[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 27 juni 2019, over politieonderwijs en onderzoek

Politie

Verslag van een algemeen overleg

Nummer: 2019D30173, datum: 2019-08-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29628-900).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29628 -900 Politie.

Onderdeel van zaak 2019Z05708:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

29 628 Politie

Nr. 900 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 1 augustus 2019

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 27 juni 2019 overleg gevoerd met de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, over:

– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 11 maart 2019 inzake antwoorden op vragen gesteld tijdens het algemeen overleg van 29 november 2018 over politiepersoneel, inzake politieonderwijs en instroom (Kamerstuk 29 628, nr. 864);

– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 22 maart 2019 inzake rapport «Samen werken aan goed politieonderwijs en -onderzoek» (Kamerstuk 29 628, nr. 868);

– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 april 2019 inzake samen werken aan goed politieonderwijs (Kamerstuk 29 628, nr. 871);

– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 7 mei 2019 inzake verbeteringen bij de Politieacademie (Kamerstuk 29 628, nr. 874);

– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 mei 2019 inzake accreditatie hoger onderwijs Politieacademie (Kamerstuk 29 628, nr. 875);

– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 24 juni 2019 inzake ontwikkelingen in politieonderwijs, Jaarbeeld Politieonderwijs 2018 met beleidsreactie en reactie op de motie van het lid Den Boer over betere afstemming van vraag en aanbod tussen Politieacademie en korps (Kamerstuk 29 628, nr. 791) (Kamerstuk 29 628, nr. 887).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie,
Van Meenen

De waarnemend griffier van de commissie,
Tielens-Tripels

Voorzitter: Van Meenen

Griffier: Burger

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Den Boer, Buitenweg, Van Dam, Helder, Laan-Geselschap, Van Meenen en Van Raak,

en de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 10.01 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Aan de orde is het algemeen overleg van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid over politieonderwijs en onderzoek. Ik heet de Minister en zijn ambtenaren van harte welkom, evenals de leden. Wellicht dat enkelen zich er nog bij zullen voegen. Ik hoor de heer Van Raak zeggen dat hij dat wel zeker weet. Dat is mooi. Ik meld nu vast dat ik zo meteen in de plenaire zaal even mijn collegiale plichten moet vervullen bij een VAO. Ik hoop dus dat een van u dan even het voorzitterschap van mij wil overnemen. Ik schat dat ik in een kwartiertje weer terug ben. Maar zover is het nu nog niet.

We hebben tijd tot 13.00 uur. De spreektijd per fractie is vier minuten en ik zou dus willen beginnen met het toestaan van twee interrupties. Ik constateer dat u zich daar allen in kunt vinden. Dan geef ik als eerste het woord aan mevrouw Den Boer van D66.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter, dank u wel. Het is goed om als Kamer een keer de focus te leggen op het politieonderwijs. Waarom? De Politieacademie speelt een cruciale rol in het hooghouden van de kwaliteit van onze nationale politie. Dit hoge niveau wordt gekoesterd. Normen mogen niet naar beneden worden bijgesteld. Sterker nog, de maatschappelijke en technologische veranderingen van nu vragen om een politie die niet alleen goed opgeleid is maar ook continu investeert in nieuwe kennis en vaardigheden en voortdurend waakt voor diversiteit en legitimiteit. Gezien de grote uitstroom bij de politie wordt de Politieacademie voor grote uitdagingen gesteld. Toch vormt niet zozeer de kwantiteit van de in- en uitstroom het probleem: de basisopleiding trekt meer dan voldoende interesse en bij sommige specialistische opleidingen moeten mensen helaas geweerd worden. De problematiek ligt dus ook elders.

Voorzitter. Afgelopen maandag werd het Jaarbeeld politieonderwijs naar de Kamer gestuurd, waarmee tegelijkertijd uitvoering werd gegeven aan mijn motie over betere afstemming van vraag en aanbod tussen de Politieacademie en het korps. Helaas waren de conclusies van de inspectie niet mals. Tien van de twaalf opleidingen voldoen niet. Het veranderproces is traag en bureaucratisch, en er zijn onvoldoende opleidingsplekken om aan de vraag te voldoen. De schaarse plekken die er zijn, worden niet benut. De Minister kan dan wel zeggen dat hij met het onderzoek mijn motie heeft uitgevoerd, maar met de uitkomsten ben ik nog niet tevreden. Is de Minister het met D66 eens dat de aanbevelingen van de inspectie veel meer prioriteit moeten hebben? Hoe kan de Minister garanderen dat de politiesterkte in 2021 op orde is als het op de Politieacademie fout gaat door een laag aanbod van plekken, die bovendien niet aansluiten op de vraag? Is de extra injectie van 10 miljoen en nog wat voor het vervolgonderwijs voldoende om de bestaande problemen op te lossen? Goed politieonderwijs staat of valt bovendien met een goede docent voor de klas. Maar het is best hard werken om voldoende goede docenten te werven, te behouden en hun kennis op peil te houden, zeker in deze krappe arbeidsmarkt. Wat doet de Minister om de docentenpool op orde te houden? Hoe kan de Politieacademie ervoor zorgen dat de kwaliteit hoog is en blijft? En hoe zorgt de Minister ervoor dat men bij de Politieacademie niet gebukt gaat onder de enorme druk van in de toekomst 2.700 mensen per jaar die moeten worden opgeleid? Hoe behouden docenten hun vakspecialistische kennis en hoe zorgen we ervoor dat zij hun vaardigheden op peil kunnen houden?

Voorzitter. Zoals we recentelijk zagen bij het nieuws rondom het JIT en de MH17, speelt het politiewerk zich vaker over de Nederlandse grenzen af. De Politieacademie heeft zich op verschillende manieren al verbonden aan Europese politieopleidingsinstituten, maar het kan altijd beter. Is de Minister het met D66 eens dat kennis over internationaal politieonderwijs onderdeel moet zijn van de politieopleiding, in ieder geval van de politiebachelor? Dit bepleitte ik ook al eerder in mijn voorstel over internationale politiesamenwerking.

Tot slot. Wil de Minister ervoor zorgen dat er voldoende aanbod is van studenten uit de politie-eenheden om deel te nemen aan de CPO-opleidingen en het Columbusleiderschapsprogramma? Want jong geleerd, is oud gedaan. Op deze manier worden studenten gestimuleerd het politievak vanuit een nationale Ă©n internationale hoek te bekijken, en kunnen ze profiteren van expertise en kennis van hun internationale collega's.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef het woord aan mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. We weten inmiddels allemaal dat in de komende zeven jaar 17.000 nieuwe collega's nodig zijn. De Politieacademie is hierbij een cruciale schakel. «Dit vergt een besturing en aansturing van de Politieacademie die daar optimaal voor is toegerust», aldus de Minister. Dezelfde Minister spreekt over «onvoldoende chemie tussen de bestuurders van de Politieacademie om de besturing daarvan nog werkbaar, functioneel en effectief te laten zijn». Dat vind ik nogal een tekst. Maar eerlijk gezegd: of men het daar gezellig heeft, is mij om het even. Wat ik wil weten is of er sprake is van een weeffout in de wet of van een ongelukkig format, dat in de praktijk dus ongelukkig heeft uitgepakt. Want volgens artikel 73 van de Politiewet is de directeur belast met de leiding en het beheer. Volgens de memorie van toelichting is de directeur een zelfstandig bestuursorgaan, een zbo. Die zijn niet ondergeschikt aan de Minister. De Minister is wel politiek verantwoordelijk, maar zij zijn dus niet ondergeschikt aan de Minister. De directeur heeft aanbevelings- en instemmingsrecht bij het aanstellen van nieuw personeel. En het personeel wordt geleverd door de politie, evenals het hoofd van de bedrijfsvoering. Als er sprake is van onvoldoende chemie, zonder iemand tekort te doen want een verhaal heeft altijd twee kanten: wie kan er dan ingrijpen?

Dat is een bruggetje naar de brief van 24 juni jongstleden over de ontwikkelingen in het politieonderwijs. De Minister wil van de korpschef weten hoe hij samen met de directie van de Politieacademie gaat sturen op de realisatie van de in te dienen verbetervoorstellen. Maar de directie is een zbo, er moet een nieuw bestuur komen vanwege dat gebrek aan chemie, en, met alle respect, deze Minister zit er ook nog maar tot maart 2021. Kort en goed, de enige constante hier is de korpschef. Mag alleen hij dan voorlopig de kastanjes uit het vuur halen zonder de daartoe vereiste doorzettingsmacht te hebben? Dat lijkt mij een beetje duiken voor de verantwoordelijkheid. Dus graag een reactie van de Minister op dit punt.

Dan de financiën. Dat punt staat niet op de agenda, maar ik grijp iedere gelegenheid aan om daar iets over te zeggen. Er is nog nergens geld gereserveerd voor de politie in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. En additionele middelen zijn, zo heb ik mij laten vertellen, randvoorwaardelijk. Daarvan is de Minister op de hoogte. Naar schatting is ongeveer 215 miljoen nodig. Daarnaast moeten ongeveer 47.500 agenten worden opgeleid in dit kader, en zijn er nieuwe vormen van onderwijs of opleiding nodig, want anders zitten agenten maandenlang in de schoolbanken terwijl het werk wel gewoon doorgaat. Mij lijkt dus dat actie van de Minister nodig is, en snel ook, want volgens mij moet dat geld tijdig gereserveerd worden om bijvoorbeeld het implementatieartikel voor allerlei pilots in de praktijk, zoals ik heb begrepen, per 1 januari volgend jaar te kunnen starten.

Voorzitter. Nu we het toch over geld hebben: ik ben, diplomatiek gezegd, niet blij met de antwoorden bij de Voorjaarsnota. Volgende week gaat mijn collega daar plenair wat over zeggen, maar ik wijd er nu ook alvast een paar woorden aan. Nu blijkt dus dat de politie moet bijdragen aan tekorten bij de andere onderdelen. In de brief van 24 juni staat namelijk: «De politie vangt dit waar mogelijk op binnen bestaande budgetten. Voor het overige wordt dit opgevangen door de inzet van regeerakkoordmiddelen door de sterkte-uitbreiding die kan worden gebruikt voor de vrijgestelde hulpofficier van justitie pas te realiseren vanaf 2025». Ik vind dit volstrekt onterecht en ook onredelijk. Ik ga natuurlijk niet over wat er gebeurt in een volgende kabinetsperiode, maar deze periode loopt tot 2021, en daarna is deze Minister er niet meer en zit de politie met de gebakken peren. Mijn laatste vraag aan de Minister in deze termijn is dan ook of de tekorten bij die andere onderdelen wel zijn afgewogen tegen de gewenste en beloofde versterking van de politie. Zo nee, waarom niet? En zo ja, wat rechtvaardigt deze beslissing?

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Ik geef graag het woord aan de heer Van Raak van de SP.

De heer Van Raak (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil het over twee waarheden hebben en Ă©Ă©n werkelijkheid. De eerste waarheid is de waarheid van de Minister: 2.600 nieuwe opleidingsplaatsen zullen er op de Politieacademie bij moeten komen, evenals 150 nieuwe docenten, en daar is geld genoeg voor. Deze waarheid is: wir schaffen das. Een andere waarheid is die van de Algemene Rekenkamer, die naar vorig jaar keek en vaststelt dat de toename van 480 fte voor agenten in de wijk en rechercheurs niet is gehaald. De operationele sterkte van de politie is zelfs gedaald met 674 fte. Twee verschillende waarheden. Dan hebben we ook de werkelijkheid van de Politieacademie. De meldingen komen massaal binnen, bij ons Kamerleden maar vooral bij de bonden. Ik lees dit ook in de media. Het gaat om meldingen van docenten, studenten en leidinggevenden, waaruit moet worden opgemaakt dat het helemaal niet goed gaat met de instroom en het onderwijs op de Politieacademie.

De Politieacademie is er gewoon niet klaar voor. Er is sprake van wantoestanden, er zijn niet voldoende middelen, er zijn niet eens genoeg lokalen, er is veel uitval en er zijn niet voldoende studenten. Docenten zeggen dat ze teleurgesteld zijn, maar ook verontwaardigd over de beloftes die de Minister aan deze Kamer heeft gedaan. Er is sprake van slecht management en wanbeheer. Mensen hebben het idee dat zij de klappen moeten opvangen voor de beloftes van het ministerie die zijn gedaan aan de Kamer en zijn vastgelegd in de cao. De onderbezetting zal alleen maar toenemen, zeggen zij. De veiligheid van de burgers is in gevaar. Die 2.600 per jaar blijkt helemaal niet mogelijk, volgens deze mensen. In de berekening blijkt dat men docenten heeft aangeslagen voor 2.400 uur, terwijl 4.000 uur nodig is. Ik zei het al: er zijn te weinig lokalen, er moet geoefend worden op de parkeerplaats, er moet lesgegeven worden buiten de lokalen op de gang en er zijn niet voldoende laptops. Jarenlang is hier vanuit de Politieacademie voor gewaarschuwd. En de mensen die daarvoor gewaarschuwd hebben, zijn verdwenen; die zijn er ineens niet meer. Waar zijn ze gebleven?

We hebben ook een heel kritisch rapport ontvangen van de ABD. Daar hebben veel mensen aan meegewerkt. Normaal gesproken staat er in zo'n rapport ook een mooi lijstje van alle mensen die de opstellers gesproken hebben. Klopt het dat een flink aantal mensen aangegeven heeft niet met naam genoemd te willen worden, omdat ze zich niet veilig voelen? Dat zou buitengewoon zijn. Klopt het dat er ook een geheim rapport van Van der Vlist is? En dat uit dat rapport wel degelijk blijkt dat die instroom helemaal niet uitvoerbaar is, dat de beloften die de Minister aan de Kamer heeft gedaan, niet uitvoerbaar zijn, dat wat is vastgelegd in de cao niet uitvoerbaar is? Kunnen we dat rapport van Van der Vlist niet gewoon krijgen? Horen wij dat niet gewoon te krijgen? Of moeten wij dat als Kamer gaan wobben of wat dan ook? Kunnen we dat rapport van Van der Vlist krijgen?

Al sinds 2010 waarschuwen we ervoor dat er te weinig agenten zullen zijn. Ik heb het al vaker gezegd. Politiewerk is onzeker, maar Ă©Ă©n ding weet je: je weet hoeveel mensen er met pensioen gaan en hoeveel mensen je nodig hebt. Het is niet goed geregeld.

Ten slotte. Er is nu een pensioenakkoord. De bonden – ACP, NPB, VMHP en ANVP – willen ook met de Minister gaan praten over vroegpensioen, omdat we de tekorten bij de politie niet kunnen laten neerdalen bij agenten die tot hun 71ste of langer moeten werken. Is de Minister ook bereid om die lakmoesproef te doorstaan met de bonden?

Dank je, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Raak (SP):

O, nog Ă©Ă©n ding. Helaas is het erg druk dezer dagen met allerlei AO's, dus ik moet rond twaalven helaas weg, maar we zullen het AO blijven meekijken.

De voorzitter:

Dat lijkt mij fijn. Ik weet niet of anderen ook weg moeten, maar anders beginnen we met de beantwoording van de vragen van de heer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Dat zou heel chic zijn, voorzitter.

De voorzitter:

Dat gaan we doen. Mevrouw Buitenweg geef ik het woord. Zij is van GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Laat ik beginnen met een compliment. De Politieacademie is een van de beste academies in de wereld. Dat is iets om trots op te zijn. Dat is ook iets waar de docenten heel hard voor werken en waar zij zich zorgen over maken. Het is namelijk onze taak, die van de Kamer en de Minister, om te zorgen dat de kwaliteit van de academie hoog blijft, dat politieagenten worden opgeleid voor het werk van nu, dus ook met de kwaliteiten die ze nu nodig hebben, dat de docenten in een veilige en prettige omgeving hun werk kunnen doen en dat de docenten voldoende agenten opleiden om de vacatures te vullen.

Eerlijk gezegd ziet dat er niet goed uit. Een aantal van mijn collega's zeiden net al iets over de aantallen. Ik denk dat de opdracht nog groter is dan de Minister doet voorkomen. De uitstroom, de onvoorziene instroom, was afgelopen jaar weer hoger dan verwacht. Dus het gaat niet alleen om de vervanging van mensen die met pensioen gaan, maar er is ook een grote onvoorziene uitstroom. De Minister heeft daar geen verklaring voor. Dat betekent in mijn ogen dat de kans groot is dat ook de komende jaren die onvoorziene uitstroom weer hoger is. Dat komt dus boven op het aantal agenten dat al uitstroomt. Als je daarvoor wilt compenseren, zullen er dus nog meer mensen moeten worden aangezocht. Dit betekent ook dat nog meer mensen zullen moeten worden opgeleid. Ziet de Minister dat? Wat betekent dat voor de cijfers die we moeten hebben voor de opleiding aan de Politieacademie?

Ambitie is goed. We willen allemaal dat er voldoende agenten zijn en dat die goed zijn opgeleid. De Minister heeft er een politiek commitment voor. Hartstikke goed. Maar het wordt halsstarrig en vervelend als dat niet correspondeert met de werkelijkheid. Ik vraag oprecht aan de Minister: is er nu echt geen twijfel dat die aantallen gehaald gaan worden en dat ze gehaald gaan worden zonder verlies aan kwaliteit? De vakbonden, die wel al eerder hadden gezegd dat er echt een probleem dreigt, hebben nu gezegd: het tekort aan locaties, mensen en middelen gaat sneller dan we hadden gedacht. Ziet de Minister dat ook? Of vindt hij nog steeds dat er echt geen vuiltje aan de lucht is? Klopt het dat er nu oplossingen worden gezocht die niet houdbaar zijn? Mijn collega Van Raak zei het al. Dat zijn oplossingen zoals docenten veel meer uren laten werken dan afgesproken en dan ze willen, zoals agenten opleiden in Drachten terwijl ze in Rotterdam wonen of zoals het aanpassen van het curriculum, waarbij voldoende aandacht in het onderwijs aan belangrijke zaken als etnisch profileren en cyber op de tocht staat. Of is het uitgesloten dat juist die onderwerpen op de tocht staan? Er zijn mensen die hebben gezegd dat de plannen van de Minister en van de Politieacademie zelf niet haalbaar zijn. Klopt het dat de discussie daarover mede aanleiding is geweest voor bijvoorbeeld het ontslag van het hoofd bedrijfsvoering? Gebrek aan chemie was de grondslag. Of was het misschien ook deels gebrek aan realiteitszin aan de andere kant van de tafel?

Het evaluatierapport dat we hebben gezien, is heel hard. Ik citeer eruit. «De belangen van het eigen organisatieonderdeel lijken regelmatig zwaarder te wegen dan het gezamenlijk belang van kwalitatief hoogwaardig onderwijs.» Dan lees je dat heel veel draait om – ik citeer weer – «macht, positie, formele redeneringen en procedures». Dat is toch onbestaanbaar? Er is inderdaad het rapport. Ik heb ook begrepen dat er ook een ander rapport is, namelijk van de heer Van der Vlist, waarin het ook gaat over de opgelopen spanningen bij de Politieacademie. Ik deel de zorg van mijn collega. Ik vind dat wij daar inzicht in moeten hebben. Ik vind dat dit rapport openbaar moet zijn. Als dat onmogelijk zou zijn, vind ik dat wij dat wel als Kamer moeten zien. Maar dat kan niet ergens anders blijven, want het gaat juist deels om die cultuur. We maken ons zorgen om de opleiding, om de kwaliteit en om de aantallen die gehaald worden – dat zeker – maar ook om de cultuur. Ik hoor veel agenten toch spreken over een angstcultuur. Dat is niet iets wat we kunnen accepteren.

Voorzitter. Ik heb ook begrepen dat in verschillende steden gevraagd wordt om meer praktijkonderwijs en dat er ook pilots lopen. De operationeel experts zouden daarbij de begeleiding doen. De vraag is of zij daarvoor toegerust zijn. Hebben zij er ook tijd voor? We hebben al die debatten gehad over de extra werkdruk van die OE's. Dus ook daar graag een antwoord op.

Ik zie de waarschuwing van de voorzitter. Ik rond af met Ă©Ă©n vraag. Ik maak me zorgen over de instroom in de zin van dat we zien dat het een weinig diverse instroom is. We zien wel dat er een grotere uitstroom is. Mijn vraag was al eerder of onder die onvoorziene uitstroom ook meer mensen met een migratieachtergrond zitten, bijvoorbeeld omdat ze zich minder veilig voelen. Maar ook is mijn vraag hoe het kan dat de instroom minder divers is. Wat gaat de Minister daaraan doen? Het is wel van belang dat we een politiekorps hebben dat ook voldoende divers is, juist ook om de link te maken met de samenleving.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Laan van de VVD.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dank, voorzitter. Politieonderwijs en onderzoek is het onderwerp van het AO van vandaag, in een reeks van gesprekken die wij deze week hebben met de Minister over verschillende onderwerpen. Onderwijs is van essentieel belang, want het is de basis van de kwaliteit van het politiekorps in Nederland. Daar hebben we met z'n allen elke dag baat bij wanneer we ze zo hard nodig hebben. Het gaat dan om de verschillende niveaus – mbo, hbo, bachelor, masters – maar ook om het vakspecialistisch onderwijs, want ook een leven lang leren mag een agent gegund worden en dat is ook essentieel voor het zijn van agent zoals je dat zou kunnen zijn in je leven. Dat gunnen wij dan ook iedereen. Maar daar moet dan wel tijd voor zijn; daar kom ik later nog op terug.

De VVD heeft natuurlijk de stukken gelezen over de situatie bij de Politieacademie. We hebben daar ook een gesprek over gevoerd met een van de betrokkenen. Dat was zorgwekkend en daar krijg je geen vrolijk gevoel van. Ook deze mensen liggen tegenwoordig onder een vergrootglas, net als wij allen. Mijn vraag aan de Minister is gewoon heel direct: heeft hij vertrouwen erin dat de situatie bij de Politieacademie nu op een goede manier wordt opgepakt en dat het onderwijs in goede handen is bij de mensen die vanaf dit najaar verantwoordelijk zijn voor de voortgang hiervan en dat het op een goede manier wordt voortgezet? Het gesprek dat ik heb gehad met een collega was in ieder geval positief, maar ik ben benieuwd hoe de Minister dit inschat.

Over de aantallen hebben de collega's al een aantal dingen gezegd. Ook de VVD maakt zich zorgen over de aantallen politieagenten, zoals we al een aantal keren hebben aangegeven. Onze zorg ligt ook bijvoorbeeld bij het aantal rechercheurs. De basis daarvan ligt natuurlijk in het onderwijs. De vragen van de collega's zou ik graag beantwoord zien.

Je ziet vanuit de verschillende invalshoeken in de Kamer, ook door collega's van ons op andere beleidsterreinen, dat er steeds vraag is om uitbreiding van kennis binnen het politiekorps. Dat zou allemaal op de Politieacademie of op andere plekken moeten worden toegevoegd aan het curriculum. Mijn motto is altijd geweest «nee is ook een antwoord». De vraag is dan ook aan de Minister: zegt hij overal ja op, of laat hij zijn collega's overal ja op zeggen, of gaan we zorgen dat de speciale verzoeken die er komen vanuit de andere delen van de Kamer zijn in te passen in het bestaande onderwijs? Ik geef altijd als voorbeeld het fenomeen mediawijsheid. Dat kun je gewoon niet alleen als vak geven, maar kun je juist als onderdeel van geschiedenis of aardrijkskunde aan kinderen op school geven. Of gaan we voor iedere vraag vanuit de Kamer speciale vakken toevoegen op bijvoorbeeld de Politieacademie? Wie zorgt er dan voor die integrale kijk op het onderwijs? Wie is daar precies mee bezig? Is dat goed verankerd?

Ik heb een specifieke vraag die ik stel omdat ik het antwoord erop gewoon niet weet, maar die wel heel erg belangrijk is voor de inzet en voor het WGO dat we deze week nog hebben: hoe vaak gaan de aspiranten nog naar school? Krijgen die steeds de kans om daadwerkelijk een opleiding op een goede manier af te ronden? In hoeverre kost dat tijd, niet alleen van de begeleiders op de dagelijkse werkvloer, maar juist ook op school?

De kennis en kunde uit andere delen van de samenleving worden ingeschakeld, heb ik gelezen in artikelen. In hoeverre wordt het bedrijfsleven, maar bijvoorbeeld ook de wetenschap daadwerkelijk bijgeschakeld in het onderwijs van politieagenten?

Dan nog een specifieke vraag over de fysieke testen. Ik zag dat collega Van Dam daar ook weer mee in het nieuws was. In hoeverre is dat nog steeds een struikelblok? Hoeveel tijd en aandacht worden daaraan besteed?

Voorzitter. Als laatste onze centrale vraag: hoe ziet de agent van de toekomst eruit? Is er op het ministerie, samen met de Politieacademie, een groepje mensen dat erover nadenkt dat het onderwijs dat nu wordt gegeven, niet wordt gebaseerd op hoe een agent er tien jaar geleden uitzag, maar op hoe de agent er over tien jaar uit zou moeten zien? Is het onderwijs daar daadwerkelijk voor geëquipeerd? Wordt het daarop aangepast?

Dank u wel.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Den Boer voor u.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ja, vooral over wat mevrouw Van der Laan in het voorbijgaan zei...

De voorzitter:

Laan.

Mevrouw Den Boer (D66):

Sorry, Laan-Geselschap zelfs. Zij zei in het voorbijgaan iets over rechercheurs en vaktechnische specialistische kennis. Wanneer de Tweede Kamer bij motie zegt dat zij een rechercheur wil op het gebied van discriminatie of aanpak van seksueel geweld tegen vrouwen en dat soort dingen, is het dan: u vraagt, wij draaien? Of is er bij de politie sprake van beroepsprofielen die worden geijkt door de Politieonderwijsraad en die gezamenlijk met de nationale politie worden besproken voordat ze op de Politieacademie worden uitgevoerd?

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Intrigerende vraag, aangezien de motie over dit soort dingen van een collega van mevrouw Den Boer vandaan komt en zij aan deze tafel volgens mij het meeste weet over politieonderwijs van iedereen. Zij vraagt aan mij of ik dat weet, maar zij weet dat beter dan ik. Ik ga ervan uit dat er altijd een goede afweging wordt gemaakt en ik vertrouw ook op de kwaliteit van de politie dat zij er een positieve invulling aan zal geven.

Mijn voorbehoud zit erin dat wij het politieonderwijs moeten behoeden voor hobbyisme van de Kamer, omdat ik vind dat de professionals daarin een betere afweging kunnen maken dan wij. Ik zeg niet dat het allemaal hobby's zijn, want het wordt ingegeven door een intrinsieke behoefte om de samenleving beter te maken, dus daar heb ik helemaal geen oordeel over, maar ik wil er wel voor waken voor dat wij hier met 150 mensen gaan bepalen welke richting het onderwijs van de politie specifiek op zou moeten gaan.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik ben dankbaar om te horen dat het hier geen hobbyisme van de Kamer betreft, maar dat het echt wezenlijke, essentiële kenmerken betreft waaraan de politie moet voldoen. Dat gaat onder andere om het beschermen van grondrechten. Mensen moeten gewoon terechtkunnen bij de politie. Het is heel belangrijk dat de politie ook zaken serieus neemt. In die zin zou ik de schijn willen wegnemen dat wij in de Kamer meekijken. We kijken natuurlijk wel mee, maar we bepalen niet wat daar gebeurt, behalve na een zeer deskundige afweging.

De voorzitter:

Mevrouw Laan, ik heb geen vraag gehoord, maar...

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Nou ja, die ligt er wel in. Het is ook duwen op een bepaalde richting, want er wordt door de Kamer wel geprobeerd te sturen op dingen waarvan u vindt dat het essentiële grondrechten en dergelijke zijn; die staan ook in onze Grondwet. Maar hoeveel aandacht je daaraan besteedt moet altijd een integrale afweging blijven. Nogmaals, ik blijf erbij dat het niet zo kan zijn dat de Kamer per periode gaat bepalen wat die prioriteiten zijn, want er wordt een integrale afweging gemaakt over onderwijs. U zegt dat dat ook zo is. Laten we daar dan ook wegblijven.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik hoop alleen maar dat ik mevrouw Laan-Geselschap en dus ook de VVD aan mijn zijde vindt als het gaat om de bescherming van grondrechten en het voorkomen van bijvoorbeeld discriminatie in het openbare leven. De politie vervult daarin een hele belangrijke functie.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Over de grondrechten en de beveiliging daarvan hebben we volgens mij met «dat verklaar en beloof ik» onze eed of gelofte afgelegd. De suggestie dat de VVD daar niet voor zou zijn, omdat wij kritisch zijn op wat een politieagent dagelijks allemaal moet doen, dat wij op de schuiflijn zitten of daarmee op een helling gaan, vind ik niet oké. Die werp ik ook verre van me. Natuurlijk staan wij daarvoor, maar nogmaals, de vraag die door mij werd opgeworpen is of er wel genoeg tijd is om alles te doen. Los daarvan vind ik dat die specifieke onderwerpen geïntegreerd moeten worden in het onderwijs en niet per se apart moeten worden benoemd om die inderdaad ook door onze politie te kunnen laten bewaken, zoals mevrouw Den Boer zegt.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik vind het een beetje een verkeerde kant opgaan. We hebben artikel 1 van de Grondwet. Dat staat bij de politie zelfs op de muur, als je even in Den Haag gaat kijken, dus ik vertrouw daar volledig op. Ik vind niet dat wij als Kamer over de poppetjes moeten gaan bij het besluit over de verdeling van sterkte en middelen. Daar moeten we verre van blijven. In de wet staat ook wat de Minister op dat punt doet. Mag ik het antwoord van mevrouw Laan zo begrijpen dat zij zegt dat wij bij het onderwijs kunnen kijken welke onderwerpen de Kamer belangrijk vindt, maar dat wij beslist niet gaan over de invulling daarvan?

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Mevrouw Helder had het niet mooier kunnen verwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik ten slotte het woord aan de heer Van Dam van het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Ik denk dat het momenteel een zeer spannende tijd is voor de politie en de Politieacademie. Bij de politie gaat het puur om sterkte. Het is niet «help Jan Splinter door de winter», maar «help Jan Splinter door de zomer», met alle verloven en alle activiteiten en gebeurtenissen. Ik denk dat we het daar vanmiddag bij het WGO nog uitgebreid over zullen hebben. Ook de Politieacademie staat voor een enorme opdracht, nadat de afgelopen jaren door de politiek best zwabberend is omgegaan met krimp en groei van de Politieacademie, dus ik denk dat we daar ook in hoge mate in de spiegel moeten kijken.

Ik wil een klein stapje terugdoen. Ik ben sinds kort lid van de VGHP. U denkt misschien dat dat de vereniging is van gereformeerde en hervormde politieambtenaren, maar dat is niet zo. Het is de Vereniging van Gepensioneerde Haagse Politieambtenaren. Ik ben zelf nog niet van de leeftijd der sterken, om echt lid te zijn van die club, dus ik mag alleen donateur zijn, maar dat ben ik ook met groot genoegen. Ik krijg iedere maand het blaadje thuis, voor € 15 per jaar, en dan zie ik al die oude knarren voorbijkomen, want die zijn allemaal actief in die vereniging, waar ik ooit mee begonnen ben. Dat zijn allemaal mensen die een opleiding van Ă©Ă©n jaar bij de politie hebben gehad. Ze zeggen wel dat toen het selectiecriterium was dat je grote handen moest hebben. Dan kon je Ă©Ă©n jaar naar de opleiding, aan de Vissershavenweg in Scheveningen, of in Rotterdam of in Amsterdam, op al die plekken. Dan werd je in Ă©Ă©n jaar klaargestoomd voor de praktijk. Tegenwoordig duurt het drie jaar voordat je klaargestoomd bent, maar tegenwoordig is die opleiding ook compatibel met het reguliere mbo of hbo en is het niet meer de bedrijfsschool van vroeger.

Dat vind ik wel een dilemma, want je ziet dat een beperkte hoeveelheid politiemensen in de loop van hun leven overstappen naar buiten. Er is iets stijging, maar een heleboel mensen blijven politieman voor de rest van hun leven. De vraag waar ik mee worstel is hoe we in de toekomst aankijken tegen die drie jaar, gezien de nood in de praktijk, waarbij ik niets wil afdoen aan de kwaliteit van de opleiding. Is dit model van drie jaar opleiding voor mensen die vaak al een vooropleiding hebben nog nodig? Hoe kijkt de Minister daartegen aan? Ik heb het eerder gehad over blended learning en dat soort dingen, maar ik zou graag weten hoe de Minister vanuit de nood van dit moment naar die toekomst kijkt.

Ik wil ook graag weten hoe het zit met de certificaten. Ik hoor dat politiemensen certificaten krijgen voor vakken en niet een volledig diploma, omdat het niet lukt om die vakken te geven. Dat vind ik ook belangrijk om te weten. Verder sluit ik me graag aan bij alle andere opmerkingen.

Ik heb nog drie korte punten.

De voorzitter:

Voordat u daaraan begint, is er een interruptie voor u van mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Bij blended learning begrijp ik dat er ook veel praktijkervaring kan worden meegenomen. Daar zit ik ook wel mee, want juist in de praktijk is er een enorme werkdruk. Ik noemde al de operationele experts, die als meelopende voormannen of voorvrouwen een deel van het werk zouden moeten doen. Ik kan me wel iets indenken bij wat de heer Van Dam wil, namelijk dat je de opleiding wat meer spreidt en dat je een deel ervan op verschillende momenten hebt, maar hoe verhoudt dat zich tot het probleem nu? Is dat werkelijk een oplossing of verschuif je het probleem van de werkdruk ergens anders naartoe?

De heer Van Dam (CDA):

Ik ben geen onderwijskundige, dus ik heb dat begrip «blended learning» ook maar van anderen gejat. Dat omvat meer dan alleen maar praktijk en theorie naast elkaar. Het gaat ook om moderne vormen, om digitaal dingen tot je te nemen, met videoconferencing of op andere manieren. Ik weet dat men daar succesvol mee is bij de vrijwillige politie. Daar heeft de Politieacademie moderne leervormen ontwikkeld, minder klassikaal, ook meer kijkend naar wie ze voor zich hebben en wat zij al hebben gedaan, om op die manier, op maat gesneden, sommige mensen veel sneller in de praktijk te brengen.

Maar ik vind dat we voor de toekomst moeten evalueren of je met deze driejarige opleiding bij wijze van spreken opgeleid wordt voor de rest van je politiecarriĂšre. Je kunt heel veel aan het eind van die drie jaar, maar is dat echt houdbaar? Zouden we niet veel meer kortere opleidingen moeten hebben aan het begin, zoals de Marechaussee doet, zodat je al een aantal dingen op straat kunt doen, in blauw? En dat je die vervolgmodules veel meer doet op het moment dat je eraan toe bent? Waarom moet je al een hele recherchemodule hebben gedaan als je niet als rechercheur aan de slag gaat? Dat soort overwegingen.

Voorzitter: Helder

De heer Van Dam (CDA):

Ik wil niets afdoen van de nood van dit moment, of van de problematiek bij de Politieacademie, maar uiteindelijk moeten we het vizier richten op de toekomst en ik denk dat er in de toekomst nog steeds die druk is van een goede opleiding, want dat willen we allemaal, en tegelijkertijd die nood in de praktijk. Ik wil graag weten hoe de Minister daarop voorsorteert.

De voorzitter:

Een korte afrondende vraag. Niet? Dan geef ik het woord aan mevrouw Den Boer voor haar interruptie.

Mevrouw Den Boer (D66):

We hebben natuurlijk te maken met een hele grote organisatie, van ongeveer 65.000 mensen, waarin ongelofelijk veel variatie aanwezig is. We moeten deze organisatie niet zo plat als een pannenkoek slaan. Niet alle professionals zijn hetzelfde. Er zijn heel veel verschillende soorten opleidingstrajecten en heel veel verschillende vaktechnische en specialistische opleidingen bij de Politieacademie. Er is ook al sprake van verkorte opleidingstrajecten, vrijstellingen op basis van eerder opgedane ervaring en opleiding en dergelijke. Zijn die trajecten volgens de heer Van Dam onvoldoende? Wil hij nog meer en andere trajecten bij de Politieacademie dan in de bestaande situatie?

De heer Van Dam (CDA):

Laten we Ă©Ă©n ding vooropstellen. Ik denk dat de Politieacademie op dit moment eigenlijk alleen maar capaciteit heeft om de primaire opleiding te verzorgen. Mijn informatie is dat er bijzonder weinig gelegenheid is om aanvullende opleidingen te verzorgen voor mensen die doorstromen naar een ander iets. Ik maak me daar ook behoorlijk zorgen over. Maar als ik moet kiezen voor een prioriteit in dingen, kies ik toch maar liever voor nieuw op te leiden politiemensen, om de sterkte aan te vullen, dan voor aanvullende opleidingen. Maar we weten allemaal dat er een dag komt dat de zedenrechercheur wel gecertificeerd moet zijn. Ik hoor geluiden dat er bij de zedenpolitie in Noord-Nederland vacatures zijn, hoewel die eenheid eigenlijk boven de formatieve sterkte zit. De reden daarvoor is gewoon dat men de mensen niet naar de opleiding kan sturen. Dat zijn allemaal zorgelijke dingen.

Maar goed, ik weet ook van de versnelde opleiding, dus dat mensen die een bepaalde mbo-opleiding hebben gedaan, een jaar korting krijgen en dat soort dingen. Dat is allemaal waar, maar het gaat mij om de toekomst. Willen we de bedrijfsschool terug? Willen we het mbo/hbo-onderwijs handhaven? Kunnen we naar een andere vorm van opleiding, waarbij je die drie jaren knipt, zodat mensen eerder in de praktijk staan? Ik wil eigenlijk horen hoe de Minister daarnaar kijkt. Ziet hij aanleiding om daar opnieuw over na te denken? Ik wil niets afdoen aan de kwaliteit van de politieopleiding, want die is heel belangrijk. Dat is een investering, ook cultureel, want je komt ook op aspecten zoals uitsluiting et cetera. Je hebt tijd nodig om mensen daarin te laten groeien. Tegelijkertijd moeten we elke keer blijven kijken wat op dit moment nodig is. Graag wil ik horen hoe de Minister daar voor de toekomst tegen aankijkt.

De voorzitter:

Dat is bijna een hele termijn. Het volgende antwoord mag gerust iets korter.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik heb een korte vervolginterruptie, gewoon om vast te stellen dat de heer Van Dam volgens mij zegt dat hij de kwaliteit van het politieonderwijs nog steeds heel belangrijk vindt om goed opgeleide professionals de straat op te sturen oftewel in de wereld, de wijk en het web te zetten. Het is natuurlijk wel zo dat de wereld complexer, internationaler en dergelijke wordt. Criminaliteit speelt zich bijvoorbeeld vaker over de grens af. Daar hebben we ongelofelijk goed opgeleide rechercheurs voor nodig, maar ook heel goed opgeleide wijkagenten. Is het dan zo dat verkorte opleidingstrajecten voldoen aan de kwalitatieve, hoogwaardige eisen die moeten worden gesteld aan het nieuwe politiewerk?

De heer Van Dam (CDA):

Een heel korte reactie, voorzitter. Als we op deze lijn doorgaan, duurt de initiële politieopleiding binnenkort vijf, zes of zeven jaar. Ik wil eigenlijk dat daar een visie op komt. Laat ik het daarbij houden.

Ik zal kort zijn en snel doorgaan, want ik heb gehoord wat u zei, voorzitter.

De voorzitter:

Nou, u hebt nog anderhalve minuut. Gaat u verder.

De heer Van Dam (CDA):

Komende zaterdag is het Veteranendag. Vandaag staat er een artikel in het Algemeen Dagblad van een politieman die geen militair is geweest, maar wel op missie is geweest. Ik denk dat de Minister ook wel de krant kan lezen en dat ook doet. Ik zou hem willen vragen om zijn gezag aan te wenden om te kijken of onderzocht kan worden of dit soort mensen ook hun plek mogen hebben.

Een volgend punt. In de Voorjaarsnota staat dat er 18,5 miljoen prijsbijstelling bij de politie verdwijnt om ketenbrede, justitiebrede problemen op te lossen. Daar werd net ook al iets over gezegd. Ik zou graag willen weten wat dat voor consequenties heeft, ook bijvoorbeeld voor het politieonderwijs en voor de werving.

Dan mijn een-na-laatste punt. Ik heb laatst een motie ingediend over het landelijk meldpunt misstanden. Die motie is aangenomen. De Minister heeft ook oordeel Kamer gegeven. Ik zou graag een brief ontvangen over hoe dat verwerkelijkt wordt. Wat mij betreft kan daar bij de halfjaarsrapportage in december aandacht aan worden besteed.

Een laatste punt is een voorstel, ook aan de commissie. Er is veel gezegd over de fittest. Daar heb ik ook vragen over gesteld. Misschien wordt het weleens tijd dat deze commissie ook maar eens die fittest gaat doen. Ik vroeg me af of de Minister bereid is – ik hoop dat hij zelf meedoet – om met degenen in de commissie die deze test een keer willen doen, die test een keer af te leggen.

De voorzitter:

Ik heb een personal trainer, dus ik ga die uitdaging wel aan. We kunnen er straks ook over stemmen en kijken of we een meerderheid hebben. Maar voor nu schors ik de vergadering voor een kwartier. Daarna antwoord de Minister in eerste termijn.

De vergadering wordt van 10.38 uur tot 10.55 uur geschorst.

De voorzitter:

De Minister gaat de vragen van de Kamer in eerste termijn beantwoorden. Hij zal beginnen met de vragen van collega Van Raak omdat die eerder het AO moet verlaten.

Minister Grapperhaus:

Nou, ik wou het iets anders doen als u het goedvindt. Ik zal van de rechterkant een seintje krijgen, mocht ik het zelf niet in de gaten hebben, als het 11.30 uur wordt. Dan ga ik om 11.30 uur stipt de punten van de heer Van Raak beantwoorden, als die al niet eerder aan de orde zijn gekomen.

De heer Van Raak (SP):

Om 12.00 uur moest ik weg. Collega Van Dam om 11.30 uur.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Nee, die wil weg. Dat is iets anders.

Minister Grapperhaus:

Nee, nee. Ik wou het even zo zeggen: dan heb ik de vragen tijdig voor de heer Van Raak beantwoord. Anders wordt straks de hele plot van mijn verhaal nog door de war gegooid. Dat is het laatste wat je in politieromans wilt hebben.

Voorzitter. We spreken over het politieonderwijs. Ik zie de signalen van docenten die zich zorgen maken over hoe ze die grote klus met elkaar moeten klaren: meer studenten, nieuwe collega's, die ingewerkt moeten worden, vernieuwing van de onderwijsmethoden en extra onderwerpen die in het curriculum, het lesprogramma, opgenomen moeten worden. Dat is veel tegelijk. Ik heb er heel veel begrip voor dat daar zorgen over zijn. Voor de aanvang van het academisch jaar van de Politieacademie, dat ik traditiegetrouw zal openen, zal ik met de directie goed gaan praten over een aantal maatregelen, die ik straks ga noemen, maar ook over hoe we die zorgen zo goed mogelijk in de praktijk gaan adresseren.

Voorzitter. Er zijn allerlei voorbeelden in de praktijk: de aspirant die al een afgeronde vooropleiding heeft genoten en die vaststelt dat hij wel een deel van de allroundopleiding heeft gehad maar toch nog een deel moet doen, of de politiemedewerker die te lang moet wachten op het volgen van bijvoorbeeld een rijopleiding. Dat zijn allemaal dingen uit de praktijk die we zo goed mogelijk met elkaar moeten adresseren. Daar kunt u mij op blijven aanspreken. We moeten niet alleen meer studenten opleiden, maar ook snel nieuwe thema's in het curriculum opnemen, ook op het punt van de door mevrouw Laan aangeroerde politiemens van de toekomst.

Voorzitter. Met het oog op het kunnen realiseren van die hele zware opgave, wordt bij de politie, de Politieacademie en mijn departement in gezamenlijkheid gewerkt aan een betere aansluiting tussen de taakuitvoering en het onderwijs. Ik heb ook maatregelen genomen om de besturing, gezondheid van de Politieacademie beter werkbaar, functioneel en effectief te maken. De recente aanbevelingen van de NVO en de inspectie worden door de Politieacademie en de politie onderschreven en opgevolgd. U mag mij erop aanspreken dat ik dat nauwlettend monitor. Daarmee investeren we ook in de toekomstbestendigheid van het politieonderwijs. We moeten ons realiseren dat dat uiteindelijk wel trajecten zijn die we niet van vandaag op morgen met elkaar geregeld moeten hebben. Maar daarover wil ik dus graag aan u periodiek verslag blijven doen en verantwoording blijven afleggen.

Voorzitter. De concrete vragen gingen in eerste instantie over het inspectierapport. Mevrouw Den Boer stelde de vraag of ik niet vind dat een aantal aanbevelingen van de inspectie meer prioriteit moeten krijgen. Die aanbevelingen worden met prioriteit opgepakt. De inspectie heeft daar ook duidelijke tijdschema's voor aangegeven. Ik ga dat monitoren. Ik ga aan het begin van dit nieuwe academisch jaar met de leiding van de Politieacademie in gesprek om te kijken hoe een aantal dingen concreet zullen gaan uitwerken. Ook ten aanzien van de behoeftestelling zal de inspectie de gedane verbetervoorstellen blijven monitoren. Over het vakspecialistisch onderwijs is het nog niet zo heel veel gegaan in dit overleg, maar daarvan wil ik toch nog zeggen dat ik de zorgen deel dat op dit moment weinig voortgang is geboekt in de opleiding in de opsporing. Het is cruciaal dat daar actie op wordt ondernomen.

De inspectie heeft de politie en de Politieacademie om een verbetervoorstel gevraagd met een heel helder tijdpad. Voor 1 oktober moet dat plan aangeboden worden aan de inspectie. Daarna moeten de politie en de Politieacademie uiterlijk 1 juni 2020 en uiterlijk 1 december 2020 aan de inspectie rapporteren over de voortgang, dus tweemaal. De inspectie gaat mij op de hoogte houden van de voortgang.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Den Boer.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik hoor van de Minister woorden als «monitoren», «rapporteren» en «verantwoorden». Dat is allemaal heel mooi, want dan kunnen wij als Kamer bijhouden in hoeverre de behoeftestelling goed aansluit op de instroom op de Politieacademie. Maar het is voor ons als Kamerleden ongelofelijk belangrijk om echt te weten dat er in 2021 geen tekorten zijn bij de politie. Ik proef bij de Minister nog een beetje een volgende houding, een monitorende houding. Waar blijft de echte actie om ervoor te zorgen dat die behoeftestelling daadwerkelijk aansluit op de operationele tekorten?

Minister Grapperhaus:

Dan ga ik meteen in op de vraag die mevrouw Laan-Geselschap en mevrouw Helder daar net in eerste termijn over stelden. Het moet er primair om gaan dat ik er vertrouwen in heb dat die situatie rondom de Politieacademie goed door de politie en de leiding van de Politieacademie wordt opgepakt. Daar begint het mee. Daarnaast zie ik dat de inspectie een aantal heel heldere kaders heeft gesteld. Ik noemde al even dat tijdpad, dat behoorlijk streng is geformuleerd; maar goed, daarvoor is het de inspectie. En als ik zeg «monitoren», dan bedoel ik niet dat ik eens per jaar eens in mijn computerbestanden ga kijken hoe het ermee staat. Daar mag u mij echt scherp aan houden. Dat betekent dat ik straks echt een gesprek met de leiding wil aangaan. Dat is echt niet om met een vingertje te staan wijzen, maar juist om betrokkenheid te tonen en nog een keer goed te horen waar misschien nog punten spelen.

Ik wil daarmee niet alleen mezelf en mijn departement heel periodiek op de hoogte laten stellen van hoe de zaken lopen, maar ook in overleg met de politie en de Politieacademie kijken waar we kunnen bijsturen en uw Kamer daar verslag van doen. Want de opgave die we hebben, is om ervoor te zorgen dat we straks toch die extra fte's hebben, ondanks de grote uitstroom. Dat heb ik in een ander verband ook al een paar keer gezegd. Dat is een stevige opgave voor al degenen die daarbij betrokken zijn. Aan de andere kant is het ook een «achter de wolken schijnt de zon»-achtige opgave, want we hebben dan straks ook aanzienlijk meer goed opgeleide collega's in het werkterrein staan die aan de slag kunnen.

Maar dat is een zware opgave. Niet voor niets heb ik, niet zo heel lang na mijn aantreden, aangekaart bij het kabinet dat ik twee dingen voorzag, zolang we die extra fte's nog niet via het politieonderwijs gerealiseerd hebben. Het eerste was dat we onmiddellijk moesten beginnen met investeren in de Politieacademie. Even een uitleg voor de mensen thuis. Vooruitlopend op de daadwerkelijke financiële besluitvorming heb ik toen gezegd: geef me nou alvast alsjeblieft 50 miljoen, dan kan ik nu al aan de slag met de Politieacademie, want als ik het pas een jaar later kan gaan doen, dan hebben we dat jaar al verloren. Het tweede was dat ik met instemming van uw Kamer heb aangedrongen op extra geld om die tussenperiode te kunnen overbruggen. Dat geld is er gekomen door inzet van het kabinet en Minister Hoekstra; ere wie ere toekomt. Ik wil alleen maar aangeven dat ik mij zeer terdege realiseer dat het een zware opgave is, maar die moeten we wel met z'n allen gaan volbrengen. Want de politiecapaciteit was te veel verminderd. De sterkte was teruggelopen na de jaren van de crisis. Dat is één ding.

Het tweede is dat dat project van het opzetten van een nationale politie, dat inmiddels zo goed als voltooid is, tegelijkertijd een ontzettend zware wissel op de mensen heeft getrokken. Om die reden moet je ervoor zorgen dat die mensen nu zo snel en zo goed mogelijk de collega's erbij krijgen die ze nodig hebben. Dat is een lang statement dat ik echt gemaakt wil hebben in de richting van de leden van deze commissie, omdat ik me echt heel goed realiseer dat ik niet keihard kan garanderen dat iedere extra diender waar wij als kabinet structureel geld op inzetten, er op 1 januari 2022 is. Het departement, de politie en de Politieacademie gaan zich daar wel enorm voor inspannen, zodanig dat het voor de dienders zelf nog steeds een werkbaar leven ofwel leefbaar werk blijft.

De voorzitter:

Mevrouw Den Boer, vervolgvraag.

Mevrouw Den Boer (D66):

De Minister geeft aan dat hij gaat monitoren, dat hij de Kamer regulier informeert en dat hij extra geld beschikbaar stelt. Dat is natuurlijk allemaal zeer toe te juichen, maar wij moeten ons wel realiseren dat de Politieacademie moet terugkrabbelen na een enorme bezuiniging van ik geloof wel 40 miljoen. Dat is de afgelopen jaren allemaal verdisconteerd. Daarnaast is de Politieacademie natuurlijk ingebed. Dat vereist een enorm adaptatievermogen van de Politieacademie. Mijn concrete vraag aan de Minister is welke stok achter de deur hij heeft om dit ook daadwerkelijk realiteit te laten worden en de behoeftestelling op dat functiehuis en dergelijke goed in te regelen.

Voorzitter: Van Meenen

Minister Grapperhaus:

De stok achter mijn deur zijn u en uw Kamer. Laat dat heel helder zijn. En als ik zo kijk dan is dat een redelijke stok. Dus dat is duidelijk. Zo zit het wel in elkaar. Wij – dat zijn de korpsleiding, het departement, natuurlijk onder mijn aanvoering en verantwoordelijkheid, en de Politieacademie – moeten alles op alles zetten en een goede inspanning leveren om ervoor te zorgen dat wij dat gaan halen. De Politieacademie krijgt overigens 16 miljoen voor vernieuwing en 10 miljoen voor vpo. Dat is echt extra geld. Daar wordt dus zeer duidelijk op ingezet. Ik heb het al vaker gezegd, ook in het kader van andere onderwerpen op het gebied van de politie... Laten we eerlijk zijn: de politie is qua menskracht de helft van dit departement; over de 60.000 mensen van de 113.000 mensen die onder Justitie en Veiligheid werken. De politie is ook ongeveer de helft van de begroting. De politie is dus echt gewoon een heel substantiĂ«le opdracht, om het maar even zo te zeggen. Het enige wat ik tegen u kan zeggen, is dat ik periodiek zelf moet bekijken hoe de dingen gaan en daar naar u verslag van moet doen. En u moet mijn stok achter de deur zijn. Ik vind niet – zo zit ik in elkaar – dat ik in de werkverhoudingen als Minister met een stok moet gaan lopen, los van het feit dat het er niet uit zou zien. Zo werkt dat niet. In de politiek vind ik dat wat anders. Wij hebben de commitment van de korpsleiding en de Politieacademie om optimaal het geld dat er komt... Laten we wel wezen, je mag er ook best naar kijken dat men goed aan de slag gaat met het geld dat beschikbaar is. Ik heb de bonden nog niet genoemd, maar ik praat niet voor niets elke vier maanden met de bonden. Ik zie ook een paar mensen van de bonden hier toevallig zitten. Ik praat niet voor niets elke vier maanden met de bonden om ook over dit soort onderwerpen te horen wat zij ophalen en of men kritiek heeft enzovoort, om het samen te gaan realiseren.

De voorzitter:

Interruptie van de heer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

«Wir schaffen das», zei de Minister in het verleden: wij gaan meer mensen opleiden. Toen brak de pleuris uit bij de Politieacademie. Heel veel docenten en mensen die daar werken, zeiden dat de Minister en de korpsleiding de beloftes die zij aan de Tweede Kamer hebben gedaan, niet kunnen nakomen. Het kan gewoon niet: er komen minder mensen in, er zijn veel te weinig docenten, en komen geen nieuwe docenten uit het korps want er zijn geen mensen over, we hebben geen middelen, we hebben de behuizing niet, we hebben het allemaal niet. Die mensen geloven er niet in. De boodschap die ik hier probeerde over te brengen, is dat de mensen die het moeten gaan doen er niet in geloven, dat te veel mensen die daar werken er niet in geloven. Dat geldt ook voor veel leden van de bonden. Nu zegt de Minister toch weer: «wir schaffen das»; wij gaan het allemaal goed bekijken, inspecteren en monitoren. Maar hoe kan dat als de mensen die het moeten gaan doen er niet in geloven?

Minister Grapperhaus:

Laat ik eerst dit zeggen: de signalen van docenten neem ik serieus. Daar hoef ik de krant niet eens voor op te slaan en daar hoef ik niets voor op te halen op de computer. Ik begrijp dat docenten zorgen hebben over een aantal ontwikkelingen die nu bij elkaar komen. Intussen komen er steeds meer mensen bij. Ik heb al gezegd dat er echt geld is ingezet om extra mensen te werven. Vanaf 2018 loopt het structureel naar 16 miljoen in 2022 voor de Politieacademie voor extra docenten en de huisvesting. Ik heb eerder gezegd dat ik onmiddellijk toegeef dat dit iets is waarvan we op langere termijn de resultaten met elkaar moeten vaststellen. Ik moet wel tussendoor aan u laten zien hoe de dingen lopen, niet alleen cijfermatig, maar ook inhoudelijk, en daarnaast ook nog of het niet onevenredige werkdruk en dergelijke bij mensen veroorzaakt. Maar we moeten uiteindelijk toe naar een situatie waarin we over tweeënhalf of drie jaar die extra sterkte hebben gerealiseerd en die extra verstevigde Politieacademie. Dat is gewoon een opgave. Ik geef onmiddellijk toe dat ik nu niet een hendel kan overhalen waardoor de Politieacademie ineens compleet anders is qua capaciteit, want wij moeten de mensen ook werven en daar zijn wij druk mee bezig.

De heer Van Raak (SP):

Ik snap wel dat de Minister in een lastig dilemma zit, want het is niet deze Minister die ooit heeft bezuinigd op de Politieacademie. Het is ook niet deze Minister die een stop heeft gezet op de instroom van nieuwe agenten. Deze Minister zit dus gewoon met de gebakken peren. Dat snap ik ook wel. Alleen, ik moet er nu vertrouwen in hebben dat wij niet weer hetzelfde verhaal krijgen als maanden en jaren terug. Waarom moet ik nu geloven dat het wel gaat lukken? Wat mij zou helpen, zijn in ieder geval twee dingen. Ik wil zeker weten dat er goed wordt omgegaan met mensen die kritiek hebben en de bel luiden. Ik wil weten waarom mensen zo bang zijn om genoemd te worden als zij een gesprek met de ABD hebben gehad. En ik wil het ook zien als er rapporten zijn waaruit blijkt dat het allemaal niet zomaar goed komt en het allemaal niet wordt gehaald, zoals het rapport van Van der Vlist. Ik wil alles zien, want als ik niet alles zie en hoor en dingen van mij worden weggehouden, dan wordt mijn vertrouwen in het verhaal van de Minister wel bijzonder moeilijk.

Minister Grapperhaus:

Laat ik meteen dit zeggen naar aanleiding van de opmerking van de heer Van Raak over Van der Vlist. De heer Van der Vlist heeft het onderzoek gedaan voor het advies van de Algemene Bestuursdienst. Dat is zeer herleidbaar naar personen. Dit betekent dat het in verband met de privacy van betrokkenen niet geschikt is voor openbaarmaking. Dan heb ik het echt over een rapport van minder dan tien bladzijden. Ik heb erover gedacht of ik het u vertrouwelijk ter inzage kan geven, maar dat zou echt privacytechnisch niet juist zijn. Kan ik dan een soort gelakte versie geven? Dan krijgt u alleen maar lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden te zien. Daar schiet een mens in het leven ook niets mee op. Ik neem uw punt wel serieus, maar ik vind de privacy van allerlei betrokkenen hier echt zwaarder wegen. Ik denk er intussen wel over na en ik zeg toe dat ik nog terugkom op de vraag of er nog een manier is waarop de commissie rechtstreeks indrukken kan krijgen van de heer Van der Vlist zonder dat al die privacyaspecten een rol spelen. Misschien kan dat gewoon in een gesprek, een technische briefing. Daar wil ik op terugkomen. De heer Van der Vlist is een uitermate geverseerde, ervaren ambtenaar met jarenlange ervaring in dit soort dingen.

Ik vind nog steeds dat mensen zonder meer naar buiten moeten kunnen komen met dit soort signalen. In dat opzicht zijn er ook voldoende regelingen, ook binnen de politie en de Politieacademie, om dat op een vertrouwde en beschermde manier te doen. Zoals u weet hebben de vakbonden een goede en stevige positie en kunnen zij ook een rol spelen en daarbij helpen.

Ik denk dat wij met elkaar moeten afspreken dat wij ongeveer elke zes maanden spreken over de ontwikkeling van de politiesterkte en over de Politieacademie. Dat hebben wij tot nu toe ook steeds gedaan. Want de democratische controle – wordt dat geld echt ter beschikking gesteld en wordt het goed uitgegeven? – is gelegen in de verhouding tussen u en mij. Ik ben ervan overtuigd, en dat zeg ik niet als reclamepraatje maar gewoon omdat ik dat echt zie, dat de mensen die hiermee aan de slag moeten, hier ook echt werk van maken.

Voorzitter. Ten slotte wil ik de heer Van Raak wel toezeggen dat ik het thema in ieder geval op een goede manier aan de orde zal stellen bij mijn opening van het politiejaar, zodat we daar nog eens tegen de mensen kunnen zeggen: mensen, blijf betrokken en meld je zorgen; blijf dat doen.

De voorzitter:

Afrondend, meneer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Ik dank de Minister voor het meedenken. Zo'n gesprek met de heer Van der Vlist lijkt mij heel waardevol. Ik heb daar in ieder geval behoefte aan; andere Kamerleden misschien ook.

Ten slotte wil ik de Minister gewoon iets op het hart drukken. We kunnen hier van alles afspreken met elkaar. Ik kan het geloven of ik kan het niet geloven, maar dat doet er eigenlijk niet zo veel toe. Het ministerie kan een beeld schetsen, de Algemene Rekenkamer kan een beeld schetsen, iedereen kan een beeld schetsen, maar de docenten, de mensen die werken op de Politieacademie, moeten het gaan doen. Als ik er geen vertrouwen in heb, is dat heel erg, maar als zij er geen vertrouwen in hebben, dan houdt het op. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dit gebeurt? Al die mensen hebben gezegd: van die beloftes die de Minister de Tweede Kamer heeft gedaan, klopt niks; die kunnen we niet waarmaken. Die mensen zeggen: we kunnen het niet waarmaken. Hoe kan de Minister ervoor zorgen dat die mensen erin geloven en erop vertrouwen dat ze het wel waar kunnen maken? Hoe kan hij ervoor zorgen dat die mensen dat ook echt kunnen gaan doen?

Minister Grapperhaus:

Door die uitleg ook zichtbaar aan de mensen zelf te geven, bijvoorbeeld op de academie, door hierover heel duidelijk met de leiding van de academie in gesprek te gaan en door periodiek te blijven rapporteren. Laten we wel wezen, ik heb u aan het begin gezegd dat we structureel gaan investeren in de politie en daarmee ook in de Politieacademie. Daar zijn we nu mee bezig. Ik heb steeds aangegeven dat het een proces van een aantal jaren gaat worden. Het is vooral van belang dat we onze inspanningen optimaal verrichten en geen kansen laten liggen waardoor we achteraf moeten zeggen: doordat de dingen niet goed werden opgepakt door de een of door de ander, liep het niet goed. Wat dat betreft is het rapport van de inspectie – ik kijk even naar mevrouw Den Boer, die daar terecht een aantal dingen over gezegd heeft – een blessing in disguise, omdat de inspectie daarin haarscherp een aantal dingen aangeeft waarop gestuurd moet gaan worden. De inspectie wil graag periodiek met de korpsleiding en de academie kijken hoe dat verder loopt.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik vind dit toch een heel onbevredigende situatie. Er zijn grote problemen. Die hebben we allemaal gehoord. De Minister zegt: «Wij zijn er hard mee aan de slag. Er komen extra docenten en er komt extra huisvesting. We doen ons uiterste best. U kunt ons daar later altijd nog verder op bevragen.» Maar de gesignaleerde problemen zijn groot. Daar maken we ons allemaal zeer grote zorgen over. Die zorgen zijn ook geuit door mensen, ook bij de commissie-Van der Vlist. Mensen hebben gezegd: we hebben er geen vertrouwen in. Er zijn ook uitingen geweest in... Is dat helemaal niet waar? Ik zie dat er ambtenaren meediscussiëren, wat prima is, maar...

De voorzitter:

Gaat u verder, mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

In het rapport wordt geschreven over problemen met het vertrouwen in de Politieacademie. De Minister zegt dat er voor de mensen altijd een vertrouwde en beschermde manier is om zich te uiten, maar vervolgens horen we via die uitingen, via de vakbonden, juist dat dat vertrouwen er niet is. De Minister kan wel zeggen dat hij extra huisvesting en docenten gaat regelen, maar ik ben het helemaal eens met de heer Van Raak: de mensen op de werkvloer hebben er geen vertrouwen in. Wat brengt ons dat dan? Dat we over een paar jaar – dan is de Minister waarschijnlijk net weg – tegen de Minister kunnen zeggen: o ja, achteraf bleken we toch gelijk te hebben? Maar we hebben nu een probleem. We hebben nu een probleem met het vertrouwen in de Politieacademie. Ik vind het dus van belang dat we dat rapport wel degelijk te zien krijgen. Als dat rapport niet openbaar is, wil ik graag dat de Kamer het kan inzien. Daar zijn allerlei regelingen voor. Ik vind dat wij dit rapport moeten inzien, want juist in dit rapport uiten mensen zich over de vraag of het beleid van de Minister eigenlijk wel haalbaar is, en ik wil daar kennis van nemen.

Minister Grapperhaus:

Ik heb u daar duidelijk over aangegeven dat ik het belang van privacy zwaarder weeg. Ik heb aangeboden om erover na te denken u wel de mogelijkheid te bieden om daarover een gesprek met de heer Van der Vlist te hebben. Dat rapport laat zich, met allemaal weglakkingen en dergelijke, niet vertalen naar iets zinvols, iets waar u wat aan heeft. Dan bent u helemaal teleurgesteld, denk ik, en daar hebben we niks aan.

Ik wil even terug naar het punt van het gebrek aan vertrouwen. Daarvoor wil ik even terug naar waar de heer Van Raak op wees. Het is natuurlijk zo dat er in ieder geval in voorgaande jaren is bezuinigd op de politie. Daar moeten we niet flauw over doen: dat had een democratische meerderheid en had ook echt te maken met gevolgen van de financiĂ«le crisis. Anderen noemen ook dat de politie daar op zichzelf helemaal niets aan kon doen, en de Politieacademie ook niet. Dit kabinet investeert daarin. Dat heb ik vanaf het begin gezegd. Ik heb ook steeds gezegd dat we daar periodiek met elkaar over moeten spreken, omdat het niet een proces is dat je in een halfjaar eventjes helemaal geregeld hebt. Het is een proces dat echt een opbouw vergt. U mag mij erop aanspreken of ik voldoende betrokken ben. Of je het «monitoren» noemt of wat dan ook, het belangrijkste is dat ik er voldoende betrokken bij ben zodat dat proces goed verloopt. Dat is een. De tweede vraag is of dat geld ook daadwerkelijk wordt uitgegeven, en op een manier waar iedereen ook wat aan heeft. Wordt het aan de goede dingen uitgegeven, zodat we met elkaar verder komen? Ik kan in ieder geval vast aankondigen dat als het aan mij ligt deze Minister er missionair nog tot ergens eind maart 2021 zit, en dat we dan een heel eind in dat geheel gevorderd zijn, om het zo maar te zeggen. Dus we kunnen echt met elkaar die voortgang zien. Ik blijf zeggen dat we daarbij natuurlijk voortdurend de gedachtewisseling moet blijven hebben – ik heb het nu steeds over de bonden, maar ook bijvoorbeeld met de medezeggenschap – en dat we die ontwikkeling heel goed met elkaar moeten blijven volgen. Als mevrouw Buitenweg zegt «het is vandaag allemaal nog niet zoals we dat zouden willen hebben», dan is dat natuurlijk zo.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dat is ook echt een beetje een karikatuur. Ik verwacht ook niet dat dat vandaag is. Wat ik vraag aan de Minister is of hij er vertrouwen in heeft dat het echt voor elkaar komt. Ik zei tegen de Minister dat bijvoorbeeld de vakbonden ook zeggen dat de problemen nu groter zijn dan we aanvankelijk hadden gedacht. Dat is voortschrijdend inzicht. Het is prima om dat hier ook met ons te delen. Maar ik merk dat de Minister zegt: dit kabinet investeert erin en ik ben betrokken. Dat ontken ik ook helemaal niet. Maar dan lees ik vervolgens ook weer in zo'n rapport over wat er nu problematisch is, dat er sprake is van formele redeneringen en van procedures. Dat merk ik hierbij nu weer. Ja, het kabinet investeert erin. Ja, het kabinet is betrokken. Maar de vraag is: hebben we er nu met elkaar vertrouwen in dat er voldoende mensen kunnen worden opgeleid en dat zij die opleiding onder redelijke voorwaarden kunnen vinden? Kan het een beetje in de buurt en niet helemaal in Drachten als je in Rotterdam woont? Heb je inderdaad buiten les en dergelijke? Met andere woorden: zijn de voorwaarden goed? Dat is wat ik vraag. Ik vraag niet naar de inzet van de Minister. Ik begrijp echt dat die dat ook van harte wil. Ik wil weten: zijn we nu echt serieus op iets goeds aan het afkoersen? Zo nee, dan wil ik er mĂ©t de Minister – niet in aanval op de Minister, maar mĂ©t hem – over praten hoe we dit beter kunnen doen. Dat is wat ik van de Minister wil. Ik heb geen hooggespannen verwachtingen dat het allemaal morgen geregeld is en ik heb er heus vertrouwen in dat de Minister betrokken is. Ik heb er wel twijfels bij of we eigenlijk wel op de goede weg zitten. Ik denk het niet.

Minister Grapperhaus:

Ik heb eerder wel hardop gezegd dat ik er vertrouwen in heb dat de Politieacademie en de korpsleiding de duidelijk aangegeven opdracht, om het zo te zeggen, maar ook de issues die hier spelen, serieus oppakken. Ik heb ook gezegd dat ik vind dat ik die betrokkenheid juist niet alleen procedureel gezien moet tonen en door het geld over te maken, maar ook door zelf persoonlijk, dus in deze persoon, in gesprek te blijven met de leiding van de Politieacademie om te horen en te zien hoe het gaat. Want het is natuurlijk inderdaad heel makkelijk om hier vanuit een zaaltje te zeggen: nou, ze gaan maar voldoen aan die eisen van de inspectie. Nee, het is ook van belang om in een rechtstreek gesprek te horen – als het bijvoorbeeld dit najaar een stukje verder is – waar dingen niet goed lijken te gaan. Ondertussen hebben we met het inspectierapport in ieder geval nog een aantal heel duidelijke kaders gekregen. Ten slotte. Ik blijf dit benadrukken, en ik heb dit ook in mijn inleiding gezegd: het vergt een forse inspanning van de docenten, van de leiding, van de mensen bij de politie en ook van de mensen van mijn departement – laat dat duidelijk zijn – om dit allemaal echt de komende jaren in goede banen te gaan leiden. Die forse inspanning kunnen we niet met elkaar ontkennen. Maar ik zie het, en laat ik dat ten slotte nog heel kort aan mevrouw Buitenweg zeggen, echt niet als een soort procesmatig iets. Ik denk dat we, ikzelf en de korpsleiding ook, hier heel direct persoonlijk bij betrokken moeten blijven.

De voorzitter:

Gaat uw gang. Maar dat moet dan echt een klein vraagje zijn.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dat gaat dan toch over de openbaarheid van dat rapport. Want het is een probleem, die openbaarheid van dat rapport, omdat mensen bang zijn dat er represailles zullen plaatsvinden. Waarom zijn mensen bang die gewoon praten over problemen die voor ons van belang zijn en wezenlijk zijn om als Kamer te weten? Waarom mogen wij daar geen kennis van nemen?

Minister Grapperhaus:

Twee dingen. U heeft wel het rapport Samen werken aan goed politieonderwijs en -onderzoek van ABDTOPConsult gekregen, van dezelfde algemene bestuursdienst. Laten we daar geen misverstand over hebben. Dit is alleen maar een rapport over het functioneren van het managementteam. Op dat rapport wordt gehandeld. Ik ga herhalen wat ik heb gezegd: in het kader van de privacy van mensen die in dat rapport genoemd worden – het is wat wij noemen een p-kwestie, echt een personele kwestie – vind ik niet dat ik dat zo in de openbaarheid kan doen. Ik heb erover gedacht om dat in een of andere vorm te doen, maar het enige waarop ik uitkom – daar wil ik nog serieus bij u op terugkomen, want ik begrijp de zorg van mevrouw Buitenweg wel – en waarover ik ga nadenken, is kijken naar de mogelijkheid om een gesprek tussen u en de heer Van der Vlist tot stand te brengen. Want dan heeft u in ieder geval voor uzelf de mogelijkheid om hem op alle punten te bevragen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik stel voor dat we even kijken of die behoefte er ook is.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ja.

De voorzitter:

Van u weet ik het, maar ik kijk even naar de rest van de commissie. Als daar nu geen helderheid over te geven is dan gaan we dat via de procedurevergadering doen.

De heer Van Raak (SP):

Dat kan een aanbod van de Minister zijn.

De voorzitter:

Uiteraard. Dat kan ook.

Minister Grapperhaus:

Ik zeg het toe, uiteraard behoudens dat de heer Van der Vlist daar religieuze, morele of andere bezwaren tegen heeft. Dan is dat wat anders. Maar ik zeg in ieder geval toe dat ik mij volledig sterk ga maken voor het tot stand brengen van zo'n gesprek.

De voorzitter:

Prima. Gaat u verder met u beantwoording.

Minister Grapperhaus:

Ik had nog even een paar punten, want ik heb nu wat dingen door elkaar gehaald. Dan heb ik meteen ook even die agent van de toekomst en dat model van de Politieacademie te pakken. Dat zijn punten van mevrouw Laan en meneer Van Dam. Er is natuurlijk een strategische agenda bij de politieagenda, waarin alle ontwikkelingen staan genoemd, zoals blended learning en modulair onderwijs. Maar ik denk wel dat het verstandig is dat ik u in het najaar een brief stuur waarin ik terugkom op die punten, hoe het politieonderwijs er in de toekomst op een aantal punten uit zou moeten zien en hoe zich dat verhoudt tot de diender van de toekomst, en dat we ook een deel van het volgende overleg over dit onderwerp daarvoor inzetten. Dus bij dezen is die brief toegezegd.

Voorzitter. Dan heb ik nog het punt van de kwaliteit van het onderwijs, waar mevrouw Buitenweg terecht naar vroeg. Gaan we niet krijgen dat de aantallen van de instroom ertoe leiden dat het kwaliteitsbehoud niet lukt? Op dit moment gaat het niet ten koste van de onderwijskwaliteit. Er is besloten tot juist die investeringen in de Politieacademie. En wat ik overigens nog niet had gemeld, is dat de Politieacademie eind dit jaar wordt uitgebreid met een tijdelijke extra locatie, in ieder geval in Leusden. Nogmaals, daarmee zijn we er nog niet, maar we letten ook wel op dit specifieke punt dat de instroom niet ten koste moet gaan van de kwaliteit. Speciale verzoeken van Kamerleden zijn via de behoeftestelling bij de politie in te passen, want dat is nu juist hoe we het systeem met elkaar gemaakt hebben.

Mevrouw Buitenweg vroeg ook nog om meer mensen op te leiden om de voorziene uitstroom te compenseren. De in- en uitstroom in het huidige jaar worden op dit moment geanalyseerd. De politie werkt aan een risicoanalyse ten aanzien van de benodigde instroom. Zoals ik al heb gezegd heb ik vorig jaar, los van de structurele gelden, extra geld van het kabinet gekregen om de uitstroom op een aantal punten te kunnen oppakken. Dat was, uit mijn hoofd gezegd, 52 miljoen. De impactanalyses die we voor het eind van het jaar verwachten, gaan over de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, het werving- en selectieproces, en het begeleiden en instromen van de aspiranten. Die gaan we voor het eind van het jaar in beleidsmaatregelen uitwerken, zodat we daar beter op kunnen mikken. Een rectificatie: het gaat om 58 miljoen; 6 miljoen deed ik de politie tekort.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik had het vooral over de onvoorziene uitstroom, die in 2018 groter is dan verwacht. Er is volgens mij geen aanleiding om te denken dat die in 2019 of in 2020 kleiner is dan in 2018, behalve als de Minister daar andere informatie over heeft. Dat betekent dus dat het aantal mensen voor de opleiding navenant ook groter moet zijn. Klopt dat?

Minister Grapperhaus:

De analyse waar ik het over heb, gaat over de voorziene maar ook onvoorziene uitstroom. We hebben ons dat natuurlijk aangetrokken en gezegd: we moeten er echt voor zorgen dat we dat nu in de risico- en impactanalyse gaan meenemen. Dus ik kan alleen maar ja zeggen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Mevrouw Buitenweg vroeg ook nog iets over diversiteit. Het percentage diverse instroom is in 2018 in relatieve zin inderdaad lager dan het jaar daarvoor. In absolute aantallen was het hoger. Ik heb daar al eerder op gewezen. In de nieuwe wervingscampagne wordt specifiek aandacht gevraagd voor de diversiteit.

Mevrouw Den Boer vroeg of die 10 miljoen voor het vpo voldoende is. Dat is vooralsnog voldoende, waarbij Politieacademie en politie kritischer kijken naar prioriteiten in die opleidingsbehoefte.

Mevrouw Den Boer vroeg naar internationale politiesamenwerking. U krijgt op korte termijn van mij een brief daarover. Daarin kom ik ook terug op de vraag hoe dat in het politieonderwijs wordt behandeld. Ik kan er nu alvast wat over zeggen, maar dat komt straks terug in de brief.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ik ga even een klein stukje terug, naar diversiteit. U gaat inzetten op de werving. Ik neem aan dat het daar dan bij blijft. We gaan, neem ik aan, niet bij aanname inzetten op diversiteit als voorkeur, want ik weet dat dat ook gevolgen kan hebben voor anderen; ik heb in Zuid-Afrika gewoond. Ik neem aan dat we dingen zoals de Technische Universiteit Eindhoven doet, niet gaan doen bij de politie.

Minister Grapperhaus:

Nee, het is echt specifiek op de wervingscampagne gericht.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Er staan geen plannen van de academie op de tocht. Dat was een zorg van mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Laan had nog de vraag of aspiranten die naar school gaan, de kans krijgen om de opleiding af te ronden. De aspirant wordt fulltime opgeleid. De basispolitieopleiding vindt afwisselend plaats in de schoolbanken en in de praktijk. In het inspectierapport staat dat studenten eerder van school worden gehaald, maar dat is het gevolg van een afspraak met de vakorganisaties. Die vloeit voort uit het arbeidsvoorwaardenakkoord 2015–2017. Dat is een tijdelijke situatie voor studenten die van eind 2018 tot en met 2020 instromen, maar dat zijn studenten die zijn geselecteerd voor het niveau mbo-4. Die stromen vanaf 2021 uit de opleiding in de organisatie.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Zei de Minister dat er geen plannen zijn en dat het ook niet wenselijk is om het curriculum zodanig aan te passen dat onderwerpen als etnisch profileren en cyber eruit vallen?

Minister Grapperhaus:

Nee, er zijn geen plannen. Mochten die plannen er wel komen, mocht dat worden overwogen, dan zal ik uw Kamer daarin betrekken of daarover inlichten. En dat vooral het etnisch profileren uw bijzondere interesse heeft, begrijp ik.

Mevrouw Laan vroeg naar het bedrijfsleven. Het is ook een kennisinstituut voor de politie. Dat betekent dat er ook extern onderzoek wordt gedaan met andere universiteiten en dat er, waar dat gepast is, soms betrokkenheid is van het bedrijfsleven.

Dan had ik nog een paar laatste punten. Een belangrijk punt van mevrouw Helder is die weeffout in de wet en die directeur. Dat is niet een weeffout in de wet. Met de wijziging van de nieuwe mandaatregeling van de korpschef voor het beheer van de Politieacademie krijgt de directeur van de Politieacademie zelf de verantwoordelijkheid en bevoegdheid voor zowel het primaire proces als de bedrijfsvoering van de Politieacademie. Ik denk dat dat heel gezond is. Overigens kan deze Minister hem wel degelijk aanspreken op hoe hij dat doet. De benoeming en het ontslag van de directeur lopen uiteindelijk via deze Minister.

Mevrouw Laan vroeg naar het integrale toezicht op het onderwijs. De Politieacademie heeft een eigen kwaliteitszorgsysteem. Daarnaast wordt de kwaliteit van het onderwijs nauwlettend gevolgd door de NVO, maar ook door de Inspectie Justitie en Veiligheid van mijn ministerie. Ook de Politieonderwijsraad ziet toe op de kwaliteit van het onderwijs. Daar heb ik weleens eerder met u van gedachten over gewisseld.

De heer Van Dam vroeg naar de certificaten. De politiemensen die een volledige politieopleiding volgen, krijgen na een succesvolle afronding een diploma. Naast de politieopleidingen worden er ook cursussen, bijscholing en dergelijke gegeven. Daarvoor kunnen deelnemers een certificaat krijgen.

De heer Van Raak moest al weg, maar ik had nog Ă©Ă©n vraagje van hem. Klopt het dat een aantal mensen niet bij naam genoemd wil worden? Ja, dat is dat rapport. Dus die vraag hebben wij gehad.

De pensioenen. Ja, mooi, de lakmoestest uit de scheikundeles van vroeger. In de recent afgesproken cao hebben wij de mogelijkheid opengelaten om in gesprek te gaan over vroegpensioen als de kaders veranderen. Met het pensioenakkoord is dat zo. Dus ja, zeg ik via u, voorzitter, tegen de heer Van Raak...

De heer Van Raak (SP):

De Minister kijkt de andere kant op!

Minister Grapperhaus:

... maar misschien ook wel tegen anderen. Nee, nee, dat is in algemene zin; ik heb geleerd dat je overal naartoe moet kijken.

O, mijn telefoon. Dat is, denk ik, mijn noodtelefoon.

De heer Van Raak (SP):

Daar zul je hem hebben!

De voorzitter:

Koolmees.

Minister Grapperhaus:

Hij doet het! Dus, ja...

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Ja, de vierde back-up. Dat was Ringo Star.

De heer Van Raak (SP):

Die komt wel te laat.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Ik hoop dat mevrouw Helder er wel bij is, want we krijgen nu de lakmoestest. Die hadden we niet in de back-up.

Maar even terug, voorzitter. Ja, ik ben bereid om daarover in gesprek te gaan met de vakorganisaties. Overigens treedt de er 1 juli aanstaande een nieuwe mogelijkheid in werking waarbij politieambtenaren extra verlof krijgen en dat kunnen sparen voor het vroegpensioen.

De heer Van Raak (SP):

Ik wens de Minister veel sterkte en wijsheid toe in die onderhandelingen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u. U gaat ons verlaten? Het hoeft niet, maar ik dacht dat u weg wilde gaan.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Ik had nog een paar dingen. Mevrouw Buitenweg vroeg of men goed is toegerust op het begeleiden. Ja, daar worden mensen echt voor opgeleid. Er wordt ook in de planning rekening gehouden met de begeleidingscapaciteit en het absorptievermogen van de teams op dat punt.

Ik heb nog een aantal vragen staan. Ik heb al het nodige gezegd over de sterkte en hoe we daarnaartoe werken. De heer Van Dam en mevrouw Helder vroegen nog naar die prijsbijstelling. Ik heb u daar maandag in de brief over geĂŻnformeerd. Net als de rest van het ministerie ontvangt de politie die prijsbijstelling van dit jaar zes jaar lang niet. Die wordt in 2025 toegevoegd. De politie vangt dat ten dele op met de resterende regeerakkoordgelden. Ik kom daar zo nog even over te spreken naar aanleiding van de vragen van mevrouw Helder. Het overige gedeelte vangt de politie op in de eigen begroting. In mijn brief heb ik u de exacte reeksen daarvoor aangegeven. Dat is onderdeel van een heel pakket.

Ik wil hier nog twee dingen over zeggen. Ik heb net al beschreven dat we Ă©Ă©n ministerie hebben waar – ik rond het maar even af – in de buurt van de 113.000 mensen in allerlei verschillende diensten werkzaam zijn. En we hebben niet een begroting met hekjes eromheen. Dat zou kunnen, maar dan moeten we de dingen heel anders gaan organiseren.

Ik wil hier ook wel verantwoorden dat er dit jaar niet alleen een aantal financiĂ«le problemen in de asielketen zijn opgelost, maar ook bij de rechtspraak, bij het Openbaar Ministerie en bij de Dienst JustitiĂ«le Inrichtingen. Je zou ook kunnen zeggen: dit betreft dus andere plaatsen in de keten. Dat betekent dat je dat moet oplossen. Dat moet je over het hele departement doen. Daar kun je geen hekje omheen zetten. Ik wil benadrukken dat als er op andere plekken in de keten problemen zijn, het ook voor de politie van belang is – omdat de politie een eigen rol in de keten heeft – dat we ook die op enig moment oplossen. Ik heb dat maandag in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie ook gezegd toen daarover bezorgde vragen van enkele burgemeesters kwamen. En, ten slotte, we korten niet expliciet op de bijdrage aan de politie. Daardoor komen de reeds gemaakte afspraken en eerder gestelde doelen niet in gevaar. Die uitbreiding van de politiesterkte zal er straks dus nog steeds zijn.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat is natuurlijk op papier. De Minister zegt dat de doelen niet in gevaar komen. Dat klinkt allemaal heel mooi. Dat moge zo zijn, maar die vrijgestelde hulpofficier van justitie, iets wat de korpschef bijvoorbeeld wilde, die komt wel in gevaar. Die wordt namelijk naar achteren geschoven. Dat wordt 2025. Ik noemde dit nou juist apart, omdat we ook de modernisering van het Wetboek van Strafvordering gaan krijgen. Dat zal hopelijk om en nabij 2025 ook wel een keertje gereed zijn. Positief blijven! Ik heb mij in een bijpraatsessie laten informeren en heb gehoord dat die hulpofficier van justitie wel een cruciaal figuur wordt. Als we die nou naar achteren gaan schuiven, dan hebben we die cruciale figuur in ieder geval niet. Die heeft dan in ieder geval geen praktijkervaring kunnen opdoen. En dan zitten we zeker in 2025 met de gebakken peren. Ik heb dit voorbeeld expliciet genoemd en ik blijf het kwalijk vinden. Het is geen begroting met hekjes, maar de politie heeft zelf eerst onder eigen verantwoordelijkheid haar eigen problemen opgelost, en nu wordt zij alsnog financieel ter verantwoording geroepen voor de problemen in de hele keten. Ik heb daar gewoon problemen mee, niet alleen vanwege het principiële punt maar ook omdat er nog heel veel op de politie afkomt. We hebben in het verleden al gezien dat dat niet goed uitpakt. Ik vind dit dus een kwalijke zaak.

Minister Grapperhaus:

Ik kan in belangrijke mate gaan herhalen wat ik hier eerder over gezegd heb. Dit is natuurlijk ook in overleg met de korpsleiding gegaan. We hebben natuurlijk met elkaar bekeken hoe we deze dingen zo goed mogelijk met elkaar kunnen oplossen. Ik wil wel nog even benadrukken dat dit niet gebeurt omdat we bijvoorbeeld op het ministerie zeggen dat we hier en daar nog wat extra geld willen gaan uitgeven. Nee, dit gebeurt omdat we over bepaalde financiële problemen bij andere diensten in de keten hebben gezegd dat we die moeten oplossen. En die moeten we ook oplossen, omdat we, hoe je het ook wendt of keert, de hele samenhang van de keten goed en gezond moeten houden.

Mevrouw Helder (PVV):

De Minister zegt dat het in overleg met de korpsleiding is gegaan. Zo hoort het ook. Maar ik kan er zelf ook wat vinden. En ik ben het daar gewoon niet mee eens. Natuurlijk, zo goed mogelijk. Dat snap ik allemaal. Maar ik vind het niet zo goed mogelijk uitpakken voor de politie. Ik val ook in herhaling, maar ik blijf het toch zeggen.

Ik wil toch even verwijzen naar een van de bijlagen bij het rapport van de commissie-Kuiken over de politie als rechtspersoon. Ik ken het niet helemaal uit mijn hoofd, en het desbetreffende stukje ook niet, maar er staat in dat het eigenlijk heel vreemd is. De politie krijgt wel een bepaald bedrag. In de regel ben je dan ook voor je eigen begroting verantwoordelijk. Dat heeft een voordeel, namelijk dat andere onderdelen er niet aan kunnen zitten. En het heeft een nadeel: dat je je eigen problemen moet oplossen. Nou geldt het eerste voor de politie niet, en het tweede wel. Dat vind ik dus niet kloppen.

Minister Grapperhaus:

Ik heb mevrouw Helder niet gehoord toen ik vorig jaar met bloed, zweet en tranen die 58 miljoen euro bij het kabinet heb losgekregen. Dat zeg ik dan ook maar eens een keer. Ik constateerde gewoon heel snel dat we wel plannen konden hebben voor structurele investeringen, maar dat er ook nog een periode moest worden overbrugd. Daar ben ik voor teruggegaan. Ik heb gezegd: mensen, er moet extra geld bij. Als mijn collega Hoekstra toen had gezegd «vriendelijke vriend, de politie heeft een eigen bedrag gekregen, dus die gaat dat maar oplossen», dan had ik hier toen een heel lastig debat met u gehad. En terecht. Dus we moeten in het leven de dingen inderdaad wel goed onder ogen zien. Het is het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Er zit echt een samenhang tussen al die onderdelen. Ik heb maandag bijvoorbeeld aan de burgemeesters uitgelegd dat we dit jaar echt een paar belangrijke issues in de migratieketen hebben opgelost en dat dat ook van belang is voor het lokale gezag, en uiteindelijk ook voor de politie. Die dingen hangen met elkaar samen.

Ik zou het heel goed kunnen begrijpen als mevrouw Helder zegt: «U hebt rechtstreeks geld afgestaan aan het basisonderwijs. Hoe kan dat nu, want dat ressorteert niet onder u?» Ik denk overigens dat collega Slob zich daar misschien best in zou kunnen vinden. Maar, weet u, we hebben voor dit Ministerie van Justitie en Veiligheid een begroting waarvan de politie echt een groot deel uitmaakt. Dat betekent ook dat als we problemen bij andere onderdelen in de keten oplossen, de politie daar per definitie bijna 50% aan zal bijdragen, omdat ze nou eenmaal dat grote percentage van mijn begroting uitmaakt. Het gaat mij natuurlijk aan het hart dat dit soort dingen moet gebeuren, maar ik heb hier, denk ik, voldoende verantwoord dat dat wel z'n redenen heeft waar de politie zelf, zij het indirect, in ieder geval ook niet slechter van wordt.

De voorzitter:

Mevrouw Helder, afrondend.

Mevrouw Helder (PVV):

Ja, afrondend. Natuurlijk heb ik in het verleden mijn waardering uitgesproken voor die exercitie met die 58 miljoen. Een verwijzing naar andere ministeries is dan niet zo sterk. Als je kijkt naar wat daar wordt uitgegeven en naar wat wij uitgeven aan de politie, dan denk ik dat ik het gelijk aan mijn kant heb. Dat is dan onderhand nog geen procent. Maar goed, we blijven hierover spreken. Geld is geen momentopname; het is ook een toekomstvisie.

De voorzitter:

Daar hoeft de Minister niet op te reageren, maar het mag natuurlijk wel.

Minister Grapperhaus:

De toekomstvisie van dit kabinet is structureel investeren in de politie en in politiemensen.

De voorzitter:

Fijn, dan heeft de heer Van Dam nog een interruptie.

De heer Van Dam (CDA):

Natuurlijk is het pijnlijk dat er een correctie moet komen op dat budget, maar ik begrijp ook dat de Minister moet kiezen uit meerdere kwaden. Wat dat betreft, snap ik het wel. Ik wil alleen iets meer inzicht hebben in de vraag waar dat nu gaat neerdalen binnen de politie. Ik begrijp dat hij zegt dat het niet ten koste gaat van de nieuwe mensen die we gaan aannemen. Maar ja, als ik thuis 18 miljoen minder krijg, dan heeft dat wellicht iets meer effect op de financiële huishouding van de familie Van Dam. Dat moet ik u op voorhand wel toegeven. Maar 18 miljoen is toch een heel bedrag. Ik zou het wel fijn vinden als de Minister toch iets meer licht laat schijnen op waar het dan om gaat. Misschien kan de Minister dat vanmiddag al doen. Dan hebben we ook nog een sessie. Ik vraag dit niet omdat ik daar dan meteen van alles van wil vinden, maar de politieorganisatie piept en kraakt. Ik ben toch wel heel benieuwd waar men dan 18 miljoen kan missen. Ik denk dat dat ook de zorg is van veel collega's hier. Misschien dat de Minister daar nog een zaklampje op kan laten schijnen.

Minister Grapperhaus:

Ik kijk even naar de andere leden. Ik vind het prima om dat vanmiddag in het WGO nog eens uitvoeriger aan de orde te stellen; in de brief wordt er ook al het een en ander over gezegd. Zal ik dat doen, voorzitter?

De voorzitter:

Dat lijkt me goed, want ik denk dat dit onderwerp, als ik dat als onafhankelijk voorzitter inschat, breder is dan alleen maar de politie. Of zie ik dat verkeerd?

De heer Van Dam (CDA):

Nou, ja, die prijsbijstelling gaat er natuurlijk bij allerlei organisaties vanaf. Ik zou het specifiek voor de politie willen weten, gelet op de problematiek. Als de Minister dat vanmiddag nader kan toelichten, vind ik het prima.

De voorzitter:

Laten we dat dan afspreken.

Minister Grapperhaus:

Mevrouw Helder vroeg naar de gelden voor de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Ik verwacht medio 2020 van alle ketenpartners het totale inzicht te hebben in de gelden waar het om gaat. Mevrouw Helder noemde overigens een bedrag en zei vervolgens dat daar nog de kosten bijkomen van het opleiden van de nieuwe mensen met betrekking tot het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Maar die kosten zaten natuurlijk in het bedrag dat zij noemde en dat ook maar een eerste bedrag was.

Voorzitter. Dan heb ik nog twee dingen, nee drie, van de heer Van Dam. Ik zal in het halfjaarbericht van december nader ingaan op de uitwerking van de motie over het meldpunt misstanden. Ik heb aan de Kamer voldoende duidelijk aangegeven dat ik begrijp dat dit meldpunt een soort extern georganiseerd iets moet zijn, maar daar kom ik bij u op terug.

Ik kan heel erg kort zijn over het meelopen van politiemensen in het veteranendefilé: daar ga ik me sterk voor maken. Ik moet bekennen dat ik daar niet van op de hoogte was, dus alleen al daarom heb ik een stevige inspanningsverplichting op dat punt.

Voorzitter. Ten slotte de fittest. Daar had mevrouw Laan-Geselschap een vraag over. Het is niet mijn beeld dat het een struikelblok is. Er vielen in 2018 slechts enkele aspiranten om die reden uit. Er bestaat altijd de mogelijkheid voor aspiranten om te herkansen. Ik heb dat vorige week laten weten in de beantwoording en ik heb er toen zelf nog even goed op gelet. In eerste instantie is die herkansing op vrij korte termijn, maar als je het op een gegeven moment steeds niet redt, dan houdt het natuurlijk wel een keer op. Verder zou ik, wat de fittest betreft, degenen uit uw commissie die daarvoor belangstelling hebben, willen uitnodigen om samen met mij de fittest te ondergaan, want ik ga hem dan ook doen. Ik zie al een paar mensen in de zaal zo'n beetje hun handen voor hun ogen slaan, maar die uitnodiging staat. Ik zeg u in ieder geval toe dat ik hem binnen nu en zes maanden zal doen.

De voorzitter:

We gaan later wel inventariseren wie dat wil. Ik doe in ieder geval niet mee. Dat kan ik u al wel zeggen. Ik ben al fit; ik hoef niet getest te worden.

Mevrouw Den Boer heeft nog een interruptie.

Mevrouw Den Boer (D66):

Sommigen van ons kunnen bijvoorbeeld heel erg lang op de dansvloer staan. Dat is ook een indicatie van fitness, zeg ik maar persoonlijk tegen de voorzitter.

De voorzitter:

Ik nodig u allemaal uit volgende week donderdag.

Mevrouw Den Boer (D66):

Maar ik wilde toch nog heel even terug naar mijn vraag aan de Minister over de docentenpool. Ik heb niet echt gemerkt dat hij daar heel expliciet op terug is gekomen. Hij heeft wel bezwerende formules uitgesproken: de kwaliteit mag niet onder druk komen te staan vanwege de instroomproblemen, de capaciteitsissues en dergelijke. Maar hoe gaan we er nou voor zorgen en hoe gaat de Politieacademie ervoor zorgen dat die docenten beschikken over voldoende inhoudelijke kennis? Waar komen deze docenten vandaan? Heeft de Minister daar een duidelijk beeld bij?

Minister Grapperhaus:

Ik dacht dat ik daarop in was gegaan, maar voor alle duidelijkheid: die docenten worden ongeveer een halfjaar van tevoren aangenomen. De doelstelling is dat ze vervolgens, dus een halfjaar voordat ze worden ingezet, in een periode van zes maanden worden ingewerkt om volwaardig politieonderwijs te kunnen geven. Verder worden ze inderdaad zodanig opgeleid dat ze ook qua aanleervermogen dat vak kunnen uitoefenen.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik had hier ook schriftelijke vragen over gesteld. Toen werd er gezegd – ook de inspectie zegt dat in het verslag – dat de Politieacademie niet alle opleidingsplaatsen kon verzorgen waar de politie om vroeg, omdat «zij onvoldoende docentencapaciteit beschikbaar had om in de vraag van de politie te voorzien». Dan was er ook nog eens een keer een gebrek aan specialistische studiefaciliteiten. Daar hebben we het over gehad. Behalve dus het aantal docenten dat moet worden geworven en hun vakspecialistische kennis, speelt hier nadrukkelijk ook de vraag of hun didactische vaardigheden op peil blijven. Dat vind ik echt een heel groot issue. De studenten hebben gewoon recht op heel goed onderwijs.

Minister Grapperhaus:

Daar is de periode van zes maanden aanlooptijd mede voor bestemd.

De voorzitter:

Ik constateer dat we aan het eind gekomen zijn van de eerste termijn van de zijde van de Minister. Ik kijk even naar de leden of er nog behoefte is aan een tweede termijn. Die is er. Dan geef ik daarin als eerste het woord aan mevrouw Den Boer van D66.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter. Het politieonderwijs is geen rustig bezit; het is een kostbaar bezit en het is ook een kwetsbaar bezit. Toch willen we met z'n allen dat we er heel trots op kunnen zijn en vinden we het allemaal heel belangrijk. Het is een cruciale schakel, een functie in de toekomst van de politie, waar hoge eisen worden gesteld aan de professionalisering van politiemensen. Ik denk ook niet dat we het over dienders moeten hebben, maar over gekwalificeerde politiemensen, mannen en vrouwen, die belangrijk werk doen in onze samenleving. Ik vind dat de Politieacademie daarin een heel belangrijke functie vervult. De Politieacademie heeft haar plek verworven en is ingebed. We hebben het vandaag over heel veel dingen gehad, zoals onderwijs. Maar we hebben het bijvoorbeeld niet gehad over examinering. We hebben het niet gehad over onderzoek en kennis. En we hebben het niet gehad over hoe die inbedding verder verloopt. Ik wil toch een vinger aan de pols en daarom vraag ik bij voorbaat een VAO aan.

Dank u wel, voorzitter. Sorry, mag ik nog Ă©Ă©n ding zeggen in aanvulling daarop? Ik vind dat de studenten van de Politieacademie in het verhaal nog erg onzichtbaar zijn. Zij zijn wat mij betreft de belangrijkste graadmeter voor de kwaliteit die de Politieacademie kan bieden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen en zijn toezegging dat hij zich er hard voor gaat maken dat uitgezonden politieagenten ook deel kunnen nemen aan Veteranendag. Dat was een terechte vraag van collega Van Dam en dat stond vanochtend in het AD.

Dan toch even over de prijsbijstelling. Daar komt de Minister vanmiddag ook op terug, maar dat volg ik op afstand, want mijn collega doet het wetgevingsoverleg. Die prijsbijstelling komt neer op zeven keer 18,5 miljoen. Ik weet dat je niet zo mag opplussen, maar ik doe het toch even. In totaal komt het neer op bijna 130 miljoen. Dat de prijsbijstelling niet werd uitgekeerd heb ik in het verleden – ik doe dit inmiddels al negen jaar – meegemaakt bij het gevangeniswezen. Daar werd de loon- en prijsbijstelling ook niet uitgekeerd en bij Defensie gebeurde dat ook niet. Dat holt een organisatie uit. Het klinkt nu allemaal heel sexy – «de doelen blijven overeind» – maar dit gaat niet goed, dus ik blijf dat zeggen. We weten hoe het is gegaan met de reorganisatie van de nationale politie terwijl de winkel openbleef: dan krijgen we een rapport, blijkt dat het allemaal niet haalbaar is en komt er weer geld bij. Dat heet dan «extra geld» en zo houden we elkaar politiek een beetje bezig. Maar de organisatie heeft daar last van, dus ik blijf het zeggen.

Ik hoor de Minister zeggen: de kosten voor de hele keten in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering zijn mij bekend in 2020. Ik zou graag van de Minister willen horen wanneer er dan ruimte in de begroting voor wordt gereserveerd. Het valt natuurlijk niet binnen het uitgavenkader, maar het kan toch niet zo zijn dat in 2020 bekend is wat de kosten zijn en we dan gaan kijken hoe we dit gaan inkleden in de begroting? Want het begrotingsproces begint vaak al in juni van, meestal, het jaar ervoor, en dan zijn we te laat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Buitenweg heeft ons ook moeten verlaten, maar mevrouw Laan is er gelukkig nog. Zij is van de VVD. Ik geef haar nu het woord.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik sluit aan bij de opmerkingen van de heer Van Dam en vervolgens ook van mevrouw Helder over het aansluiten bij Veteranendag van de politieagenten die uitgezonden zijn geweest. Ik ben zaterdag ook bij Veteranendag. Dat wordt sowieso afzien, geloof ik, want het wordt 33°C. We hopen dat zo veel mogelijk heren en dames die ons respect verdienen aan ons voorbij zullen trekken. Hopelijk zullen we in de toekomst daar ook de politieagenten kunnen verwelkomen.

Ik ben blij met de toezegging van de Minister over de brief die hij in het najaar gaat sturen. We krijgen in het najaar weer een hoop brieven vanuit het ministerie, maar er zit in ieder geval een bij waarin wordt nagedacht over de agent van de toekomst en het onderwijs dat zich daarop zou moeten toespitsen. Daar zijn wij als VVD blij mee. Terwijl we over dit onderwerp aan het nadenken waren, ondervond ik dat je natuurlijk politieman of -vrouw wordt door goed onderwijs – dan zit het in je hersenen – maar dat het vooral in je wezen zit, zo blijkt uit de gesprekken met agenten die ik de afgelopen jaren gehad heb. Ik vind dat er binnen het politiekorps de tijd moet zijn om deze mensen te kunnen laten rijpen, zodat ze inderdaad agent, politieman of politievrouw, kunnen worden, ondanks alle drukte en de vraag, verwijzend naar de woorden van mevrouw Helder, hoe dat moet met financiĂ«n. Die zorgen delen wij ook, maar het moet gewoon kunnen dat mensen de tijd krijgen om een goede agent te worden. Dat heeft met veel meer te maken dan alleen maar de technische kennis die je opdoet aan de NPA, en andere scholen, hoewel daar wel de kern en de basis ligt. Maar voor de rest moet je het echt worden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Dam van het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Ik denk dat wij in een hele spannende tijd zitten rond de politie. Daar ben ik mijn inbreng ook mee begonnen. We hebben het hier vandaag vooral over het onderwijs, maar ik maak mij oprecht zorgen over de belasting van politieambtenaren, die op dit moment zien dat de zomer eraan komt, dat de evenementen weer oppoppen en dat alles moet. De voorzitter van de NPB zit hier in de zaal. Zij hebben ook al een keer naar buiten gebracht dat er operationeel – dat is waar het om draait op dit moment – echt een betrekkelijk klein aantal dienders is. Er zijn veel mensen met nachtdienstontheffing en veel mensen met RPU. Dat betekent dat de club mensen die het echt moet doen klein is. De nood om die club mensen uit te breiden is ook heel groot. Dat moeten we niet doen op een manier die ten koste gaat van de kwaliteit van het onderwijs. Dat is de spin waar we in zitten. Ik heb de Minister horen zeggen dat hij zich daar persoonlijk mee gaat bemoeien de komende tijd. Ik zou u ook nadrukkelijk willen vragen om ook in het land uw gezicht te laten zien. U hebt het voordeel dat men u direct herkent als men uw gezicht ziet. Ik denk, zonder dollen, dat dat ontzettend belangrijk is in deze periode. Ik wil u dus uitdrukkelijk vragen om uzelf te laten zien, ook in de zomer, ook op momenten dat het zwaar is voor die mensen. Ik denk dat dat voor de moraal ongelofelijk belangrijk is. Ik zal daar zelf waar mogelijk ook mijn bijdrage aan leveren. Dank voor de antwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de Minister voor zijn tweede termijn. Pardon, eerst nog mevrouw Laan.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Mag ik een punt van orde maken, voorzitter?

De voorzitter:

Natuurlijk.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ik zou het niet zo heel graag doen. Het is ook een leermoment voor mij; ik ben nog steeds aan het nadenken. Het debat vindt volgens mij plaats in deze zaal tussen ons en het kabinet. Ik merk dat er vooral in dit overleg heel vaak een derde partij bij betrokken wordt die toevallig in de zaal zit. Die vertegenwoordigt misschien wel een hoop mensen; dat zal dan wel. Maar die persoon wordt dan onderdeel van het gesprek. Ik voel me daar niet helemaal senang bij. Ik hoor dat bij antwoorden vanuit het kabinet en ik hoor het bij vragen van de collega's. Ondanks alle respect voor dat soort instituten zou ik het wel prettig vinden om het debat hier te voeren zoals het de bedoeling is. Ik weet dat u daar niet alles aan kunt doen, maar ik zeg het in ieder geval toch.

De voorzitter:

Ik begrijp wat u zegt. Ik zeg er wel bij: het is in mijn ervaring eigenlijk bijna onvermijdelijk dat je je ook wel bewust bent van wie er meekijkt. Wij spreken als politici natuurlijk in zekere zin ook tot anderen. U mag mij er vooral aan houden dat het echte gesprek alleen tussen de Kamer en de Minister plaatsvindt. Ik denk dat we hier misschien een keer verder over moeten spreken in onze procedurevergadering, als u dat wilt, als u bijvoorbeeld vindt dat ik iets anders moet doen dan ik nu doe. U heeft uw punt gemaakt. Dit is wat ik erover kan zeggen. Ik geef het woord aan de Minister.

Minister Grapperhaus:

Ik wil daar toch wel op ingaan, want ik geloof dat hier een misverstand ontstaat. Ik ben alleen met uw Kamer in gesprek. Ik kom een aantal onderwerpen tegen die heel duidelijk de korpsleiding betreffen – die is hier overigens wel vertegenwoordigd – en die ook de vakbonden betreffen. Die benoem ik ook zo. Ik kijk af en toe de zaal in omdat ik in een of andere mediatraining geleerd heb dat je dat moet doen. Ik heb ook geleerd wat ik met de microfoon moet doen. Mevrouw Laan heeft vaak dingen waarvan ik zeg: daar voel ik me terecht op aangesproken; ik moet er iets over zeggen. Maar ik zeg hierop heel duidelijk: het is niet zo dat ik hier via u in gesprek ben mĂ©t. Maar de heer Van Raak vraagt bijvoorbeeld: bent u van plan...

De voorzitter:

U moet wel even opletten, mevrouw Laan.

Minister Grapperhaus:

Ja, ik wacht even, want anders ga ik toch weer de andere kant op kijken. Maar even heel serieus: de heer Van Raak stelde die vraag over het vroegpensioen. Er zit een zekere politieke gedachte achter dat de heer Van Raak graag wil dat ik me daar vandaag over uitspreek. Ik weet dat er mensen in de zaal zitten die dat misschien ook wel willen, maar ik spreek tegenover uw Kamer uit dat ik dat gesprek aanga. Als ik allemaal toezeggingen doe – daar kom ik zo nog op – aan de heer Van Dam over echt in het land met mensen in gesprek gaan... Er zitten hier ook mensen die ik daar in het land dan ga tegenkomen. Die zitten hier overigens niet zozeer voor de vakbond. Maar dat is een beetje hoe het is. Ik moet er wel bij zeggen: ik denk dat de mensen in de zaal kunnen zien hoe scherp en betrokken de Kamerleden in de discussie zitten, maar ik vind het ook een goed teken dat er bij dit soort overleggen mensen in de zaal zitten die ook scherp volgen wat wij doen, en niet alleen op camera. Zo is het eigenlijk. Dan doet iedereen het goed en moet ik het nog maar laten zien.

De voorzitter:

Goed. Dank voor dit korte intermezzo. Ik stel voor dat we weer naar de inhoud gaan. Het is goed dat u erop wijst dat er inderdaad ook mensen zijn die niet hier in de zaal zitten. Ik zou bijna zeggen: laten we even naar ze zwaaien. Er zijn mensen die niet in de zaal zitten, maar wel meekijken; dat bedoelde ik te zeggen.

Minister Grapperhaus:

De krant had gisteren een foto van mij die van bovenaf genomen was. Ik weet nog steeds niet of dat door een drone is gedaan of door een fotojournalist die gewichtloos door het leven gaat. Ik weet het echt niet.

De voorzitter:

Wordt u ook van bovenaf herkend in het hele land?

Minister Grapperhaus:

Ik heb de heer Schoof van de AIVD om uitleg gevraagd, maar hij zei van niets te weten, althans dat mompelde hij vanachter zijn krant met gaten erin, met een valse neus en snor.

De voorzitter:

Goed. Het is duidelijk we te veel tijd hebben uitgetrokken voor dit algemeen overleg. Dan krijg je dit.

Minister Grapperhaus:

Dat moet ook een beetje, af en toe.

De voorzitter:

Maar nu gaan we weer terug naar de inhoud. Er zijn nog wat vragen. Wellicht kunt u daarop reageren.

Minister Grapperhaus:

Ja, voorzitter. Ik ben bij mevrouw Den Boer. Het zou me wat waard zijn, zeg ik via u tot mevrouw Den Boer, als we toch tot iets kunnen komen wat ons een VAO bespaart. Eerst even over die docenten waar we het net over hadden. Die komen uit de politieorganisatie. Ze worden ingewerkt en didactisch geschoold. Ze worden ook gevolgd in functioneringsgesprekken. Daarnaast zijn er tevredenheidsmetingen bij de studenten en de politiechefs waar die studenten-aspiranten geplaatst zijn. Ik was er daarnet misschien ietwat kort in, maar er wordt echt goed gekeken of die mensen ook echt als docent kwalificeren en het goed doen. Nou zat ik te kijken of er iets is wat ik kan toezeggen op het punt van de vinger aan de pols waardoor mevrouw Den Boer zegt: daar ben ik eigenlijk gelukkig mee. Dan moet ze mij interrumperen om die wens te uiten, want ik zou het zonde vinden als we alleen voor dit punt een VAO zouden moeten hebben.

De voorzitter:

Overigens is het niet uit te sluiten dat anderen dan alsnog een VAO aanvragen, zeg ik maar vast. Ik zou dus niet een hele discussie willen over de vraag of we nu wel of niet een VAO gaan houden. Dat kan altijd nog ingetrokken worden als blijkt dat er geen behoefte aan is. De poging waardeer ik overigens zeer.

Mevrouw Den Boer (D66):

Dank voor deze procedurele toelichting. Ik denk dat ik het verzoek om een VAO toch laat staan, alleen al omdat er vandaag natuurlijk een heel breed spectrum aan issues besproken is en we nadrukkelijk de vinger aan de pols moeten houden. Ik wil nog eens eventjes het overzicht hebben en ook samen met de collega's bespreken of wij hier met z'n allen tevreden over zijn.

De voorzitter:

Misschien mag ik voor de helderheid ook alvast vragen wanneer... Nee, dat komt straks wel. Gaat uw gang, Minister.

Minister Grapperhaus:

In ieder geval wil ik vast als overweging meegeven dat de korpsleiding speciaal een ketenregisseur – het heet echt zo – heeft aangesteld voor het basispolitieonderwijs. Eigenlijk is die vinger aan de pols er dus al. Dat zou u bij een VAO hierover volgende week ook van mij horen. Dan zou ik zeggen: dan is dat waarschijnlijk dus ondersteuning van beleid. De Kamervoorzitter heeft mij in weer een andere cursus geleerd dat «ondersteuning van beleid» niet meer bestaat en dat dat dus «ontraden» betekent. Dat zou ik ook zonde vinden. Maar die ketenregisseur is er.

Voorzitter. Dan de prijsbijstelling. We zullen daar dus nog met elkaar over spreken, maar die prijsbijstelling is niet structureel gemaakt. De andere 12 miljoen, die u ook in de stukken terugvindt, is overigens ook niet structureel; die is maar voor drie jaar en die heeft de politie uit eigen niet-uitgegeven gelden gehaald. Dat kunt u in de brief van maandag teruglezen. We hebben met elkaar gezegd: we gaan het op een zodanige manier doen dat we daar minimaal problemen mee hebben. Het is niet niks, maar goed, ik heb net al aangegeven dat we dit echt wel moeten zien in het perspectief dat we zinnig aan de slag blijven met het hele justitie- en veiligheidsdomein, en ook in het kader van de keten.

Voorzitter. Ten slotte wil ik de heer Van Dam nog toezeggen dat ik inderdaad ermee aan de gang ga om in het land, ook bij politieacademies, technisch mijn gezicht te blijven laten zien, en niet alleen van boven.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Mevrouw Den Boer wil nog iets zeggen.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik heb nog even nagedacht over het VAO. We hebben hierover ook eventjes van gedachten gewisseld. Er komt natuurlijk een halfjaarbericht. Dat van juni moet zelfs nog komen.

Minister Grapperhaus:

Dat komt op 3 juli.

Mevrouw Den Boer (D66):

Er komt zelfs ook nog een brief in juni over het internationale politieonderwijs. Dat is dus best veel.

Minister Grapperhaus:

Die komt ook op 3 juli.

Mevrouw Den Boer (D66):

Dat is natuurlijk al heel veel. Als het volgende halfjaarbericht in december komt, met daarin een integrale behandeling van niet alleen de onderwerpen die hier behandeld zijn, maar ook echt de kerntaken van de Politieacademie, waaronder examinering en kennis en onderzoek, dan houdt u ons veel meer integraal en ook stapsgewijs op de hoogte van alle vorderingen die er zijn. Dat garandeert dan die vinger aan de pols; dat hoop ik in ieder geval.

De voorzitter:

En daarmee...?

Mevrouw Den Boer (D66):

Daarmee trek ik het verzoek om het houden een VAO vooralsnog in.

Minister Grapperhaus:

Naast de ketenregisseur.

Mevrouw Den Boer (D66):

Naast de ketenregisseur.

De voorzitter:

Dat is heel fijn. Ik kijk wel even naar de andere leden. U bent het met elkaar eens, zie ik. Dan is aldus besloten.

Dan rest mij met u de toezeggingen door te nemen.

– De Minister gaat na of de commissie een technische briefing van de heer Van der Vlist kan krijgen over diens onderzoek en informeert de Kamer hierover.

– De Minister stuurt de Kamer in het najaar een brief over hoe de politieagent van de toekomst en het bijzondere politieonderwijs eruit moeten komen te zien.

– De Minister nodigt de commissie binnen zes maanden uit om samen met hem de fittest te doen.

– De Minister gaat zich inzetten om politiemensen die uitgezonden zijn geweest, in het veteranendefilĂ© te laten meelopen en informeert de Kamer hierover.

Ik weet niet op welke termijn de laatstgenoemde informatie zal komen, maar ik mag aannemen dat die voor het volgende defilé komt.

Daarmee komt er een einde aan dit algemeen overleg. Ik dank de Minister en zijn ambtenaren. Ik dank de leden en onze onvolprezen ondersteuning in alle soorten en maten. Ik dank u op de publieke tribune voor uw aanwezigheid en belangstelling, evenals de mensen thuis. Ik wens u nog een mooie dag.

Sluiting 12.18 uur.