[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitvoering motie van het lid Smeulders c.s. over het indicatieve buisleidingentracé Laarbeek-Echt-Susteren uit de Structuurvisie Buisleidingen schrappen (Kamerstuk 34682-10)

Structuurvisie buisleidingen

Brief regering

Nummer: 2019D31145, datum: 2019-07-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33473-9).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 33473 -9 Structuurvisie buisleidingen.

Onderdeel van zaak 2019Z15145:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

33 473 Structuurvisie buisleidingen

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juli 2019

Bij deze informeer ik u mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) op welke wijze ik uitvoering zal geven aan de aangenomen motie met Kamerstuk 34 682, nr. 10 van de leden Smeulders, Van Eijs en Ronnes. Deze motie verzoekt de regering om het indicatieve tracé Laarbeek-Echt/Susteren uit de Structuurvisie Buisleidingen te schrappen.

In de Structuurvisie Buisleidingen 2012–2035 (bijlage bij Kamerstuk 33 473, nr. 1) zijn leidingstroken aangewezen voor buisleidingen van nationaal en internationaal belang voor het transport van gevaarlijke stoffen. In de Structuurvisie zijn voor negen leidingstroken «indicatieve tracés» aangegeven. Op basis van nader overleg en onderzoek kunnen deze tracés toegevoegd worden aan de Structuurvisie.

In mijn brief van 4 april jl. (Kamerstuk 33 473, nr. 7) heb ik mede namens de Minister van EZK aangegeven dat de procedure tot het definitief maken van de indicatieve tracés wordt beëindigd. De redenen daarvoor heb ik in die brief toegelicht. Tegelijkertijd heb ik in deze brief aangegeven, dat de verduurzaming van de industrie die met het klimaatakkoord is ingezet, een grote opgave voor de nationale energie-infrastructuur met zich mee brengt. Verwachting is dat als gevolg van de energietransitie de energie-intensieve industriële clusters zoals in Rotterdam, Chemelot en in het Ruhrgebied steeds meer zijn aangewezen op nieuwe grondstoffen en/of energiedragers, waarvoor ook nieuwe (buis-) infrastructuur nodig zal zijn. In het Klimaatakkoord is aan de tafel Industrie besloten tot het instellen van een Taskforce Infrastructuur die zo snel mogelijk na de zomer van start gaat en voor het eind van het jaar haar bevindingen over de belangrijkste infrastructurele behoeftes voor de industriële clusters in kaart brengt. Deze bevindingen zijn een belangrijke bouwsteen voor het Nationale Programma Energiehoofdinfrastructuur.

In de motie wordt geconstateerd dat er veel onrust is ontstaan rondom het indicatieve tracé Laarbeek- Echt/Susteren. Daarbij wordt overwogen dat de procedure voor het definitief maken weliswaar wordt beëindigd, maar dat dit indicatieve tracé nog steeds deel uitmaakt van de Structuurvisie. Uw Kamer is van oordeel dat de status van dit tracé tot te veel onzekerheid voor omwonenden en andere overheden leidt. Uw Kamer vindt die onzekerheid en

de lange duur daarvan ongewenst en heeft mij verzocht dit indicatieve tracé uit de Structuurvisie te schrappen.

Om in de zuiverste zin te voldoen aan uw motie is een formele herzieningsprocedure met de daarbij behorende inspraak van de Structuurvisie noodzakelijk. Een dergelijke procedure brengt echter ook een verlengde onzekerheid met zich mee omdat de uitkomst niet op voorhand vast kan staan. Bovendien zou zo’n procedure parallel aan de voorbereiding van het Nationaal Programma Energiehoofdstructuur verlopen. Dat is mijns inziens ongewenst, ook met het oog op duidelijkheid voor de betrokkenen. Ik wil daarom in materiële zin zo dicht mogelijk bij uw motie aansluiten door geen uitvoering te geven aan de status die het indicatieve tracé Laarbeek-Echt/Susteren heeft in de Structuurvisie Buisleidingen 2012–2035.

Dat houdt in de praktijk in dat er geen verschil is tussen de gronden ter plaatse van dit indicatieve tracé en elk ander stuk grond in Nederland. Hiermee bied ik ter plaatse van dit indicatieve tracé de ruimte aan andere overheden en partijen om ruimtelijke afwegingen te maken zonder rekening te hoeven houden met deze Structuurvisie. Ter plaatse van dit indicatieve tracé kunnen partijen geen buizen aanleggen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Ik zal dit ook markeren op Ruimtelijke Plannen.nl

Dit houdt in de praktijk tevens in dat er nog steeds een ruimtelijke opgave ligt voor buisleidingen vanaf de mainport Rotterdam richting Ruhrgebied in het oosten en richting het chemiecluster Chemelot in het zuiden. Rotterdam is bijvoorbeeld een mogelijke aanland- en doorvoerplek voor CO2 (vanuit Chemelot naar offshore CC(U)S), voor grootschalige productie en import van waterstof als energie-drager en brandstof voor hoge temperatuur kraakprocessen en productielocatie van bio en gerecycelde grondstoffen voor onder andere de chemische industrie op Chemelot. Deze ruimtelijke opgave wordt samen met andere overheden en vertegenwoordigers van de industrie vormgegeven in het Nationale Programma Energiehoofdstructuur mede op basis van de resultaten van de Taskforce. In 2021 is besluitvorming over dit Nationale Programma voorzien. Door geen uitvoering te geven aan het tracé Laarbeek-Echt/Susteren, is de opgave om de benodigde tracés in te passen niet verdwenen. Ook alternatieve tracés zullen onherroepelijk vraagstukken rond inpassing en draagvlak met zich meebrengen.

Samenvattend bevestig ik dat ik de motie in materiële zin uitvoer. Dit neemt niet weg dat het Rijk, zoals bovengeschetst in het kader van het Nationaal Programma Energiehoofdstructuur, opnieuw in Nederland tracés voor buisleidingen zal moeten inpassen. Dit gebeurt op zorgvuldige wijze met alle betrokken partijen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren