[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het RIVM-onderzoek mentale gezondheid van jongeren (Kamerstuk 31288-740)

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2019D29285, datum: 2019-07-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z11862:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


			Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben
enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12
juni 2019 over het RIVM-onderzoek mentale gezondheid van jongeren
(Kamerstuk 31 288, nr. 740)

De voorzitter van de commissie,

Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie,

Arends

			Inhoud

I	Vragen en opmerkingen uit de fracties

	

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

Inbreng van de leden van de D66-fractie

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

Inbreng van de leden van de SP-fractie

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

II	Reactie van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

I 	Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de
minister over de eerdere onderzoeksresultaten en de nulmeting en hebben
nog enkele vragen.

De leden vinden het van belang dat juist jongere generaties mentaal
gezond en weerbaar zijn en klaar zijn om hun toekomst zelfbewust en
zelfverzekerd in te richten. De afgelopen tijd is er veel berichtgeving
geweest over de mentale druk die studenten ervaren en de leden begrijpen
dat studentenorganisaties, onderwijsinstellingen en andere betrokkenen
dit onderwerp daarom op hun agenda hebben gezet. Tegelijkertijd zijn de
leden met de minister van mening dat het voorbarig is om zonder meer aan
te nemen dat de druk die studenten ervaren hoger is dan vroeger en hoger
is dan jongeren die niet studeren. De leden zijn dan ook blij dat de
minister een nulmeting opzet op basis waarvan de mentale gezondheid van
jongeren kan worden gemeten en vergeleken. De voornoemde leden zijn
benieuwd op welke manier het RIVM het onderzoek gaat opzetten. Wat wordt
de hoofdonderzoeksvraag en op welke manier wil het RIVM
jongerenorganisaties en onderwijsinstellingen bij het onderzoek
betrekken? En in hoeverre worden leeftijdsgenoten die middelbaar
beroepsonderwijs volgen of werken, meegenomen in het onderzoek? Tevens
vragen zij hoe wordt voorkomen dat een selectiebias ontstaat bij
deelname door de onderzoekspopulatie. Kan de minister bevestigen dat in
het onderzoek nadrukkelijk wordt voorkomen dat de wijze van
vraagstelling zelf invloed heeft op de zelfrapportage over ervaren druk?
Zij vragen of de minister verwacht na het onderzoek een kwantitatieve
normaalverdeling te kunnen opleveren met daarin de weergave van mentale
gezondheid van studenten en andere jongeren. Zo nee, waarom niet? Tot
slot zijn de leden benieuwd of de minister bereid is om de
onderzoeksresultaten af te wachten voordat zij overgaat tot het trekken
van conclusies dan wel het nemen van eventueel nodige maatregelen. 

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12
juni 2019 inzake het RIVM-onderzoek naar mentale gezondheid van
jongeren. De leden vinden het, net zoals de minister, teleurstellend dat
dit onderzoek geen uitsluitsel biedt over de vraag welke factoren
precies stress veroorzaken. Ze steunen de lijn van de minister om een
vervolgonderzoek in te stellen. Hierover hebben zij nog enkele vragen.

In de brief beschrijft de minister een paar keer dat het
vervolgonderzoek van het RIVM over psychische problematiek onder
studenten gaat. Hierin lezen de leden niet terug dat inzicht in stress
ook in dit onderzoek wordt meegenomen. Zij vragen of de minister kan
toelichten in hoeverre stress ook wordt meegenomen. 

De voornoemde leden vinden het belangrijk dat er in het vervolgonderzoek
goed zicht verkregen wordt op stress én ook dat er nagedacht wordt over
hoe stress verminderd kan worden. Zij stellen daarom de volgende vragen
in het onderzoek voor: 

-	Wie loopt er risico op stressklachten en valt er uit? 

-	Hoe kunnen we effectief stressklachten voorkómen? 

-	Welke interventies heeft iemand nodig om te herstellen?

-	Kunnen er persoonlijke aanpakken ontwikkeld worden, specifiek op een
individu gericht?

Zij vragen of de minister deze vragen als inbreng kan meenemen. Zo nee,
hoe wil ze ervoor zorgen dat er goed zicht op deze twee thema’s wordt
gekregen? Ten slotte willen de leden graag weten of het mogelijk is om
de onderzoeksopzet in het najaar van 2019 te ontvangen.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de
minister omtrent het RIVM-onderzoek mentale gezondheid van jongeren. De
leden hebben met zorg geconstateerd dat signalen over stress bij
studenten toeneemt en dat over het algemeen de psychische gesteldheid
van jongeren afneemt. Als gevolg willen de leden nog enkele vragen
stellen over het RIVM-onderzoek en de resultaten.

Opzet onderzoek

De leden van de D66-fractie lezen dat de opzet van het RIVM-onderzoek
geen uitsluitsel kon geven over de oorzaken van de psychische
problematiek onder jongeren. Kan de minister toelichten waarom er is
gekozen voor een opzet van deels «bestaande epidemiologische gegevens,
zoals cijfers van het CBS over gezondheid, om een vergelijking te maken
tussen de situatie tien jaar geleden en nu» en deels focusgroepen?
Tevens vragen zij waarom de minister niet meteen een grootschalig,
kwantitatief onderzoek naar de problematiek heeft laten uitvoeren
waarbij de studentenbonden, de koepels en experts betrokken werden,
zodat  ook de uitkomsten van het onderzoek in de toekomst vergeleken
zouden kunnen worden met behulp van een nulmeting.

Desalniettemin constateren de leden dat het onderzoek wel vergelijkingen
heeft kunnen maken tussen verschillende groepen jongeren. In de laatste
tien jaar is het aantal jongeren met psychische problemen gestegen. Deze
stijging zit vooral «bij meisjes tussen de 14 en 17 jaar op havo, vwo
en mbo. Ook bij jonge mannen vanaf 22 jaar vond een stijging plaats».
De psychische problemen bij meisjes op havo, vwo en mbo lijken te
beginnen op jongere leeftijd in vergelijking met tien jaar geleden.
Daarnaast vernemen de leden dat er een verdeling is in de groepen hoog-
en middelopgeleiden, waar het hoogtepunt in psychische ongezondheid rond
20 en 30 jaar ligt, terwijl bij laagopgeleiden dit punt vanaf ongeveer
30 jaar is. Kan de minister toelichten wat de mogelijke oorzaken zijn
van een stijging bij meisjes tussen de 14 en 17 jaar op havo, vwo en mbo
en bij jonge mannen vanaf 22 jaar? Ook vragen zij of de minister nader
kan uiteenzetten wat de mogelijke oorzaken of factoren zijn van de
verschillen in het hoogtepunt van psychische ongezondheid tussen hoog-
en middelopgeleiden en laagopgeleiden? Hoe wil de minister de psychische
problemen van de mensen zowel binnen deze verschillende leeftijdsgroepen
als opleidingsniveaus aanpakken, zo vragen de voornoemde leden.

Vervolg

De leden van de D66-fractie vernemen dat stress en psychische klachten
met name ten grondslag liggen aan een opstapeling van factoren, met als
gevolg dat leerlingen kunnen vastlopen. De minister kaart aan dat
verschillende betrokken partijen samen het vastlopen moeten voorkómen.
Aan welke partijen denkt de minister en wat is hun specifieke rol in het
voorkomen dat studenten vastlopen? Tevens vragen zij nadrukkelijk hoe er
een plan van aanpak in elkaar gezet wordt zodat het vastlopen voorkomen
kan worden.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben nog enkele vragen over het
RIVM-onderzoek naar de mentale gezondheid bij jongeren. De voornoemde
leden merken op dat het onderzoek nauwelijks nieuwe gegevens bevat, maar
een samenvatting betreft van reeds uitgevoerde onderzoeken. De minister
heeft meermaals aangegeven de uitkomsten van het betreffende onderzoek
af te wachten alvorens conclusies te trekken over de toegenomen werkdruk
onder studenten en de signalen over toegenomen burn-outs. De voornoemde
leden vragen of de minister invloed heeft gehad op de opzet van het
uitgevoerde onderzoek. Eveneens vragen de leden of de minister tevreden
is met het gebrek aan nieuwe inzichten.

De leden merken op dat het RIVM-onderzoek weinig concrete oorzaken heeft
benoemd betreffende de toegenomen werkdruk. Deelt de minister de mening
dat hier spoedig meer inzicht in moet worden gegeven? Wat is het
tijdspad van het nieuwe aangekondigde onderzoek, zo vragen de leden. 

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het RIVM-onderzoek
naar de mentale gezondheid van jongeren en de opdracht voor een
vervolgonderzoek. De stress die ervaren wordt door studenten baart deze
leden zorgen. Zij zijn daarom blij gestemd met het vervolgonderzoek van
het RIVM naar de mentale gezondheid van jongeren. Zij hebben hierover
nog enkele vragen en opmerkingen. Zij vrezen een eenzijdig onderzoek.

Uit steeds meer onderzoeken (Hogeschool Utrecht, VSSD, Motivaction)
blijkt dat het leenstelsel een prominente rol speelt bij de druk en
stress die studenten ervaren. Ook het onderzoek van het RIVM
onderschrijft de rol van financiële druk die studenten voelen. De leden
vragen of de minister bereid is om het RIVM de opdracht te geven in het
vervolgonderzoek specifiek het leenstelsel mee te nemen als mogelijke
oorzaak van psychische problemen, stress en druk. Daarnaast zijn de
leden huiverig voor eventuele conclusies die uit de nulmeting en latere
metingen getrokken zullen worden. Het kan en mag niet zo zijn dat de
nulmeting gezien wordt als de ‘normale’, ‘gebruikelijke’
‘acceptabele’ of ‘gemiddelde’ mentale gezondheid van studenten.
De voornoemde leden vragen of de minister deze zorgen bij de leden kan
wegnemen.

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het
RIVM-onderzoek naar de mentale gezondheid van jongeren en de brief
hierover van de minister. Deze leden maken zich zorgen over de
toenemende stress en prestatiedruk onder jongeren en vinden het van
groot belang dat er goed inzicht komt in deze problematiek. Genoemde
leden hebben daarom nog enkele vragen aan de minister. 

De leden vinden het zeer terecht dat er een grootschalige kwantitatieve
nulmeting komt naar psychische problematiek onder studenten. Het recente
RIVM-onderzoek gaf onvoldoende inzicht in de aard en omvang van de
problemen. Genoemde leden zien dat het onderzoek pas eind 2020 verwacht
wordt. Zij willen de urgentie van de problematiek onderstrepen en vragen
de minister welke mogelijkheden zij ziet om al in de tussentijd
psychische klachten en stress onder studenten te voorkomen en te
verhelpen. 

De eerdergenoemde leden vragen de minister of het grootschalige
vervolgonderzoek zich ook richt op mbo-studenten. Zij achten het van
belang dat ook deze studenten worden meegenomen in het onderzoek. Ook
vragen deze leden of scholieren vanaf 16 jaar in het onderzoek
meegenomen kunnen worden, aangezien dit interessante informatie kan
opleveren over de verschillen tussen de diverse groepen die in het
onderzoek worden meegenomen. 

De voornoemde leden vinden het van belang dat jongeren- en
studentenorganisaties goed worden betrokken bij de uitwerking van het
grootschalige vervolgonderzoek. Hoe worden deze organisaties betrokken?
En hoe wil de minister borgen dat het onderzoek bij zo veel mogelijk
studenten terecht gaat komen? Tevens vragen zij op welke wijze de
minister de medewerking van onderwijsinstellingen kan verzekeren.

De leden vragen of de minister de opvatting deelt dat de nulmeting zo
breed mogelijk ingestoken moet worden om op die manier zo veel mogelijk
inzicht te krijgen in de factoren die een invloed hebben op het welzijn
van studenten. Deze leden vragen of in het onderzoek ook onderzocht zal
worden wat de invloed van het invoeren van het leenstelsel is op het
mentale welzijn van studenten. Zij vinden dit een belangrijk aspect, dat
aandacht verdient in het onderzoek. Dat geldt ook voor het verband
tussen prestatiedruk en de huidige bekostigingssystematiek, waarin
instellingen nominaal bekostigd worden, en de druk om snel af te
studeren dus groot is. Hoe ziet de minister dit en wordt dit aspect ook
meegenomen in het onderzoek? 

De leden vragen tevens hoe de minister kan borgen dat het onderzoek zich
enerzijds voldoende richt op de psychische stoornissen waar studenten
mee te maken hebben en dat anderzijds ook andere stressklachten
voldoende gemeten worden. Deze leden vragen of in het onderzoek ook
aandacht wordt besteed aan zelfmoordgedachten onder studenten.

De voornoemde leden vragen of er in het onderzoek ook aandacht zal zijn
voor de rol van zingeving bij mentale gezondheid. Kan de vraag worden
meegenomen in hoeverre bezig zijn met zingeving in brede zin invloed
heeft op de mentale gezondheid van jongeren?

Tot slot vragen de leden of de minister bekend is met het jaarlijkse
uitgebreide gezondheidsonderzoek dat aan de Universiteit van Amsterdam
wordt uitgevoerd door de studentenartsen van die universiteit. Is de
minister van plan hier een voorbeeld aan te nemen, zo vragen de
eerdergenoemde leden.

II	Reactie van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

 RIVM: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne

 CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek

 VSDD: Vereniging voor Studie- en Studentenbelangen te Delft