Reactie op het verzoek van het lid Kuiken, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 6 juni 2019, over het bericht dat de IND verblijfsvergunningen van veroordeelde criminelen niet intrekt
Vreemdelingenbeleid
Brief regering
Nummer: 2019D28508, datum: 2019-07-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-19637-2511).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ()
Onderdeel van kamerstukdossier 19637 -2511 Vreemdelingenbeleid.
Onderdeel van zaak 2019Z13850:
- Indiener: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-07-04 10:00: Vreemdelingen- en asielbeleid (verlengd met een uur) (Algemeen overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-07-04 14:10: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-12 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-09-18 14:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-11-30 00:00: Debat over het bericht dat de IND verblijfsvergunningen van veroordeelde criminelen niet intrekt (Plenair debat (debat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 2511 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2019
Op 6 juni 2019 heeft de vaste Kamercommissie van Justitie en Veiligheid verzocht om een reactie op het bericht «Immigratiedienst stuurde veroordeelde criminelen niet weg door tijd- en geldgebrek» (Handelingen II 2018/19, nr. 90, item 11). Met deze brief ga ik in op dat verzoek. Ik verwijs u tevens naar mijn antwoorden op de Kamervragen van het lid Becker (VVD) over hetzelfde onderwerp (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 3277).
In het artikel van het Algemeen Dagblad wordt verwezen naar de berichtgeving in de NRC waarin wordt gemeld dat uit interne verslagen van de IND is gebleken dat veroordeelde vreemdelingen hun verblijfsvergunning behouden omdat het teveel tijd, moeite en geld zou kosten om deze in te trekken. Dit beeld zou haaks staan op de conclusies die de commissie De Leeuw (20 mei 2019) in haar onderzoeksrapport «vermoeden van misstand bij de IND» heeft getrokken (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 116). Ik deel het gestelde in het artikel niet en zal hieronder uiteenzetten waarom ik deze mening ben toegedaan.
De twee verslagen uit mei 2017 en februari 2018 waaruit het NRC heeft geciteerd, betreft verslagen van interne werkbesprekingen van medewerkers van het team herbeoordelingen asiel van de IND Zwolle met het management. Daarin is in onderling vertrouwen gesproken over ontwikkelingen die betrekking hadden op het team. Ik vind het van belang dat bij een overheidsorganisatie als de IND een open gesprek kan plaatsvinden tussen medewerkers en management in een vertrouwelijke omgeving.
Uit bovengenoemde verslagen is mij niet gebleken dat vanwege werkdruk en druk vanuit het management bewust is overgegaan tot het opvoeren van niet-intrekkingen van de verblijfsvergunning en het afsluiten van dossiers van criminele asielzoekers. Bij een organisatie als de IND, die te maken heeft met wisselende werkvoorraden, is het gebruikelijk om – zeker in tijden van hoge werkdruk – te prioriteren. Wanneer de IND genoodzaakt is om te prioriteren worden zaken die betrekking hebben op openbare ordeaspecten die kunnen leiden tot een intrekking, altijd met voorrang behandeld.
In de praktijk blijkt dat de vele rechtsregels en jurisprudentie waaraan de IND gehouden is bij mogelijke intrekkingen op basis van openbare orde, het complex kunnen maken om daadwerkelijk tot intrekking te kunnen overgaan. De commissie De Leeuw onderschrijft dit. De analyse van de commissie toont aan dat de IND in minder dan 5% van het aantal potentiële intrekkingen daadwerkelijk tot intrekking overgaat. Ik licht dit hieronder nader toe.
Het team herbeoordelingen asiel krijgt jaarlijks een groot aantal signalen met informatie (hetzij individuele meldingen via de mail, per brief of telefonisch, hetzij automatische gegenereerde berichten door wijziging van bijvoorbeeld de BRP-inschrijving) die aanleiding kunnen zijn tot het doen van onderzoek naar de vraag of de asielvergunning kan worden ingetrokken. Het team onderzoekt of de informatie of het signaal voldoende concreet en zwaarwegend is en beoordeelt vervolgens of – in het licht van alle relevante aspecten van de zaak – tot intrekking kan worden overgegaan. Daarbij maakt het team afwegingen die vaak, mede als gevolg van (Europese) jurisprudentie, complex zijn. Zo moet naast de bepaling of sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf worden getoetst of de vreemdeling door zijn persoonlijk gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Vaak moet daarnaast ook worden getoetst aan artikel 8 EVRM en moeten medische omstandigheden en andere individuele aspecten worden meegewogen. Wanneer deze, veelal juridische wegingen, hebben plaatsgevonden en uitwijzen dat intrekking van het verblijfsrecht aan de orde is, vindt die ook plaats.
De commissie De Leeuw heeft de voornoemde verslagen niet opgenomen in de lijst met geraadpleegde documentatie. Dit neemt niet weg dat de commissie haar conclusie gebaseerd heeft op een brede basis van bronnen. Zo is er een data-analyse gedaan met begeleiding van een onafhankelijk forensisch onderzoeksbureau Integis, een documentenanalyse uitgevoerd en zijn 45 verdiepende interviews gehouden, waaronder met medewerkers van het team herbeoordelingen asiel. Behalve de informatie van de klokkenluider zelf, heeft de commissie een grote hoeveelheid andere documenten en informatie bestudeerd. Los hiervan, meen ik evenwel dat er op relevante onderdelen geen discrepantie bestaat tussen het beeld dat naar voren komt uit deze verslagen en de conclusies van de commissie.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol