[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Visie “Toezicht op afstand; de relatie tussen de minister van Financiën en de zelfstandige bestuursorganen DNB en de AFM

Toezicht op afstand - de relatie tussen de minister van Financiën en de financiële toezichthouders, De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM)

Brief regering

Nummer: 2019D31096, datum: 2019-07-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32648-15).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32648 -15 Toezicht op afstand - de relatie tussen de minister van Financiën en de financiële toezichthouders, De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

Onderdeel van zaak 2019Z15113:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

32 648 Toezicht op afstand – de relatie tussen de Minister van Financiën en de financiële toezichthouders, De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM)

Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juli 2019

Hierbij ontvangt u de visie «Toezicht op afstand – de relatie tussen de Minister van Financiën en de zelfstandige bestuursorganen De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM)».

Deze visie beschrijft welke uitgangspunten de Minister van Financiën hanteert in de vormgeving en uitvoering van het toezicht op DNB en de AFM als zelfstandige bestuursorganen (zbo’s). Leidraad hierbij zijn de zes principes voor goed toezicht uit de rijksbrede kaderstellende visie op toezicht, te weten: selectief, slagvaardig, samenwerkend, onafhankelijk, transparant en professioneel.1

Uitgangspunt van de visie is toezicht op afstand. DNB en de AFM zijn als zbo’s immers onafhankelijk in de uitvoering van hun taken. De Minister van Financiën heeft systeemverantwoordelijkheid; zijn aandacht gaat primair uit naar het functioneren van het toezichtsysteem als geheel, dat wil zeggen de instelling en inrichting van het toezicht als zodanig en het functioneren van DNB en de AFM. Om aan die verantwoordelijkheid invulling te geven, oefent de Minister toezicht uit op de zbo’s.

In het toezichtarrangement, opgenomen in bijlage 12 bij de visie, wordt de relatie tussen de Minister van Financiën en de zbo’s nader uitgewerkt. Daarnaast vindt op een aantal specifieke punten nadere uitwerking plaats in het controleprotocol (bijlage 2)3, dat ertoe dient om de externe accountant van de zbo’s nadere aanwijzingen te geven bij de accountantscontrole van de verantwoording c.q. jaarrekening. Ook zijn punten uitgewerkt in een protocol tussen de Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat gaat over de samenwerking in het kader van hun verantwoordelijkheden bij de begroting en verantwoording van de zbo’s (bijlage 3)4.

De visie en de hierbij behorende bijlagen vervangen de bestaande versies van deze documenten.5 Hoewel de uitgangspunten waarop het toezicht is gestoeld ongewijzigd zijn, is actualisering vereist om recht te doen aan ontwikkelingen die zich in afgelopen jaren hebben voorgedaan.

Europese dimensie van het financieel toezicht

Het toezichtlandschap is gewijzigd door de ontwikkelingen op Europees niveau, waaronder de oprichting van de Bankenunie. Met de komst van het gemeenschappelijke toezichtmechanisme SSM is de ECB exclusief bevoegd om prudentieel toezicht uit te oefenen op alle banken in de Bankenunie. Significante banken vallen direct onder het toezicht van de ECB. De toezichttaak van de ECB ten aanzien van minder significante banken wordt decentraal uitgeoefend door de nationale toezichthouders.6 Ter zake van het SSM-toezicht voorziet de SSM-verordening in een Europees verantwoordingsmechanisme. De afstand tussen de Minister van Financiën en de uitoefening van het toezicht is groter geworden, wat ook past bij de opzet van de Bankenunie. Dit neemt niet weg dat verantwoordelijkheden van de Minister zijn blijven bestaan. Zo is de Minister verantwoordelijk voor het functioneren van het Nederlandse financiële stelsel en voor het functioneren van het toezichtsysteem als geheel. Daarnaast is de Minister verantwoordelijk voor de wijze waarop hij de aan hem toekomende bevoegdheden ten aanzien van DNB uitoefent. De inzet van deze bevoegdheden wordt begrensd door de rolverdeling tussen de lidstaten en de EU.

Andere ontwikkelingen

Periodieke actualisering van de stukken is daarnaast nodig, omdat wetgeving de basis vormt voor de relatie tussen de Minister van Financiën en DNB en de AFM, en zich daarin wijzigingen kunnen voordoen. Zo is DNB in 2015 aangewezen als de nationale resolutieautoriteit, en is de financiële bekostigingswetgeving recent integraal vervangen. Een andere ontwikkeling die in de geactualiseerde stukken is meegenomen, is de gewijzigde governance ten aanzien van DNB en de AFM: binnen het ministerie zijn sinds enige jaren de rol van eigenaar van de zbo’s en die van opdrachtgever functioneel gescheiden.

In de bestuurlijke reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2017 «Toezicht op banken in Nederland»7 is aangegeven dat het actualiseren van de documenten zou worden aangegrepen om te verduidelijken hoe de bevoegdheden van de Minister ten aanzien van DNB en de AFM in de praktijk worden ingezet en in het bijzonder om de kenbaarheid van de reguliere contactmomenten tussen het ministerie en de zbo’s te vergroten. Dit is in de stukken opgenomen.

Over vijf jaar wordt opnieuw beoordeeld in hoeverre de documenten aanpassing behoeven en wordt uw Kamer over de uitkomsten hiervan geïnformeerd.

De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra


  1. Kamerstuk 27 831, nr. 15.↩︎

  2. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  3. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  4. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  5. De vorige visie is in 2011 tot stand gebracht, met als bijlagen het toezichtarrangement en het controleprotocol (Kamerstuk 32 648, nr. 1). Het toezichtarrangement en het controleprotocol zijn in 2012 en opnieuw in 2014 geactualiseerd (Kamerstuk 32 648, nrs. 4 en 5). Sinds 2012 maakt het protocol inzake de Wbft onderdeel van de stukken uit.↩︎

  6. Zoals bevestigd door het Hof van Justitie van de EU in het L-Bank arrest: HvJEU 8 mei 2019, Landeskreditbank Baden-Württemberg – Förderbank tegen Europese Centrale Bank, C 450/17 P.↩︎

  7. Kamerstuk 32 013, nr. 147.↩︎