Reactie op het verzoek van het lid De Roon, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 25 juni 2019, over het bericht dat terrorismeverdachten $ 10.000 per maand mogen opnemen van bevroren banktegoeden
Bestrijding internationaal terrorisme
Brief regering
Nummer: 2019D29823, datum: 2019-07-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27925-655).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 27925 -655 Bestrijding internationaal terrorisme.
Onderdeel van zaak 2019Z14545:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-09-04 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-12 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-09-18 14:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 655 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2019
Op 25 juni 2019 heeft uw Kamer gevraagd om een brief naar aanleiding van het nieuwsbericht in de Wallstreet Journal over het feit dat er een uitzondering is toegekend van 10.000 US dollar per maand voor een persoon die op de ISIS/Al-Qaida sanctielijst van de Verenigde Naties (VN) staat (Handelingen II 2018/19, nr. 97, Regeling van Werkzaamheden). Met deze brief – welke in samenhang moet worden gelezen met de antwoorden op de Kamervragen van het lid De Roon (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 3394) – wordt aan dit verzoek voldaan.
VNVR resolutie 1373 (2001) schept voor VN-lidstaten een internationaal bindende verplichting om het financieren van terrorisme te bestrijden en de tegoeden van personen en organisaties die zich bezighouden met terroristische activiteiten, te bevriezen. Het opleggen van een bevriezingsmaatregel is een preventieve maatregel die niet gericht is op straffen, maar op het inperken van een risico.
Daarom is ook de mogelijkheid van ontheffingen opgenomen om te kunnen voorzien in de kosten voor eerste levensbehoeften, zoals wonen; eten; verzekeringen; medische behandelingen etc. Daarnaast kan er een ontheffing worden aangevraagd voor financiële verplichtingen (zoals contracten) die voor het opleggen van de maatregel zijn aangegaan.
De gronden voor dergelijke uitzonderingen en de richtlijnen van het Sanctiecomité, waarin de 15 leden van de VNVR zitting hebben, zijn vastgelegd in VNVR-resoluties 1452 (2002), zoals geamendeerd via VNVR-resoluties 1735 (2006) en 2368 (2017). Een verzoek tot ontheffing dient door betrokkene te worden ingediend bij de VN-lidstaat waar hij/zij onderdaan van is. Als het land voornemens is om de ontheffing toe te kennen, moet dit worden voorgelegd aan het toezichthoudende VN-sanctiecomité.
Het is aan de VN-lidstaat die het ontheffingsverzoek indient om overtuigend te motiveren dat de gelden ook daadwerkelijk voldoen aan de in VNVR-resolutie 1452 vastgestelde uitzonderingsgronden. In deze resolutie is overigens geen bepaling opgenomen die beperking instelt ten aanzien van de hoogte van het bedrag. Voor het afwijzen van een dergelijk verzoek van een VN-lidstaat dienen alle 15 leden van het Sanctiecomité in te stemmen. Over het verloop van de discussie binnen het Sanctiecomité kan ik helaas geen mededelingen doen daar de beraadslagingen van het comité vertrouwelijk zijn. Nederland was bovendien ten tijde van de behandeling geen lid meer van de VNVR.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok