Reactie op verzoek commissie inzake het rapport van de Nationale Ombudsman: Vrouwen in de knel? Het vervolg.
Maatschappelijke Opvang
Brief regering
Nummer: 2019D30099, datum: 2019-07-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29325-101).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van kamerstukdossier 29325 -101 Maatschappelijke Opvang.
Onderdeel van zaak 2019Z14716:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-09-04 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-09-04 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-06-23 16:00: Jeugd (Algemeen overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-09-09 13:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
29 325 Maatschappelijke Opvang
Nr. 101 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2019
Jaarlijks doen ruim 16.500 personen een beroep op de vrouwenopvang. Het gaat om kwetsbare personen die vaak in alle haast hun huis hebben moeten verlaten, onzeker over wat de toekomst hen gaat brengen. Wij moeten hen op een goede manier ondersteunen en begeleiden zodat zij zo snel mogelijk weer op eigen kracht verder kunnen.
De Nationale ombudsman liet in juli 2017 met zijn rapport «Vrouwen in de knel, een onderzoek naar knelpunten in de vrouwenopvang» zien waar vrouwen tegenaan lopen wanneer zij gebruik maken van de vrouwenopvang. Mede naar aanleiding van het rapport van de Nationale ombudsman en het rapport «Moeder en kind verlaten de vrouwenopvang: (wie) is dat een zorg?» van het Toezicht Sociaal Domein/Samenwerkend Toezicht Jeugd uit mei 2017, hebben gemeenten en ik de nodige acties in gang gezet. Zo is er een werkgroep die zich bezig houdt met de aanpak van knelpunten op landelijk niveau en een werkgroep die zich richt op de knelpunten op gemeentelijk niveau. Ik heb u hier met de 1e voortgangsrapportage van het programma Geweld hoort nergens thuis1 over geïnformeerd. In een commissiebrief van 19 april jl. heb ik u geïnformeerd over de laatste stand van zaken van beide werkgroepen2. Beide werkgroepen werken aan het maken van praktische afspraken. Dit kost tijd. Het gaat immers om taaie vraagstukken die niet van de ene op de andere dag zijn op te lossen. De eerste verbeteringen zijn zichtbaar, zoals ook de Nationale ombudsman constateert.
Tegelijkertijd constateer ik dat verdere actie nodig is. De Nationale ombudsman noemt enkele belangrijke aandachtspunten voor het vervolg waar ik nader op in ga.
Wonen
De Nationale ombudsman vraagt aandacht voor knelpunten met betrekking tot «wonen». Een belangrijk knelpunt betrof het terugvorderen van huurtoeslag op basis van huurovereenkomsten tussen cliënt en aanbieder die werden beschouwd als een gebruik van de woning dat naar zijn aard van korte duur is. Om nieuwe gevallen te voorkomen, is – in onderlinge samenwerking tussen BZK, VWS, Financiën, de Belastingdienst en de Federatie Opvang – een modelhuurovereenkomst voor begeleid wonen beoordeeld die aan de vereisten voor huurtoeslag voldoet.
De Nationale ombudsman drong er op aan ook voor oude zaken een oplossing te vinden. Zoals de Minister van BZK, mede namens de staatssecretarissen van Financiën en VWS, op 3 juni jl. aan uw Kamer en de Nationale ombudsman heeft gemeld3, zal de Belastingdienst in de lopende en toekomstige zaken niet alleen naar de tekst van de huurovereenkomst kijken, maar ook naar andere relevante factoren en omstandigheden. Voor vergelijkbare al afgesloten zaken, waarbij een aanvraag om huurtoeslag is afgewezen of waarin de beoordeling van het contract tot een terugvordering heeft geleid, is besloten deze alsnog op deze nieuwe, juiste wijze te beoordelen door de Belastingdienst. Zij kan tot vijf jaar terug deze besluiten herzien in lijn met de nu verruimde uitvoeringsregels.
De Nationale ombudsman vraagt daarnaast aandacht voor een snelle uitstroom van vrouwen uit de opvang. Oponthoud bij uitstroom ontstaat onder meer door een gebrek aan een (sociaal) netwerk, schuldenproblematiek of een nog lopende echtscheidingsprocedure. Ook speelt de lokale schaarste aan betaalbare woningen en de gestelde voorwaarden aan urgentieverklaringen om voorrang op huisvesting te krijgen een rol. De Minister van BZK is volop bezig met maatregelen op alle terreinen van de woningmarkt. Zo werkt zij aan de uitvoering van de Nationale woonagenda, woondeals in gebieden met de meeste druk op de woningmarkt en een stimuleringsaanpak flexwonen om te zorgen dat voor meer tijdelijke woonruimte voor spoedzoekers.
Gemeenten en woningcorporaties hebben de mogelijkheid om slachtoffers van huiselijk geweld op diverse wijzen voorrang voor vervolghuisvesting geven. Ik heb gemeenten met mijn brief van 19 april jl.4 reeds gewezen op de mogelijkheden die de Huisvestingswet biedt met betrekking tot urgentieregelingen. Ook is hierin verduidelijkt dat vrouwen uit de vrouwenopvang bij toepassing van een huisvestingsverordening met urgentiecategorieën in ieder geval tot de urgente woningzoekenden behoren. Zij kunnen niet worden uitgesloten, ook niet op basis van de door de gemeenten in de huisvestingsverordening opgenomen algemene weigeringsgronden. Gemeenten mogen aan vrouwen die uitstromen uit de vrouwenopvang geen bindingeisen stellen of aanvullende criteria voor de afgifte van de urgentieverklaring eisen. Voor de uitvoering hiervan is de feitelijke vaststelling dat iemand uitstroomt uit een blijf-van-mijn-lijf huis voldoende. Aanvullende voorwaarden, zoals het overleggen van een politieaangifte, mogen niet gevraagd worden. De schuldenpositie van de uitstromer mag evenmin een belemmering vormen voor de uitgifte van de urgentieverklaring. Tenslotte is op de mogelijkheid van het verlengen van de geldigheid van de urgentieverklaring gewezen. Gemeenten die geen huisvestingsverordening met urgentiecategorieën hebben, kennen vaak wel een urgentieregeling die uitgevoerd wordt door woningcorporaties. Ook dan kunnen vrouwen uit de vrouwenopvang voorrang krijgen op huisvesting. Bijvoorbeeld als uitvoering van prestatieafspraken tussen
gemeenten, woningcorporaties en huurdersorganisaties. Uit recent onderzoek5 is gebleken dat 72%6 van de ondervraagde corporaties cliënten die (tijdelijk) hebben verbleven in instellingen voor maatschappelijke opvang (bijvoorbeeld daklozenopvang, blijf-van-mijn-lijf-huis of geestelijke gezondheidszorg) met voorrang huisvesten in hun werkgebied.
Schulden
De Nationale ombudsman benoemt «schulden» als belangrijk aandachtspunt. De landelijke werkgroep heeft ervoor gekozen te starten met maatregelen die het ontstaan van (extra) schulden kunnen voorkomen. Zoals ik op 19 april jl. aan uw Kamer heb gemeld, is de afgelopen periode verkend welke mogelijkheden er zijn voor het sneller omzetten van de kinderbijslag en het kindgebonden budget van de (oorspronkelijk ontvangende) partner naar de vrouw in vrouwenopvang. Streven van de betrokken partijen is het werkproces in te korten. De Belastingdienst en Sociale Verzekeringsbank werken op dit moment samen met Federatie Opvang een werkproces uit, waarop een uitvoeringstoets wordt uitgebracht om vervolgens op kleine schaal mee te experimenteren. Met betrekking tot de kinderopvangtoeslag en de zorgtoeslag is besloten in een experiment te verkennen welke mogelijkheden er zijn om deze (sneller) toe te kennen aan de vrouw in de vrouwenopvang. Dit experiment zal in de tweede helft van 2019 starten.
Vanuit de Brede Schuldenaanpak neemt het kabinet maatregelen om het aantal mensen met schulden terug te dringen en mensen met schulden beter te helpen. Daarmee worden ook vrouwen in de vrouwenopvang bereikt. Een belangrijk onderdeel van de Brede Schuldenaanpak is het bevorderen van de dienstverlening voor mensen die hulp nodig hebben. In dat kader vervult het programma Schouders Eronder een grote rol. Binnen dit programma wordt gewerkt aan de professionalisering en het delen van goede voorbeelden die onder meer zijn gericht op het verbeteren van de (toegang tot) schuldhulpverlening. Kennisdeling over kwetsbare groepen, zoals deze vrouwen is van groot belang binnen het programma. Zo is bijvoorbeeld door het gehele land in een aantal bijeenkomsten voor schuldhulpverleners van gemeenten en bewindvoerders, de problematiek van deze groepen voor het voetlicht gebracht om het kennisniveau van professionals hierover te verbeteren.
Samenwerking tussen gemeenten
De Nationale ombudsman geeft aan dat de samenwerking tussen gemeenten blijvend aandacht verdient. De centrumgemeenten zijn zich hier van bewust en maken afspraken om samen knelpunten aan te pakken. Een recent geformeerde werkgroep, onder regie van de VNG, gaat verder met het uitwerken en oplossen van knelpunten. Samenwerkingsafspraken tussen de gemeenten maken onderdeel uit van deze oplossingsrichtingen. Evenals het waarborgen van een goede overdracht en continuïteit van eventuele uitkeringen, schuldhulpverlening en vervolghulp. Ik stel middelen beschikbaar om gemeenten bij dit traject te ondersteunen.
Tot slot
Ik ben de Nationale ombudsman zeer erkentelijk voor zijn inzet met betrekking tot deze belangrijke, kwetsbare doelgroep. Net als de Nationale ombudsman zie ik verbeteringen die leiden tot een betere begeleiding van mensen in de vrouwen- en mannenopvang. Zolang er knelpunten zijn, zal ik mij samen met gemeenten blijven inzetten om die weg te nemen om te zorgen dat mensen die gebruik maken van de vrouwen- en mannenopvang zo snel als mogelijk weer een zelfstandig bestaan kunnen opbouwen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 206↩︎
Kamerstukken 28 345 en 31 015 en 34 907, nr. 208↩︎
Kamerstuk 29 325, nr. 98↩︎
Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 208↩︎
RIGO (2019) Stand van de woonruimteverdeling.↩︎
72% van de ondervraagde corporaties. Van de 318 aangeschreven woningcorporaties hebben 189 de vragenlijst volledig ingevuld: een respons van 59,4%.↩︎