Instelling van het adviescollege Stikstofproblematiek
Voortgang Natura 2000
Brief regering
Nummer: 2019D30899, datum: 2019-07-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32670-164).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 32670 -164 Voortgang Natura 2000.
Onderdeel van zaak 2019Z15040:
- Indiener: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-09-05 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-11 11:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-10-17 17:30: Debat over de stikstofproblematiek (Plenair debat (debat)), TK
- 2019-10-30 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
32 670 Voortgang Natura 2000
Nr. 164 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2019
Met deze brief informeer ik u over de instelling van het adviescollege Stikstofproblematiek. In het debat met uw Kamer op 20 juni 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 96) over de gevolgen van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) over PAS is de regering met de motie van het lid Geurts c.s. (Kamerstuk 32 670, nr. 160) verzocht om de instelling van een adviescommissie te overwegen. Hierover is in de afgelopen weken ook intensief overleg gevoerd met de medeoverheden. Dit heeft geleid tot brede steun voor de instelling van een dergelijke commissie
De in het licht van de uitspraak van de Afdeling ontstane situatie is inhoudelijk en bestuurlijk complex. Voor de advisering over de oplossing daarvan is het wenselijk een beroep te kunnen doen op onafhankelijke, externe deskundigheid vanuit verschillende achtergronden: juridisch, ecologisch, economisch en bestuurlijk. Geen van de bestaande adviescolleges is in deze breedte geëquipeerd voor de vervulling van deze specifieke adviesopdracht. Tegen die achtergrond is gekozen voor de instelling van een nieuw, eenmalig adviescollege met een afgebakende opdracht in de zin van de Kaderwet adviescolleges, te weten het adviescollege Stikstofproblematiek, onder voorzitterschap van de heer J.W. Remkes. Daarnaast zijn de dames prof. mr. A. Freriks, W.H. Maij MBA, ir. A.G. Nijhof MBA, E. Post MMC en prof. dr. L. Vet en de heren prof. dr. ir. R. Rabbinge, prof. dr. E. Dijkgraaf, dr. M. Scholten en drs. G.J. Gerbrandy bereid gevonden om deel te nemen aan dit college.
Dit adviescollege wordt gevraagd advies uit te brengen over oplossingen voor de kortere termijn en voor de langere termijn voor de problematiek die is ontstaan in het licht van de uitspraken van de Afdeling van 29 mei 2019 over het programma aanpak stikstof 2015–2021 en over twee daarmee samenhangende vrijstellingsregelingen voor activiteiten met een zeer lage stikstofuitstoot en voor het weiden van vee en het gebruik van meststoffen. De opdracht van het adviescollege valt in twee deelopdrachten uiteen, die zijn gekoppeld aan de oplossingen voor de kortere termijn en de oplossingen voor de langere termijn.
Voor de kortere termijn gaat het om advisering over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder op korte termijn toestemming kan worden verleend voor ontwikkelingen die stikstofdepositie veroorzaken op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden en legalisering kan plaatsvinden van ontwikkelingen die zijn gerealiseerd op basis van de vrijstellingen die waren verbonden aan het PAS. Ook is het van belang om een afwegingskader voor deze toestemmingverlening en legalisering en de daarbij aan te brengen prioritering te ontwikkelen. Dat moet objectieve uitgangspunten bieden op basis waarvan een afweging tussen de belangen van de verschillende economische sectoren en andere mogelijke belangen (veiligheid, bereikbaarheid, huisvesting, verduurzaming et cetera) kan worden gemaakt in het licht van de schaarse ruimte die er is voor stikstofdepositie veroorzakende ontwikkelingen.
Voor de langere termijn gaat het om een advies over een nieuwe aanpak van de stikstofproblematiek in relatie tot de verplichting op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn om op termijn een gunstige staat van instandhouding te realiseren voor de habitats van soorten en de natuurlijke typen habitats waarvoor de Natura 2000-gebieden zijn aangewezen. Deze doelstelling staat onder druk, aangezien door overbelasting met stikstof veel habitats er slecht aan toe zijn. Bij de formulering van een advies voor een nieuwe aanpak dienen ook te worden betrokken diverse transitieopgaven waarvoor Nederland in de komende jaren staat, zoals het klimaatakkoord en de ontwikkeling naar een circulaire landbouw. De advisering over een nieuwe aanpak kan gaan van een aanpak die voortbouwt op elementen van het programma aanpak stikstof die wel houdbaar zijn of houdbaar kunnen worden gemaakt tot geheel andere alternatieven voor die aanpak. Onderscheid is denkbaar al naar gelang het schaalniveau (lokaal, regionaal, landelijk) en de specifieke sectoren. Het adviescollege wordt gevraagd bij wijze van quick scan te verkennen of mogelijkerwijs ook een meer integrale aanpak van schadelijke emissies perspectief kan bieden of juist tot vertraging van de aanpak van de stikstofproblematiek zou leiden. Van belang is voorts dat in een nieuwe aanpak ruimte bestaat voor innovatieve ontwikkelingen, ook als deze zich in de praktijk nog niet geheel hebben bewezen.
In het licht van de zwaarte van de opdracht en de veelzijdigheid van de problematiek en de aan de orde zijnde belangen, bestaat het adviescollege uit negen leden naast de voorzitter. Gelet op het grote maatschappelijke belang bij snelle duidelijkheid, wordt het adviescollege gevraagd haar advies voor de kortere termijn bij voorkeur reeds te geven binnen twee maanden na benoeming van de voorzitter en de leden. Voor het advies voor de langere termijn heeft het adviescollege negen maanden extra beschikbaar.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten