[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tweede voortgangsrapportage 'Geweld hoort nergens thuis'

Aanpak huiselijk geweld

Brief regering

Nummer: 2019D28936, datum: 2019-07-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28345-223).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 28345 -223 Aanpak huiselijk geweld.

Onderdeel van zaak 2019Z14068:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

28 345 Aanpak huiselijk geweld

31 015 Kindermishandeling

Nr. 223 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2019

Geweld hoort nergens thuis. Uit de laatste cijfers van het prevalentieonderzoek huiselijk geweld en kindermishandeling blijkt dat in veel gezinnen huiselijk geweld en kindermishandeling nog steeds aan de orde van de dag is1 en mensen niet veilig zijn in hun eigen huis. De plek waar ze zich geborgen en veilig zouden moeten voelen. Daarom werken we er met het programma Geweld hoort nergens thuis aan om huiselijk geweld en kindermishandeling eerder en beter in beeld te krijgen en om geweld duurzaam op te lossen. We doen dit samen met gemeenten, partners uit de zorg- en hulpverlening, Veilig Thuis, het onderwijs, politie, OM, Raad voor de Kinderbescherming en Reclassering. De grote betrokkenheid van deze partijen was goed te zien op de Dag voor Zorg en Veiligheid op 17 juni jl. waar maar liefst 750 professionals en bestuurders uit de werelden van zorg, welzijn, veiligheid en straf hebben gewerkt aan het versterken van domein overstijgende samenwerking.

We rapporteren, in afstemming met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), voor de tweede keer over de voortgang van het programma (bijlage 1)2.

In bijgesloten rapportage staan een aantal belangrijke opbrengsten, zoals:

• het versterken van de lokale infrastructuur (lokale teams) op het thema veiligheid;

• het werken aan samenwerkingsafspraken tussen betrokken partijen als het gaat om complexe problematiek

• het versterken van bestuurlijke samenwerking;

• de start van de publiekscampagne;

• de invoering van de verbeterde meldcode;

• de nieuwe werkwijze bij Veilig Thuis;

• een dummy van de impactmonitor om te kunnen zien welke effecten zichtbaar zijn voor de slachtoffers en de plegers die het betreft;

• de instelling van de Spiegelgroep van ervaringsdeskundigen die kritisch meekijkt op de verschillende acties in het programma.

In deze brief gaan we allereerst in op de prioritaire thema’s. Vervolgens beschrijven we hoe we met een monitor inzichtelijk maken wat de impact is van deze aanpak. Daarna gaan we verder in op de uitdagingen en vervolgstappen en het proces om te komen tot een aanpak voor het bestrijden van schadelijke traditionele praktijken. We sluiten de brief af met de toezeggingen die gedaan zijn in de verschillende overleggen met uw Kamer.

Prioritaire thema’s

Samenwerking in de regio

Veelal spelen problemen op meerdere leefgebieden tegelijk bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Om slachtoffers goed te kunnen helpen is inzet van meerdere partijen nodig. We willen dat de samenwerking tussen organisaties en professionals goed verloopt zodat de gezamenlijke inzet elkaar versterkt en bijdraagt aan duurzame veiligheid.

Daarom zetten we met het programma ten behoeve van de regio’s de komende periode in op:

1. Het versterken van de bestuurlijke samenwerking die ziet op zorg en veiligheid in de regio, zodat de professionals in staat worden gesteld om multidisciplinair en systeemgericht te kunnen samenwerken.

2. Betere toerusting van het lokale veld. We willen dat de samenwerking tussen het lokale veld en Veilig Thuis beter verloopt. Het lokale veld wordt zodanig toegerust, dat er bijvoorbeeld voldoende expertise aanwezig is bij lokale teams om op het moment van overdracht door Veilig Thuis naar een lokaal wijk- of gebiedsteam, de veiligheid in gezinnen duurzaam te kunnen borgen.

3. Het met betrokken partijen ontwikkelen van landelijke bouwstenen voor een multidisciplinaire aanpak (MDA++), zoals het ontwikkelen van kwaliteitscriteria voor het inrichten van en werken met MDA++ en de beantwoording van de vraag wanneer inzet van MDA++ nodig is. Het gaat dan om situaties van voortdurende structurele onveiligheid waar reguliere inzet niet tot een gewenst resultaat heeft geleid. Hulp vanuit diverse disciplines kan dan effectief en integraal kan worden ingezet.

Op de Dag van Zorg en Veiligheid is de regionale route naar 2021 afgetrapt. Met de regionale route maken we concrete ondersteuning aan de regio’s mogelijk, bieden we financiële ondersteuning voor regionale projecten waarvoor € 3 miljoen beschikbaar is, ontwikkelen we bouwstenen en delen we ervaringen en successen tussen de regio’s onderling. We vinden het een waardevolle manier om zowel regionaal als landelijk de doelen van het programma te realiseren.

Publiekscampagne

In februari jl. is de nieuwe publiekscampagne huiselijk geweld gelanceerd. Doel van de campagne is de samenleving bewust te maken dat iedereen het verschil kan maken en omstanders te motiveren om iets te doen. In het voorjaar zijn de televisiespotjes van kindermishandeling uitgezonden, in het najaar volgende spotjes over partnergeweld. De spotjes van ouderenmishandeling worden momenteel op televisie uitgezonden. Naast de televisiespotjes loopt de campagne ook online, via tijdschriften en op de radio. Meer dan 140.000 bezoekers hebben inmiddels de website ikvermoedhuiselijkgeweld.nl bezocht. We hebben hiermee een grote groep mensen bereikt en geïnformeerd over wat zij zelf als omstander bij huiselijk geweld en kindermishandeling kunnen doen, zoals het gesprek aan gaan met betrokkenen of advies vragen bij Veilig Thuis.

Verbeterde meldcode en werkwijze Veilig Thuis

Professionals werken sinds 1 januari 2019 met de verbeterde meldcode, waarbij vermoedens van structurele en acute onveiligheid worden gemeld bij Veilig Thuis. Professionals die een melding doen, beoordelen samen met Veilig Thuis de veiligheidssituatie en wat nodig is om deze situatie te verbeteren en bezien samen welke hulp nodig is.

Ook de werkwijze van Veilig Thuis is op 1 januari 2019 aangepast, onder andere door de invoering van de radarfunctie. Hierdoor weet Veilig Thuis bij alle meldingen die binnenkomen of over de betrokkenen eerder een melding is gedaan en of betrokkenen bekend zijn bij een andere Veilig Thuis-organisatie. Deze werkwijze zorgt er ook voor dat Veilig Thuis eerder een compleet beeld heeft van de veiligheidssituatie en gepaste maatregelen kan nemen. Wanneer de veiligheidsbeoordeling of het onderzoek door Veilig Thuis leidt tot veiligheidsvoorwaarden, dan monitort Veilig Thuis de veiligheid over langere termijn. Dit om herhaling van geweld en onveilige situaties te voorkomen.

Er is bij de introductie van de verbeterde meldcode en de radarfunctie rekening gehouden met een stijging van het aantal adviesvragen en meldingen. Dit was het beoogde effect. Gemeenten hebben hiervoor reeds extra middelen ontvangen. Het gaat om € 11,9 miljoen in 2018 oplopend tot € 38,6 miljoen in 2021 (onderdeel van de decentralisatie uitkering Vrouwenopvang).De eerste signalen van gemeenten zijn dat het aantal adviezen en meldingen in de eerste maanden van 2019 bij Veilig Thuis sterk zijn gestegen. We zijn met de VNG en het Landelijk Netwerk Veilig Thuis in gesprek over de feitelijke onderbouwing van de signalen en de duiding daarvan. Op basis hiervan bepalen we of en zo ja, welke maatregelen nodig zijn.

Informatieprotocol Veilig Thuis, versie 2.0

Om inzicht te krijgen in de aard en omvang van huiselijk geweld en kindermishandeling en in het functioneren van de Veilig Thuis-organisaties is in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) geregeld dat de Veilig Thuis-organisaties structureel (twee keer per jaar) registratiegegevens leveren aan het CBS, dat aan de hand hiervan beleidsinformatie genereert.

In de afgelopen periode is gewerkt aan een vernieuwd Informatieprotocol voor de Veilig Thuis-organisaties. Hierbij sturen wij u in bijlage 2 het Informatieprotocol Veilig Thuis, versie 2.0.3 Veilig Thuis werkt met ingang van 1 januari 2019 met dit vernieuwde Informatieprotocol. Dit Informatieprotocol is een verbetering omdat de beleidsinformatie van de VT-organisaties nu beter met elkaar vergelijkbaar is. Alle Veilig Thuis-organisaties werken namelijk per 1 januari 2019 op basis van het nieuwe Handelingsprotocol en rapporteren als gevolg daarvan op een meer eenduidige manier. Verder is het doel van het nieuwe Informatieprotocol om zicht te krijgen op de acties die door Veilig Thuis worden ingezet ten behoeve van het duurzaam herstellen van de veiligheid in huishoudens waar sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling.

Als gevolg van de nieuwe werkwijze van Veilig Thuis en het aangepaste Informatieprotocol moeten het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 op onderdelen worden aangepast. In het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is opgenomen om welke soort informatie het gaat. Het Informatieprotocol beschrijft, op basis van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, welke registratiegegevens Veilig Thuis aan het CBS verstrekt. Op dit moment wordt gewerkt aan deze aanpassingen. We informeren uw Kamer via de voortgangsrapportages van Geweld hoort nergens thuis over de voortgang hiervan.

Inzicht in impact

Waar het uiteindelijk om gaat, is dat we de impact willen zien van alle inspanningen: we willen minder slachtoffers, er eerder bij zijn en minder herhaling van geweld. Om deze impact inzichtelijk te maken hebben we de Onderzoekscommissie Geweld hoort nergens thuis (hierna: de commissie) gevraagd een impactmonitor te ontwikkelen waarmee gemeten wordt of er een wezenlijk verschil gemaakt wordt met de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling in de levens van mensen die het raakt.

Bij de vorige voortgangsrapportage4 hebben wij u het voorstel van de commissie met een lijst met mogelijke indicatoren toegestuurd. De commissie heeft deze indicatoren nader uitgewerkt tot een dummy-impactmonitor, die u in bijgaand advies aantreft (bijlage 3)5.

De commissie adviseert om de impactmonitor te ontwikkelen volgens een groeimodel. Het voorstel is te starten met de indicatoren die al beschikbaar zijn of op korte termijn beschikbaar komen en eenvoudig ontsloten kunnen worden (fase 1). Deze indicatoren bestaan deels uit kwantitatieve data die moet komen uit beleidsinformatie en uit kwalitatieve data vanuit een cohortstudie die al in een deel van de Nederlandse gemeenten loopt. Deze set indicatoren vormt de basisset van de impactmonitor. De indicatoren die uit de lopende cohortstudie komen, zijn in 2020 beschikbaar.

De verwachting is dat deze eerste versie met data vanuit beleidsinformatie Veilig Thuis gevuld wordt en meegestuurd kan worden met de volgende voortgangsrapportage in december 2019, zoals toegezegd in het Algemeen Overleg (AO) van 24 april 2019 (Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 222. Vanaf 1 januari 2019 leveren de Veilig Thuis-organisaties de gegevens aan bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van het nieuwe Informatieprotocol Veilig Thuis, versie 2.0. We hebben afspraken gemaakt met de VT-organisaties over het aanleveren van gegevens. Voor de VT-organisaties gaat het om werken met nieuwe protocollen. Omdat de gegevens over de eerste helft van 2019 nog aangeleverd moeten worden, weten we nog niet of de gegevens (kwalitatief) voldoende zijn. Wij houden samen met het Landelijk Netwerk VT en het CBS de complete aanlevering nauwlettend in de gaten.

De commissie presenteert in bijgaand advies ook een uitgebreidere versie van de impactmonitor en schetst daarmee een beeld waar de monitor uiteindelijk naartoe kan uitgroeien. Om tot het eindmodel te komen is nadere afstemming nodig met betrokken partijen over de wijze waarop gegevens beschikbaar kunnen worden gemaakt met aanvullend kwalitatief (dossier-) onderzoek. Het gaat in fase 2 namelijk niet om gegevens die regulier uit registratiegegevens gehaald kunnen worden. Ook wordt dan inzichtelijk gemaakt met welke frequentie het aanvullend onderzoek uitgevoerd gaat worden. Dit is mede afhankelijk van de technische haalbaarheid en het financieel kader. Uitgangspunt is dat de uitvraag geen of slechts minimale extra administratieve lasten met zich meebrengt voor de betreffende organisaties.

Tenslotte, onderzoeken wij momenteel, in samenspraak met het WODC, het CBS en de commissie, de mogelijkheden om vanaf 2020 tweejaarlijkse een monitor huiselijk geweld en een monitor seksueel geweld door het CBS te laten uitvoeren en deze te koppelen aan de Veiligheidsmonitor, om periodiek inzicht te kunnen verkrijgen in de omvang van deze problematiek.

Uitdagingen en vervolg

Uit de voortgangsrapportage is op te maken dat we vooruitgang boeken in een weerbarstige context. Naast de vaak complexe problematiek van huiselijk geweld en kindermishandeling, die we proberen aan te pakken, zien we ook druk bij organisaties die zich inzetten op deze terreinen. Ze hebben te maken met wachtlijsten, een toename van het aantal zaken en een te snel verloop van het personeel. We beseffen dat het nu tijd is om betekenisvolle stappen te zetten en veranderingen door te voeren die nodig zijn om blijvende resultaten te boeken. Nog niet alle betrokkenen ondervinden merkbaar en meetbaar verbetering omdat de beoogde veranderingen tijd vragen. Daarom nemen we samen de verantwoordelijkheid als opdrachtgevers om naast de diverse verbeteractiviteiten, de randvoorwaarden te creëren die nodig zijn voor het verbeteren van de noodzakelijke samenwerking. We investeren in de professionals die iedere dag keihard werken aan het stoppen van geweld en bouwen met hen aan veiligheid in de thuissituatie.

In de komende periode geven we in het programma onder meer prioriteit aan de acties gericht op het verbeteren van de traumascreening voor slachtoffers; het project Ieder kind geïnformeerd; de verbeteractiviteiten voor afgestemde inzet van zorg- en justitiële interventies ten behoeve van veiligheid en het uitwerken van de impactmonitor.

Schadelijke traditionele praktijken (STP)

In het programmaplan «Geweld hoort nergens thuis» is gemeld dat gewerkt wordt aan een aanpak om schadelijke traditionele praktijken (STP) tegen te gaan. Onder schadelijke traditionele praktijken wordt verstaan: eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, huwelijkse gevangenschap en achterlating, vrouwelijke genitale verminking en maagdenvlieshersteloperaties. De afzonderlijke verschijningsvormen vragen een separate aanpak. In de afgelopen periode zijn twee expertsessies georganiseerd met veldpartijen6 en de Ministeries van SZW, OCW en BZ over wat we weten en doen op het terrein van STP. Hieruit bleek in meer generieke zin dat:

– Preventie de meest effectieve wijze is om deze problematiek aan te pakken;

– Meer zicht op de aard en omvang van de problematiek nodig is;

– De problematiek complex en vaak onzichtbaar is,

– Professionals beter geëquipeerd moeten worden;

– Het ingewikkeld blijkt om het beschikbare handhavingsinstrumentarium in te zetten.

Er is dus nog veel doen. De aanpak die wordt ontwikkeld richt zich daarom op:

– Eerder en beter in beeld: onderzoek doen naar de aard en omvang van de afzonderlijke fenomenen en mogelijkheden om deze vormen van STP eerder in beeld te krijgen.

– Stoppen en duurzaam oplossen: op basis van onderzoek worden concrete vervolgacties geformuleerd in afstemming met de betrokken veldpartijen.

– Uw Kamer ontvangt de aanpak STP eind 2019.

Daarnaast wordt ingezet op:

– Het beschikbaar maken van kennis over de wijze waarop STP kan worden aangepakt en kan worden voorkomen voor alle 28 regio’s die verbonden zijn aan het programma «Geweld hoort nergens thuis». De regionale en landelijke partijen zijn met elkaar in contact gebracht en maken werkafspraken om te komen tot een versterking van de kennisfunctie in de aanpak van schadelijke traditionele praktijken.

– Het ontwikkelen van communicatie-instrumenten om de bewustwording van omstanders, professionals en slachtoffers te vergroten. Hierbij wordt de motie van Van Wijngaarden c.s. meegenomen, waarin wordt verzocht actieve voorlichting te organiseren over religieuze huwelijken.7

– Wij gaan onderzoek doen naar de inzet van het bestaande (wettelijke) instrumentarium om huwelijksdwang aan te pakken en de mogelijkheden om dit instrumentarium aan te vullen. De resultaten hiervan zijn uiterlijk het tweede kwartaal van 2020 beschikbaar.

– Ter voorkoming en het stoppen van maagdenvlieshersteloperaties spreekt de Minister van VWS met de IGJ over aanscherping van het toezicht en met artsen over het beter gebruiken van de meldcode. Daarnaast onderzoekt de Minister van VWS de mogelijkheden van een verbod op maagdenvlieshersteloperaties.

– Het maken van afspraken tussen de Minister van VWS en de VNG over langjarige financiering van het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating. Daarbij worden ook afspraken gemaakt over het LKHA-noodfonds (voor aanvullende hulp aan slachtoffers in het buitenland) met de VNG en de Minister van Buitenlandse Zaken.

In de op 24 april 2019 door de Kamerleden Buitenweg en Bergkamp voorgestelde moties verzochten zij de regering om (1) een actieplan te ontwikkelen voor consulaire en juridische steun van mensen met een Nederlandse binding die in het buitenland hun scheiding moeten bewerkstelligen; (2) in overleg te treden met verscheidene landen om afspraken te maken over het vergemakkelijken van de erkenning van Nederlandse echtscheidingen; en (3) om samen met landen van waaruit huwelijksdwang voorkomt, zoals deze genoemd zijn in de onderzoeken van de Universiteit Maastricht, te streven naar eenzelfde erkenningsbeleid als met Marokko, en de Kamer over de voortgang hiervan eind 2019 te informeren8. Deze moties worden uitgevoerd door de Minister van Buitenlandse Zaken De resultaten hiervan zijn in het vierde kwartaal van 2019 beschikbaar.

Toezeggingen van de Minister van VWS

Weerlegde meldingen na onderzoek Veilig Thuis

In het AO van 24 april jl. heb ik toegezegd om uw Kamer te informeren over de resultaten van onderzoeken door Veilig Thuis naar aanleiding van meldingen die zij ontvangen (Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 222). En om hierbij in te gaan op de vraag of deze meldingen leiden tot de inzet van interventies dan wel tot vernietiging van dossiers, wanneer de gemelde vermoedens van huiselijk geweld en/of kindermishandeling na onderzoek van Veilig Thuis worden weerlegd.

Stand van zaken

Met ingang van 1 januari 2019 werken de VT-organisaties met een nieuw Handelingsprotocol. De 26 Veilig Thuis-organisaties geven hiermee een kwaliteitsimpuls en meer eenduidigheid aan de wijze waarop ze hun wettelijke taken uitvoeren. Veilig Thuis schat van elke melding die binnenkomt eerst de aard en de ernst van de onveiligheid in. Op basis van deze veiligheidsbeoordeling besluit Veilig Thuis of ze zelf actief betrokken dient te zijn, of dat ze de melding doorstuurt naar een lokale hulpverlener, die dan aan de slag gaat met de betrokkenen. Deze beslissing wordt mede bepaald door de lokale situatie en de inrichting van het lokale veld. Ook kijkt Veilig Thuis of al een hulpverlener betrokken is bij het gezin. Als dat het geval is, bespreekt Veilig Thuis samen met de hulpverlener, of deze melding mee kan in het lopende hulpverleningstraject en of ondersteuning van Veilig Thuis hierbij nodig is.

In geval van zaken die na de veiligheidsbeoordeling niet in aanmerking komen voor directe overdracht aan een ketenpartner blijft Veilig Thuis betrokken. Veilig Thuis zal in dat geval altijd inzetten op het samen optrekken met de directbetrokkenen. Veilig Thuis slaagt er in veel gevallen in om het met de directbetrokkenen eens te worden over de gemelde zorgen en om betrokkenen bereid te vinden om mee te werken om die zorgen weg te nemen. Dit wordt uitgevoerd in de zogenaamde dienst «Voorwaarden en vervolg». In die gevallen is dan geen uitgebreid onderzoek door Veilig Thuis nodig. Dat maakt deze dienst minder belastend voor de directbetrokkenen.

Veilig Thuis kan er ook voor kiezen om aanvullend onderzoek te doen. Een onderzoek door Veilig Thuis leidt tot een van de volgende uitkomsten:

1. Het vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling wordt bevestigd;

2. Het vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling wordt weerlegd;

3. Het vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling wordt noch bevestigd, noch weerlegd.

Wanneer de vermoedens na onderzoek door Veilig Thuis worden weerlegd dan worden betrokkenen gewezen op de mogelijkheid hun dossier te laten vernietigen. Wanneer betrokkenen aangeven dat ze hier gebruik van willen maken en er geen andere veiligheidsoverwegingen zijn, gaat Veilig Thuis over tot vernietiging. Er wordt niet geregistreerd hoeveel dossiers in een dergelijke situatie worden vernietigd.

Het aantal meldingen, onderzoeken en de uitkomsten van het onderzoek door Veilig Thuis maken deel uit van de beleidsinformatie van Veilig Thuis. Deze beleidsinformatie wordt twee keer per jaar gepubliceerd door het CBS. Alle rapporten zijn terug te vinden op de website van het CBS9. Zoals bekend bij uw Kamer en zoals hierboven vermeld is de beleidsinformatie van de Veilig Thuis-organisaties tot op heden onderling niet goed vergelijkbaar gebleken. Daarom is in de rapportages van het CBS tot nu toe bewust geen landelijk totaalcijfer opgenomen. In de betreffende rapportages schetst het CBS een beeld van de stand van zaken aan de hand van de resultaten per VT-organisatie. Bij duiding van de uitkomsten van de VT-organisaties dienen de lokale werkprocessen en administraties van de VT-organisaties in ogenschouw genomen te worden. Het is op dit moment nog niet mogelijk om conclusies te trekken op landelijk niveau.

Forensische medische expertise voor kinderen

In het AO van 24 april jl. heb ik uw kamer toegezegd u te informeren over de laatste stand van zaken van het project om de Forensisch medische expertise voor kinderen te versterken (Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 222).

Stand van zaken

Forensisch medisch onderzoek (FMO) is het verrichten van medisch onderzoek ten behoeve van opsporing en waarheidsvinding in het strafproces. Dit wordt uitgevoerd door forensisch artsen waarbij mogelijk ondersteund wordt door forensisch verpleegkundigen. Om een FMO bij kinderen te kunnen uitvoeren, moeten de juiste professionals beschikken over forensisch medische expertise voor kinderen (FMEK). Dit ziet op het vastleggen, beschrijven, onderzoeken en duiden van letsel en sporen, evenals het daarover rapporteren. Dit heeft als doel het bevestigen of het ontkrachten van een vermoeden van strafbare kindermishandeling of seksueel misbruik. Om FMEK te versterken is in 2018 een projectmatige aanpak opgesteld door de GGD’en met het doel een landelijk dekkende duurzame verankering van de expertise te realiseren. Deze wordt momenteel door de GGD GHOR Nederland uitgevoerd. De benodigde FMEK wordt georganiseerd op het niveau van de 10 politieregio’s, in afstemming met onder andere Veilig Thuis, politie en justitiepartners en in samenhang met hun werkproces. Daarbij treedt in elke politieregio een GGD op als coördinerend aanspreekpunt en is er in elke regio een coördinerend expert benoemd.

Het project werkt in vier projectgroepen samen met verschillende partners aan:

1) De ontwikkeling van een landelijk handelingskader, een governancemodel en een beoordeling of een aanpassing van de huidige financieringsstructuur van de taken nodig is.

Door de projectgroep is een eerste versie van een handelingskader ontwikkeld. Ook is gestart met de analyse van de mogelijke financieringsvormen van de taak FMEK. Naar verwachting wordt het handelingskader in september ter besluitvorming aan de stuurgroep aangeboden.

2) De ontwikkeling van standaarden voor onderlinge samenwerking. Dit gaat zorgen voor meer eenheid in taal en samenwerkingsafspraken tussen netwerkpartners.

Tussen vertrouwensarts, forensisch geneeskundige, forensisch verpleegkundigen en de netwerkpartners (onder andere NFI, Veilig Thuis, Politie en OM) wordt gewerkt aan werkafspraken tussen de verschillende netwerkpartners in aanvulling op bestaande samenwerkingsafspraken.

Er wordt gewerkt aan een aangepaste landelijke standaard voor regionale forensische artsen voor het vastleggen/beschrijven van letsels en aan een landelijk format voor de deskundigenrapportage (in strafzaken).

3) De ontwikkeling van kwaliteitseisen, inclusief deskundigheidsbevordering van regionaal werkende forensisch artsen, forensisch verpleegkundigen en vertrouwensartsen.

Met betrokkenheid van het Forensisch Medisch Genootschap, NFI, de Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling (VVAK) en het Landelijk Netwerk Veilig Thuis, zijn twee onderzoeken uitgevoerd naar de wensen en ideeën van de forensisch artsen, vertrouwensartsen en forensisch verpleegkundigen op grond van deskundigheidsbevordering FMEK. Gewerkt wordt aan de ontwikkeling van een eerste versie van het kwaliteitsprofiel/competentieprofiel voor de forensisch arts.

4) Een ondersteunende infrastructuur voor informatievoorziening, registratie en kennisdeling tussen de regio’s.

Het projectteam werkt aan een aangepaste wijze van informatievoorziening die wordt gebruikt voor de registratie van de werkzaamheden van de forensisch artsen en forensisch verpleegkundigen, waarmee ook informatie op landelijk niveau geaggregeerd moet kunnen worden t.b.v. beleidsinformatie voor de ministeries en ketennetwerkpartners.

Binnen het project is ook de uitvoering van het amendement van de Kamerleden Bergkamp en Slootweg opgenomen (Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 21). Hierbij gelden de voorwaarden zoals ik heb toegelicht tijdens de VWS-begrotingsbehandeling op 18 oktober 2018 (Handelingen II 2018/19, nr. 15, item 17). Dit betreft de financiering van het «Letselspreekuur Plus» van de GGD Amsterdam. Onder leiding van GGD GHOR Nederland is een overleg gestart tussen de GGD’en van Amsterdam en Rotterdam alsmede de Veilig Thuis-organisaties om te bezien of in Rotterdam een tweede «Letselspreekuur Plus» kan worden gecreëerd. Dit initiatief is gekoppeld aan project 1 (het landelijk handelingskader) waardoor de ervaringen uit dit overleg in afstemming met de netwerkpartners (o.a. politie en justitieorganisaties) direct kunnen worden meegenomen bij de ontwikkeling van het landelijk handelingskader. Ook wordt daar bezien welke andere regio’s mogelijk qua werkwijze geschikt zouden zijn voor uitbreiding. GGD GHOR Nederland trekt en ondersteunt deze initiatieven.

Verlof voor slachtoffers huiselijk geweld

Tijdens het AO van 24 april jl. is de opvatting van de Minister van VWS gevraagd over de mogelijkheid van het opnemen van verlof bij huiselijk geweld dat in Nieuw Zeeland gehanteerd wordt (Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 222).

Stand van zaken

In Nieuw-Zeeland kunnen slachtoffers van huiselijk geweld jaarlijks 10 dagen verlof nemen en versneld flexibel werken aanvragen in verband met de gevolgen van huiselijk geweld. In Nederland heeft een werknemer bij huiselijk geweld ook verschillende mogelijkheden: (1) kortdurend verlof bij onvoorziene omstandigheden of bijzondere persoonlijke omstandigheden, zoals bij plotseling moeten verhuizen, (2) zorgverlof, (3) ziekmelden bij fysieke of mentale gevolgen en (4) versneld verzoek tot flexibel werken bij onvoorziene omstandigheden. Gezien de mogelijkheden die er in Nederland bestaan voor een werknemer vind ik aanpassing van wetgeving niet nodig. Wel wil ik bij werkgevers de mogelijkheden van werknemers die slachtoffer zijn van huiselijk geweld voor het opnemen van verlof en het flexibel werken verder onder de aandacht brengen. Tevens zet ik mij in op het verhogen van alertheid bij werkgevers op signalen van huiselijk geweld.

Rol van Kappers

Tijdens het AO van 24 april jl. is gevraagd naar de mogelijkheden die kappers hebben om huiselijk geweld te signaleren (Kamerstuk 28 325 en 31 015, nr. 222). Ik heb toegezegd met de kappersbranche in gesprek te gaan. Met het brancheplatform van kappers is gesproken over de mogelijkheden om de signalering van kappers bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling te versterken en samen op te trekken in de aanpak. Afgesproken is om bij de verdere concretisering ook FNV Mooi, Anko en CNV Vakmensen te betrekken. Over de verdere invulling informeer ik uw Kamer in de volgende voortgangsrapportage.

Rapporteren over gesprek met transgendernetwerk

Tijdens het AO van 24 april jl. heb ik toegezegd in gesprek te gaan met het Transgender Netwerk over de positie van transgenderjongeren in de aanpak van huiselijk geweld. Het gesprek met het transgendernetwerk wordt gepland. In de volgende voortgangsrapportage rapporteer ik u over de uitkomsten van het gesprek.

Hulppunten voor ouders met vragen over opvoeden

In het AO van 24 april jl. heb ik toegezegd te inventariseren welke hulppunten voor ouders met vragen over opvoeden beschikbaar zijn in het licht van de vraag naar een landelijke opvoedlijn.

Stand van zaken

Voor vragen met betrekking tot de opvoeding kunnen ouders in eerste instantie terecht bij familie, vrienden en kennissen. Sommige ouders stellen hun vragen ook bij de kinderopvang, op school of aan hun huisarts. Ouders die liever via internet informatie zoeken kunnen via opvoeden.nl terecht voor onafhankelijke opvoedinformatie. Daarnaast zijn er ook websites als oudersonline.nl. Voor professionele ondersteuning op maat kunnen ouders bij de jeugdgezondheidszorg (0–18 jaar) terecht. Ook zijn er nog specifieke interventies die (kwetsbare) ouders kunnen ondersteunen bij het opvoeden, zoals VoorZorg, Stevig Ouderschap en Centering Parenting. Ook kunnen ouders met hun vragen terecht bij particuliere partijen, zoals de Opvoedpoli. Daarnaast is op 24 april jl. de healthdeal I-JGZ ondertekend zodat digitale innovaties in de JGZ voor alle JGZ-organisaties (en dus ook de ouders) beschikbaar komen. Eén van de innovaties is bijvoorbeeld een digitaal platform waarop ouders met hun zorgen terecht kunnen en waarbij ze kunnen vertrouwen op een advies dat specifiek over hun kind gaat.

Hulplijnen

In het AO van 24 april jl. is toegezegd aan te geven welk type initiatieven er zijn waar mensen terecht kunnen voor een luisterend oor als sprake is van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Stand van zaken

Iedereen met behoefte aan een luisterend oor over zorgen over huiselijk geweld en kindermishandeling kan terecht bij onder andere de volgende luister- en hulplijnen:

• Veilig Thuis (bellen)

• De kindertelefoon (chatten of bellen)

• De luisterlijn/Sensoor (bellen, chatten of mailen)

• Hear my Voice (bellen)

• Centrum seksueel geweld

• Slachtofferhulp hulplijn (bellen, mailen of chatten)

• Kinderrechtenhelpdesk van Defence for Children (bellen)

• HelpWanted.nl (chatten of meldformulier)

• Tegen haar wil (bellen)

• MIND Korrelatie (bellen, chatten, appen, mailen)

• Centrum Veilige Sport Nederland (bellen of mailen, chatten via Fier)

• Stop it now (hulplijn ter voorkoming van seksueel misbruik minderjarigen)

Daarnaast bieden hulpverleningsorganisaties onder andere diverse hulplijnen aan:

• Fier (bellen of chatten)

• Meldpunt WATCH (bellen, mailen of chatten)

• Blijfgroep (bellen)

• Mannen Mishandeling, via Sterk Huis (bellen)

• Moviera (bellen)

Verder kunnen slachtoffers, daders en andere betrokkenen bij huiselijk geweld en kindermishandeling altijd terecht bij de huisarts voor vragen en advies of bij regionale initiatieven. Er is dus een groot aantal hulplijnen en initiatieven die een luisterend oor bieden. Ik ga met de spiegelgroep ervaringsdeskundigen van het programma in gesprek over de laagdrempeligheid van deze hulplijnen en wat ervoor nodig is om dit te versterken.

Aandacht scholen over praten met kinderen

Naar aanleiding van de motie van de leden Westerveld en Van den Hul (Kamerstuk 28 345, nr. 213) heb ik aangegeven in kaart te brengen wat er moet gebeuren om scholen en leerkrachten beter te faciliteren, zodat kindermishandeling beter wordt herkend en gesprekken met kinderen worden gevoerd.

Stand van zaken

Uit een enquête van Didactief blijkt dat niet alle scholen afspraken hebben bij vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld. Dit is onwenselijk. Schoolbesturen zijn wettelijk verantwoordelijk om een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vast te stellen voor het personeel en de kennis en het gebruik van de meldcode te bevorderen. Het Ministerie van OCW heeft gevraagd aan de Inspectie van het Onderwijs om extra aandacht te besteden aan het toezicht van meldcode op scholen. Daarnaast is de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in gesprek met de verschillende inspecties over op welke wijze extra toezicht kan worden gehouden op de verbeterde meldcode. We ondersteunen professionals om met de verbeterde meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te werken. In 2019 bieden we in elke regio een aantal bijeenkomsten aan, waarin professionals instrumenten krijgen aangereikt die hen helpen bij het toepassen van de meldcode (meldcodetour). Bij deze bijeenkomsten worden ook de scholen en docenten betrokken. Ook is er voor professionals uit het onderwijs een e-learning over de nieuwe verbeterde meldcode beschikbaar. Daarnaast zijn we met diverse partijen -zoals de Beweging tegen Kindermishandeling- in gesprek om te kijken op welke wijze we elkaar kunnen versterken bij het komen tot duidelijke afspraken op scholen bij vermoedens van kindermishandeling

Komende periode geeft het programma invulling aan «Ieder kind geïnformeerd», waarbij ook de Beweging tegen kindermishandeling wordt betrokken. Kindermishandeling en huiselijk geweld moet bespreekbaar worden, ook voor kinderen is het van belang te weten dat zij recht hebben op een veilig thuis en als dit niet zo is dat je dan terecht kan bij iemand die je vertrouwt. Daarnaast lopen de pilots sociale steun aan kinderen en worden deze uitgebreid met initiatieven in andere regio’s.

Homogenezingstherapie

In het AO van 24 april jl. (Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 222) is gesproken over homogenezingstherapieën. Ik heb toegezegd in overleg te gaan met het COC, kerkelijke (jongeren)organisaties voor LHBTI. Daarnaast is een motie van de leden Bergkamp en Van den Hul aangenomen over een onderzoek naar homogenezingstherapie in Nederland, Kamerstuk 28 345, nr. 219 en is om een reactie gevraagd over de uitvoering van deze motie.

Stand van zaken

Naar aanleiding van de motie hebben de Ministeries van VWS, JenV en OCW gesproken over de motie. Als eerste stap gaan we in de zomer in gesprek met de christelijke LHBTI-verenigingen en jongeren organisaties over de signalen die zij hebben. Ook gaan we met deze organisaties bespreken hoe een onderzoek ingericht zou kunnen worden. Daarnaast plannen we een gesprek met de overkoepelende organen van kerken.

Doel van deze gesprekken is een concreter beeld te krijgen van de problematiek, om zo beter te kunnen bepalen hoe een onderzoeksopzet eruit zou moeten zien.

Ouderenmishandeling

In het Algemeen Overleg Ouderenmishandeling van 4 oktober 2018 heb ik toegezegd om te komen tot een wettelijke verplichting van het Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn (hierna: het Waarschuwingsregister) (Kamerstuk 28 345, nr. 204).

Stand van zaken

Het Waarschuwingsregister levert een bijdrage aan het realiseren van een veilige zorgrelatie. Een veilige zorgrelatie en een open organisatiecultuur zijn cruciaal voor zowel de cliënten als de werknemers en werkgevers. Cliënten zijn afhankelijk van een zorg- of hulpverlener en (daardoor) vaak kwetsbaar. Daarom acht ik het van belang dat het Waarschuwingsregister een landelijk dekkend register wordt voor zorg en welzijn in zijn geheel. Om dit te bereiken gaat ik het volgende doen:

1. Bevorderen van deelname van werkgevers aan het Waarschuwingsregister;

2. Opstellen van een wetsvoorstel om te komen tot een wettelijke verplichting van het Waarschuwingsregister. In bijlage 4 worden deze beide trajecten verder toegelicht10.

Tot slot

Deze voortgangsrapportage geeft weer dat gewerkt wordt aan een stevig fundament onder de aanpak en laat tevens zien dat er nog veel werk te doen is in een weerbarstige context. We gaan met volle kracht verder. Eind 2019 ontvangt u een volgende voortgangrapportage met daarin de jaarlijkse uitgebreide rapportage van de stand van zaken in de regio en een eerste ingevulde versie van de impactmonitor.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge

De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker


  1. NPM 2017: Nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen, Alink, ea. (2018)/ Synthese Prevalentieonderzoek HG en KIMI, Boom, ea. (2019).↩︎

  2. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎

  3. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎

  4. Kamerstukken 28 345 en 31 015 en 34 907, nr. 206.↩︎

  5. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎

  6. VNG, Veilig Thuis, Movisie, Pharos, Femmes For Freedom, GGD-GHOR, FSAN, het LEC EGG, Sterk Huis, Fier Fryslan, het LKHA en het Expertisecentrum Samenleving.↩︎

  7. Kamerstuk 35 000 VI, nr. 110.↩︎

  8. Kamerstuk 35 000 VI, nrs. 103, 104 en 106.↩︎

  9. Zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/deelnemers-enquetes/deelnemers-enquetes/bedrijven/onderzoek/lopend/beleidsinformatie-veilig-thuis.↩︎

  10. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎