de concurrentiepositie van andere werkgevers die zich aan cao’s en andere een wettelijke verplichtingen houden, waardoor zij door hogere loonkosten niet op prijs kunnen concurreren met platformbedrijven die hun werkgeverslasten ontlopen. Ten tweede moeten de kosten van het pensioenstelsel en verzekeringen tegen werkloosheid of arbeidsongeschiktheid opgebracht worden door een afnemende groep werknemers. Brede en inclusieve verzekeringsstelsels opereren het meest kosten-efficiënt en door afnemende deelname van platformwerkers zullen de kosten van het stelsel stijgen. Ten derde ondermijnen deze ontwikkelingen het draagvlak voor het Nederlandse stelsel van sociale wetgeving en zekerheden. Tot slot leidt de verhoogde flexibiliteit tot sterkere conjuncturele schommelingen, omdat de dempende werking die van het stelsel van sociale zekerheden uitgaat de economische neergang niet meer remt.

Huidig arbeidsrecht

Hoewel het geldende arbeidsrecht bescherming kan bieden aan platformwerkers, wordt dit recht niet toegepast op platforms. Dat creëert veel onzekerheid over de rechtspositie van platformwerkers. Rechters hanteren een holistische benadering, waarin alle facetten van de relatie tussen werkende en werkverschaffer in onderlinge samenhang worden gewogen, om achteraf te bepalen of sprake is van een arbeidsovereenkomst dan wel een opdracht. Het is daarom lastig vooraf duidelijkheid te bieden. In haar uitspraak van 23 juli 2018 wees de rechter nadrukkelijk naar de wetgever om duidelijkheid te scheppen over de rechtspositie van platformwerkers. Begin 2019 achtte de Rechtbank Amsterdam echter de afhankelijkheid van het platform zwaarder wegen dan de zelfstandigheid van de platformwerker, en oordeelde de rechter dat de rechtsverhouding tussen Deliveroo en haar bezorgers is aan te merken als een arbeidsovereenkomst.

Hoewel het arbeidsrecht in theorie mogelijkheden biedt om platformwerkers te beschermen, is de rechtsgang die naleving zou moeten opleveren niet begaanbaar of effectief. De oorzaak hiervan is de machtsongelijkheid tussen platformwerkers en de platforms. Platformwerkers lopen het risico hun werk te verliezen bij een rechtsgang. Tot die conclusie kwam dit voorjaar ook het Hague Institute for Innovation of Law.

Het kabinet erkent dit probleem. Op 5 maart schreef de Staatssecretaris van Financiën in een brief aan de Kamer dat uit onderzoek van de Belastingdienst bleek dat een meerderheid van de werkverschaffers in Nederland het arbeidsrecht verkeerd toepast, in sommige gevallen met opzet. Daardoor worden werknemers ten onrechte behandeld als zzp’ers en genieten zij gebrekkige bescherming en betalen werkgevers te weinig belasting.

Stilstand beleid

Platforms, platformwerkers, reguliere werknemers en de rechterlijke macht geven aan dat de wetgever aan zet is. Het kabinet onderneemt echter geen stappen om de rechtspositie van platformwerkers te verduidelijken. De handhaving van de Wet DBA is opgeschort tot 1 januari 2020 en de invoering van de Arbeidsovereenkomst bij Laag Tarief (ALT) loopt vertraging op. Ondertussen zien we het aantal platformwerkers toenemen. Vele van deze platformwerkers hebben vrijwel geen bescherming tegen pech, zoals ziekte of arbeidsongeschiktheid, ontvangen onvoldoende inkomen en beschikken niet over de onderhandelingspositie om deze bescherming af te dwingen. We kunnen niet vanaf de zijlijn blijven toekijken. Het is daarom tijd om een stap te zetten. De platformeconomie moet voor ons werken, in plaats van andersom. Om de platformeconomie te heroveren, moet de overheid de markt reguleren. In plaats van een race naar de bodem in bescherming en belastingen, willen wij echte vooruitgang voor iedereen.

2. Oplossingsrichtingen

In de platformeconomie worden veel werknemers ten onrechte aangemerkt als zelfstandige, beschikken zij niet over de onderhandelingspositie om bescherming af te dwingen, en hebben zij een substantieel hoger risico op armoede. Om deze zorgelijke ontwikkeling tegen te gaan, is het van groot belang dat platformwerkers zeker kunnen zijn van een fatsoenlijk loon, een goed pensioen en bescherming bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Daarbovenop is verduidelijking nodig van de rechtspositie van platformwerkers.

Oplossingskader

Over oplossingen voor de onzekerheid van zzp’ers in de arbeidsmarkt wordt al langer nagedacht. De kernvraag – en dat geldt ook voor deze initiatiefnota – daarbij is die van de kwalificatie: wanneer ben je geen zelfstandige maar een werknemer, zien we platformwerk als bemiddeling tussen een ondernemer en een opdrachtgever (zoals het huidig juridisch kader) of zijn de platforms eigenlijk gewoon werkgevers.

Deze initiatiefnota pretendeert niet alle antwoorden te hebben, maar wil wel de richting schetsen. De Commissie Boot en het IBO ZZP hebben wat de initiatiefnemer betreft waardevolle aanbevelingen gedaan. In de huidige situatie hangt de bescherming die je als werkende geniet nog af van de contractvorm. Het is de vraag in hoeverre dat nog houdbaar is met de huidige dynamiek op de arbeidsmarkt en de nieuwe vormen van werk. Het IBO ZZP bepleit dan ook dat beleid «in mindere mate gericht zou moeten zijn op de institutionele vorm waarin gewerkt wordt, maar op de behoeften van verschillende groepen werkenden.» Beleid zou in de toekomst moeten worden gericht op alle werkenden, en op de mate van zelfredzaamheid-versus-afhankelijkheid in plaats van de institutionele contractvorm. Deze initiatiefnota sluit zich daarbij aan.

De vraag hierbij is wat de beste indicator van afhankelijkheid-zelfredzaamheid is. De Commissie Boot heeft drie verschillende criteria genoemd om te kijken of er sprake is van werknemerschap dan wel zelfstandigheid; de duur van het contract, de hoogte van het tarief en de organisatorische inbedding. Wat de initiatiefnemer betreft is de beste, meest heldere en makkelijkst bruikbare indicator voor afhankelijkheid – zelfredzaamheid het jaarlijkse bruto-inkomen. De mate van bescherming zou minder van contractvorm en meer van het jaarlijkse inkomen afhankelijk kunnen zijn. De discussie over de voordelen, nadelen en de wenselijkheid hiervan hoort wat de initiatiefnemer betreft thuis bij de discussie over de toekomst van werk en sociale zekerheid. Waar de industriële revolutie uiteindelijk tot een revolutie in sociale wetgeving leidde, met universele regelingen met universele toegang, krijgt de digitale revolutie langs deze weg dezelfde beleidsreactie: met universele regelingen en universele bescherming. Wat dit nieuwe kader voor bescherming concreet kan betekenen wordt geschetst in de volgende alinea.

Oplossingsrichtingen

Op basis van het oplossingskader doet de initiatiefnemer de onderstaande voorstellen. Zoals gezegd, het gaat hier niet om kant en klare antwoorden, maar wel om oplossingsrichtingen die wat ons betreft nodig zijn op platformwerkers – en in het verlengde alle werkenden – meer zekerheid te bieden.

Keer bewijslast om

De machts- en informatiepositie van het platformbedrijf ten opzichte van de platformwerker is heel groot. In de platformeconomie heeft alleen het platformbedrijf een contractuele relatie met de platformwerker en de gebruiker. Het is daarom voor een platformwerker vrijwel ondoenlijk te verlangen dat zij zelf hun positie als werknemer aantonen. Vanwege deze scheve machtsrelatie keren we de bewijslast om. Een platformwerker is dus per definitie een werknemer, tenzij het platformbedrijf aantoont dat er sprake is van zelfstandigheid. Hiervoor pleit ook Martin Risak. Daarom dient op nationaal en Europees niveau wetgeving te worden aangepast. Het platform is geen bemiddelaar maar een werkgever als het volgende van toepassing is:

• het platform oefent invloed uit op wie al dan niet toegang heeft tot het platform;

• het platform zorgt dat bij de dienstverlening bepaalde elementen worden gehanteerd die naar buiten toe een gemeenschappelijk merk of imago uitstralen;

• het platform bepaalt de prijzen van de dienstverlening of stelt onder- of bovengrenzen aan;

• het platform verwerkt de betalingen tussen platformwerkers en klanten of organiseert de verwerking daarvan;

• het platform heeft de bevoegdheid om platformwerkers eenzijdig van het platform te verwijderen.

Indien het platformbedrijf kan aantonen dat aan al deze voorwaarden samen niet wordt voldaan, is er sprake dat het platform daadwerkelijk een bemiddelaar.

– Een platform is per definitie een werkgever, tenzij het platformbedrijf aantoont dat het platform slechts als bemiddelaar werkt.

Verduidelijken arbeidsrelatie

Wanneer het loopt als een werkgever, lijkt op een werkgever, en kwaakt als een werkgever, dan is het waarschijnlijk ook een werkgever. Platformwerkers dienen daarom de rechten van werknemers te krijgen als de arbeidsrelatie aan een aantal criteria voldoet. Om de relatie tussen platformwerkers en het platform te verduidelijken, kunnen ten eerste criteria, zoals voorgeteld door de Commissie Boot, worden gehanteerd. Deze criteria kunnen worden opgenomen in de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet financiering sociale verzekeringen. Indien niet aan die criteria wordt voldaan, is altijd sprake van een arbeidsovereenkomst, met overeenkomstige rechten en plichten voor platform en platformwerker.

Zeker zijn van een eerlijk loon, pensioen en bescherming bij ziekte en arbeidsongeschiktheid

In de huidige arbeidsmarkt hebben mensen die de bescherming het hardst nodig hebben vaak geen of weinig bescherming. Een platformwerker heeft die bescherming hard nodig, omdat hij/zij zich vaak in een kwetsbare positie bevindt. Het inkomen ligt vaak beneden het minimumloon, bouwen geen pensioen op en hebben vaak geen of nauwelijks bescherming tegen risico’s van ziekte of arbeidsongeschiktheid. Dit terwijl platformwerkers ook zeker willen zijn van een eerlijk loon en een goed pensioen. Bovendien kan een ongeluk iedereen zomaar overkomen met als resultaat dat je niet meer kan werken. Natuurlijk blijft voor platformwerkers gelden dat als een platformbedrijf een werkgever is en er daardoor een cao van toepassing is dan gelden de voorwaarden van de cao voor deze platformwerkers.

Maar om de meest kwetsbare platformwerkers, die niet onder een cao vallen, ook zekerheid te bieden van een eerlijk loon, een goed pensioen en bescherming tegen risico’s van ziekte of arbeidsongeschiktheid zijn maatregelen nodig. Deze bescherming dient minder afhankelijk te zijn van de huidige situatie waar enkel wordt gekeken naar contractvorm. De weg via de contractvorm is echter in deze sector ingewikkeld, vanwege o.a. de lage organisatiegraad en opstelling van deze platformbedrijven. Het jaarlijks inkomen kan hierbij een bruikbaarder indicator zijn om de nodige bescherming te bieden.

De kosten voor deze bescherming bij ziekte en arbeidsongeschiktheid en het opbouwen van een goed pensioen zouden bij diegene moeten liggen die dit het beste kunnen dragen. De platformwerkgevers zouden hiervoor, net zoals andere werkgevers, netjes voor kunnen bijdragen.

– Platformwerkers moeten zeker kunnen zijn van een eerlijk loon, een goed pensioen en bescherming bij ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Fatsoenlijke arbeidsomstandigheden

Platformwerkers moeten zeker kunnen zijn van fatsoenlijke arbeidsomstandigheden. Het stimuleren van onveilig gedrag door de platformwerkgever via het platform dient niet te worden toegestaan. Ook moeten platformwerkers die ten onrechte als zelfstandige werken zonder nadelige gevolgen kunnen besluiten niet beschikbaar te zijn. Sociale wetgeving, zoals de Arbeidstijdenwet of de Arbeidsomstandighedenwet, moet worden geïntegreerd in de instructies en algoritmes van platforms. De platformwerkgever is verantwoordelijk om zorg te dragen dat werknemers veilig aan het werk kunnen. De Inspectie SZW kan toezien op de integratie van deze regelgeving.

– Pas de wetgeving over arbeidsomstandigheden en arbeidstijden ook toe op zzp’ers. Waar mogelijk wordt deze wetgeving direct geïntegreerd in het algoritme dat platformwerkers werk toewijst.

Versterken onderhandelingspositie platformwerkers

De onderhandelingspositie van platformwerkers moet worden versterkt door het mogelijk te maken voor platformwerkers om zich, net zoals werknemers, collectief te organiseren. Op dit moment staat de mededingingswet platformwerkers, die als opdrachtnemer worden aangemerkt, niet toe om collectief met platformbedrijven te onderhandelen over bijvoorbeeld een fatsoenlijk loon. In 2014 oordeelde het Europese Hof van Justitie al dat een vakbond tariefafspraken mag maken voor «afhankelijke zelfstandigen» die hetzelfde werk verrichten als werknemers. In november 2017 heeft de Tweede Kamer de motie Ellemeet/Asscher aangenomen om collectief onderhandelen in de culturele sector experimenteel mogelijk te maken. Ook voor platformwerkers kan een uitzondering worden gemaakt in de Mededingingswet zodat zij niet langer onder het kartelverbod vallen. Dit sluit aan bij de recent geuite bereidheid van de Autoriteit Consument en Markt om welwillender te kijken naar collectieve afspraken tussen opdrachtgevers en kwetsbare zzp’ers.

– Geef zzp’ers, waaronder platformwerkers, de mogelijkheid om collectief te kunnen onderhandelen over tarieven door aanpassing van de mededingingswet.

Dataportabiliteit

De kennis en ervaring (kennisdata) van platformwerkers zijn eigendom van de platformwerkers en niet van het digitale platform. Om de economische afhankelijkheid voor platformwerkers te verminderen, dienen platformwerkers eenvoudig over te kunnen stappen naar een ander platform. Als werknemer neem je je kennis en ervaring eenvoudig mee naar een andere werkgever. Voor platformwerkers bestaan de kennis en ervaring bij platformbedrijven uit de door hen verkregen recensies. In sommige sectoren, zoals personenvervoer of schoonmaak, spelen recensies een belangrijke rol in het verkrijgen van werk. Het is daarom noodzakelijk dat platformwerkers zelf over de door hen gegenereerde data kunnen beschikken en hun recensies eenvoudig kunnen meenemen naar nieuwe platforms. Dit wordt ook bepleit in een rapport van het Rathenau Instituut. Indien platforms dit verhinderen, dient hiertegen te worden opgetreden.

– De overheid dient het meenemen van de opgebouwde reputatiedata van platformwerkers te bevorderen en op te treden tegen platforms die dit verhinderen.

Inspraak

Het is voor platformwerkers volstrekt onduidelijk hoe het algoritme waarmee zij hun werk toegewezen krijgen, daadwerkelijk werkt. Op dit moment hebben zij geen inspraak, en worden niet alle platformwerkers geïnformeerd over wijzigingen. Door de monopoliepositie van platforms kunnen platformwerkers niet eenvoudig overstappen naar een concurrent met betere voorwaarden. Aangezien de algoritmes bepalen tegen hoeveel, op welke wijze en tegen welke tarieven er gewerkt kan worden, kunnen platformwerkers met georganiseerde inspraak betere voorwaarden afdwingen.

– Verplicht inspraak en/of instemming van platformwerkers bij wijziging van de werking van algoritmes die werk toewijzen.

Naleving

Met het opschorten van het handhaven van de Wet DBA hebben opdrachtgevers vrij spel in het in dienst hebben van schijnzelfstandigen. Alleen als er sprake is van het opzettelijk creëren van schijnzelfstandigheid kan er sinds 1 juli 2018 worden gehandhaafd. Platformbedrijven die gebruik maken van zelfstandigen worden daarom tot nu toe niet aangepakt. Terwijl er duidelijk sprake is van schijnzelfstandigheid. Om die reden moet de handhaving van schijnzelfstandigheid worden opgeschroefd om opdrachtgevers die misbruik maken van schijnzelfstandigen aan te pakken. Bovendien gaat van een betere handhaving een preventieve werking uit.

– Handhaaf wet- en regelgeving die zelfstandigen en werknemers bescherming bieden.

3. Financiële consequenties

Met deze initiatiefnota wil de initiatiefnemer de discussie rond de platformeconomie een stap verder helpen. Het is van groot belang er een uitspraak komt over de positie van platformwerkers.

Deze digitale revolutie heeft namelijk oplossingen nodig die werkenden zekerheid bieden via universele regelingen en universele bescherming.

Om deze universele bescherming voor platformwerkers te bieden kunnen de, in de paragraaf 2, voorgestelde voorstellen worden uitgevoerd. Hierbij zijn verschillende modaliteiten mogelijk. Uitgangspunt zou moeten dat een platformwerker zeker moet kunnen zijn van een eerlijk loon met daarbij een goed pensioen en bescherming bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Voor de pensioenopbouw en de bescherming bij ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt van platformwerkgevers verwacht dat zij hierbij hun bijdrage leveren.

Van de overige voorstellen zijn geen financiële consequenties voorzien.

4. Beslispunt

De initiatiefnemers verzoeken de Kamer haar steun uit te spreken voor de in paragraaf 3 opgenomen voorstellen en de regering te verzoeken de uitvoering daarvan te bevorderen.


Gijs van Dijk