Voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke opvang
Maatschappelijke Opvang
Brief regering
Nummer: 2019D29845, datum: 2019-07-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29325-99).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Eindrapport Ontwikkeling Normenkader ‘Kinderen in de opvang’. vrouwenopvang en maatschappelijke opvang
- Praktijkbeschrijvingen van samenwerkingen tussen onderwijs en zorg. Kinderen in de vrouwenopvang. Eindrapport
- Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren 2019 - 2021
Onderdeel van kamerstukdossier 29325 -99 Maatschappelijke Opvang.
Onderdeel van zaak 2019Z14562:
- Indiener: P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-09-04 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-09-04 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-12-19 15:30: Maatschappelijke opvang (direct aansluitend op de stemmingen) (Algemeen overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-01-15 14:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
29 325 Maatschappelijke Opvang
Nr. 99 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2019
Kwetsbare mensen moeten we op een goede manier ondersteunen en begeleiden, zodat zij op eigen wijze deel kunnen nemen aan de samenleving. Dit is een belangrijk uitgangspunt waar Rijk, gemeenten, zorgaanbieders, ervaringsdeskundigen en andere partijen zich gezamenlijk voor inspannen.
Ik zie veel goede werkwijzen en mooie initiatieven in het land. Zo biedt «Zwolle Actief» niet langer reguliere dagopvang, maar activeert in plaats daarvan dak- en thuislozen door hen persoonlijke begeleiding (coaching) te bieden. De activeringscoach ontwerpt samen met de deelnemer een maatwerktraject voor een passende daginvulling met heldere stappen voor de toekomst. «Zwolle actief» maakt gebruik van bestaande werkplekken, activeringsplekken en inzet van lokale ondernemers.
In Gouda zorgt de gemeente voor een zo soepel mogelijke overgang van beschermd wonen naar begeleid wonen. Samen met woningcorporaties en zorgaanbieders zijn appartementen gerealiseerd voor ambulant begeleid wonen, in de buurt van de beschermd wonen instelling. De cliënten kunnen gebruik maken van de inloopmogelijkheden die de beschermd wonen instelling biedt, waardoor zij gemakkelijk in contact staan met hun (oude) begeleiders indien zij dat willen.
Helaas zijn er ook nog veel signalen van mensen die zich onvoldoende gehoord en geholpen voelen. Het is belangrijk dat we door blijven gaan met het verbeteren van de zorg en ondersteuning aan deze mensen. Met deze voortgangsrapportage informeer ik u over de voortgang van de maatregelen die zich richten op de groep mensen die gebruik maakt van beschermde woonvormen en de maatschappelijke opvang. Ook bied ik u hierbij de actieagenda Dak- en Thuisloze Jongeren aan1, evenals de antwoorden op de vragen die u naar aanleiding van het actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren heeft gesteld (Kamerstuk 29 325, nr. 97).
Kernpunten van deze brief
In deze brief, die ik mede namens de Minister van VWS en de Minister van BZK stuur, ga ik in op:
1. Stappen die zijn gezet na de lancering van het actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren;
2. Uitvoering van de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang;
3. Afspraken die Rijk en VNG hebben gemaakt over de invoering van het nieuwe verdeelmodel voor beschermd wonen;
4. Maatregelen die zijn genomen ten behoeve van een goede uitvoering van de landelijke toegankelijkheid;
5. Ontwikkelingen om te komen tot een betere ondersteuning en begeleiding van kinderen in de opvang;
6. Diverse toezeggingen die ik tijdens het AO maatschappelijke opvang op 20 december jl. heb gedaan.
1. Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren (Kamerstuk 29 325, nr. 97)
Op 14 maart jl. lanceerde ik het actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren 2019–2021, waarmee ik een forse vermindering van het aantal dak- en thuisloze jongeren (18–27 jaar) wil realiseren en de integrale ondersteuning op alle levensgebieden van de jongere wil verbeteren. Dit is nodig omdat ons land op 1 januari 2016 volgens schatting van het CBS 10.700 dak- en thuisloze jongeren telde. Een onacceptabel hoog aantal.
De afgelopen maanden is het actieprogramma op een voortvarende manier van start gegaan. Zo zijn 13 gemeenten op 1 juli jl. begonnen met de pilots die tot doel hebben het aantal dak- en thuisloze jongeren met 100% terug te dringen (geen enkele jongere langer dan drie maanden in de opvang) en nieuwe instroom te voorkomen. In die gemeenten gaan 65 jongeren een bijzonder maatwerktraject volgen. Het Kansfonds staat hierbij voor 650.000 euro garant. Dat komt neer op 10.000 euro per jongere, waarmee de jongerenregisseur de ruimte krijgt om de problemen die spelen aan te pakken en de jongere verder te helpen, op basis van een toekomstplan van de jongere zelf.
Er is een klankbordgroep geformeerd en het jongerenpanel staat in de startblokken. Samen met hen houd ik het actieprogramma op de juiste koers. Een eerste inhoudelijk resultaat is het meldpunt dat bij de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens is ingericht, waar maatschappelijke organisaties problemen met inschrijvingen in de BRP kunnen melden.
Met deze brief bied ik u het implementatieplan (de «actieagenda») Dak- en Thuisloze Jongeren aan. De actieagenda laat zien hoe ik samen met mijn collega bewindspersonen van BZK, SZW, OCW en JenV, gemeenten en vele andere samenwerkingspartners de complexe opgave oppak die voor ons ligt. Het betreft direct een brede «call to action»; er zijn veel partijen die ervoor kunnen zorgen dat deze kwetsbare jongeren op een betere manier worden geholpen om dak- en thuisloosheid zoveel mogelijk terug dringen.
2. Meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang
In de meerjarenagenda staan de thema’s centraal waarop lokale, regionale en landelijke partijen intensiever willen samenwerken om de implementatie van de visie van de commissie Toekomst beschermd wonen (Cie Dannenberg) te versnellen. De concretisering van de ambities van de meerjarenagenda vindt plaats langs twee lijnen: a. versnelling van de lokale en regionale samenwerking en b. de landelijke ondersteuning van lokale en regionale partijen. Onderstaand ga ik nader in op beide actielijnen.
a. Versnelling van de lokale en regionale samenwerking
Zoals ik heb gemeld in eerdere voortgangsrapportages zijn met gemeenten bestuurlijke afspraken gemaakt over de realisatie van de visie zoals beschreven in het advies van de commissie Dannenberg. Als onderdeel daarvan zouden zij in 2017 in hun regio een plan maken over hoe zij de ondersteuning aan cliënten van beschermd wonen en maatschappelijke opvang de komende jaren vormgeven. Inmiddels beschikken 45 van de 46 centrumgemeenten over een regioplan. Ik neem persoonlijk contact op met de centrumgemeente die dit nog niet heeft.
Tijdens het bestuurlijk overleg op 11 december jl. hebben Rijk en gemeenten afgesproken dat alle regio’s in 2019 concrete uitvoeringsafspraken maken ten aanzien van het bieden van passende ondersteuning van mensen die beschermd wonen of in de maatschappelijke opvang zitten. De uitvoeringsafspraken gaan o.a. over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten in de regio, de verdeling van het beschikbare budget en de wijze waarop samengewerkt wordt met partijen in de regio. Er is een uitvraag onder centrumgemeenten gedaan om zicht te krijgen op de stand van zaken op dit punt. Uit de reacties van 412 centrumgemeenten kan worden geconcludeerd dat alle regio’s hier mee bezig zijn. Een deel van de gemeenten is al ver gevorderd, een ander deel moet nog flinke stappen zetten. Eind van het jaar zal uitvoeriger in kaart worden gebracht wat de precieze stand van zaken in regio’s is ten aanzien van de uitvoeringsafspraken.
b. Landelijke ondersteuning van lokale en regionale partijen
Om de landelijke en lokale partijen te ondersteunen bij de implementatie van de ambities uit de meerjarenagenda is per 1 juli bij ZonMw een subsidieprogramma gestart. Het kan gaan om initiatieven die gericht zijn op begeleiding en ondersteuning in de wijk, in de eigen sociale omgeving van mensen en initiatieven die zijn gericht op herstel en zelfredzaamheid. ZonMw legt daarbij de verbinding met reeds lopende programma’s bij ZonMw, zoals het actieprogramma lokale initiatieven voor mensen met verward gedrag en bestaande trajecten gericht op de ondersteuning van cliënten en naasten.
Tevens is een landelijk projectleider bij ZonMW aangesteld die aanspreekpunt is voor landelijke en regionale partijen en de mogelijkheid heeft regio’s te faciliteren waar bijvoorbeeld uitvoeringsafspraken moeilijker tot stand komen. De projectleider zal de verbinding leggen met de regio-adviseurs van het Verbindend Landelijk Ondersteuningsteam (VLOT), het vervolg op het Schakelteam personen met verward gedrag. Deze adviseurs faciliteren vraaggericht de partners in de regio’s als het gaat om persoonsgerichte aanpak voor mensen die in een sociaal-maatschappelijk kwetsbare positie terecht zijn gekomen.
Hieronder noem ik enkele concrete activiteiten die in het kader van de meerjarenagenda zijn of worden opgepakt.
• Er is door MIND en Werkplaats COMO een verkenning uitgevoerd naar lokale beleidsparticipatie en belangenbehartiging door cliënten en naasten. Uit de verkenning blijkt dat lokaal veel gebeurt en de intrinsieke motivatie van cliënten en naasten groot is. Tegelijkertijd vragen we veel van mensen, terwijl de basis een bijdrage te leveren vaak broos is. Er wordt vaak sterk geleund op enkele heel actieve mensen, maar deze mensen zijn soms onvoldoende toegerust om hun taak te vervullen en basale zaken zoals reiskostenvergoeding zijn niet altijd geregeld. De verkenning heeft veel goede voorbeelden en werkzame elementen opgeleverd, die gebruikt kunnen worden door andere regio’s. Momenteel worden op basis van deze verkenning activiteiten uitgewerkt om cliëntparticipatie en de inzet van ervaringsdeskundigheid te versterken. Zo gaan betrokken partijen op basis van deze verkenning in gesprek met gemeenten en instellingen over de verantwoordelijkheid voor het financieren van een voldoende stevige basis voor (regionale) cliënten- en familieorganisaties. Daarnaast wordt nagedacht over een effectieve manier om kennis en goede voorbeelden breed te delen.
• Aan de oproep aan gemeenten pilots te starten voor gespecialiseerde cliëntondersteuning voor daklozen of mensen die dakloos dreigen te raken, is door vier gemeenten gehoor gegeven. Deze gemeenten zullen de komende periode op hun eigen wijze in de praktijk uittesten wat een goede werkwijze is om deze cliënten daadwerkelijk te ondersteunen. Movisie zal ervoor zorgen dat de leerervaringen breed worden verspreid.
• Er ligt een forse opgave op het terrein van wonen. Er zijn meer betaalbare en geschikte woningen met passende ondersteuningsarrangementen nodig om de uitstroom uit de maatschappelijke opvang en het beschermd wonen te bevorderen en daar waar mogelijk instroom in beschermd wonen en de maatschappelijke opvang te voorkomen. Gemeenten maken hierover in hun regio afspraken met o.a. corporaties, andere verhuurders en zorgaanbieders. Om deze opgave kracht bij te zetten, zijn de VNG, Actiz, Aedes en de Ministeries van BZK en VWS een bestuurlijke werkgroep gestart die onder meer tot taak heeft te stimuleren dat alle gemeenten de lokale opgave in beeld brengen en woon-zorgvisies ontwikkelen op basis waarvan prestatieafspraken worden gemaakt. Deze werkgroep richt zich op verschillende doelgroepen, waaronder de groep personen die gebruik maken van het beschermd wonen of de maatschappelijke opvang. Dit initiatief past bij de werkwijze van het Interbestuurlijk Programma (IBP) waarin Rijk en gemeenten gezamenlijk onder andere de maatschappelijke opgave «Toekomstbestendig wonen» oppakken. Ik constateer dat de «sense of urgency» nu breed aanwezig is.
• Vandaag, 4 juli, vond de vijfde bijeenkomst van het Samenwerkingsverband Brede Schuldenaanpak plaats. Binnen dit Samenwerkingsverband werken betrokken ministeries, gemeenten en andere betrokken partijen aan het terugdringen van schuldenproblematiek. Deze bijeenkomst had als thema: «ontzorgen van kwetsbare burgers met schulden» en was dit keer specifiek gericht op de mensen die gebruik maken van het beschermd wonen en de maatschappelijke opvang. Bekend is immers dat veel mensen die beschermd wonen of in de opvang verblijven te maken hebben met forse problematische schulden. De Staatssecretaris van SZW en ik zien, samen met andere partijen, dat standaardoplossingen deze mensen niet voldoende verder helpen en het persoonlijk herstel hinderen. Tijdens deze bijeenkomst zijn concrete oplossingsrichtingen verkend voor de groep mensen uit beschermd wonen en maatschappelijke opvang met schulden. In de volgende voortgangsrapportage zal ik ingaan op de geboekte voortgang bij het implementeren van deze oplossingen.
3. Nieuw verdeelmodel
Een belangrijk traject in het realiseren van het advies van de commissie Toekomst beschermd wonen is de ontwikkeling van een nieuw objectief verdeelmodel. De voorlopige uitkomsten van het nieuwe verdeelmodel zijn dit voorjaar openbaar gemaakt. Dit voorlopige verdeelmodel heeft betrekking op beschermd wonen, maatschappelijke opvang en begeleiding (nieuwe taken Wmo 2015).
Mede naar aanleiding daarvan heeft de VNG een expertiseteam «Doordecentralisatie Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen» ingesteld. Dit team heeft de opdracht gekregen te adviseren met welk zorgvuldig proces en met welke randvoorwaarden invulling gegeven kan worden aan (1) de doordecentralisatie van middelen van centrumgemeenten naar alle gemeenten en (2) het nieuwe verdeelmodel, zodat continuïteit in de hulp en ondersteuning in alle gemeenten kan worden gewaarborgd. Dit advies is besproken in het bestuurlijk overleg tussen Rijk en gemeenten op 2 juli jl. Conform de toezeggingen van de Minister van BZK tijdens het AO Sociaal Domein van 25 april 2019 (Kamerstukken 34 477 en 29 362, nr. 65) en het VAO Sociaal domein van 22 mei 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 85, item 12) informeer ik u hierbij over de belangrijkste uitkomsten van dit overleg.
Rijk en gemeenten zijn overeengekomen in tien jaar tijd tot een objectief verdeelmodel en algehele doordecentralisatie van beschermd wonen te komen. Dat betekent dat gemeenten in die periode geleidelijk overstappen van de huidige historische verdeling over centrumgemeenten naar een volledig objectieve verdeling over alle gemeenten. Het ingroeipad begint in 2021, waarbij de middelen in 2021 100% historisch worden verdeeld. In 2022 wordt een deel van de middelen voor het eerst objectief verdeeld. De centrumgemeenten blijven verantwoordelijk voor bestaande cliënten. De nieuwe cliënten vallen vanaf 2022 onder de verantwoordelijkheid van alle gemeenten. Over de eventuele doordecentralisatie van de maatschappelijke opvang zal op basis van een evaluatie in 2026 een beslissing worden genomen.
De afspraak tussen Rijk en gemeenten dat regio’s eind 2019 concrete uitvoeringsafspraken beschikbaar hebben, is bekrachtigd. Gemeenten zetten zich onverminderd in om de beoogde inhoudelijke beweging gestalte te geven. Het expertiseteam adviseert om gemeenten verplicht regionaal te laten samenwerken om cliënten op een goede manier te kunnen blijven ondersteunen. Hoe de verplichte samenwerking er exact moet uit zien, wordt de komende maanden nader uitgewerkt. Ook andere elementen uit het advies zullen de komende maanden worden geconcretiseerd, zoals de instelling door Rijk en gemeenten van een Taskforce die de inhoudelijke beweging aanjaagt en monitort.
Bij de volgende voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke opvang informeer ik u nader over de stappen die Rijk en gemeenten gezamenlijk hebben gezet.
4. Landelijke toegankelijkheid
Uitgangspunt van de Wmo 2015 is dat ingezetenen van Nederland die maatschappelijke opvang nodig hebben, altijd opgevangen moeten worden. Deze «landelijke toegankelijkheid» is voorgeschreven in artikel 1.2.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
Zoals ik meldde in de voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke opvang van 17 december 2018 waren de uitkomsten van het mystery guest onderzoek dat in dat jaar werd uitgevoerd teleurstellend. Hoewel er een lichte verbetering zichtbaar was ten opzichte van 2017, kreeg nog altijd 24% van de mystery guests geen slaapplek. Daarnaast werd 19% van de mystery guests doorverwezen naar een andere locatie/regio, waarbij onduidelijk was of dit geleid zou hebben tot een slaapplek.
Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek heb ik de gemeenten waar twee of meer mystery guests geen toegang kregen tot een slaapplek – in het kader van het interbestuurlijk toezicht – gevraagd om een reactie op de bevindingen van de onderzoekers. Vervolgens ben ik tijdens twee bestuurlijke overleggen in gesprek gegaan met de verantwoordelijke wethouders. Aan de wethouders van de gemeenten die zowel in 2017 als 2018 te veel mystery guests hadden afwezen, heb ik gevraagd een plan van aanpak op te stellen waarin zij aangeven hoe zij de landelijke toegankelijkheid gaan borgen in hun regio. Zij hebben deze plannen inmiddels aangeleverd. In augustus 2019 verwacht ik van deze gemeenten een verslag over de uitvoering van de maatregelen in het plan van aanpak. Ik ben ervan overtuigd dat nu alle betrokken gemeenten ervan zijn doordrongen dat afwijzing van hulpvragers op grond van regiobinding of capaciteitsproblemen niet in overeenstemming is met de wet.
Daarnaast zijn in de afgelopen periode maatregelen genomen, gericht op alle gemeenten. Zo heeft de VNG nieuwe beleidsregels opgesteld rondom landelijke toegankelijkheid die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten. Zij bevordert dat gemeenten deze zo spoedig mogelijk overnemen en vaststellen. VNG werkt met gemeenten aan een werkinstructie om de uitvoering beter te faciliteren bij het uitvoeren van landelijke toegankelijkheid. Daarnaast heeft de VNG onlangs regiobijeenkomsten voor uitvoerders georganiseerd rond dit thema om de kennis over wat mag en moet verder te verspreiden.
Op verzoek van gemeenten wordt op dit moment onderzoek uitgevoerd naar de knelpunten die gemeenten en cliënten ervaren rondom de uitvoering van de landelijke toegankelijkheid van zowel het beschermd wonen als de maatschappelijke opvang. Er wordt bekeken of landelijke toegankelijkheid leidt tot een onevenredige belasting van bepaalde regio’s en er worden oplossingsrichtingen geformuleerd. Ook vindt een toekomstverkenning plaats met het oog op de effecten en gevolgen van de doordecentralisatie van de feitelijke uitvoering van beschermd wonen en de maatschappelijke opvang van centrumgemeenten naar alle gemeenten. De uitkomsten van dit onderzoek verwacht ik najaar 2019. Zodra het beschikbaar is, deel ik dat uiteraard met uw Kamer.
5. Kinderen in de opvang
Jaarlijks maken enkele duizenden kinderen gebruik van de maatschappelijk opvang. Voor kinderen is dit een zeer ingrijpende ervaring. Doorgaans is de aanleiding al ingrijpend, maar ook het vertrek uit het eigen huis en het verblijf in een opvanglocatie heeft een forse impact. Het is daarom belangrijk dat deze kinderen, die in hele moeilijke en zorgelijke omstandigheden opgroeien, de juiste hulp krijgen en in een veilige omgeving kunnen leven. Uitgangspunt daarbij is wat mij betreft dat kinderen niet in de maatschappelijke opvang thuis horen. En dat als zij daar toch terecht komen, zij de juiste hulp en ondersteuning ontvangen. De afgelopen periode zijn diverse maatregelen genomen om de positie van kinderen in de opvang te verbeteren. Deze licht ik onderstaand toe.
Normenkader vrouwenopvang
Op 2 juli 2018 is in het bestuurlijk overleg tussen VWS, VNG en Federatie Opvang besloten een normenkader te ontwikkelen voor kinderen in opvang. Aanleiding vormde de «Eindrapportage Lenferink over kinderen in de maatschappelijke en de vrouwenopvang» (2018), waaruit o.a. blijkt dat niet helder is wat wordt verstaan onder «goede opvang» voor kinderen. In opdracht van VWS is dit in beeld gebracht in het rapport «Ontwikkeling normenkader Kinderen in de Opvang». Dit rapport treft u als bijlage aan3. Het eindrapport bestaat uit twee delen: a) een uitbreiding op het normenkader voor de vrouwenopvang gericht op kinderen in de vrouwenopvang en b) een advies over wat nodig is tot ontwikkeling van een normenkader te komen voor kinderen in de maatschappelijke opvang. Het is nu aan opvangorganisaties, gemeenten en andere ketenpartners om dit nieuwe kader voor de vrouwenopvang in de praktijk te gaan toepassen en gezamenlijk toe te werken naar een normenkader voor kinderen in de maatschappelijke opvang. Op 5 april heb ik hierover met wethouders gesproken in een wethoudersoverleg. Zij hebben aangegeven het belang hiervan in te zien. De komende maanden bekijken Federatie Opvang, VNG en VWS wat nodig is om hier op korte termijn stappen in te kunnen zetten.
Passend onderwijs voor kinderen in de opvang
In het afgelopen jaar is de motie Van den Hul4 aangenomen waarin aandacht wordt gevraagd voor het belang van passend onderwijs voor kinderen in de vrouwenopvang en in het bijzonder voor het ontbreken van een standaardsamenwerking tussen de opvang en het onderwijs. Q-consult Zorg heeft in opdracht van VWS en OCW onderzocht wat moeders en kinderen zelf belangrijk vinden in de samenwerking tussen opvang en onderwijs en hoe opvangorganisaties en scholen hierop inspelen. Hiertoe hebben zij drie praktijkbeschrijvingen uitgewerkt. Per praktijkbeschrijving zijn succesfactoren en verbeterpunten geformuleerd. Deze kunnen als inspiratie dienen en handvatten bieden voor opvangorganisaties en scholen. Het rapport «Praktijkbeschrijvingen van samenwerkingen tussen onderwijs en zorg Kinderen in de vrouwenopvang» treft u in de bijlage van deze brief aan.5
Daarnaast is een aantal overstijgende bevindingen en adviezen geformuleerd. Q-Consult Zorg stelt voor te borgen dat leren en ontwikkelen van het kind integraal onderdeel wordt van het professioneel handelen en stelt voor dat het normenkader kinderen per 2020 onderdeel van het keurmerk vrouwenopvang wordt. Federatie Opvang kan met een selectie van aanbieders verkennen of het mogelijk is om kinderen een eigenstandig risicoprofiel te geven, zodat bezien kan worden of kinderen toch naar school kunnen, als de moeder uit veiligheidsoverwegingen niet naar buiten mag. Als kinderen zelf niet naar school kunnen uit veiligheidsoverwegingen, dan kan ingezet worden op onderwijs op locatie. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een goede uitvoering van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Leerplichtwet en de samenwerkingsverbanden passend onderwijs voor een dekkend aanbod in de regio. De komende maanden bespreek ik samen met het Ministerie van OCW en met de VNG op welke manier gemeenten invulling kunnen geven aan hun verantwoordelijkheid in de samenwerking tussen opvang en school.
6. Toezeggingen (Kamerstuk 29 325, nr. 96)
Zoals toegezegd tijdens het AO maatschappelijke opvang op 20 december jl. informeer ik u hierbij over de uitkomsten van bestuurlijk overleg met gemeenten over een aantal zaken.
Uw Kamer heeft tijdens het AO op 20 december jl. vragen gesteld over de toepassing van het zelfredzaamheidscriterium. De zelfredzaamheid van iemand moet eerst goed worden onderzocht voordat de gemeente hier een oordeel over velt. Ik heb met gemeenten afgesproken dat zij voor het eind van het jaar «ingrediënten» op een rij zetten die onderdeel moeten uitmaken van een onderzoek naar de zelfredzaamheid van personen. De VNG stemt dit af met Federatie Opvang, de RIBW-Alliantie, MIND en Werkplaats COMO en de uitkomst wordt tijdens een volgend bestuurlijk overleg besproken.
Ik heb met uw Kamer afgesproken bij gemeenten onder de aandacht te brengen welke mensen wel en niet in aanmerking komen voor de maatschappelijke opvang in het kader van de Wmo 2015. VWS heeft dit in beeld gebracht. Met de VNG is afgesproken dat zij dit overzicht deelt met gemeenten.
Een ander punt dat ik met gemeenten heb besproken, is de verplichting voor gemeenten mensen in te schrijven in de BRP. Ook heeft de Staatssecretaris van BZK hier in april 2019 een brief over gestuurd naar gemeenten (zie ook de opmerking hierover op pagina 2 van deze brief).
Uw Kamer heeft gevraagd hoe gemeenten de winterkouderegeling toepassen en of daarbij verschillen tussen gemeenten bestaan. Achterliggende gedachte is dat het voor dak- en thuislozen niet uit zou moeten maken waar zij zich in de winter melden; de opvang moet goed geregeld zijn. Gemeenten hebben mij laten weten dat zij gaan inventariseren hoe gemeenten de winterkouderegeling invullen. Deze inventarisatie zal in september 2019 beschikbaar zijn.
Tot slot
Ik merk dat de relevante lokale, regionale en landelijke partijen een grote verantwoordelijkheid voelen kwetsbare mensen die gebruik maken van de maatschappelijke opvang, beschermd wonen en begeleiding op een goede manier te helpen. Het is mijn stellige overtuiging dat door het bundelen van onze krachten het aantal daklozen uiteindelijk zal afnemen, mensen sneller in staat zijn zelfstandig te gaan wonen of goede hulpverlening (blijven) ontvangen, zodat zij weer op eigen wijze deel kunnen nemen aan de samenleving.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis