Evaluatie Convenant inzake de deling van dreigingsinformatie voor de burgerluchtvaart
Veiligheidsbeleid Burgerluchtvaart
Brief regering
Nummer: 2019D29038, datum: 2019-07-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-24804-100).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Mede ondertekenaar: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 24804 -100 Veiligheidsbeleid Burgerluchtvaart.
Onderdeel van zaak 2019Z14122:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2019-09-03 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-12 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-10-02 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-01-29 14:00: Vliegen boven conflictgebieden (Algemeen overleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-02-05 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
24 804 Veiligheidsbeleid Burgerluchtvaart
Nr. 100 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2019
Zoals toegezegd in de Kamerbrief over de opvolging van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (hierna te noemen: OVV) van 29 maart 2019 (Kamerstuk 24 804, nr. 98) informeren wij uw Kamer hierbij, mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken en Defensie, over de derde evaluatie van de uitvoering en werking van het convenant inzake de deling van dreigingsinformatie voor de burgerluchtvaart.
Aanleiding
Sinds 30 juni 2016 is het delen van dreigingsinformatie geborgd in het «Convenant inzake de deling van dreigingsinformatie voor de burgerluchtvaart» (bijlage bij Kamerstuk 24 804, nr. 90)tussen overheidspartijen, Nederlandse luchtvaartmaatschappijen en Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (hierna te noemen: het convenant). Met deze Kamerbrief ontvangt u de derde evaluatie van het convenant.
Convenant
De doelstelling van het convenant is het nationaal borgen van het delen van dreigingsinformatie tussen de overheid en Nederlandse luchtvaartmaatschappijen zodat luchtvaartmaatschappijen, mede gebaseerd op deze informatie, een zo goed mogelijke risico analyse kunnen maken voor een veilige vluchtuitvoering buiten het Nederlandse luchtruim. Nederlandse wetgeving biedt geen mogelijkheid voor de overheid een vliegverbod op te leggen aan Nederlandse luchtvaartuigen in verband met vliegen in buitenlands luchtruim. Uitgangspunt daarbij is dat de soevereine staten primair verantwoordelijk zijn voor de veiligheid in hun luchtruim en dat luchtvaartmaatschappijen verantwoordelijk zijn voor hun vluchtuitvoering en de keuze welke route wordt gevlogen door opengesteld luchtruim.
Derde evaluatie
De derde evaluatie beslaat de periode van 30 juni 2018 tot en met 30 juni 2019. In deze periode zijn er acht reguliere bijeenkomsten van de expertgroep geweest. Daarnaast is de expertgroep twee keer ad hoc bij elkaar gekomen om dreigingsinformatie te delen. De stuurgroep is twee maal bij elkaar gekomen. Alle onder het convenant beschreven partijen zijn betrokken bij de uitvoering van deze evaluatie. Tijdens en naast de reguliere bijeenkomsten van expertgroep hebben de partijen actief dreigingsinformatie gedeeld. Zo heeft de Nederlandse overheid in de expertgroep een briefing gegeven over de veiligheidssituatie in Venezuela en is er in de afgelopen periode verscherpte aandacht geweest voor de ontwikkelingen rond de Perzische Golf en de Golf van Oman. De in deze evaluatieperiode gedeelde informatie in de expertgroep heeft bijgedragen aan de risicoanalyses die door de luchtvaartmaatschappijen zijn uitgevoerd. Deze informatie is daarbij gebruikt om reeds bij luchtvaartmaatschappijen beschikbare informatie te valideren en bij te stellen. De luchtvaartmaatschappijen geven aan dat dit van grote waarde is gebleken en van invloed is geweest op het al dan niet uitvoeren van bepaalde vluchten. Op basis hiervan is geconcludeerd dat de doelstelling deze evaluatieperiode wederom is behaald en dat het convenant naar tevredenheid is uitgevoerd.
Binnen de kaders van het convenant worden ontwikkelingen in conflictgebieden regulier besproken. De leden constateren dat veranderlijke situaties ook buiten de bekende conflictgebieden kunnen leiden tot een plotselinge opkomende dreiging tegen de burgerluchtvaart. Informatie die niet direct de veilige vluchtuitvoering raakt, kan van invloed zijn op de uitkomst van de risicoanalyse zoals deze door luchtvaartmaatschappijen wordt uitgevoerd. Om die reden is in de expertgroep meer nadruk komen te liggen op het bespreken van niet-acute dreigingsinformatie ten aanzien van bepaalde landen en eventuele gevolgen van geopolitieke ontwikkelingen.
Aansluiting bij DGHOME en EASA
In de tweede evaluatie (Kamerstuk 24 804, nr. 97) bent u geïnformeerd over het feit dat de Europese informatie- en besluitvormingsstructuren van DGHOME1 en van EASA2 een steeds belangrijkere rol voor lidstaten en luchtvaartmaatschappijen spelen. Deze ontwikkeling heeft zich deze evaluatieperiode doorgezet. De aansluiting van EASA in het DGHOME-overleg is verder versterkt, waardoor EASA meer accurate aanbevelingen kan uitbrengen over vliegroutes boven conflictgebieden. Daarnaast hebben luchtvaartmaatschappijen – onder andere op initiatief van Nederland – een positie gekregen in het proces alvorens een definitief advies wordt uitgebracht door EASA. Hiermee hebben luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid om beter toelichting te geven op de vliegroutes en de operationele aspecten die een rol spelen bij hun veilige vluchtuitvoering. Passend bij deze ontwikkelingen is de vertegenwoordiging van de Nederlandse overheidspartijen in Brussel geïntensiveerd.
Opvolging aanbevelingen OVV
De OVV heeft in zijn rapport «Vliegen over conflictgebieden – Opvolging aanbevelingen onderzoek MH17 Crash» (Kamerstuk 24 804, nr. 98) gesteld dat de informatiedeling in staten over snel escalerende conflictsituaties ad hoc en via informele netwerken plaatsvindt. De OVV concludeert dat staten en luchtvaartmaatschappijen hiermee niet zeker stellen dat de dreigingsinformatie tijdig wordt gedeeld en luchtvaartmaatschappijen maatregelen kunnen treffen. Specifiek benoemt de OVV dat voor toegang tot relevante informatie een goede relatie en wederzijdse communicatie tussen een luchtvaartmaatschappij en de inlichtingendienst(en) van een staat waar die maatschappij gevestigd is, essentieel is. In Nederland is er sprake van een wederzijds vertrouwen tussen de onder het convenant functionerende partijen. Dit draagt eraan bij dat de overheidspartijen en luchtvaartmaatschappijen in Nederland ook bij tijdsgevoelige actualiteiten tijdig en adequaat kunnen handelen. Internationaal is er interesse getoond in de Nederlandse werkwijze en heeft er in juni 2019 in Den Haag een internationale workshop plaatsgevonden waar door de Nederlandse partijen een toelichting is gegeven over de samenwerking van de Nederlandse partijen onder het convenant.
De overheid zal zich samen met de betrokken partijen onder het convenant blijven inspannen om optimaal invulling te geven aan de uitvoering van het convenant.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen-Wijbenga