Antwoord op vragen van het lid Kuiken over de dood van een Nederlands echtpaar in de Caribische zee
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2019D31102, datum: 2019-07-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-3485).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2019Z10948:
- Gericht aan: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Indiener: A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3485
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de dood van een Nederlands echtpaar in de Caribische zee (ingezonden 3 juni 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 17 juli 2019).
Vraag 1
Kent u de berichten «Werden Nederlandse zeezeilers door de Colombiaanse kustwacht geramd?» en «Dood zeezeilers in de doofpot»?1 2
Antwoord 1
Ja, ik ken de berichten.
Vraag 2
Op welke wijze en hoe frequent worden de nabestaanden van de omgekomen Nederlandse slachtoffers op de hoogte gehouden van de stand van het strafrechtelijk onderzoek?
Antwoord 2
Het onderzoeksteam houdt de nabestaanden regelmatig en doorlopend op de hoogte van de stand van zaken van het strafrechtelijke onderzoek.
Vraag 3
Wat doen de Nederlandse justitiële autoriteiten en mogelijk diplomatieke vertegenwoordigers om het onderzoek in deze zaak te bevorderen?
Antwoord 3
Het onderzoeksteam heeft regelmatig overleg met de liaison officier van de Nederlandse politie in Bogota over de voortgang van de rechtshulpverzoeken.
De Nederlandse liaison heeft vooraf, tijdens en na het indienen van de rechtshulpverzoeken, regelmatig en doorlopend contact onderhouden met de centrale justitiële autoriteit en de behandelende Colombiaanse officieren van justitie ten behoeve van het opstellen en de uitvoering van het rechtshulpverzoek. Dit contact bestond uit toezien op de voortgang van de uitvoering, planning van de uitvoering en hulp bij het zoeken naar de op te roepen getuigen ten behoeve van het verhoor.
Vraag 4
Is er afdoende capaciteit in Nederland beschikbaar ten behoeve van het onderzoek in deze zaak? Zo ja, waar bestaat die capaciteit uit? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om dit te verbeteren?
Antwoord 4
Ja, de omvang van het onderzoeksteam is voldoende en in overeenstemming met de vraag naar en de behoefte aan capaciteit. Mocht in de verdere loop van het onderzoek blijken dat uitbreiding noodzakelijk is, dan is de daartoe benodigde capaciteit voorhanden.
Vraag 5
Klopt het dat de medewerking door de Colombiaanse autoriteiten ten aanzien van het reageren op rechtshulpverzoeken vanuit Nederland traag verloopt, zoals in de berichten wordt gesteld? Zo ja, wat kunt u doen om dit proces daar waar mogelijk te versnellen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De uitvoeringstermijnen in deze zaak zijn niet uitzonderlijk lang. De uitvoeringstermijn van rechtshulpverzoeken verschilt per zaak. In deze zaak zijn tot nu toe twee rechtshulpverzoeken naar de Colombiaanse autoriteiten verzonden. Op het eerste rechtshulpverzoek van 4 november 2016 hebben we op 27 februari 2017 de uitvoeringsstukken uit Colombia ontvangen. Het tweede verzoek is op 23 mei 2018 naar Colombia verzonden en begin april 2019 uitgevoerd.
Vraag 6
Welke rol kan de liaison officer van de Nederlandse politie in Colombia spelen om de samenwerking met de Colombiaanse autoriteiten in deze zaak daar waar nodig te verbeteren?
Antwoord 6
De samenwerking tussen de Nederlandse en Colombiaanse justitiële autoriteiten is van goed niveau en kenmerkt zich door de wederzijde wil en bereidheid tot medewerking aan- en uitvoering van rechtshulpverzoeken. De uitvoering is van goed niveau. Ik verwijs voor het overige naar het antwoord op vraag 3.