[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Memorie van toelichting

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2020

Memorie van toelichting

Nummer: 2019D32465, datum: 2019-09-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35300-IX-2).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35300 IX-2 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2020.

Onderdeel van zaak 2019Z15665:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

35 300 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2020

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL 3
B. BEGROTINGSTOELICHTING 4
1. LEESWIJZER 4
2. BELEIDSAGENDA 9
2.1 Beleidsprioriteiten 9
2.2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties 22
2.3 Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven 28
2.4 Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen 29
2.5 Overzicht risicoregelingen 31
3. BELEIDSARTIKELEN (FINANCIËN) 49
Artikel 1 Belastingen 49
Artikel 2 Financiële markten 69
Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector 77
Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen 85
Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen 91
Artikel 6 Btw-compensatiefonds 96
Artikel 9 Douane 100
4. NIET-BELEIDSARTIKELEN 109
Artikel 8 Apparaat kerndepartement 109
Artikel 10 Nog onverdeeld 111
5. BELEIDSARTIKELEN (NATIONALE SCHULD) 112
Artikel 11 Financiering staatsschuld 112
Artikel 12 Kasbeheer 118
6. BIJLAGEN 122
Bijlage 1: Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak 122
Bijlage 2: Verdiepingsbijlage 127
Bijlage 3: Moties en toezeggingen 141
Bijlage 4: Subsidieoverzicht 194
Bijlage 5: Evaluatie- en overig onderzoek 195
Bijlage 6: Lijst van afkortingen 200

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Het werkterrein van het Ministerie van Financiën

Voor u ligt de begroting 2020 van het Ministerie van Financiën, begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld) van de Rijksbegroting. In de begroting staan de belangrijkste beleidsdoelen voor 2020 en de financiële gevolgen hiervan. Simpel gezegd: wat wil de Minister van Financiën bereiken in 2020, hoe wil de Minister dit doen en met welke middelen?

De Minister van Financiën is onder meer verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van:

a. het algemeen financieel-economische en internationale financiële beleid;

b. het begrotingsbeleid en een doelmatig beheer van de rijksfinanciën;

c. het financieringsbeleid;

d. het fiscale beleid;

e. het staatsschuldbeleid;

f. het beleid omtrent financiële markten;

g. het heffen, controleren en innen van de belastingen.

Het algemeen financieel-economische beleid en het begrotingsbeleid worden primair toegelicht in de Miljoenennota. Daarin worden ook de belastingontvangsten toegelicht. Het fiscale beleid komt op hoofdlijnen aan bod in deze begroting; in het Belastingplan wordt gedetailleerd ingegaan op de veranderingen in het fiscale beleid. De financiën van de decentrale overheden, waarvoor de Minister van Financiën medeverantwoordelijk is, komen aan de orde in de Miljoenennota en in de begrotingen van het Gemeente- en Provinciefonds.

Waar relevant wordt in de begroting verwezen naar Kamerstukken of andere beschikbare begrotingsinformatie. De Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) en de Comptabiliteitswet (CW) vormen het regelgevend kader voor de begroting.

Vanwege tussentijdse afrondingen op duizenden, miljoenen of miljarden euro’s kan de som der delen afwijken van het totaal in de tabellen.

Opbouw van de begroting

De begroting IX is opgebouwd uit negen beleidsartikelen en twee niet-beleidsartikelen. De beleidsartikelen weerspiegelen het gehele werkterrein van het Ministerie van Financiën inclusief het beheer van de staatsschuld en het kasbeleid van het Rijk.

De beleidsartikelen voor Financiën (IXB) zijn:

• artikel 1 Belastingen;

• artikel 2 Financiële markten;

• artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector;

• artikel 4 Internationale financiële betrekkingen;

• artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen;

• artikel 6 Btw-compensatiefonds;

• artikel 9 Douane.

De niet-beleidsartikelen zijn:

• artikel 8 Apparaat kerndepartement;

• artikel 10 Nog onverdeeld.

De beleidsartikelen voor Nationale Schuld (IXA) zijn:

• artikel 11 Financiering staatsschuld;

• artikel 12 Kasbeheer.

De begrotingstoelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 geeft allereerst de beleidsprioriteiten weer. Dit zijn de belangrijkste beleidsdoelen van het Ministerie van Financiën. Ook bevat dit hoofdstuk een overzicht van de belangrijkste beleidsmatige mutaties, van de niet-juridisch verplichte uitgaven, van de beleidsdoorlichtingen en van de risicoregelingen.

In hoofdstuk 3 komen de beleidsartikelen Financiën aan bod, in hoofdstuk 4 de niet-beleidsartikelen en in hoofdstuk 5 de beleidsartikelen Nationale Schuld. Waar relevant en beschikbaar worden indicatoren of kengetallen opgenomen om te laten zien wat de doelstellingen zijn (zie ook de Groeiparagraaf onder). Elk beleidsartikel bevat onder andere een onderdeel Beleidswijzigingen waarin wordt aangegeven wat de belangrijkste wijzigingen in het beleid zijn en de gevolgen hiervan. Zowel de beleidsartikelen als de niet-beleidsartikelen bevatten een tabel Budgettaire gevolgen van beleid met een financiële toelichting van de belangrijkste posten.

Tot slot zijn zes bijlagen opgenomen. Bijlage 1 geeft een overzicht van Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s). Bijlage 2 is een verdiepingsbijlage met de belangrijkste budgettaire mutaties per artikel, bijlage 3 geeft het overzicht met moties en toezeggingen, bijlage 4 is het subsidieoverzicht, bijlage 5 het overzicht met evaluatie- en overig onderzoek en als laatste volgt de lijst van afkortingen (bijlage 6).

Financiering staatsschuld en kasbeheer (Nationale Schuld)

Sinds 2013 behandelt begroting IX tevens de schuld van de Nederlandse rijksoverheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de schuld die extern wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld banken, beleggers en pensioenfondsen, en de schulden of tegoeden die verschillende aan de schatkist gelieerde instellingen – via het geïntegreerd middelenbeheer – hebben bij het Ministerie van Financiën. De extern gefinancierde schuld wordt in artikel 11 Financiering staatsschuld behandeld. Het geïntegreerd middelenbeheer wordt behandeld in artikel 12 Kasbeheer. De artikelen worden middels een aparte begrotingsstaat vastgesteld.

De begroting van de Nationale Schuld heeft twee specifieke eigenschappen. De eerste eigenschap is dat de rente-uitgaven en renteontvangsten op transactiebasis worden verantwoord, in plaats van op kasbasis zoals bij alle andere onderdelen van de Rijksbegroting. Dit is vastgelegd in de CW 2016, artikel 2.19. Met de registratie van rente op transactiebasis voor de Nationale Schuld wordt aangesloten bij de Europese voorschriften van het Europees Stelsel van Rekeningen (ESR) 2010. De tweede eigenschap is dat voor beide artikelen wordt uitgegaan dat de aangegane financiële verplichtingen gelijk zijn aan de uitgaven (kas = verplichtingen). Beide artikelen kennen geen verplichting om afzonderlijke ramingen op te nemen van de verwachte kasuitgaven en de verwachte juridisch vastgelegde financiële verplichtingen. Dit is het gevolg van de inherente onvoorspelbaarheid van de leenbehoefte van de Staat (artikel 11) en de fluctuerende geldstromen in het geïntegreerd middelenbeheer (artikel 12).

Financiële instrumenten

Bij het indelen van de uitgaven naar financieel instrument wordt aansluiting gezocht bij de rol en verantwoordelijkheid van de Minister. Hierdoor wordt de wijze waarop de uitgaven het ministerie verlaten leidend voor de indeling naar financiële instrumenten. Het Ministerie van Financiën maakt daarom, naast de standaard financiële instrumenten zoals opdrachten en garanties, ook gebruik van drie eigen instrumenten: financiering (vermogensverschaffing/-onttrekking), rente, en rekening-courant en deposito’s.

Het instrument financiering (vermogensverschaffing/-onttrekking) wordt gebruikt op artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector bij onder meer kapitaalinjecties in staatsdeelnemingen en dividendontvangsten. De definitie van financiering is als volgt: «van een financiering wordt gesproken, indien een financiële bijdrage aan een wederpartij wordt verstrekt als kapitaalverschaffing voor een investeringsgoed of als algemene vermogensverschaffing voor die wederpartij (een instelling, bedrijf of onderneming). Als een financiële bijdrage wordt verstrekt in de exploitatiesfeer, wordt gesproken van bekostiging. Bij een financiering voert de organisatie die de financiering ontvangt, de kapitaalverstrekking als kapitaalontvangst op de balans op». Van een staatsdeelneming is sprake als de Staat aandelen bezit in een privaat bedrijf.

Het instrument rente komt onder meer terug op artikel 11 en 12 over de financiering van de staatsschuld en het kasbeheer. Op artikel 11 en 12 wordt daarnaast gebruik gemaakt van het instrument leningen. In tegenstelling tot de meeste leningen op de Rijksbegroting gaat het op artikel 11 om leningen die aan de Staat verstrekt worden voor de financiering van de staatsschuld. Op artikel 12 is ook het instrument rekening-courant en deposito’s opgenomen. Het gaat hier om de bankrekeningen waarop geldstromen van decentrale overheden, de sociale fondsen en andere aan de rijksoverheid gelieerde instellingen in- en uitvloeien.

Groeiparagraaf

Het Ministerie van Financiën werkt doorlopend aan stapsgewijze verbeteringen in de informatievoorziening aan de Kamer en de burger. Dit is een samenspel van eigen ambities en inzichten, en wensen vanuit de Kamer. Ten opzichte van de begroting Financiën en Nationale Schuld 2019 zijn meerdere verbeteringen doorgevoerd. Dit mede naar aanleiding van de focusonderwerpen verantwoording 2017 («Toetsbare beleidsplannen» en «Verplichtingen: pijler van het budgetrecht»), het daaropvolgende wetgevingsoverleg1 en de brief van de vaste commissie van Financiën in reactie op de begroting 20192. De volgende verbeteringen zijn zichtbaar in deze begroting.

Prestatie-indicatoren in de begroting

Het Ministerie van Financiën vindt meetbaarheid van beleid en prestaties van groot belang. Dit onderwerp kwam tevens terug tijdens het wetgevingsoverleg verantwoording 2017 (focusonderwerp «Toetsbare beleidsplannen») en in de vragenbrief van de vaste commissie van Financiën over de begroting 2019. Het onderwerp leeft dus zowel bij het ministerie als de Kamer.

In de groeiparagraaf van de begroting 2019 hebben we aangegeven in 2019 te onderzoeken voor welke artikelen het mogelijk en zinvol is om nieuwe, meer of minder prestatie-indicatoren op te nemen. Dit heeft in deze begroting 2020 geleid tot één aanvulling: in artikel 9 Douane is een additionele indicator opgenomen. Daarnaast zal in het jaarverslag 2019 in artikel 2 Financiële markten en in artikel 5 Exportkredietverzekeringen nieuwe kengetallen met realisatiecijfers worden opgenomen. Het evalueren van prestatie-indicatoren betreft een doorlopend, meerjarig en intensief traject, waarbij elk jaar verbeteringen worden doorgevoerd waar nodig en mogelijk.

Voor de Belastingdienst (artikel 1 Belastingen) worden in 2020 de prestatie-indicatoren voor de begroting vanaf begrotingsjaar 2021 vernieuwd. In het jaarplan 2019 Belastingdienst3 zijn de doelstellingen op dit gebied beschreven. De Belastingdienst is in 2019 gestart met het vertalen van de strategische doelstelling van de Belastingdienst (naleving) naar meetbare prestaties. Het streven is gericht op minder indicatoren met meer zeggingskracht. Gekoppeld aan de uitvoerings- en toezichtstrategie wordt de samenhang tussen doelen en indicatoren op verschillende niveaus vastgesteld. Het eindproduct is een gebalanceerde set aan indicatoren die zicht biedt op het bereiken van de strategische doelstelling van de Belastingdienst. Deze set wordt in 2019 opgeleverd en in 2020 getest zodat hierover vanaf de begroting 2021 kan worden gerapporteerd.

Inzicht in verplichtingen

Het budgetrecht van de Kamer begint bij de autorisatie voor het aangaan van verplichtingen. Daarom was tijdens de verantwoording over 2017 het thema «Verplichtingen: pijler van het budgetrecht» een focusonderwerp. Ook in deze begroting besteedt het Ministerie van Financiën aandacht aan verplichtingen. Net zoals in het jaarverslag 2018, geeft het departement vanaf deze begroting in de budgettaire tabellen per beleidsartikel naast het totaalbedrag aan garantieverplichtingen, ook het totaalbedrag aan betalingsverplichtingen weer (hoofdstuk 3, voor elk beleidsartikel onderdeel D). Daarnaast worden in de budgettaire tabellen meer individuele betalingsverplichtingen inzichtelijk gemaakt, zoals ook in het jaarverslag 2018 het geval is. Hiermee zijn de majeure betalingsverplichtingen beter te volgen. Tijdens het wetgevingsoverleg over de verantwoording 2017 en opnieuw in de vragenbrief van de vaste commissie van Financiën in reactie op de begroting 2019, bleek dat er inderdaad veel interesse is in de verplichtingen. Middels bovenstaande verbeteringen geven we de Kamer gedegen inzicht in de meerjarige garantie- en betalingsverplichtingen.

Voortgang artikel 9 Douane

De Tweede Kamer is op 21 juni 2018 door de Minister van Financiën geïnformeerd over het voornemen van een separaat begrotingsartikel Douane op begrotingshoofdstuk IX4. Met dit voornemen wordt invulling gegeven aan aanbeveling 4 uit het rapport van de Commissie Onderzoek Belastingdienst (COB)5 naar de besluitvormingsprocedure binnen de Belastingdienst. Met ingang van de begroting IX 2019 is een apart artikel 9 voor Douane opgenomen, waarbij gekozen is voor een ingroeimodel om te komen tot een toekomstbestendig begrotingsartikel. Budgettair gezien bevatte artikel 9 Douane in de begroting 2019 alleen de directe verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van de Douane, zoals de personele en materiële uitgaven en de apparaatsontvangsten. Dit zijn de budgetten die direct aan het dienstonderdeel Douane kunnen worden toegerekend. De afgelopen periode zijn stappen gezet bij het in kaart brengen van de indirecte uitgaven die betrekking hebben op de Douane, bijvoorbeeld voor huisvesting en ICT, die worden gedaan door andere dienstonderdelen binnen de Belastingdienst. Het vergt echter nog nader onderzoek en uitwerking voordat deze indirecte uitgaven kunnen worden toegerekend aan het aparte begrotingsartikel Douane. Het gaat hierbij zowel om het in kaart brengen van de producten en diensten die andere Belastingdienstonderdelen aan de Douane leveren, met de bijbehorende kosten, als hoe deze kosten achteraf verantwoord kunnen worden. Derhalve richt de begroting IX 2020 zich, eveneens als begroting IX 2019, alleen op de directe verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van de Douane. Een volgende stap is het opnemen van uitgaven van de andere dienstonderdelen die samenhangen met de Douane. In de begroting IX 2021 zal dit gebeuren voor de meeste dienstonderdelen binnen de Belastingdienst die kosten maken voor de Douane. Nog te bezien is of het ook al haalbaar is de IV-uitgaven hierbij mee te laten lopen.

2. BELEIDSAGENDA

2.1 Beleidsprioriteiten

Inleiding

Bij het Ministerie van Financiën gaan we over het geld. Niet als doel, maar in dienst van een financieel gezond Nederland. Wij bewaken de balans tussen inkomsten en uitgaven en zien toe op het goede functioneren van het financiële stelsel. Nederland staat er financieel goed voor: de economie groeit, de belastinginkomsten stijgen en de overheidsschuld daalt richting het niveau van vóór de crisis. Als ministerie dragen we daaraan elke dag een belangrijk steentje bij. Tegelijkertijd is waakzaamheid geboden. Nationale en internationale ontwikkelingen en onzekerheden zijn van invloed op de overheidsfinanciën en vragen om aandacht. Hiermee zorgen we ervoor dat we bekend blijven staan om degelijk en betrouwbaar financieel beleid.

Wij richten ons op het belang van de samenleving als geheel, op korte én lange termijn en zijn ons daarbij bewust van de impact van wat wij doen op alle burgers en bedrijven. Wij heffen en innen belastingen, doen dat eerlijk en zorgvuldig en zien erop toe dat de besteding van overheidsgeld en de vormgeving van ons fiscale stelsel zo goed mogelijk aansluiten bij de publieke belangen.

Om op evenwichtige besluitvorming, efficiënte uitvoering en effectiviteit te kunnen sturen, stellen we jaarlijks beleidsprioriteiten op. De beleidsprioriteiten van het ministerie voor 2020 zijn onderverdeeld in vier thema’s. Deze vier thema’s weerspiegelen het gehele werkterrein van het Ministerie van Financiën; zowel binnen de landgrenzen als in Europese en internationale context.

Het ministerie zet zich allereerst in voor een financieel gezond Nederland (thema 1). Naast gezonde en duurzame overheidsfinanciën op de lange termijn, werkt het ministerie aan het behoud van brede welvaart voor burgers. Met de operaties Inzicht in Kwaliteit en de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen vergroten we onze kennis over het effect van beleid en waarborgen we een doelmatige inzet van publieke middelen nu en in de toekomst. Verder blijft het ministerie zich inzetten voor een stabiele, integere en innovatieve financiële sector, en is er oog voor de financiële weerbaarheid van huishoudens. Dit om iedereen in Nederland een zo welvarend mogelijke toekomst te kunnen bieden.

De Belastingdienst staat voor een goede uitvoering en toezicht op fiscale wetgeving (thema 2). Om uitvoering en toezicht door de Belastingdienst op peil te houden en zijn inzet nog effectiever en doelmatiger in te richten, vraagt de ingezette veranderopgave van de Belastingdienst ook de komende jaren aandacht en capaciteit. In 2020 gaan we verder met het beheerst vernieuwen van de dienst. Naast het structureel verbeteren van de uitvoering en het toezicht, wordt er onder meer extra ingezet op het bestrijden van ondermijning en witwassen.

Stabiliteit in de EU en in de wereld zijn voor ons land vanwege onze intensieve internationale samenwerking, erg belangrijk. Het Ministerie van Financiën opereert in toenemende mate in een internationaal speelveld (thema 3). Dat geldt zowel voor instanties als het IMF, de Wereldbank, de G20 als de Europese Unie. De Brexit en de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de EU kunnen flinke invloed hebben op de overheidsfinanciën. Andere prioriteiten zijn onder andere het aanpakken van belastingontwijking en -ontduiking op Europees niveau en het verdiepen van de kapitaalmarkten- en bankenunie. Voor deze en andere thema’s geldt, dat er kansen en mogelijkheden liggen, maar ook risico’s te benoemen zijn.

Tot slot zet het ministerie in op het versterken, verduurzamen en vergroenen van de Nederlandse economie (thema 4). Zo is het ministerie van plan om in 2020 de groene obligatie ten minste een keer te heropenen. Ook is er aandacht voor het vergroenen van het fiscale stelsel.

Mede door middel van het stellen van deze beleidsprioriteiten, houden we als ministerie de Nederlandse overheidsfinanciën structureel op orde en schetsen we de financiële speelruimte voor het maken van politieke keuzes. Daarmee ondersteunt het Ministerie van Financiën een financieel gezond Nederland; nu en in de toekomst.

Thema 1. Nederland financieel gezond

Gezonde overheidsfinanciën en duurzame groei

Gezonde overheidsfinanciën zijn een noodzakelijke voorwaarde voor de welvaart in Nederland. Het kabinet voert daarom een trendmatig begrotingsbeleid. Dergelijk begrotingsbeleid draagt bij aan een goede beheersing van de overheidsfinanciën, een versterking van de economische groei en doelmatige allocatie van middelen. Voor een goede beheersing van de overheidsfinanciën wordt gewerkt met uitgavenplafonds die aan het begin van de kabinetsperiode zijn afgesproken. Voor de inkomstenkant van de begroting en bij de werkloosheidsuitgaven, geldt het principe van automatische stabilisatie: conjuncturele meevallers komen ten gunste van het saldo, conjuncturele tegenvallers belasten het saldo. Dit voorkomt dat meevallers leiden tot intensiveringen en tegenvallers tot bezuinigingen, en vermijdt daarmee procyclisch beleid. Om doelmatige toewijzing van middelen te bevorderen, wordt over de begroting op één moment een integrale afweging gemaakt: het «hoofdbesluitvormingsmoment» in het voorjaar.

Het kabinet houdt zich voor 2020 aan de uitgavenplafonds. Voor 2020 wordt het EMU-saldo geraamd op 0,2% van het bbp en de EMU-schuld komt uit op 47,7% van het bbp. Nederland voldoet hiermee aan de Europese begrotingsnormen. Het positieve saldo en de schuldreductie dragen bovendien bij aan een buffer voor als het economisch slechter gaat. Zo kan het trendmatig begrotingsbeleid blijven functioneren in economisch mindere tijden waardoor niet direct hoeft te worden bezuinigd.

Om de overheidsfinanciën ook op de lange termijn gezond te houden, is het belangrijk te streven naar duurzame groei, waarbij de overheidsmiddelen op zo doelmatig mogelijke wijze worden besteed. Het kabinet is daarom in 2018 gestart met de Operatie Inzicht in Kwaliteit, waarmee het kabinet de maatschappelijke toegevoegde waarde van overheidsbeleid en bijbehorende publieke middelen wil vergroten. In 2020 zal dit werk worden voortgezet. Ook laat het kabinet het komende jaar verschillende beleids- en uitvoeringsopties in beeld brengen, de zogeheten Brede Maatschappelijke Heroverwegingen. Aanleiding is een breed aangenomen motie Sneller c.s. De opties zijn nadrukkelijk divers: ze omvatten zowel investeringen en intensiveringen, hervormingen en besparingen, als ook het stoppen van beleid. Ook bieden ze verschillende beleids- en uitvoeringsvarianten. De onderzoeksrapporten worden begin 2020 gepubliceerd. De uitkomsten helpen om doelmatige en doeltreffende keuzes te maken en voorbereid te zijn op een volgende neergaande conjunctuur. Op deze manier zorgt het kabinet ook structureel voor gezonde overheidsfinanciën. Hiernaast onderzoekt het kabinet de mogelijkheden om het verdienvermogen van Nederland op de lange termijn te versterken en hoe een investeringsfonds kan worden opgericht. Het kabinet zal de Kamer hier begin 2020 over informeren6.

Versterken van (toekomstige) brede welvaart

Voor het welzijn van mensen is – naast financiële welvaart – ook de welvaart in brede zin van belang. Hierbij valt te denken aan gezondheid, scholing, milieu en leefomgeving en vertrouwen in de maatschappij. De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht voor het meten van brede welvaart; in Nederland vooral als navolging van de tijdelijke Commissie Breed welvaartsbegrip uit 2016. Maar het meten van welvaart blijft lastig. Al kan brede welvaart niet helemaal zonder bbp-groei – economische krimp zal namelijk zorgen voor minder werkgelegenheid en dat is weer negatief voor het welzijn van mensen – kwaliteit van leven is immers zoveel meer dan alleen bbp en koopkracht. Om de toekomstige welvaart te borgen en versterken, onderneemt het kabinet actie. Dat zit in de maatregelen en investeringen die het kabinet nu neemt of al heeft genomen. Voorbeelden hiervan zijn investeringen in publieke sectoren, het Klimaat- en Pensioenakkoord en diverse belastingmaatregelen.

Zo wil het kabinet de lasten voor burgers verlichten, vooral door de lasten op arbeid te verlagen. Het grootste deel van het inkomstenbelastingpakket uit het regeerakkoord is al omgezet in wetgeving en vanaf 2019 profiteren werkenden hiervan. In 2020 profiteren burgers met name van een hogere algemene heffingskorting en de invoering van een extra opbouwtraject in de arbeidskorting. In de augustusbesluitvorming 2019 heeft het kabinet besloten tot enkele aanvullende maatregelen die de lasten van burgers verlagen. Het kabinet stelt voor om de invoering van het tweeschijvenstelsel te versnellen. Het tarief in de huidige tweede en derde schijf daalt in 2020 van 38,1% naar 37,35%, terwijl het tarief in de huidige eerste schijf stijgt van 36,65% naar 37,35%. Het toptarief daalt van 51,75% in 2019 naar 49,5% in 2020. Daarnaast wordt de arbeidskorting met € 106 extra verhoogd voor werkenden met een inkomen tussen grofweg € 10.000 en € 98.000. Het nieuwe maximum van de arbeidskorting komt daarmee in 2020 op ruim € 3.800 uit. De algemene heffingskorting wordt in 2020 verhoogd met € 194 en met € 60 in 2021. Daarnaast verlaagt het kabinet de zelfstandigenaftrek met € 250 per jaar in de periode tot en met 2028 om zo het verschil tussen werkenden en zelfstandigen te verkleinen. Door de verhoging van de arbeidskorting gaan de meeste zelfstandigen er in 2020 niet op achteruit.

Een stabiele, integere en innovatieve financiële sector

De financiële sector speelt een belangrijke rol in het borgen en bevorderen van een financieel gezond Nederland. Sinds de financiële crisis zijn er veel nationale, Europese en internationale maatregelen genomen om de financiële sector weerbaarder te maken. Ondanks dat de financiële sector er inmiddels beter voor staat, is het maatschappelijk vertrouwen in de sector nog altijd laag, ten aanzien van de bankensector in het bijzonder. De ophef in 2018 en 2019 over beloningen en de nalatigheid bij het voorkomen van witwassen, hebben niet bijgedragen aan het herstel van vertrouwen in de sector. Het is primair aan de sector zelf om dit vertrouwen te herstellen; die moet zelf laten zien dat het de maatschappelijke rol en verantwoordelijkheden serieus neemt.

Het Ministerie van Financiën heeft eind 2018 de Agenda voor de financiële sector (hierna: de Agenda) gepubliceerd7. In de Agenda staan drie elementen centraal: stabiliteit, integriteit en innovatie. In 2020 geeft het ministerie uitvoering aan de aangekondigde maatregelen uit de Agenda. Om de stabiliteit van het financiële systeem verder te verbeteren moeten financiële instellingen en huishoudens weerbaarder worden. Zo zet het ministerie zich in voor hogere buffers voor financiële instellingen en het voorkomen van hoge hypotheekschulden onder huishoudens. Daarnaast blijft het ministerie zich, samen met de partners van Wijzer in geldzaken, inzetten voor het vergroten van de financiële weerbaarheid van huishoudens. Hierbij is in 2020 en verder meer aandacht voor kwetsbare groepen. Ten aanzien van integriteit wordt ingezet op het tegengaan van witwassen, onderliggende basisdelicten en terrorismefinanciering. Zo wordt uitvoering gegeven aan het Plan van aanpak witwassen, onder andere door belemmeringen voor banken weg te nemen zodat zij beter kunnen samenwerken bij het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering. Ook gaat het zogeheten UBO-register, een openbaar register voor uiteindelijk belanghebbenden (Ultimate Beneficial Owners, UBO’s) van juridische entiteiten van start. Verder werkt het ministerie aan maatregelen om het gedrag en de cultuur van de sector meer op de maatschappij gericht te krijgen, door bijvoorbeeld de beloningsregels aan te scherpen. Zo is er aandacht voor de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijke barrières waar fintech tegenaan loopt, maar ook voor de rol van financiële instellingen bij de verduurzaming van de economie.

Nieuw financieringskader staatsschuld

De randvoorwaarden van de uitvoering van de schuldfinanciering zijn vastgelegd in een beleidskader dat steeds voor een aantal jaren wordt vastgelegd. Dit beleidskader bestaat uit het financieringsbeleid en het renterisicokader. Het huidige beleidskader is opgesteld voor de periode 2016–20198. In 2019 wordt een beleidsevaluatie uitgevoerd. Op basis van de bevindingen en aanbevelingen uit de beleidsevaluatie, zal in het najaar van 2019 het beleidskader voor de komende jaren worden vastgesteld. Het geheel zal eind 2019, voor aanvang van het begrotingsjaar 2020, aan de Tweede Kamer worden verstuurd.

Thema 2. Belastingdienst: goede uitvoering en toezicht

De Belastingdienst streeft er in zijn uitvoerings- en toezichtstrategie naar, het gedrag van burgers en bedrijven zodanig te beïnvloeden dat zij uit zichzelf (fiscale) regels naleven. Daarbij wil de Belastingdienst in plaats van meer reactief, juist zoveel mogelijk preventief en in de actualiteit optreden. De concrete uitwerking van de uitvoerings- en toezichtstrategie voor 2020 wordt opgenomen in het Jaarplan 2020 Belastingdienst. Dat wordt in november naar de Tweede Kamer gestuurd. De Belastingdienst staat voor de opgave de huidige continuïteit te borgen en tegelijk beheerst te vernieuwen. Door beheerst te vernieuwen, wil de Belastingdienst zijn uitvoering en toezicht structureel verbeteren.

Investeringen in interactie (dienstverlening)

Een van de ambities van de Belastingdienst is het doorontwikkelen van de zogeheten interactiestrategie, waardoor het voor burgers en bedrijven steeds gemakkelijker en eenvoudiger wordt om zaken te doen met de Belastingdienst. Voor 2020 uit zich dit onder meer in de volgende activiteiten en resultaten:

• Het creëren van de mogelijkheid voor ondernemers om gemakkelijk en veilig in te loggen via DigiD-machtigen en eHerkenning.

• Het ontwikkelen van een app voor de ontvangers van kinderopvangtoeslag, waarin zij over het doen van wijzigingen genotificeerd worden en gemakkelijk en snel wijzigingen kunnen doorgeven.

• Het realiseren van nog betere bereikbaarheid en kwaliteit van de Belastingtelefoon.

• De Belastingdienst werkt ook in 2020 onverminderd door aan het verder verbeteren van brieven, formulieren en andere berichten.

Investeringen in bestrijden van ondermijning en witwassen en extra toezicht

Het kabinet heeft besloten om middelen toe te voegen aan de begroting van Financiën voor het aanpakken van witwassen en ondermijningsactiviteiten en de intensivering van de toezichtscapaciteit. Voor het ministerie is dit onderwerp een duidelijke prioriteit, getuige ook het plan van aanpak witwassen dat op 30 juni 2019 naar de Tweede Kamer is gestuurd9. Voor het bestrijden van ondermijning wordt geïnvesteerd in aanvullende controlecapaciteit binnen de EOS-teams voor het uitvoeren van complexe financieel-fiscale onderzoeken. Daarnaast zullen extra controles door Douane gaan plaatsvinden op binnenkomende en uitgaande verdovende middelen. Voor de aanpak van witwassen wordt extra geïnvesteerd in publiek-private samenwerking en het in onderzoek nemen van witwassignalen. De middelen voor het intensiveren van het toezicht zullen worden gebruikt voor het verstevigen van het toezicht op arbeidsrelaties in 2020 en voor het toezicht op zeer vermogende particulieren in latere jaren, het uitvoeren van meer boekenonderzoeken in het midden- en kleinbedrijf (MKB) en het verrichten van meer controles van aangiften inkomensheffing van particulieren en aangiften vennootschapsbelasting van het MKB.

Daarnaast zijn er andere thema’s die inspanningen van de Belastingdienst vragen. Een van de belangrijkste thema’s is de Brexit, welke grote gevolgen kan hebben voor de Belastingdienst en met name voor de Douane. De voorbereidingen worden waar nodig bijgesteld op basis van de uitkomsten van de onderhandelingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk (zie thema 3 Nederland in Europa en de wereld).

Beheerst vernieuwen (personeel, ICT, sturing en cultuur)

In de brief van 26 april 2018 aan de Tweede Kamer is uiteen gezet op welke wijze de verbeteringen worden aangepakt10. Deze vernieuwingsoperatie is nodig én randvoorwaardelijk om de uitvoerings- en toezichtstrategie optimaal te kunnen uitvoeren en essentieel om de Belastingdienst structureel te verbeteren. De aanpak berust op drie pijlers: een kwantitatief en kwalitatief voldoende personeelsbestand, de ICT op orde en adequate sturing en beheersing. Aan de Tweede Kamer is bij brief van 2 juli 2019 voorgesteld om de cultuur tot vierde pijler van de aanpak Beheerst vernieuwen te maken11. Met Beheerst vernieuwen worden de grootste uitdagingen van de Belastingdienst aangepakt. Deze aanpak moet er uiteindelijk ook aan bijdragen dat de door de Algemene Rekenkamer in haar jaarlijkse Verantwoordingsonderzoek geconstateerde onvolkomenheden worden weggenomen.

Personeel

De uitdaging waar de Belastingdienst voor staat, is een beheerste modernisering te bewerkstelligen en tegelijkertijd te borgen dat de medewerkers toegerust zijn voor de moderne manieren van toezicht op en interactie met burgers en bedrijven; de verhouding hoger versus lager opgeleid personeel verschuift naar meer hoger gekwalificeerde medewerkers. Voor de kortere termijn moeten de gevolgen van de uitstroom voor de continuïteit van de bedrijfsprocessen worden opgevangen. Net als in 2018 en 2019, moet er in 2020 en in de jaren erna, een grote wervingsinspanning worden geleverd om de benodigde fiscalisten, registeraccountants, data-analisten en ICT’ers te laten instromen. Het werving- en selectieproces wordt zo ingericht, dat de jaarlijks benodigde kwalitatieve en kwantitatieve instroom van medewerkers mogelijk is.

ICT

De Belastingdienst staat voor de opgave om zijn primaire werkprocessen te moderniseren, nieuwe wetgeving uit de Kamer te verwerken en tegelijkertijd de continuïteit te borgen. Zoals beschreven in de brief «Beheerst vernieuwen» van 26 april 2018 wordt in beheerste stappen gewerkt aan deze verbetering, door het aanpakken van verouderde ICT-voorzieningen in de primaire processen van belastingen. Daarnaast wordt gewerkt aan het robuuster en wendbaarder maken van de huidige systemen door middel van het programma Modernisering IV-landschap. Technisch verouderde applicaties worden zoveel mogelijk gesaneerd. De Belastingdienst hanteert een methode om zijn applicaties periodiek te beoordelen op zowel technische kwaliteit als bedrijfswaarde.

In 2019 heeft de Belastingdienst beter inzicht gecreëerd in de opgave voor onderhoud, vernieuwing en implementatie nieuwe wetgeving. De Tweede Kamer heeft hierover op 28 mei 2019 de Kamerbrief «Uitkomsten ICT-portfolioproces Belastingdienst» ontvangen12. Voor drie probleemketens (omzetbelasting, loonheffing, gegevens) wordt in 2019 een samenhangend plan gemaakt. Het vaststellen van het portfolio voor 2020 en volgende jaren is een dynamisch proces waarbij steeds een afweging moet worden gemaakt tussen de verschillende belangen van onderhoud, vernieuwing en wetgeving. In de tweede helft van 2019 wordt door een extern bureau aanvullend onderzoek gedaan naar het portfolioproces. De uitkomsten hiervan worden meegenomen in de verdere ontwikkeling en verbetering van dit proces in 2020. Daarnaast wordt in 2019 de IV-organisatie doorgelicht op de mogelijkheden tot vergroting van het ICT-aanbod door efficiencyverbetering. In 2020 gaat de Belastingdienst met de aanbevelingen uit deze doorlichting aan de slag.

Sturing en beheersing

Om adequaat te kunnen sturen op eerder genoemde maatregelen en acties rond uitvoering en toezicht, is gedegen managementinformatie een belangrijke basis. De kritieke prestatie-indicatoren (kpi’s) worden vernieuwd voor de begroting van 2021. Binnen het programma «Managementinformatie en Risicomanagement» wordt op Belastingdienstbreed-niveau tot aan (werk)procesniveau voorzien in inrichting van de benodigde managementinformatie en implementatie van risicomanagement. Daarmee zullen beide vaste onderdelen worden binnen de manier van werken van zowel management als medewerkers. Het programma loopt tot eind 2022.

Cultuur

In het voorjaar 2019 is het programma «Leiderschap en Cultuur» gestart. Dit programma wordt de komende jaren stap voor stap doorlopen. Het programma stuurt op gewenste gedragsveranderingen die in diverse stukken en onderzoeken terugkomen, waaronder het rapport van de Commissie Onderzoek Belastingdienst. De gedragsveranderingen zijn inhoudelijk omschreven in de visie op leiderschap en cultuur; de bijbehorende concrete acties zijn omschreven in het plan van aanpak. In de visie worden de sterke punten van de Belastingdienst beschreven (gedreven professionals, die zich sterk betrokken voelen bij hun werk, deskundig en loyaal), maar ook de punten die verbetering behoeven (resultaatsturing, samenwerken, fouten eerder signaleren en het creëren van een open en veilige cultuur). Laatstgenoemde elementen kregen door de ontwikkelingen rond het stopzetten van de kinderopvangtoeslag extra nadruk.

In de zomer van 2019 zijn twee toezeggingen aan de Tweede Kamer gedaan, namelijk het benoemen van Cultuur als vierde pijler van de aanpak «beheerst vernieuwen» en een Belastingdienstbreed onderzoek naar de cultuur van de Belastingdienst door een extern bureau. Dit onderzoek, samen met het eerdere rapport van de Auditdienst Rijk «Ongeschreven regels» en het komende advies van de adviescommissie Uitvoering toeslagen, levert aanvullende informatie op over kenmerken en mogelijke knelpunten in de cultuur bij de Belastingdienst en de samenwerking met het kerndepartement. Die informatie zal leiden tot aanscherping of aanvulling van het programma «Leiderschap en Cultuur», in samenwerking met het kerndepartement.

Fiscaal beleid en uitvoering

Het kabinet zal inzetten op een betere uitvoerbaarheid van het belastingstelsel en een beter uitvoerings- en toezichtsbeleid door de Belastingdienst. Goede uitvoerbaarheid is het kompas bij iedere aanpassing van de belastingwetgeving. Voor de Belastingdienst betekent dit het maken van grondige uitvoeringstoetsen die inzicht geven in de uitvoerbaarheid en de gevolgen voor de uitvoering en de uitvoeringskosten. Op Prinsjesdag worden als onderdeel van het pakket Belastingplan enkele maatregelen opgenomen die op korte termijn te realiseren zijn en – hoewel beperkt – bijdragen aan vereenvoudiging. Bijvoorbeeld het afschaffen van de fiscale aftrek scholingsuitgaven, het uitbreiden van vrijstellingen voor overheidsondernemingen van de vennootschapsbelasting en het verduidelijken van de bevoegdheden van de inspecteur in het geval van spontane aangiften.

Thema 3. Nederland in Europa en de wereld

Meerjarig Financieel Kader EU

Lidstaten van de EU bepalen elke zeven jaar hoeveel geld er beschikbaar komt en waarvoor de EU het gebruikt. Dit wordt vastgelegd in het Meerjarig Financieel Kader (MFK). Op dit moment wordt onderhandeld over het volgende MFK, dat in 2021 van kracht moet worden. De Europese Commissie streeft naar een akkoord voor het einde van 2019. Voor Nederland geldt het uitgangspunt dat de kwaliteit van een akkoord bóven de snelheid van de onderhandelingen gaat. De onderhandelingen vergen nauwe samenwerking met het beleidsverantwoordelijke Ministerie van Buitenlandse Zaken, de andere betrokken ministeries, de Permanente Vertegenwoordiging in Brussel en gelijkgestemde lidstaten.

Nederland zet zich bij de onderhandelingen in voor een modern en financieel houdbaar MFK, dat nieuwe prioriteiten zoals innovatie en onderzoek, veiligheid, migratie en klimaat weerspiegelt. Vanwege het aangekondigde vertrek van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de EU en om ruimte te creëren voor nieuwe prioriteiten, zijn bezuinigingen op bestaand beleid noodzakelijk. Doelstelling van het kabinet is om een stijging van de afdrachten als gevolg van de Brexit te voorkomen en een nettobetalingspositie voor Nederland te realiseren die in lijn is met de nettopositie van lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau. Het kabinet streeft naar substantiële bezuinigingen binnen traditionele beleidsterreinen zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het cohesiebeleid, waarmee een aanvullende Nederlandse bijdrage als gevolg van de Brexit vermeden kan worden en waarmee ruimte kan worden geboden voor de financiering van nieuwe beleidsprioriteiten. Ook zal Nederland inzetten op versterkte voorwaarden op het gebied van rechtsstatelijkheid, structurele hervormingen en migratie.

Brexit

De Brexit brengt mogelijk flinke risico’s voor de Nederlandse overheidsfinanciën met zich mee. De Europese regeringsleiders en het Verenigd Koninkrijk (VK) hebben besloten tot een verlenging van de terugtrekkingstermijn van het VK uit de EU tot en met 31 oktober (de zogeheten Artikel 50 termijn). Een ordelijk vertrek van het VK uit de EU is en blijft prioriteit voor het kabinet en de EU. Een no deal scenario is echter een reële optie. Het kabinet bereidt zich zo goed als mogelijk voor op dit scenario. Indien het VK de EU met een terugtrekkingsakkoord verlaat, gaat de overgangsperiode in die in principe tot en met 31 december 2020 duurt. Tijdens die overgangsperiode moet het overeengekomen raamwerk voor de toekomstige relatie verder worden uitgewerkt. De Nederlandse inzet is erop gericht om tot een zo breed en diep mogelijke toekomstige relatie met het VK te komen, binnen de voorwaarden van de EU.

De komende tijd zal het ministerie blijven toezien op het nakomen van de financiële verplichtingen over 2019 door het VK aan de EU zoals opgenomen in het terugtrekkingsakkoord en op de nog te maken afspraken hierover voor 2020. Ook zal het ministerie voor de financiële onderwerpen nauw blijven samenwerken met de betrokken stakeholders bij de vormgeving van de zogenoemde contingency planning: de planning die Nederland voorbereidt op de mogelijkheid dat het VK zonder akkoord de EU verlaat.

Door de Brexit ontstaat er een nieuwe buitengrens voor Nederland en de EU. Direct gevolg is dat er voor het goederenverkeer van en naar het VK, douaneformaliteiten nodig zijn en dat de Douane hierop toezicht uitoefent. Dit heeft impact op de gehele Douaneorganisatie. De Brexit betekent een structurele groei van onder andere het aangiftevolume, inclusief het noodzakelijke toezicht hierop. De Brexit betekent ook meer nieuwe klanten en toezicht en controles op nieuwe locaties zoals de ferryterminals. De Douane bereidt zich zoals beschreven in het Kabinetsbesluit ook voor op een eventuele no deal Brexit. Het personeelsbestand wordt daarom uitgebreid met 928 fte. Dat vraagt veel van de staande organisatie. De Brexit heeft een grote impact op het werk, het personeel en de systemen van de Douane. De Douane is inmiddels zo goed mogelijk voorbereid. Ook andere overheidspartijen, havenautoriteiten, luchthavens en het bedrijfsleven bereiden zich voor. De samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven bepaalt uiteindelijk het succes in het voorkomen van verstoringen. Om bij onvoorziene verstoringen de overgang van voor naar na de Brexit zo soepel mogelijk te maken, is een crisisorganisatie binnen de Douane beschikbaar voor een integrale aanpak.

Verdiepen kapitaalmarktenunie en bankenunie

Zoals aangegeven in de Agenda financiële sector, zet het kabinet zich in voor de verdere verdieping van de kapitaalmarktenunie en de voltooiing van de bankenunie. Beide dragen bij aan de vergroten van de stabiliteit van de financiële sector, zowel nationaal als internationaal.

De voltooiing van de Europese kapitaalmarktunie is van groot belang voor Nederland. Goed functionerende grensoverschrijdende kapitaalmarkten dragen bij aan het vermogen om schokken op te vangen binnen de muntunie. Een Europese kapitaalmarktunie beoogt de financieringsmogelijkheden in de EU te vergroten. Om deze redenen heeft de Minister van Financiën, samen met zijn Duitse en Franse ambtsgenoten, initiatief genomen om experts uit de financiële sector te vragen om aanbevelingen te doen voor de toekomst van de kapitaalmarktunie. De werkgroep brengt eind september 2019 een rapport uit. Het rapport van de werkgroep heeft mede tot doel om de discussie te voeden om in 2020 tot nieuwe commissievoorstellen te komen, waarvoor de Minister van Financiën zich zal inzetten.

Zoals ook is genoemd in de Agenda financiële sector, zet de Minister van Financiën zich in 2020 verder in om de bankenunie te voltooien. Hierbij zijn de aanpak van niet-presterende leningen en het gebruik maken van asset quality reviews belangrijke onderwerpen, net zoals het opstellen van Europese regels voor de prudentiële behandeling van blootstellingen van banken aan overheden (waaronder staatsobligaties). Tenslotte zet de Minister zich in om een Europees Depositogarantiestelsel (EDIS) tot stand te laten komen. Voordat gesproken kan worden over een EDIS, dienen bankensectoren gezond te zijn en moeten staatsobligaties goed gewogen op bankbalansen worden verantwoord.

Vestigingsklimaat

Ook treft het kabinet maatregelen om het Nederlandse vestigingsklimaat voor bedrijven met reële activiteiten in Nederland aantrekkelijk te houden. Het kabinet wil dat Nederland een land is waar bedrijven met reële economische activiteiten zich willen vestigen en investeringen doen. Het vestigingsklimaat in Nederland wordt bepaald door tal van factoren, zoals onze infrastructuur, geografische ligging, opleidingsniveau van de beroepsbevolking, de betrouwbaarheid van de overheidsinstellingen en ons innovatie-ecosysteem. Ook het fiscale stelsel kan een grote rol spelen. Met name de vennootschapsbelasting kan een belangrijke factor zijn voor een bedrijf om zich ergens (blijvend) te vestigen en investeringen te doen. De tarieven in de vennootschapsbelasting worden stapsgewijs verlaagd. In 2020 wordt het tarief in de 1e schijf verlaagd van 19% naar 16,5%. In 2021 gaat het tarief in de eerste schijf verder omlaag naar 15%. Het tarief in de tweede schijf wordt dan verlaagd van 25% naar 21,7%. Hiertegenover staan grondslagverbredende maatregelen zoals de invoering van een minimumkapitaalregel voor de financiële sector. Dit heeft ook tot doel om een meer gelijkwaardige fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen te bewerkstelligen.

Belastingontwijking en -ontduiking

Het kabinet wil de strijd tegen belastingontwijking en belastingontduiking voortvarend voortzetten. Een belangrijke aankomende maatregel om de belastinggrondslag te beschermen, is de implementatie van de tweede Europese richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking (Anti Tax Avoidance Directive 2, kortweg ATAD2). ATAD2 beoogt te voorkomen dat belastingplichtigen gebruik kunnen maken van structuren, waarbij door kwalificatieverschillen tussen belastingstelsels (zogenoemde hybridemismatches) de belasting in Nederland of in een ander land wordt ontweken. Daarnaast wil dit kabinet een eind maken aan het gebruik van het Nederlands belastingstelsel voor doorstroomactiviteiten naar laagbelastende landen. Daarom dient het kabinet een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in ter invoering van een conditionele bronbelasting op rente en royalty’s. Toch zal wetgeving alleen niet de oplossing zijn. Het bedrijfsleven en belastingadviseurs vervullen vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid hierin ook een essentiële rol. De ontwikkeling van een «tax governance code» kan verder invulling geven aan die maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Thema 4. Versterking, verduurzaming en vergroening van de Nederlandse economie

Vergroening van het belastingstelsel

Uitvoering fiscale maatregelen Regeerakkoord

In het regeerakkoord zijn onder meer afspraken gemaakt over het invoeren van een minimum CO2-prijs voor CO2 die in Nederland wordt uitgestoten met elektriciteitsproductie en over het invoeren van een vliegbelasting. Wat betreft de minimumprijs heeft het kabinet daartoe op 4 juni 2019 een wetsvoorstel ingediend. Invoering is voorzien per 1 januari 2020. Wat betreft de vliegbelasting heeft het kabinet een voorkeur voor een Europese belasting op de luchtvaart. Voor het geval deze te lang op zich laat wachten heeft het kabinet op 14 mei 2019 een wetvoorstel ingediend voor een nationale vliegbelasting van € 7 per vertrekkende passagier. Transferpassagiers zijn uitgezonderd.

Klimaatakkoord: op weg naar Parijs

Op 28 juni heeft het kabinet het voorstel voor het Klimaatakkoord naar de Tweede Kamer gestuurd13. Dit akkoord bevat voor de sectoren industrie, elektriciteit, landbouw, mobiliteit en gebouwde omgeving uitgewerkte plannen om broeikasgasemissies tegen te gaan. Dit met als zichtjaar 2030.

Voor het kabinet staat voorop dat de reductieopgave van 49% wordt gehaald op een manier die voor iedereen haalbaar en betaalbaar is. Dat betekent dat de huishoudportemonnee zoveel mogelijk wordt ontzien en dat wordt gezorgd voor een eerlijke verdeling van lasten tussen huishoudens en bedrijven. Bij het realiseren van de doelen en het waarborgen van de uitgangspunten, speelt de fiscaliteit vooral een belangrijke rol binnen de sectoren mobiliteit, gebouwde omgeving en industrie. De fiscale onderdelen van het Klimaatakkoord worden geïmplementeerd in het wetsvoorstel fiscale maatregelen Klimaatakkoord, als onderdeel van het pakket Belastingplan 2020. Een uitzondering wordt gevormd door de CO2-heffing voor de industrie. Deze vergt meer uitwerkingstijd. Het betreffende wetsvoorstel zal naar de huidige taxatie worden geïmplementeerd als onderdeel van het Belastingplan 2021.

In de mobiliteitssector worden voorstellen gedaan voor het versnellen van de transitie naar emissievrij rijden. Op basis van de Wet uitwerking Autobrief II zou de stimulering van elektrische auto’s in 2021 worden beëindigd. Met het huidige klimaatakkoord wordt de Wet uitwerking Autobrief II met betrekking tot 2020 aangepast en zet het kabinet de stimulering met stapsgewijze aanpassingen door t/m 2025. Het kabinet zal tot slot, ten behoeve van de volgende kabinetsformatie, ten minste drie varianten van betalen naar gebruik bij autorijden onderzoeken, voorbereidingen schetsen en waar mogelijk of nodig deze voorbereidingen treffen. De invoering van het nieuwe stelsel wordt betrokken bij de reeds voorgenomen belastingherziening in 2025.Daarbij zal ook het in het regeerakkoord opgenomen streven dat in 2030 alle nieuw te verkopen auto’s emissievrij zijn, worden meegenomen.

In de sector gebouwde omgeving wordt gestart met het verduurzamen van de woningvoorraad. De fiscaliteit speelt onder andere een rol via een aanpassing van de energiebelasting. De belasting op aardgas wordt in de eerste schijf stapsgewijs verhoogd. Alle extra middelen die op deze manier worden opgehaald, worden teruggegeven via de belastingvermindering en een lager energiebelastingtarief van de eerste schijf voor elektriciteit. Ook stelt het kabinet middelen beschikbaar om het belastingdeel van de energierekening voor een huishouden met gemiddeld verbruik in 2020 met € 100 te verlagen, in 2021 niet te laten stijgen en de stijging na 2021 te beperken. De precieze effecten op de totale energierekening zijn afhankelijk van het specifieke verbruik in het betreffende huishouden en de ontwikkeling van de energieprijzen in de markt.

Een financiële sector die bijdraagt aan de vergroening van de Nederlandse economie

De financiële sector (banken, pensioenfondsen, verzekeraars en vermogensbeheerders) heeft met haar zogenoemde «klimaatcomittment» het initiatief genomen om een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het Akkoord van Parijs en het Klimaatakkoord. Om te zorgen dat de voornemens en afspraken uit dit klimaatcommitment daadwerkelijk worden uitgevoerd, werkt de sector samen met het Ministerie van Financiën een borgingsstructuur uit. Het doel daarvan is dat jaarlijks wordt geïnventariseerd waar de partijen staan met de uitwerking en uitvoering van het commitment.

In 2020 zal de Minister van Financiën zich ook inzetten om op Europees niveau verdere acties te ondernemen om de financiële sector te betrekken bij de Europese klimaatopgave. Hierbij zal de Minister van Financiën tevens aandacht houden voor de zogenaamde Environmental, Social and Governance (ESG)-criteria, die naast duurzaamheid ook oog hebben voor sociale en governance-aangelegenheden. Binnen de convenanten voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) met de financiële sector (pensioensector, verzekeringssector en bankensector), zal in 2020 samen met de sector, ngo’s en vakbonden verder worden ingezet op het voldoen aan deze ESG-criteria. Dit zal onder andere worden gedaan door het bieden van handvatten hoe de financiële sector kan voldoen aan OESO-richtlijnen en UN Guiding Principles. Bovendien zal worden gemonitord hoe ver de financiële sector is op dit gebied. Tenslotte wordt samengewerkt met toezichthouders AFM en DNB, die al leidend zijn op dit gebied, om in hun toezicht nog meer aandacht te geven aan klimaatgerelateerde risico’s, en dit op Europees niveau ook te bewerkstelligen.

Invest-NL: de nieuwe Nederlandse investeringsbank

In 2017 heeft het kabinet aangekondigd een Nederlandse investeringsbank op te richten met zowel nationale als internationale activiteiten: Invest-NL14. In 2019 is ervoor gekozen om de nog op te richten investeringsbank te splitsen in twee separate instellingen: Invest-NL N.V. (die de nationale activiteiten op zich zal nemen) en een internationale instelling.

Voor Invest-NL N.V. zijn de voorbereidende werkzaamheden ver gevorderd. In januari 2019 is de Machtigingswet oprichting Invest-NL aan de Tweede Kamer aangeboden. Na parlementaire goedkeuring kan Invest-NL N.V. naar verwachting eind 2019 worden opgericht als 100%-deelneming van de Staat15. Het jaar 2020 is vervolgens het eerste volledige jaar waarin Invest-NL N.V. als private onderneming actief zal zijn. Door Invest-NL N.V. wordt gewerkt aan verdere opbouw van de organisatie en de ontwikkelings- en investeringsportefeuille binnen de uitgewerkte strategie. Hierop ziet de Staat als aandeelhouder toe. Een voortvarende start van Invest-NL N.V. is in 2020 mogelijk, omdat zowel in 2018 als in 2019 investeringsprojecten zijn voorbereid.

Invest-NL zal onder andere een rol spelen in het ondersteunen van ondernemingen en projecten in het domein van de energietransitie. Hiertoe worden zowel ontwikkelingsactiviteiten als financiering (inclusief risicokapitaal) ingezet. Voor alle activiteiten van de instelling geldt dat zij aanvullend aan de markt werken: er moet sprake zijn van marktfalen. Voorwaarden voor de activiteiten zijn, dat deze zijn gestoeld op bedrijfseconomische principes en een rendement op het eigen vermogen, waarmee de kapitaalstortingen kwalificeren als financiële transacties en voldoen aan de staatssteuneisen. Het Ministerie van Financiën voert het aandeelhouderschap uit zoals in het deelnemingenbeleid16 beschreven. Dit gebeurt in overleg met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Vergroening van de ekv-portefeuille

Een belangrijke uitdaging voor het beleid van de exportkredietverzekeringen (ekv) is het vergroenen van de verzekeringsportefeuille. Van oudsher worden met de ekv veel transacties verzekerd met afnemers in de olie- en gasindustrie. Dit komt omdat dit een belangrijk werkterrein is van een aantal grote exporteurs die veel gebruik maakt van de ekv. Nederlandse bedrijven zijn sterk in offshore-activiteiten; zowel de scheepsbouwers als de grote (maritieme) aannemers. De Nederlandse Staat wil voor groene projecten een goede ondersteuning bieden aan deze exporteurs of aan nieuwe bedrijven die nu nog geen gebruik maken van de ekv. Daarom is in 2019 als eerste stap van start gegaan met het inventariseren van transacties met een positief effect op het klimaat, zodat deze net als olie- en gasgerelateerde transacties in beeld zijn.

Alle transacties die nu onder de ekv lopen, zullen worden gekwalificeerd om daarmee aan te geven hoe groen de projecten zijn. Daarnaast worden projecten ook gescoord op Sustainable Development Goals (SDG’s). Ook heeft Atradius Dutch State Business (ADSB, namens de Staat uitvoerder van de ekv-faciliteit) in opdracht van de Staat meer capaciteit voor de ondersteuning van exporteurs bij projecten met een positief effect op klimaat. Het Ministerie van Financiën en ADSB benaderen samen actief partijen om te kijken of hun groene initiatieven in aanmerking zouden komen voor een verzekering of garantie onder de ekv-faciliteit. Een resultaat hiervan is het Climate Investor One (CIO) fonds. Er vinden gesprekken plaats met verschillende ministeries, banken, exporteurs en netwerkorganisaties. De behoefte aan financiële oplossingen voor klimaatrelevante transacties in binnen- en buitenland is groot en het afdekken van risico door middel van ekv-instrumenten lijkt hierbij een rol te kunnen spelen.

Green bonds voor de groei van een groene kapitaalmarkt

In 2019 heeft het Agentschap voor de eerste keer een groene obligatie (Dutch State Loan, kortweg DSL) uitgegeven, waarmee € 5,98 mld. is opgehaald. In 2020 zullen één of meer heropeningen van deze lening plaatsvinden, mogelijk gevolgd door heropeningen in 2021. Het uitstaande volume van deze obligatie, zal hiermee verder worden aangevuld tot ongeveer € 10 mld. De Nederlandse Staat wil met de groene DSL het goede voorbeeld geven en de totstandkoming en groei van een groene kapitaalmarkt in Nederland ondersteunen.

De opgehaalde middelen van de groene obligatie worden toegerekend aan groene ofwel klimaat-gerelateerde uitgaven en investeringen van het Rijk. Het gaat om duurzame energie (SDE-regeling), energie-efficiëntie (STEP-regeling), duurzaam vervoer (uitgaven en investeringen in spoorinfrastructuur) en het deltaprogramma (Deltafonds). Ten minste 50% van de uitgaven zal het lopende begrotingsjaar of toekomstige begrotingsjaren betreffen. Het Agentschap heeft zich aan beleggers gecommitteerd om te rapporteren over de allocatie van de middelen en de bereikte impact. In 2020 zullen deze rapportages voor het eerst worden gepubliceerd.

2.2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en de niet-belastingontvangsten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de artikelen van Financiën en die van Nationale Schuld. In de verdiepingsbijlage wordt in meer detail ingegaan op de mutaties per artikel. Deze paragraaf bevat ook een overzicht van de begrotingsreserves.

Artikelen 1 tot en met 10 (Financiën)

Stand ontwerpbegroting 2019 7.534.228 7.045.815 6.697.579 6.833.508 6.815.166
Mutatie incidentele suppletoire begroting 2019 744.396
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 374.281 174.555 400.621 346.057 296.236
Belangrijkste mutaties
Kapitaalinjectie Invest-NL 3 50.000 330.000 330.000 330.000 330.000
Aanpassing BCF 6 194.794 200.960 200.960 201.026 201.026
Individueel keuzebudget 10 91.624
Vertrekregeling 1 79.800
Distributie loon- en prijsbijstelling 1 t/m 11 92.284 87.239 83.299 83.192 82.092
Distributie loon- en prijsbijstelling 10 – 92.284 – 87.239 – 83.299 – 83.192 – 82.092
Intensiveren witwassen, fraudebestrijding en ondermijning 1,9 600 12.400 26.225 26.225 26.225
IBRD 4 25.871 2.101 1.948 1.516
Beheerst vernieuwen 1 20.500 20.500 20.500 20.500
Overig & extrapolatie – 15.306 – 78.164 – 5.055 2.707 11.060 7.673.488
Stand ontwerpbegroting 2020 8.882.993 7.903.361 7.672.931 7.761.971 7.701.729 7.673.488

Toelichting

Kapitaalinjectie Invest-NL

Naar verwachting zal eind 2019 Invest-NL N.V. worden opgericht. Verspreid over enkele jaren ontvangt Invest-NL N.V. een kapitaalinjectie van € 1,7 mld. van de Staat.

Aanpassing BCF

Deze mutatie betreft een bijstelling van de raming van het Btw-compensatiefonds (BCF) op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Individueel keuzebudget

De introductie van het, in de cao rijk 2018–2020 afgesproken, individueel keuzebudget per 2020 leidt tot eenmalig hogere personele uitgaven. Het kabinet heeft besloten departementen te compenseren voor deze extra uitgaven.

Vertrekregeling

Er zijn voor de vertrekregeling Switch en bijbehorende premies, middelen overgeheveld van artikel 10 (Nog onverdeeld) naar artikel 1 (Belastingen).

Distributie loon- en prijsbijstelling

De jaarlijkse loon- en prijsbijstelling is verdeeld binnen de begroting.

Intensiveren witwassen, fraudebestrijding en ondermijning

De in de Voorjaarsnota 2019 aangekondigde middelen voor de aanpak van witwassen, fraudebestrijding en ondermijning worden beschikbaar gesteld aan artikel 1 (Belastingen) en artikel 9 (Douane).

IBRD

De geraamde betalingsverplichting en het daarbij behorende uitgavenpatroon zijn bijgesteld n.a.v. de meest recente wisselkoersraming van het CPB. Daarnaast worden de betalingsverplichting en de uitgaven een jaar vervroegd doordat de aandeelhouders van de Wereldbank al in 2018 het besluit hebben genomen over de inleg van aanvullend kapitaal voor IBRD.

Beheerst vernieuwen

Naar aanleiding van het ingediende bestedingsplan personeel zijn in de begroting 2020 middelen overgeboekt vanuit de Aanvullende Post naar de begroting van het Ministerie van Financiën. Dit betreft budget om structureel de wervingsinspanning binnen de Belastingdienst te vergroten.

Stand ontwerpbegroting 2019 2.389.062 2.409.558 2.216.864 2.256.481 2.623.181
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 971.499 623.612 964.289 919.941 522.753
Belangrijkste mutaties
Dividenden staatsdeelnemingen 3 20.000
DNB Winstafdracht 3 790 63.000 – 83.000 96.000 69.000
Overig & extrapolatie 8.036 4.916 4.657 4.657 3.102 3.179.215
Stand ontwerpbegroting 2020 3.389.387 3.101.086 3.102.810 3.277.079 3.218.036 3.179.215

Toelichting

Dividenden staatsdeelnemingen

Naar aanleiding van definitieve winstcijfers van staatsdeelnemingen over 2018 wordt de raming voor het daarover in 2019 ontvangen dividend naar boven bijgesteld.

Winstafdracht DNB

Naar aanleiding van de meest recente winstraming van DNB wordt de raming voor de winstafdracht bijgesteld.

Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de uitgaven en ontvangsten op de departementale begroting van het Ministerie van Financiën (dus exclusief Nationale Schuld). De ontvangsten zijn uitgesplitst naar belastingontvangsten en niet-belastingontvangsten.

Begrotingsreserves

Een begrotingsreserve is bestemd voor een concreet doel en kan in principe alleen voor dat doel worden gebruikt. Onderstaand overzicht geeft (het geraamd verloop van) de begrotingsreserves van het Ministerie van Financiën weer. In de betreffende artikelen worden de begrotingsreserves toegelicht.

Depositogarantiestelsel (DGS) BES-eilanden 2 2 0 1 3 0 1 4
NHT-garantie1 2 0 0 0,875 0,875 0 0,875 1,75
TenneT 3 40 0 4,8 44,8 0 3,2 48
Ekv 5 389,7 0 0 389,7 0 0 389,7
Totaal 431,7 0 6,675 438,375 0 5,075 443,45
1 Deze begrotingsreserve is per 2019 opgericht.

Artikelen 11 en 12 (Nationale Schuld)

In onderstaande tabel wordt de verwachte EMU-schuld en staatsschuld aan het einde van 2019 en 2020 weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentelasten. De cijfers van 2018 betreffen realisatiecijfers.

Omvang schuld aan het einde van het jaar
EMU-schuld 405,5 397,3 397,3
Staatsschuld (art. 11) 330,5 321,7 320,3
Interne schuldverhouding (art. 12) – 0,3 – 0,4 5,8
Uitgaven en ontvangsten (+ = uitgave)
Relevant voor het EMU-saldo
Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11) 6,0 5,4 4,8
Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12) – 0,1 – 0,1 – 0,1
Totaal rentelasten (art. 11 en 12) 5,9 5,3 4,7
Niet relevant voor het EMU-saldo2
Rentelasten derivaten – 1,2 – 1,1 – 1,1
Voortijdige beëindiging derivaten – 3,3 –  – 
Voortijdige beëindiging schuld 0,1 –  – 

1 Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

2 De ontvangsten of uitgaven als gevolg van voortijdige beëindiging derivaten en schuld worden niet geraamd.

De EMU-schuld is de overheidsschuld. Preciezer gezegd: de bruto, dus uitstaande, schuld van de gehele collectieve sector. De staatsschuld is daar een onderdeel van en omvat alleen de schuld van de rijksoverheid. De staatsschuld wordt gefinancierd door het Agentschap van de Generale Thesaurie, onderdeel van het Ministerie van Financiën. De interne schuldverhouding geeft de schuldverhouding weer tussen de Staat en de instellingen die meedoen met het schatkistbankieren, zoals decentrale overheden, RWT’s, sociale fondsen en agentschappen.

Volgens de Europese boekhoudregels (ESA-2010) worden bij de berekening van het EMU-saldo alleen de rentelasten op schuldpapier meegenomen. Rentelasten op derivaten worden niet meegenomen in het EMU-saldo en worden daarom apart weergegeven.

Binnen het renterisicobeleid heeft het Agentschap de mogelijkheid om rentederivaten af te sluiten of voortijdig te beëindigen. Bij het beëindigen van een rentederivaat wordt de actuele marktwaarde van het derivaat verrekend tussen beide partijen. Doordat deze marktwaarde in de praktijk positief is voor de Staat, leiden deze voortijdige beëindigingen tot eenmalige ontvangsten die een verlagend effect hebben op de staatsschuld. Tegenover deze eenmalige baten, staan lagere verwachte rentebaten in toekomstige jaren.

Naar verwachting zullen in 2019 en 2020 zowel de staatsschuld als de bijbehorende rentelasten verder dalen.

Belangrijkste mutaties rentekosten

In onderstaande tabel worden de belangrijkste mutaties in de rentelasten vanaf de ontwerpbegroting 2019 weergegeven.

Stand ontwerpbegroting 2019 5.491 5.596 5.678 5.945 5.286
Mutaties
Bijstelling kassaldo 11 2 22 40 92 158
Bijstelling rekenrente 11 – 77 – 650 – 685 – 776 – 749
Effect nieuwe schulduitgifte en vervroegde aflossingen 11 – 119 – 151 – 163 – 173 – 150
Bijstelling rentelasten interne schuldverhouding 12 – 2 – 71 – 157 – 178 – 77
Extrapolatie 11 & 12 4.593
Stand ontwerpbegroting 2020 5.295 4.746 4.713 4.910 4.468 4.593

1 Het betreft in deze tabel alleen rentelasten vaste en vlottende schuld; rentelasten derivaten zijn niet meegenomen.

2 Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

De rentelasten op de staatsschuld (artikel 11) liggen bij het opstellen van de begroting al voor een groot deel vast. Immers, de meeste rente wordt betaald op leningen die in het verleden zijn afgesloten. Hoe verder vooruit, hoe groter de onzekerheid in de ramingen. De hoogte van de rentelasten die al vastliggen volgt uit de toenmalige rentestanden en schuldopbouw, en uit de keuzes die in het verleden werden gemaakt ten aanzien van financieringsbeleid en risicomanagement.

De rentelasten op nieuw uit te geven schuld worden geraamd op basis van de meest recente rentetarieven van het Centraal Planbureau (CPB) en op basis van de raming van het kassaldo van het Rijk. Bijstelling van deze twee variabelen is de belangrijkste oorzaak van de aanpassing van de rentelasten. Daarnaast is tussen het moment van opstellen van de begrotingen van 2019 en 2020 een deel van de schuld opnieuw gefinancierd tegen nieuwe voorwaarden. Ook dit heeft een effect op de geraamde rentelasten.

Ook voor het bijstellen van de geraamde rentelasten op de interne schuldverhouding geldt dat dit vooral het gevolg is van gewijzigde rentetarieven en omvang van de schuldverhouding.

In onderstaande grafiek wordt de (verwachte) staatsschuld aan het einde van ieder jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentekosten. De jaren 2016–2018 zijn realisaties, 2019 en 2020 zijn ramingen.

De omvang van de staatsschuld bedraagt ultimo 2020 naar verwachting circa € 320 mld. De raming voor de rentelasten van de staatsschuld, exclusief rentederivaten, bedraagt voor 2020 € 4,7 mld. Wanneer deze derivaten ook worden meegeteld bedragen de geraamde rentelasten € 3,7 mld. Op rentederivaten wordt per saldo rente ontvangen.

2.3 Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven

1

Belastingen

(€ 495,6 mln.)

€ 341,1 mln.

(68,8%)

€ 154,5 mln.

(31,2%)

Met name (verlenging van) licenties en onderhoudscontracten voor software en hardware, en uitgaven voor papieren dienstverlening (brieven aan burgers en bedrijven)
2

Financiële markten

(€ 26,6 mln.)

€ 21,9 mln.

(82,3%)

€ 4,7 mln.

(17,7%)

Hoofdzakelijk kosten voor muntcirculatie, met name aankoop van rondellen (blanco muntplaatjes) die benodigd zijn voor de productie van nieuwe munten
3

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

(€ 442,2 mln.)

€ 435,5 mln.

(98,5%)

€ 6,7 mln.

(1,5%)

Onder andere uitvoeringskosten staatsdeelnemingen (inhuur adviseurs)
4

Internationale financiële betrekkingen

(€ 103,7 mln.)

€ 103,5 mln.

(99,8%)

€ 0,2 mln.

(0,2%)

Technische assistentie kiesgroeplanden
5

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

(€ 77,2 mln.)

€ 77,2 mln.

(100%)

€ 0

(0%)

Niet van toepassing
6

Btw-compensatiefonds

(€ 3.426,7 mln.)

€ 3.426,7 mln.

(100%)

€ 0

(0%)

Niet van toepassing
9

Douane

(€ 30,0 mln.)

€ 16,0 mln.

(53,5%)

€ 13,9 mln.

(46,5%)

Een gedeelte van de uitgaven aan Douane specifieke middelen, zoals werktuigen en laboratoria
11

Financiering staatsschuld

(€ 35.170,5 mln.)

€ 35.154,0 mln.

(99,95%)

€ 16,5 mln.

(0,05%)

Met name advieskosten aan banken bij de uitgiftes van obligaties
12

Kasbeheer

(€ 1.531,4 mln.)

€ 1.531,4 mln.

(100%)

€ 0

(0%)

Niet van toepassing
Totaal aan niet-juridisch verplichte uitgaven € 196,5 mln.

2.4 Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

Artikel Naam artikel 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 Geheel artikel?
1 Belastingen
Dienstverlening Nee
Toeslagen Nee
Toezicht en opsporing en massale processen Nee
2 Financiële markten Ja
3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector
Publiek-private investeringen Nee
Staatsdeelnemingen Nee
4 Internationale financiële betrekkingen Ja
5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen Ja
6 Btw-compensatiefonds Ja
9 Douane Ja
11 Financiering staatsschuld Ja
12 Kasbeheer 1 Ja
n.v.t. Begrotingsbeleid n.v.t.
1 De beleidsdoorlichting Kasbeheer stond gepland voor 2018, maar is in 2019 afgerond en aan de Kamer verzonden (Kamerstukken II 2018–2019, 31 935, nr. 53).

Toelichting

Algemeen

In de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) is vastgelegd dat al het beleid met een zekere regelmaat – ten minste eens in de zeven jaar – dient te worden geëvalueerd in een beleidsdoorlichting. Er moet volgens de RPE sprake zijn van een dekkende programmering van beleidsdoorlichtingen17. De bovenstaande meerjarige planning van de beleidsdoorlichtingen voor het Ministerie van Financiën is dekkend en voldoet aan de RPE-voorschriften.

Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenplanning zie bijlage 5 «Evaluatie- en overig onderzoek».

In 2020 staat vier beleidsdoorlichtingen gepland en de in 2020 geplande beleidsdoorlichting voor artikel 4 Internationale financiële betrekkingen schuift door naar 2021.

Artikel 1 Belastingen – Dienstverlening

In 2020 zal een beleidsdoorlichting van artikel 1 plaatsvinden. Deze beleidsdoorlichting richt zich op belastingen en specifiek daarbinnen op dienstverlening. Het plan van aanpak van deze beleidsdoorlichting is in september 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector – Staatsdeelnemingen

In 2020 zal de evaluatie van de Nota Deelnemingenbeleid uit 2013 worden verricht. Het plan van aanpak voor deze evaluatie is in september 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden. De resultaten van de evaluatie zullen uiterlijk ultimo 2020 naar de Tweede Kamer worden verzonden.

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

De in 2020 geplande beleidsdoorlichting voor artikel 4 schuift door naar 2021, aangezien de laatste doorlichting later dan gepland naar de Kamer is verstuurd (voorjaar 2016 i.p.v. eind 2015) en er nog niet voldoende nieuwe informatie is voor een nieuwe doorlichting. In 2021 zijn de onderhandelingen over het nieuwe MFK afgerond en zijn de voorbereidingen op de Brexit in een verder stadium. Deze ontwikkelingen kunnen worden meegenomen in de beleidsdoorlichting in 2021.

Artikel 9 Douane

In 2020 zal een beleidsdoorlichting worden verricht van de doelen, instrumenten en prestaties van de Douane zoals opgenomen in artikel 9 Douane. Het plan van aanpak van deze beleidsdoorlichting is in september 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Begrotingsbeleid

Het begrotingsbeleid van de overheid zal worden geëvalueerd middels een doorlichting18. De beleidsdoorlichting wordt, net als in 2016, samengenomen met de Studiegroep Begrotingsruimte en zal op hetzelfde moment aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Vanwege deze samenhang wordt op een aantal punten afgeweken van de gebruikelijke opzet.

2.5 Overzicht risicoregelingen

1 1 Garantie procesrisico’s 371 400 400 371 400 400 371 400
2 2 Terrorismeschades (NHT) 50.000 50.000 50.000 50.000
3 2 WAKO (kernongevallen) 9.768.901 9.768.901 9.768.901 9.768.901
4 2 Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer 175 175 175 175
5 2 NBM 2.500 2.500 2.500 2.500
6 2 Waarborgfonds motorverkeer 2.500 2.500 2.500 2.500
7 2 Single Resolution Fund 4.163.500 4.163.500 4.163.500 4.163.500
8 2 DGS BES-eilanden 70.000 4.000 66.000 66.000 70.000
9 3 DNB winstafdracht
10 3 Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen 309.165 309.165 300.000 9.165 309.165
11 3 FMO 5.507.000 5.507.000 5.507.000 n.v.t.
12 4 EFSF 34.154.159 34.154.159 34.154.159 34.154.159
13 4 EFSM 2.880.000 60.000 2.940.000 2.940.000 2.940.000
14 4 ESM 35.445.400 35.445.400 35.445.400 35.445.400
15 4 EIB-kredietverlening in ACP en OCT 53.049 53.049 53.049 53.049
16 4 Kredieten EU-betalingsbalanssteun 2.400.000 50.000 2.450.000 2.450.000 2.450.000
17 4 MIGA 29.218 127 29.345 29.345 29.345
18 4 Wereldbank 4.525.159 774.871 5.300.030 5.300.030 5.300.030
19 4 EBRD 589.100 589.100 589.100 589.100
20 4 EIB 9.895.547 1.900.425 11.795.972 11.795.972 11.795.972
21 4 DNB – IMF 43.303.725 264.493 43.568.218 43.568.218 43.568.218
22 4 AIIB 719.456 3.125 722.581 722.581 722.581
23 5 Exportkredietverzekering 16.338.885 10.000.000 10.000.000 16.338.885 10.000.000 10.000.000 16.338.885 10.000.000
Totaal 170.207.810 13.053.441 10.004.400 173.256.851 10.000.400 10.300.400 172.956.851 10.000.400 151.414.595
1 1 Garantie procesrisico’s 173 – 173 245 – 245 245 – 245
2 2 Terrorismeschades (NHT) 875 875 875 875 875 875 1.750 875
3 2 WAKO (kernongevallen) 614 614 614 614 614 614
4 2 Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer
5 2 NBM
6 2 Waarborgfonds motorverkeer
7 2 Single Resolution Fund
8 2 DGS BES-eilanden 2.000 3.000 4.000
9 3 DNB winstafdracht
10 3 Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen 130 4.846 40.044 4.716 4.800 44.844 4.800 3.156 48.000 3.156
11 3 FMO
12 4 EFSF
13 4 EFSM
14 4 ESM
15 4 EIB-kredietverlening in ACP en OCT
16 4 Kredieten EU-betalingsbalanssteun
17 4 MIGA
18 4 Wereldbank
19 4 EBRD
20 4 EIB
21 4 DNB – IMF
22 4 AIIB
23 5 Exportkredietverzekering 26.530 244.629 389.726 218.099 190.000 218.297 389.726 28.297 62.000 235.954 389.726 173.954
Totaal 26.833 250.964 431.770 224.131 190.245 224.586 438.445 34.341 62.245 240.599 443.476 178.354

Algemeen

Garantieregelingen groter dan € 5 mln. worden toegelicht. Ten opzichte van de begroting 2019 zijn geen nieuwe garanties afgegeven.

Alle reguliere risicoregelingen worden in de periodieke beleidsdoorlichtingen getoetst op nut en noodzaak. Voor de planning van deze periodieke evaluatie wordt verwezen naar overzicht 2.4 «Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen» en bijlage 5 «Evaluatie- en overig onderzoek».

2. Terrorismeschades (NHT)

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT) is in 2003 opgericht, nadat verzekeraars en herverzekeraars terrorismerisico’s uitsloten op hun polissen. Binnen de NHT leveren verzekeraars, herverzekeraars en de Staat gezamenlijk een dekkingscapaciteit van € 1 mld. per jaar. De Staat geeft een garantie voor de laatste € 50 mln. van deze dekkingscapaciteit.

Kans, impact en beheersing risico’s

Terrorismebestrijding vergt vanwege de hoge dreiging onverminderde politieke aandacht van de Staat. De financiële risico’s voor de Staat zijn in eerste instantie beperkt doordat de verzekeraars en herverzekeraars de eerste € 950 mln. van de dekkingscapaciteit garanderen en pas daarna de garantie van de Staat kan worden aangesproken.

Premiestelling en kostendekkendheid

De Staat heft een premie over het afgegeven garantiebedrag van € 50 mln. Deze middelen worden vanaf 2019 gestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling.

3. WAKO (kernongevallen)

Doel en werking garantieregeling

De Wet aansprakelijkheid kernongevallen (WAKO) regelt de aansprakelijkheid van exploitanten van nucleaire installaties voor kernongevallen. De exploitant is aansprakelijk voor schade bij kernongevallen, maar de Staat der Nederlanden staat voor zes installaties garant: voor vijf installaties tot maximaal € 1,5 mld. per ongeval en voor de kerncentrale Borssele maximaal € 2,3 mld. per ongeval. Het totale risico voor deze installaties bedraagt dus € 9,8 mld. Het bedrag van € 1,5 mld. is gebaseerd op de Verdragen van Parijs en Brussel, die verdragsstaten verplichten tot een garantstelling. Aangezien een kernongeval bij Borssele hogere schades kan veroorzaken is er nationaal door het kabinet voor gekozen hiervoor een hogere garantie af te geven. Voor de staatsgarantie betaalt de exploitant van kerncentrale Borssele jaarlijks een vergoeding aan de Nederlandse Staat.

Voorts hebben alle kerninstallaties een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij commerciële verzekeraars en voor bepaalde risico’s bij de Nederlandse Staat. Hiertoe zijn zij op grond van de WAKO verplicht. De verzekerde som is afhankelijk van de risico’s bij de betreffende installatie, maar is in geen geval hoger dan € 1,2 mld. De Staat ontvangt hiervoor van alle kerninstallaties premies. Voor schades die door verzekeraars worden vergoed hoeft geen beroep te worden gedaan op de staatsgarantie.

Het doel van deze garantie is tweeledig: enerzijds schadeloosstelling van slachtoffers indien zich een ernstig kernongeval in Nederland voordoet en anderzijds het internaliseren van kosten die met het gebruik van kernenergie samenhangen.

Kans, impact en beheersing risico’s

Kerncentrales moeten voldoen aan strenge veiligheidseisen. De kerncentrale in Borssele is ook bestand tegen externe omstandigheden, zoals een aardbeving of overstroming. Uit onder andere de Europese stresstest blijkt dat Borssele voldoet aan de bestaande veiligheidseisen. Voor de overige installaties zijn nationale stresstests uitgevoerd, die ook positief waren19.

Kerncentrales staan onder streng nationaal en internationaal toezicht. Dit ligt vast in de Nederlandse wet en in internationale verdragen. Daarnaast staan in de vergunningen talrijke eisen aan een kerncentrale. Dit zijn bijvoorbeeld eisen om internationale contacten tussen kerncentrales te onderhouden om kennis en ervaringen uit te wisselen. Wettelijk toezicht in Nederland valt onder de verantwoordelijkheid van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS), die het toezicht ook uitvoert. De ANVS ziet erop toe dat alle nucleaire installaties in Nederland de relevante veiligheidseisen naleven. Ook zorgt de ANVS dat veiligheids- en beveiligingsmaatregelen worden getroffen. Er zijn regelmatig contacten tussen de kerncentrale en de ANVS. Inspecteurs houden vaak ter plekke toezicht en controles. Zij kijken of de vergunningen worden nageleefd, of technische specificaties en de werkwijzen kloppen en of voorgenomen wijzigingen aan installaties mogen worden uitgevoerd.

Premiestelling en kostendekkendheid

De doelstelling is dat een premie wordt geïnd die een reële weergave vormt van het risico voor de Staat. Voor de berekeningssystematiek wordt aangesloten bij de premieberekening die de markt hanteert voor kernongeval schadeverzekeringen. De premies worden niet afgestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling.

7. Single Resolution Fund

Doel en werking garantieregeling

In de verklaring van de Ministers van de Eurogroep en Economic and Financial Affairs Council (Ecofinraad) van 18 december 2013 is opgenomen dat er voor de overgangsperiode (2016–2023) van het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds (Single Resolution Fund, SRF) voorzien zal worden in een systeem waarbij voor de afwikkeling van een bank(engroep) in laatste instantie brugfinanciering aan de Single Resolution Board (SRB) verstrekt kan worden. Brugfinanciering is noodzakelijk aangezien zich situaties kunnen voordoen waarbij de aanwezige middelen in het SRF ontoereikend zijn om de kosten voortkomend uit een afwikkelingscasus mee te financieren en het vervolgens niet (voldoende) mogelijk is om onmiddellijk ex-post bijdragen bij banken in de betreffende lidstaat te innen. Voor de geloofwaardigheid van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (Single Resolution Mechanism, SRM) is het van cruciaal belang dat het SRF effectief en voldoende gefinancierd is.

Voor de vormgeving van brugfinanciering is gewerkt aan een systeem van individuele kredietlijnen van lidstaten. De totale omvang van alle individuele kredietlijnen van de lidstaten van de eurozone is gelijk aan het afgesproken streefbedrag van het SRF. Op dit moment is de omvang van het SRF bepaald op € 55 mld. De omvang van de individuele kredietlijnen is gelijk aan de omvang van het nationale compartiment in het SRF. Het Nederlandse compartiment is vastgesteld op circa € 4,16 mld., ofwel 7,57% van de totale omvang van de verwachte ex-ante contributies aan het SRF in de periode 2016–2023.

Kans, impact en beheersing risico’s

Er kan geen direct beroep worden gedaan op het SRF om de verliezen van een instelling te absorberen of om de instelling te herkapitaliseren. Uitgangspunt bij afwikkeling is immers dat eventuele kosten of verliezen worden gedragen door aandeelhouders en crediteuren van een falende bank en niet de belastingbetaler. Ten aanzien van het opvangen van verliezen en herkapitalisatie geldt daarom dat ten minste 8% bail-in van de totale passiva inclusief eigen vermogen moet plaatsvinden. Hierna mag een bedrag van maximaal 5% van de totale passiva inclusief het eigen vermogen van de bank in afwikkeling worden aangewend uit het SRF. Alleen indien alle niet-preferente passiva, met uitzondering van in aanmerking komende deposito’s, volledig zijn afgeschreven kan, indien nodig, een groter beroep worden gedaan op het fonds.

Als een beroep wordt gedaan op het SRF tijdens de overgangsperiode worden de middelen aangewend volgens een getrapt systeem. Daarbij zijn de nationale compartimenten van de lidstaten en de mate waarin zij zijn gemutualiseerd van belang. Deze compartimenten worden gevuld met vooraf te betalen (ex-ante) bijdragen door de banken in de aan de bankenunie deelnemende lidstaten. Het getrapte systeem tijdens de overgangsfase bestaat uit vijf treden. Pas als alle treden uit het getrapte systeem volledig zijn afgelopen kan de SRB gebruikmaken van de individuele kredietlijn van de lidstaat waar de afwikkelingscasus plaatsvindt.

De kans dat er op de garantie (de kredietlijn) getrokken wordt, is op zichzelf laag doordat een beroep op de garantie alleen kan worden gedaan in laatste instantie en na het doorlopen van het getrapte systeem van het SRF. Bij afwikkeling van een enkele instelling zal het risico tevens kleiner zijn dan bij de afwikkeling van meerdere instellingen tegelijkertijd of kort na elkaar. Doordat het fonds de komende jaren wordt gevuld door de banken zelf, neemt het risico dat een beroep moet worden gedaan op de garantie ook af.

Premiestelling en kostendekkendheid

Lidstaten die hebben gekozen voor een kredietlijn zonder parlementaire goedkeuring voorafgaand aan iedere uitbetaling of tranchering, zoals Nederland, krijgen een bereidstellingsprovisie van 0,1%. De bereidstellingsprovisie wordt berekend over het bedrag onder de kredietlijn waar de SRB daadwerkelijk een beroep op kan doen. De provisie is zodoende afhankelijk van de totale middelen die aangewend kunnen worden uit het SRF, de uitstaande leningen en de externe financieringsmogelijkheden van de SRB. De inkomsten uit de bereidstellingsprovisie zijn behoedzaam geraamd. Daarbij is uitgegaan van het uitblijven van een resolutiecasus waardoor de middelen die aangewend kunnen worden uit het SRF toenemen en zodoende het beschikbare bedrag onder de kredietlijn en daarmee ook de bereidstellingsprovisie afnemen. Als het beschikbare bedrag onder de kredietlijn nul is, ontvangt de lidstaat geen bereidstellingsprovisie, omdat er dan überhaupt niet op de kredietlijn getrokken kan worden. De bereidstellingsprovisie wordt aan het einde van het jaar door de SRB vastgesteld en potentieel uiterlijk 20 dagen na het einde van ieder kalenderjaar aan de lidstaat betaald. Om bovenstaande reden is de bereidstellingsprovisie geraamd op nul.

In de situatie dat de SRB een beroep doet op de kredietlijn en (een deel van) de garantie wordt ingeroepen, ontvangt de Nederlandse Staat rente, welke gelijk is aan de financieringskosten vastgesteld op de dag dat de SRB het verzoek heeft ingediend om gebruik te maken van de kredietlijn (of in het geval dat de lening verlengd wordt, op de dag dat de SRB vraagt om de verlenging van de lening).

8. DGS BES-eilanden

Doel en werking garantieregeling

Het depositogarantiestelsel (DGS) voor de BES-eilanden (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) is in 2017 ingesteld om de depositohouders op die eilanden te beschermen en de stabiliteit van het financiële stelsel te vergroten. In de Wet financiële markten BES staat dat de aan het DGS deelnemende kredietinstellingen de kosten van het DGS dragen. Gezien de situatie van de kredietinstellingen op de BES-eilanden is gekozen voor een model waarbij de sector achteraf indien mogelijk het DGS financiert maar de Staat de uitkering zo nodig voorfinanciert. De onmiddellijke uitkering uit het DGS komt ten laste van de schatkist. Vervolgens wordt de uitkering, in door DNB vast te stellen termijnen, door de sector terugbetaald.

Kans, impact en beheersing risico’s

Het DGS garandeert deposito’s van ingezetenen van de BES-eilanden bij op de BES-eilanden actieve banken tot een bedrag van USD 10.000. Het DGS keert enkel uit in de situatie dat een bank door faillissement tegoeden van spaarders niet kan terugbetalen. Alleen in de uitzonderlijke situatie van een faillissement van een bank kan een beroep worden gedaan op de regeling. De schade voor depositohouders wordt berekend op basis van de administratie van de failliete bank: DNB heeft op grond van de Wet financiële markten BES de bevoegdheid de administratie op te vragen. Het is een tijdelijke garantie: zodra meer structurele oplossingen gerealiseerd zijn, kan de regeling geheel of gedeeltelijk worden beëindigd. Aangezien het DGS deposito’s in USD garandeert, is het totaal uitstaand risico in euro gevoelig voor wisselkoersontwikkelingen. In 2019 wordt de inschatting van de hoogte van de garantie vanwege deze wisselkoersontwikkelingen met € 4 mln. naar beneden bijgesteld tot € 66 mln. In 2020 zal de hoogte van de garantie opnieuw berekend worden.

Premiestelling en kostendekkendheid

De premie bedraagt € 1 mln. per jaar en wordt in een begrotingsreserve gestort. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling.

9. DNB winstafdracht

De garantie aan DNB is per 1 maart 2018 komen te vervallen (Kamerstukken II 2017–2018, 32 013 nr. 165).

10. Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

Doel en werking garantieregeling

De Staat heeft garanties en vrijwaringen afgegeven aan verschillende instellingen die het gevolg zijn van de verkoop van staatsdeelnemingen. Aan de koper van Fortis Corporate Insurance (Amlin PLC, € 5,5 mln.) en de koper van de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM; Group Heylen, € 2,5 mln.) zijn garanties en vrijwaringen verstrekt. Deze garanties en vrijwaringen zijn gebruikelijk bij dit soort transacties en zien bijvoorbeeld toe op navorderingen van de Belastingdienst. Hiermee wordt voorkomen dat de koper dit soort zaken verdisconteert in een lager bod op de aandelen.

Daarnaast heeft de Staat specifieke garanties en vrijwaringen verstrekt om de financiering van staatsdeelnemingen NWB Bank (€ 1,1 mln.) en TenneT (€ 300 mln.) mogelijk te maken. In januari 2020 vervalt de garantie aan TenneT. Deze garantie is in 2010 afgegeven om de overname van Transpower (het huidige TenneT Duitsland) te financieren. De garantieovereenkomst geeft aan dat de garantie uiterlijk na 10 jaar komt te vervallen.

Kans, impact en beheersing risico’s

De kans dat de garantie aan TenneT wordt ingeroepen is klein. TenneT is een solide bedrijf met een A-rating, en de Staat let als aandeelhouder goed op de financiële stabiliteit. Vanwege het bedrag zou de impact echter relatief groot zijn. Dit risico wordt echter beheerst doordat TenneT jaarlijks een premie betaalt, en de garantie in 2020 afloopt.

Premiestelling en kostendekkendheid

TenneT betaalt jaarlijks € 4,8 mln. aan garantiepremie. Deze premie wordt in een begrotingsreserve gestort. Tot op heden heeft geen uitkering plaatsgevonden onder de garantie. Voor de garanties aan Fortis, Groep Heylen en NWB ontvangt de Staat geen premie.

11. FMO

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) is in 1970 opgericht om duurzame economische groei in ontwikkelingslanden te bevorderen, door het verschaffen van eigen vermogen of leningen voor projecten die impact creëren en voldoen aan FMO’s standaarden op het gebied van sociale omstandigheden, milieu en «good governance». Hierbij gaat het alleen om projecten die niet door marktpartijen gefinancierd kunnen worden, voornamelijk vanwege het hoge risico dat zij associëren met onder meer het investeren in ontwikkelingslanden. FMO verschaft het eigen vermogen en de leningen aan private partijen in die landen. Door de private sector in ontwikkelingslanden te versterken wil de Staat een bijdrage leveren aan het terugdringen van armoede.

In de overeenkomst uit 1998 tussen de Staat en FMO is een garantie van de Staat richting FMO opgenomen. De garantie bestaat uit twee onderdelen:

1. De Staat zal de verliezen uit de bedrijfsvoering dekken, die volgen uit activiteiten van FMO, voor zover deze verliezen niet zijn of worden gedekt door waardecorrecties en/of schadevergoedingen en/of uitkeringen uit hoofde van verzekeringen. Voorts geldt als voorwaarde voor de garantie dat een dergelijk verlies de reserve voor algemene risico’s overstijgt en dat de verliezen het resultaat zijn van niet-normale bedrijfsrisico’s.

2. Daarnaast heeft de Staat zich verplicht om situaties te voorkomen waarin FMO niet in staat is om bepaalde verplichtingen te voldoen, namelijk de verplichtingen die op FMO rusten uit hoofde van:

a. op de kapitaalmarkt opgenomen leningen;

b. op de geldmarkt opgenomen korte financieringsmiddelen met een looptijd gelijk aan of minder dan twee jaar;

c. swap-overeenkomsten met uitwisseling van hoofdsom en rentebetaling;

d. swap-overeenkomsten zonder uitwisseling van hoofdsom met rentebetaling;

e. valuta-termijncontracten en Future Rate Agreements;

f. optie- en future-contracten;

g. combinaties van de hiervoor bedoelde producten (a t/m f);

h. garanties door de FMO aan derden verstrekt ten behoeve van de financiering van private ondernemingen in ontwikkelingslanden;

i. die voortvloeien uit het onderhouden van een adequaat apparaat.

Omdat het gaat om een instandhoudingsverplichting is de omvang van de garantie in theorie onbeperkt. In bovenstaand overzicht is, omwille van transparantie, de garantie gekwantificeerd. Het vreemd vermogen van FMO ultimo 2018 is gebruikt als inschatting van het uitstaande risico. De letterlijke tekst van de overeenkomst is leidend voor de interpretatie.

Kans, impact en beheersing risico’s

Aangezien het gegarandeerde bedrag meer dan € 5 mld. is, zou de financiële impact van het inroepen van (een deel van) de garantie zeer groot zijn. De kans hierop is echter zeer klein, aangezien er op verschillende niveaus aan actief risicomanagement wordt gedaan. Dit is nodig, aangezien FMO actief risico’s neemt die voortvloeien uit het verschaffen van leningen en eigen vermogen aan ontwikkelingslanden om daarmee haar doelstelling te bereiken: het bevorderen van de private sector in ontwikkelingslanden. Hiervoor is het van essentieel belang dat FMO een adequaat risicomanagementsysteem heeft om financiële risico’s te identificeren, te meten, te volgen en te beperken. Ten grondslag hieraan ligt de risicobereidheid van FMO. Dit is het risico dat FMO bereid is om te aanvaarden in het nastreven van toegevoegde waarde. De risicobereidheid van FMO wordt minstens een keer per jaar herzien.

De beheersing van de risico’s wordt verder ondersteund door behoedzame kapitaal- en liquiditeitsposities en sterke diversificatie van de leningen en eigenvermogenportefeuille over regio’s en sectoren. Ongeveer 80% van het economisch kapitaal van FMO wordt ingezet voor kredietrisico. Hoewel andere financiële risico’s niet altijd voorkomen kunnen worden, vermindert FMO deze zoveel mogelijk. FMO heeft geen handelsposities en is in het algemeen niet geïnteresseerd in valutarisico en renterisico.

Binnen FMO is de afdeling Risicomanagement verantwoordelijk voor het beheren van de risico’s in de eigenvermogenportefeuille («emerging market portfolio»), de eigen vermogensportefeuille («treasury portfolio») en alle daarmee samenhangende marktrisico’s. Daarnaast heeft FMO een Investeringscommissie bestaande uit senior medewerkers van verschillende afdelingen. Deze commissie analyseert financieringsvoorstellen voor nieuwe transacties. Elk financieringsvoorstel wordt beoordeeld in termen van tegenpartijrisico, productrisico en landrisico. De financieringsvoorstellen worden vergezeld van het advies van de kredietafdeling. Deze afdeling is verantwoordelijk voor de beoordeling van de kredietrisico’s van zowel nieuwe transacties als de bestaande portefeuille.

FMO heeft een bankvergunning en staat onder toezicht van DNB. De Staat als aandeelhouder is conform de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 2013 actief betrokken bij staatsdeelnemingen zoals FMO. Relevante (financiële) ontwikkelingen worden onder andere besproken in kwartaaloverleggen, het halfjaarlijkse beleidsoverleg en in bijvoorbeeld de aandeelhoudersvergadering.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Het grootste deel van de winst van FMO wordt jaarlijks conform de afspraken in de overeenkomst tussen de Staat en FMO toegevoegd aan de reserves van FMO. Een klein deel wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders van FMO. De Staat heeft 51% van de aandelen. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling.

12 t/m 14. EFSF, EFSM en ESM

Doel en werking garantieregeling

In 2010 is besloten tot de oprichting van de Europese noodmechanismen European Financial Stability Facility (EFSF), European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM) en tot de oprichting van een permanent noodmechanisme, het European Stability Mechanism (ESM). Deze noodmechanismen verstrekken steun aan landen in nood onder strikte voorwaarden. Op dit moment staat Nederland voor maximaal € 34,2 mld. garant voor het EFSF, € 2,9 mld. voor het EFSM en € 35,4 mld. voor het ESM. De noodfondsen ontvangen rentevergoedingen voor de verstrekte leningen.

Kans, impact en beheersing risico’s

De regeling betreft financiële steun aan landen middels een leningenprogramma met strikte voorwaarden die door het EFSF, EFSM en ESM in tranches wordt uitgekeerd. Het leningenprogramma is erop gericht dat het land dat steun ontvangt zo spoedig mogelijk weer een houdbare financieel-economische positie heeft en weer toegang krijgt tot de financiële markten.

Op het moment dat een lidstaat, die steun uit het EFSF ontvangt, niet aan de betalingsverplichtingen aan het EFSF kan voldoen en als gevolg daarvan het EFSF haar schuldeisers niet meer kan betalen, zal Nederland naar rato haar aandeel in de garantie moeten bijdragen aan het EFSF. Als andere landen die garanties hebben verleend op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het EFSF te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen. Nederland krijgt hierdoor een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Zodra het EFSF garanties inroept heeft dit effect op het Nederlandse EMU-saldo en de EMU-schuld.

Om de financiële ondersteuning vanuit het EFSM te kunnen financieren is de Europese Commissie gemachtigd om namens de EU geld aan te trekken op de kapitaalmarkten. Deze leningen worden via de EU-begroting gegarandeerd door de EU-lidstaten. Zodra het EFSM garanties inroept, betekent dit een effect op het Nederlandse EMU-saldo en de EMU-schuld.

Het ESM kent een andere structuur, waardoor de risico’s voor landen die garanties verstrekken zijn ingeperkt. Indien lidstaten die steun hebben ontvangen uit het ESM niet in staat zijn om aan de betalingsverplichtingen van het ESM te voldoen en als gevolg daarvan het ESM haar schuldeisers niet meer kan betalen, dan zal het ESM deze verliezen moeten opvangen. Het ESM zal dan eerst putten uit het reservefonds, daarna uit het volgestort kapitaal en als laatste optie pas het oproepbaar kapitaal (garanties) oproepen. Als andere garanderende landen op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het ESM te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen. Nederland krijgt hierdoor een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Naast de andere structuur, worden de risico’s beheerst doordat het ESM een preferente schuldeiserstatus (Preferred Creditor Status) kan claimen over andere crediteuren (behalve die van het IMF). Zodra het ESM garanties inroept, betekent dit een effect op het Nederlandse EMU-saldo en de EMU-schuld.

De genoemde instellingen hebben leningen uitstaan bij Griekenland (EFSF, ESM), Ierland (EFSF, EFSM), Portugal (EFSF, EFSM), Spanje (ESM) en Cyprus (ESM). Na de beëindiging van de programma’s in deze landen is de financieel-economische situatie verbeterd. Op dit moment zijn daarom de risico’s dat één van de landen niet aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen afgenomen. Indien dit scenario zich toch voltrekt brengt dit verdere politieke en financiële risico’s met zich mee, dit gezien het land hoogstwaarschijnlijk ook de markttoegang zal verliezen en een nieuw programma in de lijn der verwachting zou liggen.

Premiestelling en kostendekkendheid

EFSF/ESM

De rente die de verschillende programmalanden momenteel betalen aan het ESM en het EFSF is afhankelijk van de rente waarvoor het EFSF/ESM op de geld- en kapitaalmarkt leent (zogenaamde cost of funding). Het verschuldigde rentepercentage is voor het grootste deel van de leningen een samenstelling van de rente die het EFSF/ESM betaalt voor obligatie-uitgiftes met verschillende looptijden (in de zogenaamde funding pool). Op basis van de op de markt aangetrokken middelen berekent het EFSF/ESM op dagbasis de gemiddelde financieringskosten, welke worden doorberekend aan de programmalanden. Daarnaast betalen lidstaten die steun ontvangen van het EFSF/ESM aan het EFSF/ESM bij ontvangst van een lening een service fee van 50 basispunten, jaarlijks een service fee van 0,5 basispunten en een commitment fee. Lidstaten betalen aan het ESM ook nog een renteopslag, waarbij de hoogte afhangt van het gekozen instrument. De exacte opslagen zijn vastgelegd in de beprijzingsrichtsnoer van het ESM. De renteopslag van het EFSF is vastgesteld op nul basispunten.

EFSM

De prijsstelling van het EFSM kent als uitgangspunt dat deze direct wordt doorgegeven aan de specifieke programmalanden tegen dezelfde rente als waarvoor de Europese Commissie inleent. Dit zijn de financieringskosten. De renteopslag op de EFSM-leningen is vastgesteld op nul. Naar aanleiding van een verandering in het Nederlandse aandeel in de EU-begroting, op basis van het bruto nationaal inkomen (BNI), kan de garantieverplichting voor het EFSM jaarlijks worden bijgesteld. Het Nederlandse aandeel in de garantie voor het EFSM, dat maximaal € 60 mld. uit mag lenen, wordt voor 2020 geraamd op circa € 2,9 mld.

15. EIB-kredietverlening in ACP en OCT

Doel en werking garantieregeling

De European Investment Bank (Europese Investeringsbank, EIB) verricht activiteiten in de landen in Sub-Sahara-Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ook wel de Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen genoemd, ofwel de ACP-landen), alsmede in Europese Overzeese Gebieden (Overseas Countries and Territories, ofwel OCT-landen). De projecten in deze regio’s richten zich op economische ontwikkeling via de ontwikkeling van de private sector en de financiële sector, investeringen in infrastructuur en het verbeteren van het ondernemingsklimaat. Een deel van deze activiteiten wordt bekostigd uit het Investment Facility, een «revolverend fonds» dat gefinancierd is uit het European Development Fund (EDF). De EIB financiert daarnaast ook activiteiten uit eigen middelen. Op deze eigen middelen hebben de lidstaten een garantie afgegeven om het politieke risico dat op deze activiteiten wordt gelopen af te dekken. In 2020 bedraagt deze garantie voor Nederland € 53,0 mln.

Kans, impact en beheersing risico’s

De kans dat de garantie wordt ingeroepen is laag. Om inspraak van de lidstaten in financieringsbesluiten, gefinancierd uit zowel EDF als eigen middelen, te waarborgen is er een comité opgericht waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn. Dit comité beoordeelt alle investeringsvoorstellen inhoudelijk en brengt advies uit aan de Raad van bewind van de EIB inzake eventuele goedkeuring. Tevens heeft het beheer van de portefeuille dezelfde waarborgen als de EIB-portefeuille binnen de EU.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen en er worden geen middelen gestort in een begrotingsreserve. Door de aandeelhouders wordt geen dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij de garantie zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten in de ACP- en OCT-landen hebben gesteld.

16. Kredieten EU-betalingsbalanssteun

Doel en werking garantieregeling

De Europese Betalingsbalansfaciliteit is bedoeld voor niet-eurolanden met feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden op de lopende rekening van de betalingsbalans of het kapitaalverkeer. De EU draagt bij aan de stabiliteit door het onder voorwaarden verstrekken van leningen via de Betalingsbalansfaciliteit. Alleen lidstaten die de euro (nog) niet hebben ingevoerd kunnen aanspraak maken op de Betalingsbalansfaciliteit. Om de financiële ondersteuning te kunnen financieren is de Europese Commissie gemachtigd om namens de EU kapitaal aan te trekken op de kapitaalmarkten. Deze leningen worden gegarandeerd door de EU-lidstaten via de EU-begroting, met een maximum van € 50 mld. Het Nederlandse aandeel in deze garantie wordt voor 2020 geraamd op circa € 2,5 mld.

Kans, impact en beheersing risico’s

Het doel van de Betalingsbalansfaciliteit is om de financiële stabiliteit van de gehele EU te waarborgen opdat risico’s voor de Nederlandse economie, financiële sector en begroting niet escaleren. Doordat de Europese Commissie op grond van een impliciete garantie van de EU-begroting leningen kan verstrekken hoeven de EU-lidstaten geen kosten te maken voor het verstrekken van deze leningen. Het uitstaande risico komt als pro memorie in de EU-begroting. De kans op het trekken op deze garanties is laag.

Premiestelling en kostendekkendheid

De rente die steunontvangende landen betalen voor financiële steun van de Betalingsbalansfaciliteit is gelijk aan de financieringskosten van de Europese Commissie.

17. en 18. Wereldbank Groep

Doel en werking garantieregeling

Onder de Wereldbank Groep vallen twee garantieregelingen. De International Bank for Reconstruction and Development (IBRD, oftewel de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling) is het Wereldbankonderdeel dat leningen verstrekt aan middeninkomenslanden. IBRD functioneert als een coöperatieve bank, waarvan lidstaten aandeelhouder zijn. Op basis van ingelegd aandeelkapitaal en garanties verstrekt door aandeelhouders, kan de IBRD financiering aantrekken op de kapitaalmarkt en deze financiering als leningen verstrekken aan klantlanden. Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA) is een ander onderdeel van de Wereldbank Groep. Deze organisatie ondersteunt de private sector bij het verzekeren van buitenlandse investeringen. De activiteiten van MIGA kunnen eveneens gefinancierd worden doordat aandeelhouders aandelenkapitaal en garanties hebben verstrekt.

Kans, impact en beheersing risico’s

De garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de IBRD op het moment dat de IBRD niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt, wordt als zeer klein aangemerkt. De optie om garantiekapitaal in te roepen is bij de internationale financiële instellingen nog nooit ter sprake geweest, zelfs niet in tijden van crises (bijvoorbeeld de Azië-crisis of de afgelopen financiële crisis). De IBRD voert namelijk een prudent beleid met als expliciet doel het risico op een «call on capital» te minimaliseren en het liquiditeiten-risicobeleid van de IBRD is conservatief. De leenportfolio van de IBRD functioneert goed. Dit komt mede doordat de Wereldbank Groep mondiaal opereert waardoor de portefeuille goed gediversifieerd is. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody’s, S&P en Fitch) geven de IBRD allen een AAA/Aaa-rating (stabiel). IBRD heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status die de instelling in staat stelt voordelig te lenen op de kapitaalmarkt. Tevens heeft de IBRD een zogenoemde «Preferred Creditor Status». Dit houdt in dat lenende landen de IBRD voorrang verschaffen bij betaling indien zij moeite hebben om aan hun verplichtingen te voldoen. MIGA voert eveneens prudent risicobeleid. De kans dat de garantie wordt ingeroepen door MIGA is laag. Sinds de oprichting van MIGA in 1988 is er in slechts enkele gevallen overgegaan tot uitkering van schade. De overige gevallen van (potentiële) claims zijn opgelost door middel van settlement. Leverage die de Wereldbank Groep heeft op overheden speelt hierbij een belangrijke rol. Voor 2020 bedraagt de hoogte van de IBRD garantieverplichting € 5.3 mld. na de kapitaalverhoging in 2019 en een wisselkoerscorrectie in 2019. Voor MIGA gaat het om € 29,3 mln. na een wisselkoerscorrectie in 2019.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garanties worden geen premies ontvangen, waardoor er ook geen middelen gestort worden in een begrotingsreserve. De financiële voordelen van de garantie aan IBRD worden door de IBRD middels betere leenvoorwaarden doorberekend aan de klantlanden, waarmee het bijdraagt aan de realisatie van de door IBRD opgelegde beleidsdoelstellingen. Hetzelfde is ook het geval voor de verzekeringsproducten van MIGA. Het instellen van een premie zou de bijdrage van de IBRD aan het maatschappelijke doel verminderen. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden aan IBRD en MIGA onder deze garantieregelingen.

19. EBRD

Doel en werking garantieregeling

De European Bank for Reconstruction and Development (EBRD, oftewel de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling) is opgericht om de landen in Midden- en Oost-Europa en de voormalige Sovjet Unie bij te staan in hun transitie naar een democratie en naar een markteconomie. Inmiddels is het operatiegebied uitgebreid met een aantal Centraal-Aziatische landen en enkele landen in de Zuidoostelijk Mediterrane regio. Het mandaat van de EBRD is specifiek gericht op de transitie van (aanvankelijk ex-communistische) economieën naar markteconomieën met een robuuste private sector en integratie daarvan in de wereldeconomie. De EBRD wordt gefinancierd door aandelenkapitaal, waarvan zo’n 20% is ingelegd door de lidstaten (paid-in) en de rest wordt verstrekt in de vorm van garanties (callable capital20). In 2020 bedraagt deze garantie voor Nederland € 589,1 mln.

Kans, impact en beheersing risico’s

De garantie kan alleen worden ingeroepen door de EBRD wanneer de EBRD niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en de bank dus failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt wordt als zeer klein aangemerkt. De optie om garantiekapitaal in te roepen is bij de internationale financiële instellingen nog nooit ter sprake geweest, zelfs niet in tijden van crises (bijvoorbeeld de Azië-crisis of de afgelopen financiële crisis). De EBRD voert een prudent beleid. Het liquiditeit- en risicobeleid zijn conservatief. De leenportfolio van de EBRD doet het historisch gezien goed en de EBRD maakt winst. Mede daardoor heeft de EBRD een sterke kapitaalpositie met een gezonde verhouding tussen de portfolio en de capaciteit om het risico in de portfolio te dragen. Het beleid is erop gericht dat kapitaalgaranties nooit ingeroepen hoeven te worden. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody’s, S&P en Fitch) geven de EBRD allen een AAA/Aaa-rating. De EBRD heeft een zogenoemde Preferred Creditor Status. Tevens heeft het dagelijks bestuur van de EBRD een Audit comité dat de risico’s van de EBRD nauwgezet in de gaten houdt. Er is daarnaast een intern Audit comité dat toeziet op de kwaliteit van procedures en processen (deze rapporteert aan de president van de EBRD).

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EBRD hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EBRD, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Uit het eigen vermogen worden regelmatig (beperkt) middelen onttrokken met goedkeuring van de Raad van Gouverneurs, bijvoorbeeld voor het EBRD-fonds waaruit onder andere technische assistentie-activiteiten worden betaald of het door de EBRD beheerde Chernobyl Shelter Fund. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling.

20. EIB

Doel en werking garantieregeling

De EIB heeft tot taak, met een beroep op de kapitaalmarkten en op haar eigen middelen, bij te dragen aan een evenwichtige en ongestoorde ontwikkeling van de interne markt in het belang van de EU. Op basis van kapitaal en garanties van de lidstaten leent de EIB op de kapitaalmarkt, waarmee het middelen genereert voor investeringen in zowel de publieke als de private sector. In 2018 heeft de EIB haar aandeelhouders een garantieverhoging voorgelegd ter vervanging van het kapitaal van het VK in de EIB bij een Brexit. Deze garantieverhoging gaat in op het moment van de Brexit. In het voorstel neemt de Nederlandse garantstelling aan de EIB dan toe met € 1,9 mld. tot € 11,8 mld.

Kans, impact en beheersing risico’s

Garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de EIB op het moment dat de EIB niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. De kans dat dit gebeurt wordt echter als zeer klein aangemerkt, omdat de EIB een zeer prudent risicobeleid voert dat als doel heeft kapitaalgaranties nooit te hoeven inroepen. De optie om garantiekapitaal in te roepen is bij de internationale financiële instellingen nog nooit ter sprake geweest, zelfs niet in tijden van crises (bijvoorbeeld de Azië-crisis of de afgelopen financiële crisis). De leenportfolio van de EIB functioneert historisch gezien goed en de bank maakt winst. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody’s, S&P en Fitch) geven de EIB allen een AAA/Aaa-rating. Deze sterke rating is een reflectie van de kwalitatief hoogwaardige portefeuille van de EIB en de sterke steun van een aantal kredietwaardige aandeelhouders (met name Duitsland en Nederland). De EIB heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status die de instelling in staat stelt voordelig in te lenen op de kapitaalmarkt. De EIB heeft een zogenoemde Preferred Creditor Status. Tevens heeft de Raad van bewind van de EIB een risicocomité dat de risico’s van de bank in de gaten houdt. Bij afwezigheid van dit externe toezicht heeft de EIB in de Best Banking Practice (BBP) Guiding Principles de uitgangspunten vastgelegd waaraan de EIB moet voldoen ten aanzien van governance, prudentieel beheer en interne en externe rapportage. Daarnaast leggen de BBP Guiding Principles vast dat de EIB zich aan alle voor commerciële banken relevante regelgeving moet houden, of moet uitleggen wanneer deze regelgeving voor de EIB niet relevant is. Eén van de hoofdtaken van de Audit Comité is om op deze BBP toe te zien.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EIB. Zou de EIB ooit worden opgeheven dan zou dit eigen vermogen terugstromen naar de aandeelhouders. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling.

21. DNB – IMF

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Staat verleent aan DNB een garantie om het risico te dekken indien het International Monetary Fund (IMF) in gebreke blijft. Deze garantie wordt alleen ingeroepen in het geval dat het IMF niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en een beroep doet op middelen van DNB. Een deel van de garantie is tijdelijk. Dat betreft de garantie voor het verstrekken van de New Arrangements to Borrow (NAB) en de Bilateral Borrowing Agreements aan het IMF, die respectievelijk in 2022 en 2020 aflopen. Wanneer wordt besloten om de bijdragen van Nederland aan de NAB en Bilateral Borrowing Agreements na het aflopen niet meer te verlengen, kan de garantie daardoor dalen. Voldoende financiële slagkracht voor het IMF is belangrijk om toekomstige crises en financiële schokken het hoofd te bieden. Nederland vindt het daarom van belang dat de middelen van het IMF op voldoende niveau blijven en rekent het ook tot haar verantwoordelijk om, samen met een brede groep andere landen, ervoor te zorgen dat het IMF van voldoende middelen blijft voorzien. In 2017 is een nieuwe bilaterale lening tot en met 2020 met het IMF afgesloten voor hetzelfde bedrag als de voorgaande lening (€ 13,61 mld.). De bilaterale leningen die individuele landen met het IMF afsluiten kunnen pas ingezet worden na de reguliere quota- en NAB-middelen en vormen zodoende een laatste verdedigingslinie. Begin 2016 zijn de quota- en governance-hervormingen van het IMF in werking getreden en is de Nederlandse NAB-garantie als gevolg daarvan automatisch verlaagd. Tegelijkertijd is de garantie voor het Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT), de speciale faciliteit die het IMF beheert die ter beschikking staat aan lage-inkomenslanden, opgehoogd met SDR 500 mln. (SDR = Special Drawing Rights, de fictieve munteenheid die het IMF hanteert). In totaal bedraagt deze garantie voor Nederland in 2020 € 43,6 mld. na een wisselkoerscorrectie.

Kans, impact en beheersing risico’s

De kans dat DNB de garantie moet inroepen is zeer klein. De optie om garantiekapitaal in te roepen is bij de internationale financiële instellingen nog nooit ter sprake geweest, zelfs niet in tijden van crises (bijvoorbeeld de Azië-crisis of de afgelopen financiële crisis). Het IMF kent verschillende beleidsmaatregelen om te voorkomen dat betalingsachterstanden op IMF-programma’s ontstaan. Belangrijke elementen hierin zijn het IMF-beleid voor programmalanden, de Preferred Creditor Status die het IMF heeft en de reserves die het IMF hanteert. De kredietverlening van het IMF is revolverend, wat betekent dat landen na een bepaalde periode het IMF weer terug moeten betalen. Het komt nauwelijks voor dat landen achterstanden hebben bij het IMF, mede dankzij het prudente beleid dat het IMF voert. Een belangrijk element hierin vormt het toegangsbeleid: voordat het IMF een programma verstrekt wordt vastgesteld of een land voldoende capaciteit heeft om het IMF terug te betalen. Daarnaast zijn er richtlijnen voor limieten van leningen zodat het IMF grenzen kan stellen aan de beschikbare financiering voor een programma. Ook zijn de vormgeving van het programma en de gestelde conditionaliteiten belangrijke waarborgen voor terugbetaling. Hiermee dwingt het IMF economische aanpassingen af die lidstaten in staat stellen hun betalingsbalansproblemen op orde te krijgen en tijdig de lening terug te betalen. Het IMF heeft een zogenoemde Preferred Creditor Status. Bovendien zijn betalingsachterstanden van debiteuren bij het IMF slecht voor hun reputatie op financiële markten en bij andere internationale instellingen. In het geval van achterstallige betalingen kan het IMF terugvallen op de reservebuffer, de zogenaamde «precautionary balances».

Overigens is het zo dat er geen directe koppeling kan worden gemaakt tussen individuele IMF-programma’s en de Nederlandse bijdrage aan het IMF. De IMF-middelen aan programmalanden worden ter beschikking gesteld uit de algemene middelen van het IMF. De garantie van de Nederlandse Staat aan DNB dekt de middelen die Nederland beschikbaar stelt aan het IMF, voor de theoretische situatie dat DNB door het IMF niet meer wordt terugbetaald.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor afgegeven garanties aan DNB wordt geen premie ontvangen en er worden geen middelen gestort in een begrotingsreserve. Het IMF zelf ontvangt geen garantie van de Nederlandse Staat en betaalt dus ook geen premie voor deze garantie aan de Nederlandse Staat. Het IMF vraagt wel premie aan landen die financiële steun krijgen en betaalt een premie aan landen die middelen verstrekken. Dit laatste geldt ook voor Nederland. Op het moment dat het IMF gebruik wenst te maken van een verstrekt leenarrangement, dan moet DNB de dekking financieren op de kapitaalmarkt. Hiervoor ontvangt DNB een vergoeding van het IMF: de SDR-rente. De premie die landen moeten betalen aan het IMF is gebonden aan de IMF-marktgerelateerde rente, die weer gerelateerd is aan de SDR-rente. Het IMF rekent een extra opslag (vergoeding voor gelopen risico’s) voor programma’s die groot van omvang zijn (boven de 187,5% quotum van een land uitkomen). Als het bedrag aan financiële steun na een aantal jaar nog steeds boven de 187,5% quotum uitkomt, wordt daar bovenop een extra opslag gevraagd om groot en langdurig gebruik van IMF-middelen te ontmoedigen. Een uitzondering wordt gemaakt voor lage-inkomenslanden: zij betalen een lagere premie. Daarnaast rekent het IMF een zogeheten «commitment fee» voor een aantal faciliteiten, die wordt teruggestort wanneer een land daadwerkelijk geld trekt onder die faciliteit. Ook rekent het IMF een vergoeding om de uitvoeringskosten van een programma te dekken. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling.

22. AIIB

Doel en werking garantieregeling

In 2015 is besloten om toe te treden tot de nieuw op te richten Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB), welke sinds januari 2016 operationeel is. Op basis van een door de oprichtende aandeelhouders bepaalde verdeelsleutel heeft Nederland een aandeel toegewezen gekregen en zich hierop ingeschreven. Dit aandeel bestaat uit een gedeelte ingelegd (paid-in) kapitaal (20%) en een gedeelte garantiekapitaal (80%). Deze verplichting betreft het garantiekapitaal. Het Nederlandse aandeel in het garantiekapitaal bedraagt in 2020 na wisselkoerscorrectie € 722,6 mln.

De doelstelling van de AIIB is tweeledig:

• het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling, het creëren van welvaart en het verbeteren van het infrastructuurnetwerk in Azië door te investeren in infrastructuur en andere productieve sectoren;

• het bevorderen van regionale samenwerking en partnerschappen door samen te werken met andere multilaterale en bilaterale ontwikkelingsinstellingen bij het adresseren van ontwikkelingsuitdagingen.

Kans, impact en beheersing risico’s

De garantie kan worden afgeroepen door de AIIB op het moment dat de AIIB niet meer aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. De kans dat dit gebeurt, wordt echter als zeer klein aangemerkt. De optie om garantiekapitaal in te roepen is bij de internationale financiële instellingen nog nooit ter sprake geweest. De AIIB heeft een zogenoemde Preferred Creditor Status. Het risico wordt ook geadresseerd door het prudent risicobeleid van de bank. De externe kredietbeoordelingsbureaus (Moody’s, S&P en Fitch) geven de AIIB allen een AAA/Aaa-rating, wat een reflectie is van onder meer de governance-raamwerken van de AIIB, waaronder het risicomanagement- en liquiditeitbeleid van de AIIB, de sterke kapitaaltoereikendheid en de steun van de brede aandeelhoudersbasis.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen en er worden ook geen middelen gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de AIIB hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de AIIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort.

23. Exportkredietverzekering

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Staat biedt de mogelijkheid voor het verzekeren van betalingsrisico’s verbonden aan het handels- en dienstenverkeer met het buitenland. Het productenassortiment van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (ekv-faciliteit) omvat momenteel onder andere de kapitaalgoederenverzekering, financieringsverzekering, koersrisicoverzekering en verzekering van garanties. In de tabel «Overzicht verstrekte garanties» wordt naast het verplichtingenplafond van € 10 mld. een verwachte afloop van € 10 mld. structureel opgenomen. De exacte omvang van de aangegane en vervallen verplichtingen is na afloop van een begrotingsjaar bekend en wordt verantwoord in het jaarverslag van het Ministerie van Financiën.

Kans, impact en beheersing risico’s

De randvoorwaarden voor de afgifte van verzekeringen worden voortdurend gemonitord en indien nodig aangepast, opdat alleen aanvaardbare risico’s worden geaccepteerd. Het risicoprofiel van de bestaande ekv-portefeuille en van nieuwe aanvragen wordt daarom nauwlettend gevolgd door het Ministerie van Financiën met behulp van een uitgebreid risicokader.

Voor de ekv is in de begroting een bedrag van € 10 mld. opgenomen als plafond, wat het bedrag inhoudt waarvoor de Staat jaarlijks nieuwe verplichtingen kan aangaan (brutoplafond). De afgelopen jaren is dit plafond niet knellend geweest, zodat er naar verwachting voldoende ruimte zal zijn voor het aangaan van de door Nederlandse exporteurs gevraagde verzekeringen.

Premiestelling en kostendekkendheid

Internationaal is om concurrentieverstoring te voorkomen afgesproken dat ekv-faciliteiten over een middellange periode kostendekkend moeten zijn. Dat betekent dat op de middellange termijn de premie-inkomsten voldoende moeten zijn om de uitvoeringskosten en de netto schade-uitkeringen (inclusief de recuperaties) te dekken. De participanten van de Arrangement – de internationale afspraken ten aanzien van exportkredietverzekeringen – stellen hiertoe minimumpremies op, die in Europese regelgeving zijn verankerd. Nederland monitort de kostendekkendheid met een intern ontwikkeld model: bedrijfseconomische resultaatbepaling (berb). Voor het geheel aan exportkredietverzekeringen is een begrotingsreserve beschikbaar van € 389,7 mln. Deze voorziening is statistisch gezien, gegeven de huidige ekv-portefeuille, in een gegeven jaar met een kans van 3 op 4 toereikend.

Zowel uitgaven als inkomsten van de ekv zijn lastig te ramen en in de loop van een jaar niet of nauwelijks met beleidsmaatregelen te beïnvloeden. De schades kunnen in een jaar hoog oplopen, gegeven het uitstaande risico van circa € 16,3 mld. ultimo 2018.

3. BELEIDSARTIKELEN (FINANCIËN)

Artikel 1 Belastingen

A. Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering van die wet- en regelgeving dragen bij aan de bereidheid van burgers en bedrijven om hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

Onder «compliance» verstaat de Belastingdienst dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke fiscale verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen. De term «bereidheid» geeft aan dat de Belastingdienst ernaar streeft dat belastingplichtigen uit zichzelf fiscale regels naleven, zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Als burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen, dan komt belastinggeld de staatskas binnen zoals de wetgever beoogt en worden overheidsgelden niet onterecht uitbetaald.

Meetbare gegevens

De algemene doelstelling komt voor de fiscale verplichtingen tot uiting in de volgende meetbare gegevens.

Bedrijven
Percentage aangiften omzetbelasting tijdig ontvangen 95,3% 95,6% >95% >95%
Percentage aangiften loonheffingen tijdig ontvangen 99,3% 99,1% >99% >99%
Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort MKB1 n.v.t.2 5,7% <6% <6%
Burgers
Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort Particulieren 0,9% 0,7% <0,9% <0,7%
Bedrijven en burgers
Percentage aangiften inkomensheffingen en vennootschapsbelasting tijdig ontvangen n.v.t. 94,7% >94% >94%
Tijdige betaling van belastingen en premies 98,4% 98,5% >98% >98%
Oninbare belastingen en premies 0,3% 0,3% <0,6% <0,6%

1 Het nalevingstekort MKB en Particulieren betreft uitsluitend de positieve correcties (correcties ten nadele van de belastingplichtige).

2 N.v.t. betekent dat in het gegeven jaar de (streefwaarde van de) prestatie-indicator niet gemeten en gerapporteerd is in de begroting en het jaarverslag, waardoor vergelijking over de jaren niet mogelijk is.

Percentage aangiften omzetbelasting (OB), loonheffingen (LH), inkomensheffingen (IH) en vennootschapsbelasting (Vpb) tijdig ontvangen

Deze indicatoren weerspiegelen of het beleid van de Belastingdienst succesvol is om belastingplichtigen, meer aan de voorkant van het proces, te bewegen tijdig een juiste en volledige aangifte in te dienen. Deze beweging wordt voor de IH ondersteund door de doorontwikkeling van vooringevulde aangiften. Het aantal ambtshalve opgelegde aanslagen en verzuimboetes wordt hierdoor verminderd, evenals het aantal bezwaarschriften daartegen21.

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingtekort

Voor het structureel terugdringen van het nalevingtekort22 wordt ingezet op het zoveel mogelijk vooraf borgen van de volledigheid en juistheid van de aangiften door maatregelen als de vooringevulde aangifte (VIA) en het afsluiten van convenanten met fiscale dienstverleners waarmee de kwaliteit van aangiften van MKB-ondernemers wordt geborgd. Daarnaast blijft de Belastingdienst na het indienen van de aangifte risicogericht toezicht uitvoeren. Daarnaast wordt met steekproefsgewijze controles periodiek het niveau van naleving vastgesteld voor de segmenten Particulieren en MKB. De steekproefsgewijze controles verschaffen inzichten in de houding en het fiscaal relevante gedrag van belastingplichtigen en in bestaande nalevingstekorten.

Tijdige betaling van belastingen en premies

Deze indicator meet het deel van de geïnde belastingen en premies dat de belastingplichtigen tijdig, voor de vervaldatum, volledig betalen aan de Belastingdienst. Hiertoe wordt ook het voldoen van een vordering na een betalingsherinnering of als onderdeel van een betalingsregeling gerekend. Deze indicator geeft aan voor welk deel van de ontvangsten de Belastingdienst geen intensieve invorderingsmaatregelen hoeft toe te passen. Voor 2020 is de doelstelling om boven de 98% uit te komen.

Oninbare belastingen en premies

Niet alle vorderingen worden geheel geïnd. Dit kan verschillende oorzaken hebben: faillissementen, wettelijke schuldsanering, overlijden of omdat de vordering niet te verhalen is. Daarnaast leert de ervaring dat fraudeposten en aanslagen voor criminele posten zeer lastig zijn te innen. Het nog opeisbare deel van de vorderingen wordt actief gevolgd voor het geval zich alsnog inkomstenbronnen aandienen (dynamisch monitoren). De realisatie van oninbare belastingen en premies zal zich naar verwachting weer richting de streefwaarde gaan bewegen omdat oude vorderingen ook bij dynamisch monitoren op een bepaald moment oninbaar zijn.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een regisserende rol op het terrein van de fiscaliteit. Daarbij gaat het om:

• het te voeren fiscale beleid;

• het opstellen van fiscale wet- en regelgeving;

• het internationaal behartigen van de Nederlandse fiscale belangen.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een uitvoerende rol op het terrein van:

• de heffing en inning van de premies werknemers- en volksverzekeringen;

• de heffing en inning van de inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet;

• de heffing en inning voor derden van een aantal belastingen, heffingen en overige vorderingen;

• de vaststelling en de uitbetaling van toeslagen;

• handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) ) en de Invorderingswet 1990 voert de Belastingdienst de heffing en inning van de rijksbelastingen uit. Op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) voert de Belastingdienst/Toeslagen de toeslagregelingen uit voor de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op grond van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten voert de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) de handhavingstaken uit op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

De Minister bevordert, door inzet van de Belastingdienst, naleving van wet- en regelgeving door passende dienstverlening te leveren, massale processen juist en tijdig uit te voeren, adequaat toezicht uit te oefenen en waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.

C. Beleidswijzigingen

Verbeteringen uitvoering kinderopvangtoeslag

Het kabinet heeft aangegeven binnen het huidige stelsel verbeteringen in de kinderopvangtoeslag te willen realiseren. Dit biedt tevens de mogelijkheid om binnen de kinderopvangtoeslag ervaring op te doen met verbeteringen die mogelijk ook toegepast kunnen worden op de andere toeslagen. De Belastingdienst en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zullen in 2020 verder gaan met de invoering van in 2019 ingezette verbeteringen. Voor 2020 is onder meer beoogd de maandelijkse levering van gegevens over het gebruik en de kosten van kinderopvang door kinderopvangorganisaties substantieel uit te breiden voor zover dat binnen het wettelijke kader mogelijk is. Afhankelijk van de volledigheid en de kwaliteit van deze leveringen kunnen de gegevens gebruikt worden voor het attenderen van burgers op mogelijk noodzakelijke aanpassing van hun aanvraag of voor aanpassing van het voorschot door de Belastingdienst.

Belastingplanpakket/wetgeving 2020

Zie paragraaf F1 voor een nadere toelichting op de wijzigingen in het fiscale beleid.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 3.347.387 2.926.792 2.864.839 2.706.994 2.667.936 2.615.639 2.608.723
waarvan betalingsverplichtingen 3.347.080 2.926.392 2.864.439 2.706.594 2.667.536 2.615.239 2.608.323
waarvan garantieverplichtingen 307 400 400 400 400 400 400
Procesrisico's 307 400 400 400 400 400 400
Uitgaven (1) + (2) 3.182.409 2.986.706 2.944.639 2.712.152 2.671.587 2.615.639 2.608.723
(1) Programma-uitgaven 217.078 497.862 495.609 453.483 443.612 435.620 427.618
waarvan juridisch verplicht 68,8%
Bekostiging 6.104 6.178 6.178 6.178 6.178 6.178 6.178
Vergoeding proceskosten 6.104 6.178 6.178 6.178 6.178 6.178 6.178
Garanties 0 245 245 245 245 245 245
Proces risico's 0 245 245 245 245 245 245
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 0 14.908 14.908 14.908 14.908 14.908 14.908
Waarderingskamer 0 1.953 1.953 1.953 1.953 1.953 1.953
Kadaster 0 1.971 1.971 1.971 1.971 1.971 1.971
Kamer van Koophandel 0 4.270 4.270 4.270 4.270 4.270 4.270
Overige bijdrage ZBO's/RWT's 0 6.714 6.714 6.714 6.714 6.714 6.714
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties 0 437 437 437 437 437 437
Internationale Douaneraad 0 175 175 175 175 175 175
Overige internationale organisaties 0 262 262 262 262 262 262
Opdrachten 0 265.980 258.961 236.632 238.599 238.966 238.964
ICT opdrachten 0 203.160 209.043 183.265 183.637 183.837 183.835
Overige opdrachten 0 62.820 49.918 53.367 54.962 55.129 55.129
Bijdrage agentschappen 64.593 100.114 104.880 85.083 73.245 64.886 56.886
Logius 64.593 99.924 104.690 84.893 73.055 64.696 56.696
CIBG 0 190 190 190 190 190 190
Overig 0 0 0 0 0 0 0
Rente 146.381 110.000 110.000 110.000 110.000 110.000 110.000
Belasting- en invorderingsrente 146.381 110.000 110.000 110.000 110.000 110.000 110.000
(2) Apparaatsuitgaven 2.965.330 2.488.844 2.449.030 2.258.669 2.227.975 2.180.019 2.181.105
waarvan: Uitvoering fiscale wet- en regelgeving en douanetaken Caribisch Nederland 13.312 13.000 13.000 13.000 13.000 13.000 13.000
Personele uitgaven 2.302.651 2.143.569 2.109.698 1.921.827 1.895.513 1.856.964 1.860.644
waarvan: Eigen personeel 2.098.935 1.906.304 1.868.318 1.764.915 1.756.305 1.729.214 1.732.894
waarvan: Inhuur externen 203.716 229.549 233.664 149.196 131.492 120.034 120.034
waarvan: Overig Personeel 0 7.716 7.716 7.716 7.716 7.716 7.716
Materiële uitgaven 662.679 345.275 339.332 336.842 332.462 323.055 320.461
waarvan: ICT 267.080 20.261 22.188 30.266 27.420 27.559 27.559
waarvan: Bijdrage SSO's 166.004 195.850 199.745 200.126 199.238 199.747 199.646
waarvan: Overige 229.595 129.164 117.399 106.450 105.804 95.749 93.256
Ontvangsten (3) + (4) 144.168.867 155.599.908 156.444.315 156.099.799 165.718.196 170.084.672 174.523.966
(3) Programma-ontvangsten 144.130.146 155.460.821 156.401.221 156.058.283 165.675.642 170.044.708 174.484.137
waarvan: Belastingontvangsten 143.236.163 154.540.307 155.510.240 155.169.302 164.789.728 169.158.794 173.598.223
Rente 452.990 503.110 474.377 474.377 471.310 471.310 471.310
Belasting- en invorderingsrente 452.990 503.110 474.377 474.377 471.310 471.310 471.310
Boetes en schikkingen 200.135 204.577 203.777 201.777 201.777 201.777 201.777
Ontvangsten boetes en schikkingen 200.135 204.577 203.777 201.777 201.777 201.777 201.777
Bekostiging 240.859 212.827 212.827 212.827 212.827 212.827 212.827
Kosten vervolging 240.859 212.827 212.827 212.827 212.827 212.827 212.827
(4) Apparaatsontvangsten 38.720 139.087 43.094 41.516 42.554 39.964 39.829

Budgetflexibiliteit

Voor de programma-uitgaven die vallen onder de rubrieken «Bekostiging» en «Rente» geldt dat deze voor 100% juridisch verplicht zijn; ze vloeien voort uit de Awr en de Invorderingswet 1990 (rente-uitgaven) en vanuit de Algemene wet bestuursrecht (uitgaven bekostiging). Verder is de bijdrage aan de Waarderingskamer voor 100% juridisch verplicht op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Voor het Kadaster en de Kamer van Koophandel heeft de Belastingdienst samenwerkingsovereenkomsten voor gegevensuitwisseling die worden gebruikt bij de uitvoering van taken van de Belastingdienst. De uitgaven zijn 100% juridisch verplicht.

Voor de overige programma-uitgaven geldt dat deze niet allemaal als 100% juridisch verplicht zijn aan te merken. Deels zijn er wel contracten etc. gesloten, bijvoorbeeld ten behoeve van ICT en/of andere benodigde diensten voor de uitvoering van de primaire processen van de Belastingdienst. Naar inschatting zal het niet-juridisch verplichte bedrag per 1 januari 2020 € 154,5 mln. bedragen. Voorbeelden hiervan zijn (verlenging van) licenties en onderhoudscontracten voor software en hardware. Een ander voorbeeld zijn de uitgaven voor papieren dienstverlening (brieven aan burgers en bedrijven). Over het algemeen geldt wel dat de niet-juridische verplichte uitgaven noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de primaire processen, bijvoorbeeld uitgaven ten behoeve van het berichtenverkeer met burgers en bedrijven of het jaarlijks verlengen van licenties.

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

Programma-uitgaven

Bekostiging

De uitgaven onder bekostiging betreffen onder andere de proceskostenvergoeding aan belastingplichtigen indien hun bezwaar of beroep wordt gehonoreerd. De regeling ligt vast in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er is geen einddatum voor deze regeling vastgesteld.

Garanties

Dit betreft uitgaven als gevolg van garanties die de Belastingdienst afgeeft aan faillissementscuratoren in verband met procesrisico’s.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

De uitgaven aan de Waarderingskamer betreft de eigenaarsbijdrage van het Ministerie van Financiën voor de begroting 2020 die reeds is vastgesteld en verplicht is op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Voor het Kadaster en de Kamer van Koophandel heeft de Belastingdienst samenwerkingsovereenkomsten voor gegevensuitwisseling die wordt gebruikt bij de uitvoering van taken van de Belastingdienst. Onder de bijdrage aan overige ZBO’s/RWT’s vallen onder andere de bijdrage aan de RDW en de Nationale Politie.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Het ministerie levert jaarlijks een bijdrage aan de internationale douaneraad. Conform internationale samenwerkingsovereenkomsten levert ieder land een bijdrage.

Opdrachten

In de Wet elektronisch berichtenverkeer (Wet EBV) staan verplichtingen rond het berichtenverkeer van de Belastingdienst met burgers en bedrijven. Onder «Overige opdrachten» vallen met name de uitgaven die geraamd zijn voor de papieren dienstverlening. Bij «ICT opdrachten» gaat het met name over ICT-uitgaven die te maken hebben met de digitale dienstverlening (licenties, software applicaties en hardware).

Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft met name de bijdrage aan Logius waar de Belastingdienst ICT-voorzieningen afneemt die samenhangen met de primaire taakuitvoering van de Belastingdienst. Het gaat om voorzieningen als Digipoort en DigiD. Interdepartementaal zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt over de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI). De stelselafspraken zullen wettelijk vastgelegd worden door het Ministerie van Binnenlandse Zaken in de Wet Digitale Overheid. Daarnaast betreft deze post een kleine bijdrage aan het CIBG (Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg). Met het CIBG heeft de Belastingdienst een samenwerkingsovereenkomst om winstaangiftes van zelfstandigen in de zorg te controleren. Het CIBG is verantwoordelijk voor het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg).

Rente

Dit budget betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt vergoed aan belastingplichtigen. De rente-uitgaven komen voort uit de Awr en de Invorderingswet 1990 en zijn voor 100% juridisch verplicht. Er is geen einddatum voor deze regeling vastgesteld.

Apparaatsuitgaven

Personele uitgaven

Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur voor de dienstonderdelen van de Belastingdienst (exclusief Douane).

Materiële uitgaven

Dit betreft de materiële uitgaven van de dienstonderdelen van de Belastingdienst (exclusief Douane specifieke materiële uitgaven) en omvat facilitaire diensten, middelen en communicatie. ICT bevat voornamelijk uitgaven die horen bij de toerusting van de ambtenaren van de Belastingdienst (telefoon, laptop, werkplek, iPad, etc.). De bijdrage aan Shared Service Organisaties (SSO’s) betreft met name de huisvesting (Rijksvastgoedbedrijf).

Ontvangsten

Programma-ontvangsten

Belastingontvangsten

De in de bovenstaande tabel opgenomen belastingontvangsten zijn netto-ontvangsten. De netto-ontvangsten zijn gelijk aan de totale belastingontvangsten minus de afdrachten aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds op grond van de Financiële verhoudingswet, en minus de afdrachten aan het Btw-compensatiefonds en het BES-fonds.

In onderstaande tabel staat de aansluiting van de Miljoenennota 2020 met begrotingshoofdstuk IX. De Miljoenennota bevat een toelichting op de belastingontvangsten.

Totale belastingontvangsten 178.098.991 191.686.573 193.285.600 192.666.128 201.766.324 205.943.457 210.182.747
Afdracht Gemeentefonds1 29.082.911 31.212.999 31.826.405 31.669.798 31.183.031 31.001.097 30.810.958
Afdracht Provinciefonds 2.454.311 2.462.615 2.480.413 2.366.627 2.333.187 2.323.187 2.313.187
Afdracht Btw-compensatiefonds (artikel 6) 3.286.561 3.427.847 3.426.667 3.426.171 3.426.036 3.426.036 3.426.036
Afdracht BES-fonds 39.046 42.805 41.875 34.230 34.342 34.343 34.343
Belastingontvangsten (artikel 1) 143.236.163 154.540.307 155.510.240 155.169.302 164.789.728 169.158.794 173.598.223
1 Dit betreft de begrotingstotalen van het Gemeentefonds en Provinciefonds, stand Miljoenennota 2020. Volgens de vaste systematiek zijn de accrestranches voor t+1 tot en met t+4 nog niet toegevoegd aan deze begrotingen. Deze accrestranches t+1 tot en met t+4 maken daarom onderdeel uit van de Belastingontvangsten (artikel 1).

Rente

Dit budget betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt ontvangen van belastingplichtigen.

Boetes en schikkingen

Deze ontvangstenpost betreft de opbrengsten van bestuurlijke boetes en van fiscale strafbeschikkingen.

Bekostiging

De ontvangsten hebben betrekking op kosten die worden doorberekend aan belastingschuldigen van invorderingsmaatregelen (aanmaning, dwangbevel, beslaglegging, etc.). Dit gebeurt op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen.

Apparaatsontvangsten

Deze post betreft onder andere ontvangsten van facilitaire diensten die de Belastingdienst levert aan andere overheidsdiensten en op basis van factuurbasis worden afgerekend.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

• BTW Vrijstelling vakbonden, werkgeversorganisaties, politieke partijen, kerken

• BTW Vrijstelling fondswerving

• BTW Vrijstelling lijkbezorging

• BTW Vrijstelling overig

• Accijnzen overige regelingen

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Giftenaftrek inkomstenbelasting 388 384 377
Onderhoudsverplichtingen aftrek 319 312 280
Belaste ontvangen alimentatie – 200 – 192 – 189
Middelingsregeling 113 113 100
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 916 930 871
Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3 20 20 20
Heffingvrij vermogen box 3 913 892 864
Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2 104 106 108
Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s 215 219 223
Giftenaftrek vennootschapsbelasting 8 9 9
30%-regeling 1.056 1.143 1.186
Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband 122 122 123
Algemene heffingskorting 19.940 21.816 23.789
Alleenstaande ouderenkorting 481 452 456
Ouderenkorting 3.243 3.698 3.749
EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit2 29 30 31
EB Belastingvermindering per aansluiting 2.443 2.039 3.450
BTW Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water 8.378 6.964 7.235
BTW Verlaagd tarief overig 2.182 1.841 1.942
BPM Teruggaaf diverse voertuigen3 15 14 13
MRB Vrijstelling diverse voertuigen4 27 27 28
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar 64 70 76
MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988 17 15 13
MRB Kwarttarieven 152 161 170

1 [–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

2 EB = Energiebelasting.

3 BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

4 MRB = Motorrijtuigenbelasting.

F1. Fiscaal beleid en wetgeving

Genereren van inkomsten – fiscale wet- en regelgeving

Het genereren van inkomsten ten behoeve van uitgaven voor de rijksbelastingen, de sociale fondsen en de zorgverzekeringen door middel van het ontwikkelen van solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving die ook in internationale context werkbaar is.

Belastingplanpakket

In het Belastingplanpakket is een veelheid aan maatregelen opgenomen. Het pakket bestaat uit zes wetsvoorstellen. Het grootste deel van de voorgestelde maatregelen wordt per 1 januari 2020 van kracht en in een enkel geval per 1 januari 2021.

Met het Belastingplan 2020 wordt onder meer voorgesteld om een bronbelasting in te voeren op rente en royalty’s. De bronbelasting is verschuldigd over iedere directe rente- of royaltybetaling die binnen concernverband wordt gedaan door – kort gezegd – een Nederlands bedrijf aan een bedrijf in een land dat is opgenomen op de Nederlandse lijst van laagbelastende landen. Hiermee wil het kabinet een eind maken aan het gebruik van het Nederlands belastingstelsel voor doorstroomactiviteiten naar laagbelastende landen.

Per 1 januari 2020 is ook het voornemen om een minimumkapitaalregel voor banken en verzekeraars in te voeren. Het betreft een grondslagverbreding en daarnaast heeft de maatregel tot doel om een meer gelijkwaardige fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen te bewerkstelligen.

Het klimaatakkoord wordt geïmplementeerd met het wetsvoorstel fiscale maatregelen Klimaatakkoord. Het wetsvoorstel leidt tot voorgestelde fiscale wijzigingen onder andere met betrekking tot mobiliteit, zoals het voortzetten van de korting op de bijtelling voor elektrische voertuigen, waarbij deze korting geleidelijk wordt afgebouwd richting 2026. Ook de vrijstellingskorting bij de motorrijtuigenbelasting (MRB) en belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) voor elektrische voertuigen wordt tot 2025 voortgezet. De accijns op diesel wordt stapsgewijs verhoogd. Bij de energiebelasting zal een schuif plaatsvinden van elektriciteit naar gas en wordt de belastingvermindering per aansluiting verhoogd. De overdrachtsbelasting voor niet-woningen wordt verhoogd van 6% naar 7%.

Voor het MKB wordt voorgesteld om in de werkkostenregeling de vrije ruimte te verhogen voor de eerste € 400.000 van de loonsom en om de vergoedingen aan werknemers voor het aanvragen van een Verklaring Omtrent Gedrag vrij te stellen.

Met de voorgestelde afschaffing van de aftrek scholingsuitgaven die onderdeel uitmaakt van het Belastingplanpakket wordt een vereenvoudiging van de inkomstenbelasting gerealiseerd.

ATAD 2

Een belangrijke aankomende maatregel om de belastinggrondslag te beschermen is de implementatie van de tweede Europese richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking (Anti Tax Avoidance Directive 2, ATAD2). ATAD2 beoogt te voorkomen dat belastingplichtigen gebruik kunnen maken van structuren, waarbij door kwalificatieverschillen tussen belastingstelsels («hybridemismatches») de belasting in Nederland of in een ander land wordt ontweken.

F2. Belastingdienst

Strategie Belastingdienst

De Belastingdienst beoogt met zijn strategie het gedrag van burgers en bedrijven zodanig te beïnvloeden dat zij structureel uit zichzelf (fiscale) regels naleven (compliance); dat wil zeggen zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Dit moet zorgen voor de borging van de continuïteit van belastingopbrengsten en de rechtmatige betaling van toeslagen. De Belastingdienst handelt conform de beginselen van behoorlijk bestuur en probeert waar mogelijk proactief en in de actualiteit te handelen in plaats van reactief te zijn.

Dit betekent dat de Belastingdienst, waar mogelijk in samenwerking met publieke en private partijen:

1. een omgeving creëert waarin het maken van fouten zoveel mogelijk wordt voorkomen en waarin de Belastingdienst barrières opwerpt om fraude zoveel mogelijk tegen te gaan;

2. het burgers en bedrijven gemakkelijk maakt om verschuldigde belasting(en) af te dragen, bijvoorbeeld door middel van de vooraf ingevulde aangifte en voorlichting, en om een juiste toeslagaanvraag te doen;

3. de mate en intensiteit van zijn handelen baseert op de relevante informatie over (oorzaken van) het gedrag van burgers en bedrijven. Daar waar de kwaliteit van de belastingaangifte of toeslagaanvraag vooraf is geborgd, kan de Belastingdienst volstaan met minder toezicht achteraf. Daar waar burgers en bedrijven regels bewust niet willen naleven of frauderen, dwingt de Belastingdienst naleving af.

De Belastingdienst heeft hierbij te maken met verschillende groepen burgers en bedrijven, met verschillende behoeften en verschillend gedrag bij het naleven van (fiscale) regels. De Belastingdienst deelt daarom het totale bestand van burgers en bedrijven op in groepen met samenhangende objectieve en subjectieve kenmerken (doelgroepen). Daarbinnen kan de Belastingdienst voor de handhaving tot een nader onderscheid komen indien kenmerken van bepaalde groepen burgers of bedrijven een andere wijze van behandeling rechtvaardigen.

Jaarlijks vertaalt de Belastingdienst zijn strategie in een beleid per doelgroep, waarbij de uitvoerings- en toezichtstrategie wordt vertaald naar de concrete inzet van de capaciteit van de Belastingdienst per doelgroep. In het Jaarplan Belastingdienst 2020 dat de Tweede Kamer in het najaar ontvangt, wordt opgenomen welke activiteiten de Belastingdienst uitvoert met welke middelen (budget en formatie) om naleving te bevorderen en niet-naleving tegen te gaan. Daarnaast zullen in het Jaarplan de ontwikkelstappen worden benoemd die de Belastingdienst gaat zetten ten aanzien van ICT en procesverbeteringen, verbetering van de sturingsinformatie, personeel en cultuur.

Onderdelen van de strategie zijn fraudebestrijding en externe overheidssamenwerking in Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI)-verband en Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC)-verband. Belangrijk hierbij is de samenwerking, bijvoorbeeld door het verstrekken van informatie, met gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie ten behoeve van de integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit in RIEC-verband.

Burgers

De grote omvang en de mate van zelfredzaamheid zijn kenmerkend voor de behandeling van de groep burgers. De Belastingdienst richt zich op het (massaal) voorkomen van fouten en het verbeteren van de kwaliteit van de belastingaangifte en toeslagaanvraag door een passende dienstverlening en door zoveel mogelijk (massaal) vooraf invullen van gegevens bij belastingaangifte en toeslagaanvragen. Ook corrigeert de Belastingdienst belastingaangiften en toeslagaanvragen van burgers door gebruik te maken van gegevens van derde partijen. De uitkomsten van de periodieke steekproeven, nadere analyse van de aangiften en toeslagaanvragen, het ontwikkelen en uitvoeren van evaluaties en effectmetingen, vormen de basis voor het bepalen of er zaken moeten worden verbeterd in de dienstverlening of formulieren, dan wel welke groepen of individuele burgers specifieke aandacht nodig hebben en welke behandeling daar bij past.

Bedrijven

De Belastingdienst onderscheidt groepen bedrijven met samenhangende objectieve en subjectieve kenmerken. Dit betreffen zowel profit als non-profit organisaties. Voorbeelden van objectieve kenmerken zijn: omvang (af te dragen belasting, kasstroom), complexiteit (eigendomsverhoudingen, rechtsvorm en besturing, relaties tussen bedrijven) en activiteiten (branchekenmerken, internationale gerichtheid). Voorbeelden van subjectieve kenmerken zijn: de mate van zelfredzaamheid en transparantie, de houding ten opzichte van belasting betalen (fiscale strategie) en de kwaliteit van de fiscale administratie.

Met het uitvoeren van zijn beleid streeft de Belastingdienst ernaar dat het «nalevingstekort», en daarmee het bedrag aan verschuldigde belasting dat niet binnenkomt («tax gap»23) en ten onrechte toegekende toeslagen, zo klein mogelijk is.

Doelen en prestatie-indicatoren

In 2020 worden de kritieke prestatie indicatoren (kpi’s) voor de begroting vanaf begrotingsjaar 2021 vernieuwd. In het jaarplan 2019 Belastingdienst zijn de doelstellingen op dit gebied beschreven. De Belastingdienst is in 2019 gestart met het vertalen van de strategische doelstelling van de Belastingdienst (naleving) naar meetbare prestaties. Het streven is gericht op minder indicatoren met meer zeggingskracht. Gekoppeld aan de uitvoerings- en toezichtstrategie wordt de samenhang tussen doelen en indicatoren op verschillende niveaus vastgesteld. Het eindproduct is een gebalanceerde set aan indicatoren die zicht bieden op het bereiken van de strategische doelstelling van de Belastingdienst. Deze set wordt in 2019 opgeleverd en in 2020 getest zodat hierop vanaf de begroting 2021 kan worden gerapporteerd.

Dienstverlening

De Belastingdienst maakt het burgers en bedrijven zo gemakkelijk mogelijk om hun verplichtingen na te komen en hun rechten geldend te maken door passende dienstverlening te leveren.

Met passende dienstverlening zorgt de Belastingdienst ervoor dat belastingplichtigen en toeslaggerechtigden hun verplichtingen kunnen nakomen en hun rechten kunnen verwezenlijken. De door de Belastingdienst geboden dienstverlening is ingericht op diversiteit in de zelfredzaamheid van de burger. De Belastingdienst stimuleert en ondersteunt organisaties en burgers die burgers helpen met het (digitaal) zaken doen met de Belastingdienst. Dit kan zowel zien op hulp bij het doen van aangifte of het aanvragen van een toeslag tot aan hulp rondom budgetbeheer of schulden. De Belastingdienst streeft ernaar te voldoen aan de verwachtingen van burgers en bedrijven ten aanzien van snelle en klantgerichte dienstverlening. Het effect hiervan wordt meetbaar gemaakt met de volgende prestatie-indicatoren.

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn 88% 78% 90–95% 90–95%
Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn 98% 98% 90–95% 90–95%
Klanttevredenheid Minimaal 70% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 3 of hoger op de gehanteerde 5-puntsschaal (neutraal tot zeer tevreden) Minimaal 70% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 3 of hoger op de gehanteerde 5-puntsschaal (neutraal tot zeer tevreden)
– telefonie 77% 73%
– websites 82% 79%
– balie 80% 82%
Klantontevredenheid Maximaal 10% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 1,5 of lager Maximaal 10% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 1,5 of lager
– telefonie 7% 10%
– websites 5% 5%
– balie 7% 6%
Zorgvuldig handelen van de Belastingdienst (aantal ontvangen klachten) 11.145 12.393 Minder klachten over het handelen van de Belastingdienst dan vorig jaar Minder klachten over het handelen van de Belastingdienst dan vorig jaar
1 Enkele streefwaarden van de Belastingdienst worden weergegeven in bandbreedtes. Hiermee geeft de Belastingdienst bij betreffende prestatie-indicator aan wat de onder- en de bovengrens is.

Afgehandelde bezwaren en klachten binnen Awb-termijn24

Burgers en bedrijven die het niet eens zijn met een beslissing, kunnen daartegen bezwaar maken door een bezwaarschrift in te dienen bij de Belastingdienst. De streefwaarde van 90–95% Awb-tijdigheid van behandeling van bezwaarschriften is de afgelopen jaren niet gerealiseerd. Er lopen diverse projecten waarmee het bezwaarproces verbeterd wordt. In maart 2018 is voor de inkomstenbelasting een nieuw logistiek systeem en een systeem voor het digitaal indienen van bezwaar in gebruik genomen. De andere grotere belastingmiddelen (OB, LH en Vpb) volgen later. Verder is in 2018 gestart met de deformalisering IH en is tevens een nieuwe risicotool voor aanvullingen IH geïntroduceerd, die in 2019 geïmplementeerd wordt, waarmee per aanvulling de fiscale risico’s voor bezwaar in beeld worden gebracht. Deze ontwikkelingen moeten de doorlooptijden van de aanvullingen verbeteren. Hierdoor komt meer capaciteit beschikbaar voor de bezwaren die niet via het aanvullingenproces worden afgedaan. Het deformaliseren van bezwaar IH betekent dat de aanvullingen voor bezwaar, die relatief een korte doorlooptijd hebben en een gunstig effect op het Awb-percentage, niet meer als bezwaar worden gezien, maar als een verzoek. Dit heeft in eerste instantie een negatief effect op het Awb-percentage omdat de «echte» bezwaarschriften, waarin de belastingplichtige het inhoudelijk niet eens is met de Belastingdienst, overblijven. In 2019 is een plan van aanpak bezwaar opgesteld met als doel eind 2019 weer op een normaal voorraadniveau te zitten. Per saldo blijft de streefwaarde voor 2020 daarom onveranderd op 90–95%.

Klanttevredenheid en het aantal gesprekken

De indicator klanttevredenheid meet direct na de dienstverlening hoe de persoonlijke insteek van de Belastingdienst ten aanzien van telefoon, website en balie is beleefd door burgers en bedrijven. Deze meting vindt plaats door burgers en bedrijven te bevragen op zowel aspecten die bijdragen aan de klanttevredenheid als op de ervaren klanttevredenheid zelf. Hiermee krijgt de Belastingdienst goed zicht op de variabelen die klanttevredenheid bepalen, waardoor betere sturing op en verantwoording over prestaties mogelijk is.

De Belastingtelefoon verwacht in 2020 tussen 10 en 11 mln. binnenkomende (inbound) gesprekken te beantwoorden (2019 planning 10,5 mln.). Naast de inbound gesprekken wordt in 2020 ingezet op het ondersteunen van burgers en bedrijven in het uitoefenen van hun rechten en het naleven van hun plichten op het gebied van toeslagen en belastingen door het actief signaleren in de vorm van proactief bellen (outbound gesprekken). Het aantal uitgaande (outbound) gesprekken voor 2020 zal naar verwachting 300.000 tot 400.000 bedragen.

Zorgvuldig handelen van de Belastingdienst

In contacten met burgers en bedrijven gaat de Belastingdienst uit van het vertrouwen dat zij hun verplichtingen na willen komen. Om compliance te bereiken is het cruciaal dat er vertrouwen is in de Belastingdienst. Dit is onder andere afhankelijk van de rechtvaardigheid die burgers en bedrijven ervaren in het optreden van de Belastingdienst. In zijn optreden streeft de Belastingdienst ernaar het aantal klachten jaar op jaar te verminderen.

Toezicht

De Belastingdienst voert adequaat toezicht uit en dwingt waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af om er voor te zorgen dat de verschuldigde belastingen bestendig de staatskas binnenkomen en de toeslagen rechtmatig worden uitbetaald.

Belastingen

De strategie van de Belastingdienst leidt tot een gedifferentieerde aanpak van bedrijven waarin de Belastingdienst een mix aan activiteiten uitvoert. Onderstaande prestatie-indicatoren hebben betrekking op verschillende aspecten van die aanpak.

Percentage grote ondernemingen waarvan de mogelijkheid tot klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is 86,5% 87,5% 88% 89%
Percentage kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een fiscaal dienstverleners convenant 5,8% 5,9% 6–8% 6–8%
Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling IH (betreft Particulieren en MKB)1 € 2,3 mld. € 1,7 mld. € 1,2 mld. € 1,45 mld.
Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling Vpb MKB € 1,5 mld. € 1,7 mld. € 1,35 mld. € 1,5 mld.
Bruto correctie opbrengsten boekenonderzoeken MKB € 877 mln. € 834 mln. € 735 mln. € 735 mln.
Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst (betreft IH) 10,2% 8,2% <8% <8%
1 Betreft correcties op het verzamelinkomen.

Percentage grote ondernemingen waarvan de mogelijkheid tot klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is25

Binnen het segment Grote ondernemingen is er voor de grootste bedrijven sprake van individuele klantbehandeling. Daarmee wordt passende behandeling beoogd ter afdekking van de risico’s, gegeven de beschikbare capaciteit. Voor elke grote onderneming wordt beoordeeld of de onderneming in aanmerking komt voor klantbehandeling in de actualiteit. De analyse leidt tot een behandelstrategie en de vaststelling of een onderneming al dan niet voor klantbehandeling in de actualiteit in aanmerking komt. Het streven is om deze toets in 2020 voor 89% van alle grote ondernemingen te hebben uitgevoerd.

Percentage kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een fiscaal dienstverleners convenant

Deze indicator betreft belastingontvangsten afkomstig uit aangiften die onder een convenant met een fiscaal dienstverlener (FD) vallen. De indicator weerspiegelt in welke mate de Belastingdienst erin slaagt een hogere mate van zekerheid over de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de belastingontvangsten te verkrijgen door de uitoefening van toezicht mede te verschuiven naar de voorkant binnen de keten.

Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling IH, Vpb en boekenonderzoeken

Deze indicatoren betreffen de bruto correctiebedragen. Dit is het door de Belastingdienst gecorrigeerde bedrag op aangiften van belastingplichtigen, vóór toepassing van het effectieve belastingtarief, en zonder rekening te houden met het verlies op correcties door bezwaar en invordering. De indicatoren richten zich op de resultaten van de ingezette repressieve instrumenten. De keuze voor deze instrumenten en de daaruit voortkomende opbrengsten volgt uit de toepassing van het beleid gericht op het bevorderen van compliance. Dit betekent dat steeds situationeel bepaald wordt wat het meest effectieve en goedkoopste preventieve of repressieve instrument is dat ingezet wordt. De duurste instrumenten, zoals boekenonderzoeken, zullen dan met name ingezet worden bij belastingplichtigen die zich kenmerken door een hoog fiscaal belang en risico. Goedkopere instrumenten, zoals communicatie en telefonisch contact, kunnen volstaan bij belastingplichtigen die zich kenmerken door een laag fiscaal belang en risico. De verbetering van de streefwaarde ten opzichte van vorig jaar voor IH en Vpb houdt verband met de instroom van nieuw personeel.

Met de verkregen extra middelen uit de Voorjaarsnota 2019 (zie verdiepingsbijlage) investeert de Belastingdienst in het verstevigen van het toezicht, onder meer door het uitvoeren van meer boekenonderzoeken in het MKB en het verrichten van meer controles op aangiften inkomensheffing van particulieren en aangiften vennootschapsbelasting van het MKB. Voor 2020 zijn, gegeven de oploop van de investeringen, nog geen verbeteringen zichtbaar op de prestatie-indicatoren voor de bruto correctie opbrengsten van de aangiftebehandeling en boekenonderzoeken.

Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst (betreft IH)

Burgers en bedrijven die het niet eens zijn met een beslissing, kunnen een bezwaarschrift indienen. De hiervoor behandelde prestatie-indicator «Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn» is gericht op een snelle afhandeling. De onderhavige indicator «Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst» ziet op het voorkomen van bezwaarschriften door te zorgen voor juiste aanslagen bij de IH. Dit zijn de «echte» bezwaarschriften, waarin de belastingplichtige het inhoudelijk niet eens is met de Belastingdienst. De grote massa bezwaarschriften, waarin de belastingplichtige alleen een aanvulling of wijziging van de eerdere ingediende aangifte meldt, blijft bij deze indicator buiten beschouwing.

Toeslagen

Het toezicht bij Toeslagen is gericht op het rechtmatig, dat wil zeggen op basis van de wettelijke grondslagen, uitbetalen van de juiste toeslag. Het toezichtbeleid komt tot stand in afstemming met de departementen die beleidsinhoudelijk verantwoordelijk zijn voor de inkomensafhankelijke regelingen. Het streven is om het voor burgers gemakkelijk te maken om het goed te doen. De inzet op vormen van actief signaleren, waar nodig voorafgaand aan de toekenning, draagt bij aan klanttevredenheid en toekenningszekerheid. Inzet van data-analyses draagt bij aan het steeds beter kunnen differentiëren in toezichtactiviteiten op grond van het gedrag van toeslagaanvragers en het voorspellen van afwijkingen tussen de voorlopige en de definitieve toekenning. De scheidslijn tussen dienstverlening en toezicht vervaagt, doordat de Belastingdienst proactief handelt op basis van actuele signalen. De Belastingdienst wil zoveel mogelijk voorkomen dat burgers fouten maken bij het aanvragen van toeslagen en het doorgeven van mutaties. Het doel is maatregelen en voorzieningen in het massale proces te treffen, die door burgers als gepersonaliseerde ondersteuning worden ervaren.

Rechtmatige toekenning van toeslagen Gerealiseerd Gerealiseerd De score van fouten en onzekerheden ligt onder de rapporteringsgrens op artikelniveau De score van fouten en onzekerheden ligt onder de rapporteringsgrens op artikelniveau1
Het percentage definitief toegekende toeslagen dat niet leidt tot een terug te betalen bedrag > € 500 92,2% 93,3% 91% >91%
1 Dit betreft het artikel van het desbetreffende beleidsdepartement.

Rechtmatige toekenning van toeslagen

De Belastingdienst streeft naar een rechtmatige toekenning van toeslagen. Voor het rapporteren van fouten en onzekerheden gelden kwantitatieve rapportagegrenzen op artikelniveau die jaarlijks in de Rijksbegrotingvoorschriften worden vastgelegd. Door een snelle rechtmatige toekenning wordt de toekenningszekerheid vergroot en neemt het vertrouwen in de Belastingdienst toe en zullen burgers meer geneigd zijn hun verplichtingen na te komen. Om de rechtmatigheid van toeslagen te bevorderen wordt onder andere aandacht besteed aan de kwaliteit van bestanden van derden die worden gebruikt. Bij toeslagen die worden vastgesteld na handmatige behandeling door medewerkers wordt de kwaliteit van de behandeling getoetst.

Terug te betalen bedragen zoveel mogelijk beperken

De Belastingdienst streeft ernaar het ontstaan van door de burger terug te betalen bedragen bij het definitief toekennen van toeslagen zoveel mogelijk te beperken. Als kwantitatieve indicator wordt gebruikt: het percentage van het totale aantal definitief toegekende toeslagen, waarbij niet terugbetaald hoeft te worden of het terug te betalen bedrag onder € 500 blijft. Voor kinderopvangtoeslag wordt een grens van € 1.000 aangehouden, omdat het bij de toekenningen veelal gaat om hogere bedragen dan bij andere toeslagen. De verstrekking van toeslagen gebeurt aan de hand van voorschotten, hetgeen ertoe kan leiden dat bij de eindberekening na afloop van het jaar nog een aanvullend bedrag moet worden uitgekeerd of dat een deel van het uitgekeerde bedrag moet worden teruggevraagd. De intentie is het aantal terug te betalen bedragen groter dan het normbedrag terug te dringen. De score op deze indicator wordt hoger naarmate aanvragers tijdig mutaties en juiste schattingen doorgeven. De Belastingdienst ondersteunt burgers hierbij. Waar mogelijk worden burgers actief erop geattendeerd dat inkomens of andere grondslagen (gaan) afwijken van die welke tot dan zijn gebruikt. Hierdoor verbetert de compliance. Als het mogelijk is wordt aanpassing van gegevens door de Belastingdienst zelf verzorgd.

De norm voor de doelstelling om grote terugvorderingen te beperken is aangepast van 91% naar >91% omdat de realisatie de afgelopen jaren percentages vertoont van 92% tot 93%.

De resultaten in het begrotingsjaar kunnen worden beïnvloed gedurende de periode van voorlopige toekenningen, dat wil zeggen door toezichtacties of signaleringen naar burgers in het daaraan voorafgaande jaar.

Inning

Achterstand invordering 2,7% 2,9% 3–3,5% 3–3,5%
Inning invorderingsposten binnen een jaar 54,5% 58,3% 55–65% 55–65%

Achterstand invordering

De indicator «Achterstand invordering» meet het bedrag aan openstaande vorderingen waarvan de betalingstermijn is verstreken en waartegen geen bezwaar is ingediend. De indicator is uitgedrukt in een percentage van de totale belasting- en premieontvangsten en gaat over de belastingmiddelen inkomensheffing/Zorgverzekeringswet, loonheffingen, motorrijtuigenbelasting, omzetbelasting en vennootschapsbelasting. Het is een indicatie voor de (relatieve) omvang van de debiteurenpositie van de Belastingdienst en het geeft een momentopname van de omvang van de voorraad nog in te vorderen posten.

De Belastingdienst volgt openstaande schulden en gaat in geval van gedetecteerde verhaalsmogelijkheden alsnog over tot het innen van de schuld. Dankzij dynamisch monitoren kan de Belastingdienst aan de hand van gegevens controleren of de situatie van een debiteur is veranderd, waardoor er toch kan worden geïncasseerd. Deze beweging leidt tot een structurele stijging van het achterstandspercentage omdat schulden langere tijd worden gevolgd. Hierdoor vallen de streefwaarden voor 2019 en 2020 hoger uit dan de realisaties in 2017 en 2018.

Inning invorderingsposten binnen een jaar

Deze indicator toont het percentage van de vorderingen die niet op tijd betaald worden26, maar die binnen een jaar toch worden geïnd, als resultaat van de door de Belastingdienst ingezette invorderingsmaatregelen.

Massaal proces

De Belastingdienst maakt het burgers en bedrijven zo gemakkelijk mogelijk om hun verplichtingen na te komen en hun rechten geldend te maken door massale processen juist, tijdig en efficiënt uit te voeren.

Voorinvulling van gegevens IH (VIA) n.v.t. n.v.t. 65% 65%
Garantieregeling IH 2019: in maart aangifte gedaan, vóór 1 juli bericht 99,5% 100% 100% 100%
Definitief vaststellen toeslagen 85,5% 89,2% 85% 85%
Percentage toeslagen dat tijdig wordt uitbetaald 99,96% 99,95% 99,9% 99,9%
Afname van het aantal ernstige productieverstoringen (damages)1 70 69 Minder verstoringen dan vorig jaar Minder verstoringen dan vorig jaar
1 De gerapporteerde cijfers betreffen het aantal ernstige productieverstoringen (aantal damages).

Voorinvulling van gegevens IH (VIA)

Het streven is om jaarlijks 65% van de ingediende aangiften door particulieren (IH niet-winst) volledig vooraf in te vullen vanuit de VIA voor zover het voor de Belastingdienst kenbare rubrieken betreft. De realisatie van de indicator wordt beïnvloed door diverse factoren zoals de beschikbaarheid van betrouwbare gegevens, (fiscale) wet- en regelgeving en handelingen van belastingplichtigen. Op basis van het realisatiecijfer 2019 wordt bezien of de streefwaarde van deze relatief nieuwe indicator op termijn kan worden verhoogd.

Garantieregeling IH 2019: in maart aangifte gedaan, vóór 1 juli bericht

Deze indicator meet het percentage belastingplichtigen dat tijdig binnen de garantieregeling aangifte IH 2019 heeft gedaan en dat vóór 1 juli bericht heeft ontvangen in de vorm van een voorlopige of definitieve aanslag 2019. Een beperkt deel belastingplichtigen zal in plaats van een aanslag een ander bericht ontvangen. Daar staat in dat voor de afhandeling van de aangifte nader fiscaal onderzoek nodig is.

Definitief vaststellen toeslagen

Doel van de prestatie-indicator is dat 85% van de toeslaggerechtigden vóór 31 december van het jaar t+1 de definitieve toekenning krijgt van het toeslagjaar t. De reden waarom de resterende 15% niet volledig definitief toegekend kan worden in t+1 ligt in het feit dat veel inkomens- of onderliggende gegevens nog niet bekend zijn vanaf het moment dat het definitief toekennen van toeslagen begint.

Percentage toeslagen dat tijdig wordt uitbetaald

Deze indicator heeft betrekking op het laatste deel van de toeslagenketen: de uitbetaling op een reeds afgegeven beschikking. Van tijdige uitbetaling is sprake als het voorschot voor de komende maand op de 20e van de voorafgaande maand op de rekening van de toeslaggerechtigde is bijgeschreven27.

Afname van het aantal ernstige productieverstoringen (damages)

Deze indicator meet in welke mate er sprake is van ernstige productieverstoringen binnen de Belastingdienst welke leiden tot overlast, benadeling of onjuiste informatievoorziening aan burgers en/of bedrijven. Van een productieverstoring is ook sprake wanneer er schade optreedt in de kasstroom van het Rijk of als er afbreuk wordt gedaan aan de compliance. De doelstelling is om het aantal «damages» in 2020 te verminderen t.o.v. 2019. Bij de realisatie van de indicator wordt de impact (aantal geraakte burgers en/of bedrijven) en de ernst van de overlast in ogenschouw genomen.

FIOD

De FIOD werkt aan de rechtshandhaving door bijdragen te leveren aan het tegengaan van fiscale, financiële en economische fraude (inclusief fraude met premies, subsidies, toeslagen en in- en export), aan witwasbestrijding, aan het waarborgen van de integriteit van het financiële stelsel en aan de bestrijding van de financiële georganiseerde criminaliteit.

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie 84% 87% 82–85% 82–85%
Gerealiseerde incasso-opbrengsten (mln. €) € 169 mln. € 101,6 mln. € 126 mln. € 128,3 mln.
Omgevingsgerichte strafonderzoeken (% opsporingsuren) 31% 36% >40% >40%

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie

De FIOD geeft bij het selecteren van aanmeldingen voor strafrechtelijk onderzoek prioriteit aan zaken met impact en effect. De doelstelling voor het percentage processen-verbaal dat leidt tot een veroordeling of een transactie is een resultaat van het overleg tussen het Openbaar Ministerie, de toezichthouders en de FIOD, en is een indicator voor de kwaliteit van de door de FIOD aangeleverde zaken.

Gerealiseerde incasso-opbrengsten

Op basis van afgeronde onderzoeken stelt de FIOD processen-verbaal op en gaat het Openbaar Ministerie over tot vervolging en/of een transactie. Vervolging kan leiden tot veroordeling, waarbij incasso-opbrengsten voor de Staat gerealiseerd kunnen worden. Transacties leiden ook tot incasso-opbrengsten voor de Staat. De daadwerkelijke ontvangsten worden ontvangen op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI). De stijging van de streefwaarde 2020 t.o.v. 2019 is het gevolg van het gefaseerd oplopen van de incassoverplichtingen vanuit de intensivering bestrijden witwassen en niet-ambtelijke-corruptie. De uiteindelijke resultaten kunnen overigens sterk beïnvloed worden door een (individuele) grote zaak, zoals de gerealiseerde opbrengsten in 2017 en 2018 laten zien.

Omgevingsgerichte strafonderzoeken

Bij de aanpak van fraude wil de FIOD een duidelijk signaal afgeven en kiest het voor aanpak van strafonderzoeken met maatschappelijk effect: van incident naar impact. De monitoring hierop vindt plaats met deze prestatie-indicator door te rapporteren hoeveel procent van de zaken omgevingsgericht is. Met omgevingsgericht wordt gedoeld op zaken waarover vooraf instemming is bereikt tussen partners in de keten van toezicht, opsporing en vervolging. Met de verkregen extra middelen uit de Voorjaarsnota 2019 (zie verdiepingsbijlage) investeert de FIOD in aanvullende capaciteit voor opsporingsonderzoeken op het vlak van ondermijning, witwassen en corruptie. Voor 2020 zijn, gegeven de duur van een gemiddeld opsporingsonderzoek, de verwachte verbeteringen op de prestatie-indicatoren nog niet zichtbaar.

Artikel 2 Financiële markten

A. Algemene doelstelling

Beleid en regelgeving maken voor een stabiele en integere werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Financiën bevordert het goede functioneren van het financiële stelsel en heeft een regisserende rol. Hij is politiek verantwoordelijk voor de goede werking van het betalingsverkeer. De Minister is verder verantwoordelijk voor goed functionerende en integere financiële markten en voor de Nederlandse wetten en regels ten aanzien van de financiële markten en de institutionele structuur van het toezicht. Verder is de Minister verantwoordelijk voor wet- en regelgeving om het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld en het financieren van terrorisme te voorkomen. Ook is de Minister verantwoordelijk voor de regelgeving van bepaalde bijzondere financiële beroepsgroepen, zoals accountants. DNB en de AFM voeren het daadwerkelijke toezicht op de financiële markten uit. Dat wil zeggen dat de Minister verantwoordelijk is voor het functioneren van het toezichtsysteem als geheel en verantwoordelijk is voor de uitvoering van het toezicht door DNB en de AFM. Echter, om de onafhankelijke positie van de toezichthouders te bevorderen is de Minister noch verantwoordelijk noch bevoegd ten aanzien van individuele besluiten van de toezichthouders, en beschikt de Minister niet over toezichtvertrouwelijke informatie. Daarnaast worden steeds meer toezichttaken op Europees niveau belegd. Zo voert de Europese Centrale Bank (ECB) ook in belangrijke mate het toezicht op grote en grensoverschrijdende Europese banken uit.

De randvoorwaarden die de Minister stelt voor een integer en stabiel systeem hebben hun basis in de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft). Het gaat hierbij om (het toezicht op nakoming van) regelgeving die financiële instellingen stimuleert en verplicht om op integere en transparante wijze te werk te gaan. Deze regelgeving en dit toezicht dragen eraan bij dat consumenten en bedrijven met voldoende informatie en vertrouwen financiële producten kunnen afnemen.

Tot slot bevordert de Minister het verantwoord financieel gedrag door de burger en is hij verantwoordelijk voor de ongestoorde voorziening van voldoende munten in circulatie.

Verantwoordelijkheden Minister van Financiën op de BES-eilanden

Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES-eilanden) maken deel uit van Nederland. De eilanden zijn openbare lichamen in de zin van de Grondwet. De verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën ten aanzien van de toezichttaken is dezelfde voor de BES-eilanden als voor Europees Nederland, omdat de verhouding tussen de Minister en de toezichthouders dezelfde is. Het toezicht op de BES-eilanden is net als in Nederland op afstand geplaatst bij DNB en de AFM; de Minister van Financiën is systeemverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

Het beleid ten aanzien van de financiële sector staat grotendeels beschreven in de Agenda financiële sector28 die eind 2018 is gepresenteerd. De Agenda richt zich op drie domeinen: stabiliteit, integriteit en innovatie. In 2020 geeft het ministerie uitvoering aan de aangekondigde maatregelen uit de Agenda (zie onderdeel 2.1 Beleidsprioriteiten). Daarnaast is van belang dat in 2020 het register van uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s) van vennootschappen en andere juridische entiteiten van start gaat (het zogenaamde UBO-register artikel 30)29. De verplichting tot het bouwen van dit register komt voort uit artikel 30 van de vierde anti-witwasrichtlijn30. In 2020 moet het register gevuld en beheerd worden en worden extra functionaliteiten bijgebouwd. Ook wordt voorzien dat in 2020 gestart wordt met de ontwikkeling en bouw van een apart UBO-register voor trusts en soortgelijke constructies (het zogenaamde UBO-register artikel 31), waarvan de verplichting tot het bouwen ervan uit artikel 31 van de vierde anti-witwasrichtlijn komt31.

Tot eind 2019 heeft de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) het exclusieve recht gehad om munten voor de Nederlandse Staat te slaan. De productie van de nadien benodigde munten is in 2019 door DNB aanbesteed. De aanbesteding ziet zowel op de productie van circulatiemunten, als op de productie en distributie van munten die speciaal voor verzamelaars worden geslagen. Van de verzamelaarsmunten zullen vanaf 2020 in beginsel twee in plaats van vier exemplaren geslagen worden. De aanbesteding en het feit dat DNB vanaf 2020 rechtstreeks zal samenwerken met het producerende munthuis kan zorgen voor een verandering in de kosten voor de munttaak.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen – 50.454 26.760 26.608 24.258 24.248 22.897 22.897
waarvan betalingsverplichtingen 16.547 27.760 26.608 24.258 24.248 22.897 22.897
Muntcirculatie 2.076 7.500 9.300 9.300 9.300 9.300 9.300
Vakbekwaamheid 3.762 4.500 4.500 4.600 4.600 4.600 4.600
Bijdrage DNB BES-toezicht en FEC 4.472 5.315 4.270 4.070 4.063 4.080 4.080
Overige betalingsverplichtingen 6.238 10.445 8.538 6.288 6.285 4.917 4.917
waarvan garantieverplichtingen – 67.000 – 1.000 0 0 0 0 0
Garantie verhoging plafond kredietfaciliteit AFM – 2.000 3.000 0 0 0 0 0
Garantie BES – 65.000 – 4.000 0 0 0 0 0
Overige garantieverplichtingen 0 0 0 0 0 0 0
Uitgaven 21.916 27.760 26.608 24.258 24.248 22.897 22.897
waarvan juridisch verplicht 82,3%
Subsidies 436 0 0 0 0 0 0
Vakbekwaamheid 436 0 0 0 0 0 0
Bekostiging 10.013 9.346 10.700 10.700 10.707 10.680 10.680
Accountantskamer 1.295 1.450 1.400 1.350 1.350 1.350 1.350
Muntcirculatie 6.836 7.500 9.300 9.300 9.300 9.300 9.300
Afname munten in circulatie 1.702 0 0 0 0 0 0
IMVO Convenanten 0 0 0 50 57 30 30
Overig 180 396 0 0 0 0 0
Garanties 1.000 1.875 1.875 1.875 1.875 1.875 1.875
Dotatie begrotingsreserve DGS BES 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Dotatie begrotingsreserve NHT 0 875 875 875 875 875 875
Opdrachten 4.964 8.154 7.613 6.213 6.213 4.872 4.872
Wijzer in geldzaken 1.638 1.554 1.613 1.613 1.613 272 272
Vakbekwaamheid 3.326 4.500 4.500 4.600 4.600 4.600 4.600
Overig 0 2.100 1.500 0 0 0 0
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s 5.124 7.945 5.980 5.030 5.023 5.040 5.040
Bijdrage AFM BES-toezicht 361 605 505 505 505 505 505
Bijdrage DNB toezicht & DGS BES 4.472 2.100 1.300 1.310 1.303 1.320 1.320
Bijdrage FEC 0 3.215 2.970 2.760 2.760 2.760 2.760
Bijdrage Toezicht en Handhaving MIF 0 0 260 260 260 260 260
Bijdrage PSD II 291 525 195 195 195 195 195
Overig 0 1.500 750 0 0 0 0
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties 380 440 440 440 430 430 430
Caribean Financial Action Taskforce 0 20 20 20 10 10 10
IASB 380 420 420 420 420 420 420
Ontvangsten 13.426 9.774 9.155 10.255 9.955 7.700 7.700
Bekostiging 2.036 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000
Ontvangsten muntwezen 2.036 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000
Toename munten in circulatie 0 0 0 0 0 0 0
Opdrachten 1.111 1.111 1.455 1.455 1.455 0 0
Wijzer in geldzaken 1.111 1.111 1.455 1.455 1.455 0 0
Overig 10.279 6.663 5.700 6.800 6.500 5.700 5.700

Budgetflexibiliteit

Van de uitgaven op artikel 2 is in 2020 82,3% juridisch verplicht. Deze verplichte uitgaven (€ 21,9 mln.) bestaan voor het grootste deel uit uitgaven voor vakbekwaamheid (€ 4,5 mln.), muntcirculatie (€ 5,0 mln.) en de bijdrage aan DNB voor het toezicht op de BES-eilanden en het Financieel Expertise Centrum (FEC) (€ 2,9 mln.).

De juridisch verplichte uitgaven aan vakbekwaamheid betreffen de kosten van de centrale Wft-examinering. Het inhoudelijk beheer van de Wft-examinering is opgedragen aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD), terwijl het functionele en technische beheer is ondergebracht bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Uitgangspunt is dat de uitgaven worden gefinancierd uit de examengelden (leges) die worden afgedragen aan het ministerie (zie ontvangsten overig). De daaromtrent gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst met het CDFD en een overeenkomst met de DUO.

De juridisch verplichte uitgaven vanwege de muntcirculatie komen voort uit de Muntwet en afspraken die met de KNM en met DNB zijn gemaakt. Deze afspraken betreffen onder meer de te verstrekken vergoedingen vanwege:

• de productie van circulatiemunten (hieronder vallen niet de aanschafkosten van blanco muntplaatjes);

• de productie en distributie van munten die speciaal voor verzamelaars worden geslagen;

• het verzorgen van de geldsomloop voor zover deze uit munten bestaat;

• het fungeren als Nationaal Analysecentrum voor Munten.

De niet-juridisch verplichte uitgaven hebben in hoofdzaak betrekking op de aankoop van rondellen (blanco muntplaatjes) die benodigd zijn voor de productie van nieuwe munten. Vanaf 2020 zal het nieuwe muntcontract in werking treden. De niet-juridisch verplichte uitgaven voor 2020 en later kunnen daardoor veranderen.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen en uitgaven

Subsidies

Vakbekwaamheid

De subsidie voor het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) inzake vakbekwaamheid is per 01-04-2019 opgeheven.

Bekostiging

Accountantskamer

De Accountantskamer beoordeelt klachten over gedragingen van accountants bij hun beroepsmatig handelen. Het gaat daarbij vooral om gedragingen die mogelijk in strijd zijn met de wet of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. In een tuchtprocedure staat het belang van een goede beroepsuitoefening voorop. Aldus wordt bijgedragen aan het (herstel van) vertrouwen van het publiek in de beroepsuitoefening van accountants.

Eind 2019 en begin 2020 vindt een evaluatie plaats van de financiering van de Accountantskamer. Tijdens de evaluatie zal er worden bekeken of financiering door het ministerie nog in de rede ligt of dat er moet worden overgegaan tot gedeeltelijke of gehele overheveling van de kosten naar de sector. Of de sector de kosten zal gaan dragen, is derhalve nu nog niet bekend.

Muntcirculatie

De kosten van muntcirculatie bestaan uit: uitgaven die betrekking hebben op de door de KNM te verzorgen muntproductie, de door de KNM te verzorgen distributie van bijzondere munten en de door DNB te verzorgen munttaken. De aanbesteding van het nieuwe muntcontract loopt nog. Hierdoor kunnen de kosten van muntcirculatie in 2020 en later veranderen.

Afname munten in circulatie

Het in circulatie brengen van euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en leidt tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Zodra munten uit circulatie terugkeren, dient de Staat de nominale waarde van deze munten via DNB terug te geven. Op voorhand is niet te voorspellen of de nominale waarde van de in circulatie zijnde munten in enig jaar zal toe- of afnemen. Vandaar dat in de begroting een stelpost van nul is opgenomen.

Garanties

Dotatie begrotingsreserve DGS BES

Als garantie voor een DGS voor de BES-eilanden is bij eerste suppletoire wet 2017 een begrotingsreserve ingesteld. Jaarlijks wordt € 1 mln. toegevoegd aan de begrotingsreserve. Met het DGS BES wordt de financiële stabiliteit op de BES-eilanden geborgd.

2 0 1 3 0 1 4

Dotatie begrotingsreserve NHT-garantie

De Staat heft een jaarlijkse premie (€ 875.000) over het afgegeven garantiebedrag van € 50 mln. Deze middelen worden sinds 2019 gestort in een begrotingsreserve.

0 0 0,875 0,875 0 0,875 1,75

Opdrachten

Wijzer in geldzaken

Het platform Wijzer in geldzaken zet zich in voor het bevorderen van financieel verantwoord gedrag door de burger in Nederland. Het Ministerie van Financiën financiert het platform samen met een aantal partijen uit de sector. Het platform ontwikkelt verschillende typen interventies om verantwoord financieel gedrag te bevorderen en om invulling aan de strategische doelstellingen te geven. Enkele voorbeelden zijn de website www.wijzeringeldzaken.nl, de Week van het geld, de website www.financieelgezondewerknemers.nl en de Pensioen3daagse.

Vakbekwaamheid

Het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) adviseert en ondersteunt het Ministerie van Financiën inzake de beroepskwalificatie van financieel adviseurs, oftewel de vakbekwaamheid. Het CDFD is verantwoordelijk voor inhoudelijk beheer van de Centrale Examenbank, het adviseren over en vaststellen van eind- en toetstermen, en het erkennen van en toezicht houden op Wft-exameninstituten. Voor het uitvoeren van haar taken ontvangt het CDFD jaarlijks een overheidsbijdrage.

Overig

De hogere uitgaven in 2019 en 2020 ten opzichte van latere jaren wordt onder meer veroorzaakt doordat de kosten voor rechtszaken met betrekking tot SNS Reaal Holding in 2019 en 2020 worden gemaakt (€ 1,8 mln. respectievelijk € 1,5 mln.).

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Bijdrage AFM BES-toezicht

Voor het gedragstoezicht op de financiële markten op de BES-eilanden ontvangt de AFM jaarlijks een overheidsbijdrage.

Bijdrage DNB toezicht en DGS BES

Voor het toezicht op de BES-eilanden ontvangt DNB jaarlijks een overheidsbijdrage. In de afgelopen jaren is door DNB meer capaciteit ingezet op de BES-eilanden, met name als gevolg van interventie, handhaving en toetsingen.

Bijdrage FEC

Het ministerie draagt bij aan de financiering van het Financieel Expertise Centrum (FEC). Het FEC is een samenwerkingsverband tussen verschillende autoriteiten binnen de financiële sector op het gebied van toezicht, controle, opsporing en vervolging. Vanaf 2018 wordt structureel € 1,4 mln. extra besteed aan de uitvoering van het Terrorisme Financieringsbeleid door het FEC. Deze gelden zijn afkomstig uit de versterkingsgelden, die eind 2017 door het kabinet zijn toegekend ten behoeve van het Contra Terrorismebeleid.

Bijdrage toezicht en handhaving Multilateral Interchange Fee (MIF)

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is de toezichthouder op de uitvoering van de MIF-verordening. Vergoed worden de kosten voor het houden van toezicht op de naleving en de handhaving van een aantal bepalingen uit de MIF-verordening. Hieronder vallen onder meer de kosten voor het controleren van de hoogte van de afwikkelingsvergoedingen bij betalingsdienstaanbieders, het behandelen van klachten en de rechtshandhavingskosten.

Bijdrage toezicht en naleving PSD II

In de aangepaste versie van het wetsvoorstel ter implementatie van de PSD II richtlijn (Payment Services Directive) wordt voorgesteld om vier toezichthouders te belasten met het toezicht op de naleving van PSD II, te weten DNB, de AFM, de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de ACM. De kosten zijn de geschatte jaarlijkse kosten van de ACM voor de uitvoering van het toezicht door de ACM op de naleving door marktpartijen van PSD II. De kosten van het toezicht van DNB en de AFM op de naleving van PSD II zullen worden doorberekend aan de sector en komen derhalve niet ten laste van de Rijksbegroting. Dit geldt mogelijk ook voor de kosten van het toezicht door de AP aangezien samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de AP zal worden onderzocht in hoeverre deze en andere toezichtkosten kunnen worden doorberekend aan de sector.

Overig

In 2020 gaat het register van uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s) van vennootschappen en andere juridische entiteiten van start (het zogenaamde UBO-register artikel 30)32. Aan de opstart en bouw van dit register zijn kosten verbonden, die deels zijn, en worden, gedekt door het Ministerie van Financiën. In 2019 draagt het ministerie € 0,75 mln. bij aan de verdere ontwikkeling van dit UBO-register. Ook wordt voorzien dat in 2020 gestart wordt met de ontwikkeling en bouw van een apart UBO-register voor trusts en soortgelijke constructies (het zogenaamde UBO-register artikel 31)33. Het ministerie voorziet zowel in 2019 als in 2020 € 0,75 mln. bij te dragen aan deze kosten.

Ontvangsten

Bekostiging

Ontvangsten muntwezen

De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de door de KNM af te dragen nominale waarde van de munten die de KNM in opdracht van de Staat speciaal voor verzamelaars heeft geslagen. In een voorkomend geval hebben de ontvangsten muntwezen tevens betrekking op ontwaarde munten en/of rondellen waarvan het residu als metaalschroot is verkocht. De aanbesteding van het nieuwe muntcontract loopt nog. Hierdoor kunnen de ontvangsten muntwezen in 2020 en later veranderen.

Toename munten in circulatie

Zie «Afname munten in circulatie» bij uitgaven.

Opdrachten

Wijzer in Geldzaken

Het programma Wijzer in Geldzaken worden medegefinancierd uit bijdragen vanuit de sector en DNB. Daarnaast draagt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook bij aan het programma. Deze bijdragen zijn voor de periode 2020–2023 afgesproken.

Overig

De overige ontvangsten betreffen met name: de ontvangen leges voor de examens inzake het onderdeel vakbekwaamheid, de bijdragen van marktpartijen aan het programma Wijzer in geldzaken, premies voor de NHT- en WAKO-garantie, de door de ACM aan de sector doorberekende kosten in het kader van het toezicht op de naleving van de MIF-verordening en eventuele ontvangen boetegelden van DNB, de AFM en de Accountantskamer.

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

A. Algemene doelstelling

Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen; in het bijzonder bij het investeren in en verwerven, beheren en afstoten van de financiële en materiële activa van de Staat.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Financiën stimuleert en regisseert een verantwoorde en doelmatige besteding van overheidsmiddelen. Bedrijfseconomische expertise wordt ingezet bij staatsdeelnemingen, investeringsprojecten en transacties van de rijksoverheid.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

• een optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen met inachtneming van de betrokken publieke belangen;

• het toetsen en adviseren op bedrijfseconomische doelmatigheid bij het realiseren van grote publieke investeringsprojecten, zodat vakdepartementen hun projecten binnen budget, op tijd en met de gewenste kwaliteit kunnen realiseren. Voorbeelden van deze projecten zijn DBFM(O)34-projecten, bedrijfsvoerings- en duurzaamheidsprojecten, en veilingen waarbij exclusieve rechten in de markt worden gezet;

• het overkoepelende DBFM(O)-beleid en de regie van het systeem dat ervoor moet zorgen dat DBFM(O) in Nederland structureel goed verankerd is en toegepast wordt;

• het beheren en afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde financiële instellingen. In dit kader is de Minister van Financiën verantwoordelijk voor zwaarwegende en/of principiële beslissingen (onder andere de exitstrategie en het beloningsbeleid van de financiële instellingen) van NL Financial Investments (NLFI). Voorts houdt de Minister van Financiën toezicht op NLFI;

• het toetsen van door vergunninghouders gestelde financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het buiten gebruik stellen en de ontmanteling van instellingen vallend onder de Kernenergiewet.

De Minister van Financiën heeft een aantal instrumenten tot zijn beschikking, die ingezet kunnen worden voor de invulling van zijn verantwoordelijkheid:

• bevoegdheden die de Minister van Financiën heeft op basis van de Comptabiliteitswet;

• het besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996, in het bijzonder artikel 6: huur-, huurkoop- en leaseovereenkomsten, zoals DBFM(O) en andere langjarige complexe projecten, mogen pas worden gesloten na overeenstemming met de Minister van Financiën;

• bevoegdheden die de Minister van Financiën heeft op basis van de Kernenergiewet;

• bevoegdheden die de Minister van Financiën heeft op basis van de Telecommunicatiewet;

• de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI);

• bevoegdheden die de Minister van Financiën heeft als aandeelhouder op basis van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en de statuten van de ondernemingen;

• de gedragsregels uit de Corporate Governance Code voor zijn rol als aandeelhouder in staatsdeelnemingen;

• het kader voor het gebruik van businesscases binnen het Rijk (handleiding publieke businesscase);

• PPS-code (publiek-private samenwerking): de beheercode voor goede bedrijfsvoering binnen de rijksoverheid gericht op een doelmatige en rechtmatige inzet van het instrument van publiek-private samenwerking bij de realisatie en de exploitatie van (met name meerjarige) investeringsprojecten. Deze beheercode is nader uitgewerkt in een aantal specifieke toezichtsafspraken op het gebied van huisvesting en infrastructuur;

• structureel en incidenteel overleg met bestuurders en commissarissen van de staatsdeelnemingen.

Bovenstaande instrumenten zijn verschillend van aard. De bevoegdheden die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek, Comptabiliteitswet, Wet stichting administratiekantoorbeheer financiële instellingen en de Kernenergiewet vormen de basis van de (formele) zeggenschap. De overige instrumenten hebben een meer informeel karakter, zijn richtinggevend (zoals de Corporate Governance Code) of dienen als randvoorwaarde om invulling te kunnen geven aan de beleidsdoelstelling (zoals de beschikbaarheid over en/of toegang tot de benodigde kennis).

Beleidsinformatie

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de staatsdeelnemingen waarvan het beheer van het aandeelhouderschap ligt bij het Ministerie van Financiën. Hierbij staat aangegeven hoeveel procent van de aandelen in handen is van de Staat en op welke wijze deze aandelen worden gehouden. Daarnaast wordt aangegeven of het aandeelhouderschap permanent is, bij voorbaat tijdelijk (bij financiële instellingen), of dat de deelneming op termijn voor vervreemding in aanmerking zou kunnen komen (niet-permanent aandeelhouderschap). Tot slot is in deze tabel te zien wanneer de volgende evaluatie van het aandeelhouderschap zal plaatsvinden.

ABN AMRO 56,3% Indirect (via NLFI) Bij voorbaat tijdelijk n.v.t.
Air France-KLM 14% Direct Permanent 2026
BNG Bank 50% Direct Permanent 2019
COVRA 100% Direct Permanent 2023
FMO 51% Direct Permanent 2024
Gasunie 100% Direct Permanent 2019
Havenbedrijf Rotterdam 29,2% Direct Permanent 2020
Holland Casino 100% Direct Niet-permanent n.v.t.
KLM 5,9% Direct Permanent 2020
Nederlandse Loterij 99% Direct Niet-permanent n.v.t.
Nederlandse Spoorwegen 100% Direct Permanent 2023
NIO 100% Direct Permanent n.v.t.
NWB Bank 17,2% Direct Permanent 2019
RFS 1,25% Indirect (via NLFI) Bij voorbaat tijdelijk n.v.t.
SABB 3,7% Indirect (via NLFI) Bij voorbaat tijdelijk n.v.t.
Schiphol 69,8% Direct Permanent 2024
SRH 100% Direct Bij voorbaat tijdelijk n.v.t.
TenneT 100% Direct Permanent 2025
Thales Nederland 1% Direct Permanent 2022
UCN 100% Direct Niet-permanent n.v.t.
De Volksbank 100% Indirect (via NLFI) Bij voorbaat tijdelijk n.v.t.

Op 17 mei 2019 is besloten om het wetsvoorstel modernisering speelcasinoregime – waaronder de privatisering van Holland Casino – voor dit moment in te trekken. De regering gaat opnieuw naar de tekentafel met het oog op het treffen van voorbereidingen voor een mogelijk nieuw privatiseringstraject. Holland Casino blijft daarmee voorlopig een niet-permanente deelneming.

Kengetallen

Onderstaande kengetallen zien op de implementatie en uitvoering van het staatsdeelnemingenbeleid. Hierbij wordt alleen gekeken naar deelnemingen met volwaardige bedrijfsactiviteiten, waar de Staat >15% van de aandelen heeft, en deze met direct aandeelhouderschap beheert.

Aantal deelnemingen met >30% vrouwen in de raad van bestuur 60% (n=10)2 80% 80%
Aantal deelnemingen met >30% vrouwen in de raad van commissarissen 67% (n=12)3 80% 100%
Percentage van de deelnemingen waar een meerjarig dividendbeleid is herijkt 45% (n=11)4 73% 100%
Aantal deelnemingen waarvan het aandeelhouderschap is geëvalueerd in het betreffende begrotingsjaar 2 3 2

1 De huidige streefwaardes voor 2019 kunnen afwijken van de streefwaardes uit de begroting 2019.

2 Gecorrigeerd voor staatsdeelnemingen met één bestuurder. De volgende tien vennootschappen zijn meegenomen: BNG Bank, FMO, Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam, Holland Casino, NS, NWB, Schiphol, NLO en TenneT.

3 De volgende twaalf vennootschappen zijn meegenomen: BNG Bank, COVRA, FMO, Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam, Holland Casino, NS, NWB, Schiphol, NLO, TenneT en UCN.

4 De volgende elf vennootschappen zijn meegenomen: BNG Bank, COVRA, FMO, Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam, Holland Casino, NS, NWB, Schiphol, TenneT en UCN.

Meer kengetallen over het deelnemingenbeleid (zoals de omvang van het balanstotaal van alle staatsdeelnemingen, de vermogenspositie van staatsdeelnemingen en het door staatsdeelnemingen gerealiseerde rendement) zijn te vinden in het meest recente Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen35.

Daarnaast wordt over de voortgang binnen het DBFM(O)-beleid middels kengetallen door de daarvoor verantwoordelijke ministers gerapporteerd in de DBFM(O)-voortgangsrapportages.

C. Beleidswijzigingen

De Nota Deelnemingenbeleid36 uit 2013 vormt de basis van het beleid rondom staatsdeelnemingen. In de afgelopen jaren is dit beleid geïmplementeerd. Dit vormt ook in 2020 de basis van het staatsdeelnemingenbeleid. In 2020 zal een beleidsdoorlichting van het deelnemingenbeleid worden uitgevoerd. Indien hier wijzigingen uit voortkomen, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

Naast het reguliere deelnemingenbeleid zal er in 2020 hard worden gewerkt aan de oprichting van de internationale tak van Invest-NL. De nationale tak van Invest-NL zal naar verwachting in 2019 worden opgericht, maar zal ook in 2020 nog de nodige aandacht vergen (zie 2.1 Beleidsprioriteiten).

Ook als het gaat om projecten en vraagstukken op het publiek-private snijvlak zal Financiën blijven inzetten op het bevorderen van doelmatige overheidsbestedingen. Voor 2020 en verder is in het kader daarvan in 2019 een strategie vastgesteld met daarin als belangrijkste focusgebied de energietransitie. In 2020 zal in samenwerking met andere partijen, waaronder het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, een verdere vertaling worden gemaakt van de energietransitie naar een optimale balans tussen publieke en private inzet van middelen, en naar de juiste investeringen en projecten om de energietransitie te bewerkstelligen. Naast de energietransitie zal in 2020 ook bijzondere aandacht uitgaan naar de 5G-telecomveiling. In samenwerking met de ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Justitie en Veiligheid zal de veiling nader worden ingericht en voorbereid.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen – 5.612.568 1.004.515 143.836 440.520 440.520 439.020 406.020
waarvan betalingsverplichtingen 117.571 1.004.515 443.836 440.520 440.520 439.020 406.020
Verwerving vermogenstitels 0 744.396 0 0 0 0 0
Kapitaalinjectie Invest-NL 0 50.000 330.000 330.000 330.000 330.000 297.000
Afdrachten Staatsloterij 101.927 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000
Schikking Alawwal Bank 0 94.000 0 0 0 0 0
Lening SRH 1.656 1.658 1.660 0 0 0 0
Overige betalingsverplichtingen 13.988 14.461 12.176 10.520 10.520 9.020 9.020
waarvan garantieverplichtingen – 5.730.139 0 – 300.000 0 0 0 0
Garantie DNB Winstafdracht – 5.700.000 0 0 0 0 0 0
Garanties en vrijwaringen staatsdeelnemingen – 30.139 0 – 300.000 0 0 0 0
Uitgaven 466.499 1.189.332 442.176 440.520 440.520 439.020 406.020
waarvan juridisch verplicht 98,5%
Vermogensverschaffing 350.000 1.074.396 330.000 330.000 330.000 330.000 297.000
Kapitaalinjectie TenneT 350.000 280.000 0 0 0 0 0
Kapitaalinjectie Invest-NL 0 50.000 330.000 330.000 330.000 330.000 297.000
Verwerving vermogenstitels 0 744.396 0 0 0 0 0
Vermogensonttrekking 101.927 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000
Afdrachten Staatsloterij 101.927 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000
Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s 5.000 4.770 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000
NLFI 5.000 4.770 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000
Garanties 4.806 4.820 3.176 20 20 20 20
Regeling BF 6 20 20 20 20 20 20
Dotatie begrotingsreserve TenneT 4.800 4.800 3.156 0 0 0 0
Opdrachten 4.766 5.346 4.000 5.500 5.500 4.000 4.000
Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen 3.674 2.000 4.000 4.500 4.500 4.000 4.000
Opstart Invest-NL 1.092 3.346 0 1.000 1.000 0 0
Ontvangsten 2.096.992 2.035.602 1.816.656 1.875.500 2.015.500 1.953.500 1.918.500
Vermogensonttrekking 2.087.316 2.022.790 1.809.000 1.871.000 2.011.000 1.949.000 1.914.000
Opbrengst verkoop vermogenstitels 0 0 0 0 0 0 0
Dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen 1.869.999 1.745.000 1.455.000 1.490.000 1.515.000 1.520.000 1.560.000
Afdrachten Staatsloterij 101.927 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000
Winstafdracht DNB 115.391 177.790 254.000 281.000 396.000 329.000 254.000
waarvan: Griekse inkomsten ANFA 48.450 0 0 0 0 0 0
waarvan: Griekse inkomsten SMP 51.300 34.250 6.250 3.400 4.000 4.000 3.000
Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s 4.403 6.864 4.500 4.500 4.500 4.500 4.500
NLFI 4.403 6.864 4.500 4.500 4.500 4.500 4.500
Garanties 4.846 4.800 3.156 0 0 0 0
Premieontvangsten garantie TenneT 4.800 4.800 3.156 0 0 0 0
Overig 46 0 0 0 0 0 0
Opdrachten 427 1.148 0 0 0 0 0
Terug te vorderen kosten staatsdeelnemingen 427 1.148 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Van de uitgaven op artikel 3 is 98,5% juridisch verplicht.

Kapitaalinjectie Invest-NL

De kapitaalinjectie Invest-NL is voor 100% juridisch verplicht.

Afdrachten staatsloterij

De reeks aan de uitgaven- en ontvangstenzijde van de begroting van artikel 3 is 100% juridisch verplicht op basis van de Wet op de Kansspelen (WOK).

NLFI

De bijdrage aan NLFI is voor 100% juridisch verplicht op basis van de door de Minister van Financiën goedgekeurde begroting van NLFI en artikel 7 Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen. De begroting van NLFI van het aankomende jaar wordt telkens voor het einde van het lopende jaar vastgesteld en ter goedkeuring aan de Minister voorgelegd. De verplichting loopt zolang NLFI kosten maakt bij de uitvoering van haar wettelijke taak.

Dotatie begrotingsreserve TenneT

De dotatie aan de begrotingsreserve TenneT is niet juridisch verplicht.

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

Dit budget is bestemd voor de inhuur van adviseurs omtrent het beheer van de staatsdeelnemingen. Deze advieskosten worden ieder jaar geraamd op basis van de verwachte inhuur. Een deel van de contracten loopt over het begrotingsjaar heen, welk deel is op voorhand niet exact te kwantificeren, maar naar beste inschatting is € 3,5 mln. op het totaal te kwalificeren als budgetflexibel.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen en uitgaven

Garanties en vrijwaringen staatsdeelnemingen

De Staat heeft in 2010 een garantie verstrekt van maximaal € 300 mln. ten behoeve van de Stichting Beheer Doelgelden Landelijk Hoogspanningsnet. Hierdoor kon de stichting de overname financieren van Transpower door TenneT Holding. In 2020 loopt de garantie af.

Vermogensverschaffing

Naar verwachting zal eind 2019 Invest-NL N.V. worden opgericht. Verspreid over enkele jaren ontvangt Invest-NL N.V. een kapitaalinjectie van € 1,7 mld. van de Staat. Hiervan valt € 330 mln. in 2020.

Vermogensonttrekking

Om te voldoen aan de wettelijke bepalingen in de Wet op de Kansspelen (WOK) dat alle afdrachten van de Staatsloterij aan de Staat toekomen, is structureel zowel bij uitgaven als ontvangsten een reeks opgenomen voor afdrachten Staatsloterij.

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s

NLFI is een rechtspersoon met een wettelijke taak. NLFI voert het staatsaandeelhouderschap uit voor de financiële instellingen die tijdelijk in beheer zijn. De kosten van NLFI worden grotendeels doorbelast aan de in beheer zijnde financiële instellingen. De netto-uitgaven aan NLFI om uitvoering te geven aan haar wettelijke taak zijn naar verwachting € 0,5 mln. over 2020 (€ 5,0 mln. uitgaven minus € 4,5 mln. ontvangsten).

Regeling Bijzondere Financiering (BF)

Het budget Regeling Bijzondere Financiering (BF) betreft een vergoeding voor het beheer door NIBC Bank van enkele resterende BF-dossiers.

Dotatie begrotingsreserve TenneT

De Staat heeft in 2010 een garantie verstrekt van maximaal € 300 mln. ten behoeve van de Stichting Beheer Doelgelden Landelijk Hoogspanningsnet. De jaarlijkse, marktconforme premie die de Staat ontvangt, wordt afgestort in een begrotingsreserve.

40 0 4,8 44,8 0 3,2 48

Opdrachten

Dit budget is bestemd voor de inhuur van adviseurs ter ondersteuning in de diverse expertises die benodigd zijn voor het professioneel beheer van de staatsdeelnemingen.

Ontvangsten

Vermogensonttrekking

Deze post bestaat uit alle dividenden, winstafdrachten en verkoopopbrengsten die zien op zowel de reguliere staatsdeelnemingen zoals bijvoorbeeld de Nederlandse Spoorwegen, Schiphol, Gasunie en DNB als de tijdelijke financiële deelnemingen (ABN AMRO, RFS, de Volksbank en SABB). Daarnaast staat op deze post een boekhoudkundige reeks voor de Afdrachten Staatsloterij (zie Uitgaven – Vermogensonttrekking).

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s

Zie: Uitgaven – Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s.

Premieontvangsten garantie TenneT

Zie: Uitgaven – Dotatie begrotingsreserve TenneT.

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

A. Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een financieel gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Nederlandse economie wordt door zijn openheid en relatief beperkte grootte sterk beïnvloed door internationale financieel-economische ontwikkelingen. Dit betreft voor een belangrijk deel ontwikkelingen in de lidstaten van de EU. Verreweg het grootste deel van de Nederlandse export en import gaat naar of komt uit andere Europese landen. Een sterke Europese economie heeft daarmee een direct effect op de Nederlandse economie. Mede om die reden is Nederland gebaat bij een gezonde financieel-economische ontwikkeling en een stabiele budgettaire en monetaire ontwikkeling in de EU en haar lidstaten, waarbij ook de financiële stabiliteit binnen de eurozone gewaarborgd is.

De Minister van Financiën speelt in Nederland op dit gebied een regisserende rol en maakt daarbij gebruik van een aantal instrumenten. Ten behoeve van de bevordering van de financiële stabiliteit neemt de Minister actief deel aan internationale overleggen (onder andere de Ecofinraad en de Eurogroep) ter versterking van de begrotingsdiscipline van lidstaten van de EU en een stabiele macro-economische omgeving in de eurozone. Hieronder valt ook de economische beleidscoördinatie in de EU en de EMU in het kader van het Europees Semester.

Verder neemt de Minister van Financiën besluiten over het Nederlandse standpunt met betrekking tot toetreding van landen tot het Exchange Rate Mechanism (ERM-II) en invoering van de euro. Tevens draagt de Minister van Financiën het Nederlandse standpunt over de EU-begroting uit. De Minister ziet erop toe dat deze EU-begroting volgens de afspraken van het MFK (het huidige MFK loopt van 2014 tot 2020) wordt vormgegeven.

In internationaal verband zijn maatregelen getroffen om de wereldeconomie minder gevoelig te maken voor financieel-economische crises en te zorgen dat de gevolgen, mocht een dergelijke crisis toch plaatsvinden, zo beperkt mogelijk blijven. De Minister van Financiën draagt bij aan het beheer van stabilisatiemechanismen, zoals het EFSF en het ESM ten behoeve van het bewaken van de financiële stabiliteit in de eurozone.

Internationale financiële instellingen (IFI’s), waaronder het IMF, de Wereldbank, de EBRD, de EIB en de AIIB, dragen in belangrijke mate bij aan een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling. Tevens vervullen de IFI’s een belangrijke rol bij het financieel-economisch beleidstoezicht, bevorderen zij de ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden en vormen zij een financieel vangnet in het geval van een crisis. De Minister houdt als aandeelhouder toezicht op deze IFI’s en hun financiële soliditeit en bestuur, met als doel deze instellingen gezond en sterk te houden. Hierbij bewaakt de Minister ook de financiële belangen van de Nederlandse overheid en de Nederlandse burger. Ook ziet de Minister toe op de effectiviteit van de internationale financiële architectuur, waarbij het cruciaal is dat IFI’s hun eigen rol hierbinnen uitvoeren en hun middelen effectief en efficiënt inzetten. In de tabel in onderdeel E wordt ter verduidelijking een overzicht gegeven van het Nederlandse aandeel in deze financiële instellingen.

Daarnaast levert de Minister een bijdrage aan de internationale beleidsdiscussies en beleidsresponses bij internationale fora zoals de Ecofinraad, de Eurogroep, de G20, verschillende OESO-werkgroepen en commissies en discussies bij het IMF, de Wereldbank en andere IFI’s.

C. Beleidswijzigingen

EU/Eurozone

Op dit moment wordt onderhandeld over het volgende MFK (zie ook onderdeel 2.1 Beleidsprioriteiten). Het MFK legt de maximale uitgaven van de EU vast en is daarmee maatgevend voor de omvang van de EU-afdrachten van lidstaten. Het huidige MFK loopt door tot en met 2020. Het nieuwe MFK loopt van 2021 tot en met 2027. Naar verwachting zullen de onderhandelingen in het najaar van 2019 hoog op de EU-agenda staan. Nederland zet bij de onderhandelingen in op een modern en financieel houdbaar MFK.

De Brexit brengt mogelijk flinke risico’s voor de Nederlandse overheidsfinanciën met zich mee. De Europese regeringsleiders en het Verenigd Koninkrijk (VK) hebben besloten tot een verlenging van de terugtrekkingstermijn van het VK uit de EU tot en met 31 oktober (de zogeheten Artikel 50 termijn). Een ordelijk vertrek van het VK uit de EU is en blijft prioriteit voor het kabinet en de EU. Een no deal scenario is echter een reële optie. Het kabinet bereidt zich zo goed als mogelijk voor op dit scenario. Zie ook onderdeel 2.1 Beleidsprioriteiten.

Internationale Financiële Instellingen

15e quotaherziening IMF

De 15e quotaherziening van het IMF zal naar verwachting in het najaar van 2019 worden afgerond tijdens de IMF/Wereldbank jaarvergadering. De centrale vraag is wat de gewenste omvang van het IMF is. Het kabinet beschouwt het IMF als een belangrijke instelling in het centrum van het mondiale financiële systeem en is daarom van mening dat de huidige omvang van het IMF behouden moet blijven. Aan de ene kant is sprake van toegenomen mondiale financiële en economische risico’s, waaronder toegenomen verwevenheid van het mondiale financiële systeem en toegenomen volatiliteit van kapitaalstromen. Aan de andere kant is een aantal belangrijke mitigerende maatregelen genomen sinds de financiële crisis: financiële regelgeving is verscherpt, er vindt betere monitoring plaats door het IMF over de ontwikkeling van mondiale financiële systeemrisico’s en er is een Europees vangnet (ESM) opgericht.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 1.106.696 3.277.032 912.681 35.114 29.692 925.163 1.771
waarvan betalingsverplichtingen 107.144 223.991 912.681 35.114 29.692 925.163 1.771
Wereldbank 0 219.908 877.856 0 0 923.392 0
AIIB 1.296 2.352 0 0 0 0 0
Technische assistentie kiesgroeplanden 2.548 1.731 1.731 1.731 1.731 1.731 1.731
SMP/ANFA 103.300 0 33.010 33.300 27.920 0 0
Overige betalingsverplichtingen 0 0 84 83 41 40 40
waarvan garantieverplichtingen 999.551 3.053.041 0 0 0 0 0
Wereldbank 199.750 774.998 0 0 0 0 0
Garantie aan DNB inzake IMF en BIS 654.645 264.493 0 0 0 0 0
Kredieten EU-betalingsbalanssteun 50.000 50.000 0 0 0 0 0
EFSM 60.000 60.000 0 0 0 0 0
AIIB 31.555 3.125 0 0 0 0 0
EIB 3.601 1.900.425 0 0 0 0 0
Uitgaven 502.045 363.150 103.694 208.067 311.099 332.260 355.439
waarvan juridisch verplicht 99,8%
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties 397.312 361.419 68.869 172.953 281.407 330.489 353.668
Wereldbank 361.037 325.280 68.869 172.953 281.407 330.489 353.668
AIIB 36.276 36.139 0 0 0 0 0
Leningen 103.300 0 33.010 33.300 27.920 0 0
Teruggave winsten SMP/ANFA 103.300 0 33.010 33.300 27.920 0 0
Opdrachten 1.432 1.731 1.815 1.814 1.772 1.771 1.771
Technische assistentie kiesgroeplanden 1.432 1.731 1.731 1.731 1.731 1.731 1.731
Bijdrage kiesgroepkantoor IMF 0 0 84 83 41 40 40
Ontvangsten 5.415 12.040 52.804 142.246 185.595 193.298 191.424
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties 3.059 4.655 3.279 2.900 2.900 2.800 2.700
Ontvangsten IFI's 3.059 4.655 3.279 2.900 2.900 2.800 2.700
Leningen 2.356 5.385 49.525 139.346 182.695 190.498 188.724
Renteontvangsten lening Griekenland 2.356 5.385 7.569 14.650 22.776 30.579 28.805
Terugbetaling lening Griekenland 0 0 41.956 124.696 159.919 159.919 159.919
Garanties 0 2.000 0 0 0 0 0
Garantie ESM 0 2.000 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Dit budget betreft de bijdragen aan de middelenaanvulling van de International Development Association (IDA, het financieringsloket van de Wereldbank voor de armste landen), IBRD (het bankonderdeel voor middeninkomenslanden), International Finance Corporation (IFC, de private sectortak van de Wereldbank) en aan de AIIB. Al deze bijdragen zijn volledig juridisch verplicht.

Leningen

In de Eurogroep van juni 2018 is besloten om de teruggave van de inkomsten uit het Single Market Programme/Agreement on Net Financial Assets (SMP/ANFA) aan Griekenland te hervatten. De teruggave van de SMP/ANFA-gelden is onder de voorwaarde dat Griekenland afgesproken hervormingen implementeert en geen hervormingen terugdraait. De betalingen zijn daarmee juridisch verplicht, maar kunnen worden stopgezet als Griekenland zich niet aan de afspraken voor het post-programmaraamwerk houdt.

Opdrachten

Technische assistentie aan kiesgroep landen is in beginsel niet juridisch verplicht. Voor 2020 is voor € 1,5 mln. van de in totaal € 1,7 mln. aan technische assistentie reeds in verplichtingen vastgelegd. Het totaal aan niet-juridisch verplichte uitgaven bedraagt 99,8% van het totaal aan uitgaven.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Wereldbank

Nederland draagt via algemene bijdragen aan multilaterale ontwikkelingsbanken en ontwikkelingsfondsen bij aan ontwikkelingssamenwerking. Het grootste deel dat hiervan op de Financiën begroting staat betreft de IDA.

SMP/ANFA

Zie Leningen onder budgetflexibiliteit.

Uitgaven

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Nederland draagt via algemene bijdragen aan de Wereldbank bij aan ontwikkelingssamenwerking. Het grootste deel dat hiervan op de begroting van het Ministerie van Financiën staat betreft IDA, het onderdeel van de Wereldbankgroep dat concessionele leningen – en in beperkte mate schenkingen – verstrekt aan de armste landen in de wereld. Elke drie jaar worden de middelen voor dit onderdeel van de Wereldbank aangevuld door donoren. Nederland zal naar verwachting eind 2019 voor de 19e middelenaanvulling van IDA, een nieuwe financiële toezegging aangaan. Om het kasritme van de Staat te optimaliseren is besloten om € 179,9 mln. van de Nederlandse kernbijdragebetalingen aan IDA voor de 17e en de 18e middelenaanvullingsrondes, die gepland stonden voor 2020, al in 2019 te betalen. De rest van de uitgaven aan de Wereldbank bestaan uit een aanvullende kapitaalinleg voor de bankonderdelen IBRD en IFC.

Leningen

Zie Leningen onder budgetflexibiliteit.

Opdrachten

Voor de komende jaren zijn middelen gereserveerd voor technische assistentie aan landen in de Nederlandse IMF/Wereldbank/EBRD-kiesgroepen. De technische assistentie is er vooral op gericht om deze kiesgroeplanden te ondersteunen in hun financieel-economische beleid. Daarbij wordt gebruik gemaakt van Nederlandse expertise. Door nieuwe inzichten is technische assistentie sinds 2017 vormgegeven door middel van een arrangement in plaats van een subsidie.

Ontvangsten

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Er wordt een structurele reeks verwacht aan ontvangsten van IFI’s. Het gaat hierbij om terugbetalingen van leningen door de EIB en de Wereldbank.

Leningen

Onder het eerste leningenprogramma aan Griekenland, uit 2010, heeft Nederland bilaterale leningen verstrekt. In totaal heeft Nederland voor € 3,2 mld. aan leningen verstrekt. Griekenland betaalt hier per kwartaal rente over. De rente die Griekenland betaalt is de 3-maands Euribor-rente plus een opslag van 50 basispunten. Vanaf 2020 zal Griekenland deze bilaterale leningen gaan aflossen.

Meetbare gegevens

Garantie/oproepbaar bedrag n.v.t. 0,03 4,8 9,9 0,7 0,6 43,6 35,4 34,2 2,9 2,5
Deelneming in kapitaal 0,05 0,01 0,3 1,0 0,2 0,2 n.v.t. 4,6 n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Deelneming in % 2,2 2,2 2,0 4,5 1,1 2,5 1,8 5,7 6,1 4,9 4,9
Financieel profiel instelling of fonds
Uitstaande bedragen 37,0 18,6 162,5 430,5 1,2 30,2 78,0 89,9 174,6 46,8 1,7
Toegezegd-niet uitgekeerd 9,8 n.v.t. 59,9 105,6 2,9 13,1 110,7 0 0 0 0
Totaal toegezegde bedragen 46,8 18,6 222,5 536,0 4,1 43,3 188,7 89,9 174,6 46,8 1,7
Totale uitleencapaciteit10 n.v.t. 24,9 265,5 719,4 84,4 40,5 877,1 500 240 60 50

1 Cijfers per 30-6-2018, wisselkoers per 1-3-2019. Bron: IFC Financial Statements Fiscal Year 2018.

2 Cijfers per 30-6-2018, wisselkoers per 1-3-2019. Bron: MIGA Financial Statements Fiscal Year 2018.

3 Cijfers per 30-6-2018, wisselkoers per 1-3-2019. Bron: IBRD Financial Statements Fiscal Year 2018.

4 Cijfers per 31-12-2018. Bron: EIB Financial Statements 2018.

5 Cijfers per 31-12-2018. Bron: AIIB Financial Statements 2018.

6 Cijfers per 31-12-2018. Bron: EBRD Financial Report 2018.

7 Cijfers per 30-4-2019, wisselkoers per 1-3-2019. Bron: IMF Financial Statements, Quarter Ended 30 april 2019.

8 Cijfers per 11-7-2019. Bron: ESM.

9 Cijfers EFSF, EFSM en BoP per 11-7-2019. Bron: website Europese Commissie, EFSM en EFSF.

10 Bedragen zijn indicatief en de exacte bedragen, rekenwijze en wat wordt meegenomen verschilt per IFI of fonds.

De bovenstaande tabel geeft een aantal kengetallen van internationale financiële fondsen en instellingen waarin Nederland deelneemt. Per fonds of instelling is de financiële binding weergeven. Hierbij wordt de omvang van de garantie en het gestorte kapitaal weergeven. Verder wordt door middel van verstrekte bedragen en de maximale capaciteit een financieel profiel gemaakt van het fonds of de instelling.

Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

A. Algemene doelstelling

Het verzekeren van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan Nederlandse export en buitenlandse investeringen die zonder deze verzekering niet tot stand zouden zijn gekomen, en het creëren en handhaven van een internationaal gelijkwaardig speelveld voor bedrijven op het terrein van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (ekv-faciliteit).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Financiën heeft de rol van regisseur bij de uitvoering van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (ekv-faciliteit). De Nederlandse Staat treedt op als verzekeraar en Atradius Dutch State Business N.V. (ADSB) voert de ekv-faciliteit uit, in naam van en voor rekening en risico van de Staat. De Minister stelt de randvoorwaarden vast waaronder ADSB verzekeringen mag afgeven. De Minister van Financiën is budgetverantwoordelijk, maar is samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beleidsverantwoordelijk voor het verstrekken van de verzekeringen. Beide ministers stimuleren een gelijkwaardig speelveld op het gebied van de exportondersteunende maatregelen.

Op basis van de «Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën» biedt de Nederlandse Staat, in aanvulling op de private markt, faciliteiten aan waarmee Nederlandse ondernemers en hun financiers betalingsrisico’s kunnen afdekken bij de Staat. Met de verschillende producten binnen de exportkrediet- en investeringsverzekeringen kunnen Nederlandse bedrijven meer exportorders binnenhalen die in het bijzonder op (middel)lange termijn gefinancierd worden37.

De ekv-faciliteit van de Nederlandse Staat is aanvullend aan de markt. Dit betekent dat exporteurs aanspraak kunnen maken op de ekv-faciliteit als exportorders niet commercieel verzekerd kunnen worden. Zo kan de export, ook naar politiek en economisch ingewikkelde landen, toch doorgaan. Er is duidelijk vastgelegd welke risico’s (looptijd, omvang en landen) verzekerd kunnen worden op de private markt en dus voor welke risico’s de Nederlandse Staat aanvullende zekerheid kan bieden. Daarnaast stelt de Minister van Financiën voor alle verzekeringsproducten een risicokader vast. Hierin staan de randvoorwaarden voor het afgeven van een verzekering, waarmee de Staat vaststelt welke risico’s als verantwoord worden beschouwd.

Net als Nederland hebben veel landen in de wereld een eigen ekv-faciliteit. Nederland zet zich internationaal in om afspraken te maken over exportondersteuning en om Nederlandse exporteurs en hun financiers onder gelijke voorwaarden te kunnen laten concurreren. Deze afspraken zijn vastgelegd in de «Arrangement» en waarborgen een internationaal gelijk speelveld38. Zo worden er afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder exportkredietverzekeringen mogen worden verstrekt, zoals kostendekkendheid, minimumpremies, maximale looptijden, het gebruik van ontwikkelingshulpgelden en verantwoord leenbeleid.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) heeft internationaal, maar ook nationaal de aandacht. De Nederlandse Staat vervult bij het uitvoeren van de ekv een voorbeeldfunctie voor niet ekv-gedekte exporttransacties, er is continu aandacht voor een gedegen uitvoering van het beleid voor mvo binnen de ekv-aanvragen. Het Nederlandse beleid voor de toetsing van ekv-aanvragen op de milieu- en sociale-effecten, dat in een aantal opzichten strenger is dan de internationale richtlijnen op dit gebied, is vastgelegd in het zogeheten Beleidsdocument mvo39. In het jaarverslag van ADSB worden de inspanningen en resultaten beschreven.

C. Beleidswijzigingen

Zoals in de beleidsagenda (onderdeel 2.1 Beleidsprioriteiten) is aangekondigd zal de ekv in 2020 aandacht besteden aan het vergroenen van de verzekeringsportefeuille. Vanaf 2019 worden nieuwe transacties geclassificeerd om het aantal groene polissen in de portefeuille te kunnen meten. Daarnaast zullen internationale projecten ook worden gescoord op Sustainable Development Goals (SDGs). Zo zijn er infrastructuurprojecten die scoren op de Sustainable Development Goals 8 (economische groei) en 9 (industrie, innovatie en infrastructuur). Wanneer projecten meer met water te maken hebben, zoals een zuiveringsinstallatie, scoren deze op Sustainable Development Goals 6 (schoon water en sanitair) en 14 (leven in het water). De Nederlandse ekv is met het in kaart brengen van groene transacties en SDG-relevantie internationaal een van de voorlopers.

De ekv is er nadrukkelijk niet alleen voor het grootbedrijf maar ook voor het mkb. Mkb’ers hebben echter vaak andere behoeften dan het grootbedrijf. In 2019 is een pilot ingesteld voor een product waar naar verwachting vooral mkb-bedrijven van zullen gebruikmaken, namelijk het verzekeren van kortlopende betalingsrisico’s – bijvoorbeeld op de levering van consumentenproducten – op klanten uit «non-investment-grade»-landen. Dit product heet Omzetpolis Opkomende Markten (OOM). Het verzekeren van dergelijke risico’s is op de markt vrijwel onmogelijk. Omdat dit een nieuw werkterrein is met een nieuw type risico is er gekozen voor een pilot van anderhalf jaar, waarna een evaluatie uit zal wijzen of dit product aangeboden zal blijven. Het totaal aan afgegeven limieten zal bovendien gemeten worden. Tijdens de pilot zal de blootstelling echter niet boven de € 100 mln. uitstijgen.

De budgettaire verwerking van de financiële stromen van artikel 5 is in 2019 aangepast. Naar aanleiding van een gewijzigde manier van boeken door het CBS van schades en recuperaties, zijn schades niet EMU-saldorelevant zolang het een openstaand dossier betreft. Pas wanneer een dossier is afgesloten wordt de netto-schade-uitkering relevant voor het EMU-saldo.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen – 432.177 10.015.244 10.015.244 10.015.244 10.015.244 10.015.244 10.015.244
waarvan betalingsverplichtingen 16.210 15.244 15.244 15.244 15.244 15.244 15.244
Waarvan kostenvergoeding Atradius DSB 15.999 15.187 15.187 15.187 15.187 15.187 15.187
Overige betalingsverplichtingen 211 57 57 57 57 57 57
waarvan garantieverplichtingen – 448.386 10.000.000 10.000.000 10.000.000 10.000.000 10.000.000 10.000.000
Exportkredietverzekeringen – 448.386 10.000.000 10.000.000 10.000.000 10.000.000 10.000.000 10.000.000
waarvan: aangegane garantieverplichtingen 2.589.366 10.000.000 10.000.000 10.000.000 10.000.000 10.000.000 10.000.000
waarvan: vervallen garantieverplichtingen – 3.037.752 0 0 0 0 0 0
Uitgaven 42.733 205.244 77.244 77.244 77.244 77.244 77.244
waarvan juridisch verplicht 100%
Garanties 26.542 190.000 62.000 62.000 62.000 62.000 62.000
Schade-uitkering ekv 26.530 190.000 62.000 62.000 62.000 62.000 62.000
Dotatie begrotingsreserve ekv 0 0 0 0 0 0 0
Schade-uitkering Seno-Gom 12 0 0 0 0 0 0
Opdrachten 15.999 15.187 15.187 15.187 15.187 15.187 15.187
Kostenvergoeding Atradius DSB 15.999 15.187 15.187 15.187 15.187 15.187 15.187
Overig 192 57 57 57 57 57 57
Overige uitgaven 192 57 57 57 57 57 57
Ontvangsten 244.897 218.297 235.954 91.870 85.119 85.218 83.406
Garanties 244.897 218.297 235.954 91.870 85.119 85.218 83.406
Premies ekv 91.151 70.244 70.244 70.244 70.244 70.244 70.244
Schaderestituties ekv 153.478 148.053 165.710 21.626 14.875 14.974 13.162
Schaderestituties Seno-Gom 267 0 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Garanties

Deze uitgaven zijn 100% juridisch verplicht, aangezien deze voortvloeien uit afgesloten exportkredietverzekeringen. Indien de verzekerde risico’s zich materialiseren en aan alle verzekeringsvoorwaarden is voldaan, moet de Staat als verzekeraar tot uitkering overgaan.

Opdrachten

Dit budget is 100% juridisch verplicht op basis van een overeenkomst met ADSB.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen en uitgaven

Garanties

Voor de ekv-faciliteit is in de begroting een plafond van € 10 mld. opgenomen. Dit is het bedrag dat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan worden aangegaan (zie het kopje Verplichtingen in bovenstaande tabel).

De ekv heeft zowel definitieve als voorlopige juridische verplichtingen in de portefeuille. Indien het voor een exporteur nog onzeker is of de opdracht wordt gegund, maar er voor een offerte wel al financiering geregeld moet zijn, kan een dekkingstoezegging worden afgegeven. Dit is nog geen polis, maar de dekkingstoezegging zal bij daadwerkelijke gunning van een opdracht worden omgezet naar een polis. Gemiddeld wordt ongeveer de helft van de dekkingstoezeggingen uiteindelijk een polis. Als er duidelijke aanwijzingen zijn dat het risico sterk is verslechterd, is de Staat niet verplicht om een dekkingstoezegging in een polis om te zetten. Schade kan uitsluitend onder een polis worden uitgekeerd.

Wanneer zich onder een polis schade voordoet, zal de Staat bij schade-uitkering doorgaans het betalingsschema van de debiteur volgen. Dit betekent dat het bedrag niet in een keer wordt uitgekeerd, maar gespreid over de resterende looptijd van de verzekering (doorgaans twee betalingen per jaar). Naar aanleiding van het garantiekader voor risicoregelingen wordt een risicovoorziening opgebouwd. De risicovoorziening fungeert als een buffer om tegenvallers, zoals een grote schade, op te vangen; ontvangsten en uitgaven kunnen bij de ekv sterk over de tijd verspreid zijn. De stand hiervan was ultimo 2018 € 389,7 mln.

389,7 0 0 389,7 0 0 389,7

Opdrachten

ADSB is de uitvoerder van de ekv-faciliteit. ADSB ontvangt voor de werkzaamheden in het kader van de ekv-faciliteit jaarlijks een vergoeding op basis van een vergoedingsovereenkomst.

Ontvangsten

Garanties

De ontvangsten bestaan uit premies en schaderestituties. De omvang van deze posten wordt beïnvloed door de hoeveelheid afgegeven exportkredietverzekeringen en ontwikkelingen in de kredietwaardigheid van buitenlandse debiteuren.

Premies ekv

Als er een polis wordt afgegeven is de verzekerde premie verschuldigd. De premie wordt berekend op basis van een internationaal afgesproken systematiek. De in Arrangement-verband overeengekomen minimumpremies zijn van belang voor het voorkomen van concurrentieverstoring. De premies dienen het onderliggende risico te reflecteren en bij te dragen aan de kostendekkendheid van de faciliteit.

Schaderestituties ekv

Schaderestituties kunnen uiteraard alleen ontstaan indien eerst uitgaven zijn gedaan in de vorm van schade-uitkeringen. De Club van Parijs is een belangrijk platform waar crediteurlanden informatie delen over betalingsachterstanden van overheden of overheidsbedrijven op publiek gedekte exportkredieten en bilaterale leningen. Deze coördinatie tussen landen verhoogt de schaderestituties van een publieke exportverzekeraar.

Meetbare gegevens

Voor de ekv-faciliteit worden twee indicatoren gehanteerd om inzicht te krijgen in hoeverre de doelstelling wordt behaald. De eerste indicator, die in 2018 voor het eerst werd gebruikt, geeft inzicht in de directe en indirecte bijdrage van de ekv-faciliteit aan het Nederlandse bbp op basis van berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Hiervoor wordt aangesloten bij de wijze waarop de doeltreffendheid van de faciliteit (tussen 2010 en 2014) is onderzocht in de beleidsdoorlichting van 2016. De streefwaarde is gebaseerd op historische realisaties.

De tweede indicator is de bedrijfseconomische resultaatbepaling (berb). De berb tracht aan te geven in welke mate de ekv-faciliteit voldoet aan de internationale afspraak om minimaal kostendekkend te zijn. Deze afspraak is gemaakt om te voorkomen dat er concurrentieverstoring kan plaatsvinden. De berb brengt in kaart in welke mate de inkomsten (premies en recuperaties) op de lange termijn de uitgaven (schades en uitvoeringskosten) dekken. Een positieve uitkomst duidt erop dat de faciliteit cumulatief gezien sinds 1999 kostendekkend is gebleken met inachtneming van nog te verwachten schades over de uitstaande risico’s.

Bijdrage bbp in % (berekening CBS) 0,11% n.n.b. >0,18%
Berb € 478 mln. € 518 mln. > € 0 mln.

In het jaarverslag 2019 zal tevens op een aantal extra kengetallen worden gerapporteerd gegeven de nieuwe beleidswijzingen zoals opgenomen in paragraaf C van dit begrotingsartikel.

Artikel 6 Btw-compensatiefonds

A. Algemene doelstelling

Gemeenten, provincies en andere regionale openbare lichamen als bedoeld in de Wet op het Btw-compensatiefonds hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het Btw-compensatiefonds (BCF) is opgericht om btw weg te nemen als factor in de afweging van decentrale overheden tussen uitbesteden en inbesteden (uitvoering door de eigen organisatie). Decentrale overheden kunnen betaalde btw terugvragen bij het BCF. De betaalde btw moet daarvoor aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag er geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten en provincies btw kunnen terugvragen zijn: inzameling van huisvuil, onderhoud aan gebouwen, straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:

• het verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;

• het beheer van het BCF.

C. Beleidswijzigingen

Voor het BCF zijn geen beleidswijzigingen voorzien in 2020.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 3.286.561 3.427.847 3.426.667 3.426.171 3.426.036 3.426.036 3.426.036
Uitgaven 3.286.561 3.427.847 3.426.667 3.426.171 3.426.036 3.426.036 3.426.036
waarvan juridisch verplicht 100%
Bijdragen aan medeoverheden 3.286.561 3.427.847 3.426.667 3.426.171 3.426.036 3.426.036 3.426.036
waarvan: bijdragen aan gemeenten 2.881.223 3.016.105 3.014.557 3.014.448 3.014.448 3.014.448 3.014.448
waarvan: bijdragen aan provincies 405.338 411.742 412.110 411.723 411.588 411.588 411.588
Ontvangsten 3.286.561 3.427.847 3.426.667 3.426.171 3.426.036 3.426.036 3.426.036

Budgetflexibiliteit

De bijdrage van het Rijk ter compensatie van de door decentrale overheden betaalde btw is opgenomen in de Wet op het Btw-compensatiefonds. De wet bevat de voorwaarden waarbinnen gemeenten en provincies kunnen claimen uit het BCF. Het Rijk heeft geen invloed op de jaarlijkse uitgaven van het fonds. Met ingang van 2015 is de omvang het BCF gemaximeerd40. De voorwaarden voor het BCF veranderen niet. Het Gemeentefonds en het Provinciefonds fungeren als het ware als ventiel bij zowel onderschrijdingen als overschrijdingen van het BCF.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen en uitgaven (bijdragen aan medeoverheden)

Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BCF dan provincies. Dit declaratiepatroon ligt in het verlengde van de ruimere budgettaire mogelijkheden van gemeenten ten opzichte van provincies; alle gemeentelijke begrotingen tezamen zijn groter dan alle provinciale begrotingen tezamen. In relatieve zin declareren de provincies meer bij het BCF. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat de provincies vooral actief zijn op het gebied van verkeer en vervoer, deze uitgaven komen vaak in aanmerking voor compensatie van btw.

De raming van de uitgaven uit het BCF voor het lopende jaar wordt geëxtrapoleerd voor de jaren daarna. Uitgangspunt voor de raming van het lopende jaar is de beschikking van het afgelopen jaar die in het lopende jaar wordt uitbetaald, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn gelijk aan de uitgaven.

Plafond 3.519.703 3.671.278 3.791.793 3.906.157 4.042.143 4.180.137
Grondslag 3.569.421 3.708.459 3.824.075 3.962.612 4.114.792 4.114.792
Waarvan overhevelingen i.v.m. taakmutaties 8.043 697 201
Waarvan accres – 57.761 – 37.878 – 32.483 – 56.455 – 72.649 65.345
Uitgaven 3.427.847 3.426.667 3.426.171 3.426.036 3.426.036 3.426.036
Waarvan gemeenten 3.016.105 3.014.557 3.014.448 3.014.448 3.014.448 3.014.448
Waarvan provincies 411.742 412.110 411.723 411.588 411.588 411.588
Ruimte onder plafond 91.856 244.611 365.622 480.121 616.107 754.101
Waarvan gemeenten 80.823 215.193 321.685 422.442 542.091 663.507
Waarvan provincies 11.033 29.418 43.937 57.679 74.016 90.594

Compensatie

De Belastingdienst is belast met het verstrekken en verzamelen van opgaafformulieren en het compenseren van de btw over niet-ondernemersactiviteiten.

Controle- en toezichtsbeleid

Bij de uitvoering van de Wet op het Btw-compensatiefonds is een centrale rol toegekend aan de Belastingdienst. Dit vanwege de nauwe relatie tussen de heffing van de omzetbelasting op grond van de Wet op de omzetbelasting en de compensatie van de omzetbelasting op grond van het BCF. Uit het oogpunt van eenvoud en doelmatigheid is ervoor gekozen de Wet op het Btw-compensatiefonds in belangrijke mate aan te laten sluiten bij het systeem van heffing van omzetbelasting in de Algemene wet betreffende rijksbelastingen. Dit betekent onder meer dat het toezicht op het BCF onderdeel uitmaakt van het reguliere toezicht bij gemeenten en provincies. Dit toezicht kan bestaan uit bedrijfsbezoeken waarbij de uitvoering van het BCF beoordeeld wordt, waarbij technische vragen rond het BCF besproken worden tot volledige boekenonderzoeken naar de BCF-claim.

De handelwijze van de Belastingdienst met betrekking tot de opgaven voor het BCF is, gezien de nauwe relatie met het systeem van heffing van omzetbelasting, niet anders dan die met betrekking tot de aangifte omzetbelasting. Dit betekent de mogelijkheid van controle achteraf gedurende een periode van vijf jaar. Inherent aan het systeem van heffing van omzetbelasting (voldoening op aangifte met slechts beperkte informatie) is dat de controle op de juistheid van de ingediende aangiften achteraf en op basis van risicoafweging plaatsvindt. Dit is ook het geval indien sprake is van een zogenoemde negatieve aangifte omzetbelasting (de voorbelasting overtreft de verschuldigde belasting). Slechts in uitzonderingsgevallen vormt de aangifte omzetbelasting zelf aanleiding tot het instellen van een boekenonderzoek. Voornoemde handelswijze met betrekking tot het BCF betekent dat de Belastingdienst niet per uitkeringsjaar vaststelt in welke mate de uitbetaalde bedragen rechtmatig zijn geweest, maar binnen het algemene beleid zich er op richt om in de actualiteit te beoordelen welke gemeenten en provincies op welke aspecten het meest voor nadere toezichtsactiviteiten in aanmerking komen.

De algemene beleidsdoelstelling van de Belastingdienst is het onderhouden en versterken van de compliance bij belastingplichtigen. Hierbij maakt de Belastingdienst gebruik van de mogelijkheden die klantbehandeling in de actualiteit biedt. Een gemeente of provincie werkt daarbij zichtbaar aan het onderhouden en versterken van de fiscale beheersing, met als doel het opstellen en indienen van aanvaardbare belastingaangiften en opgaven voor het BCF. De Belastingdienst bespreekt met de gemeenten en provincies hoe zij hun verantwoordelijkheid voor naleving van fiscale wet- en regelgeving nemen en zorg dragen voor volledige en juiste aangiften en opgaven. Daarbij krijgt de Belastingdienst zicht op hoe de gemeenten en provincies omgaan met fiscaliteit en of de randvoorwaarden voor een adequate beheersing daarvan, zijn ingevuld. De gemeenten en provincies beoordelen vervolgens zelf de opzet, het bestaan en de werking van de interne beheersing van de (fiscaal relevante) bedrijfsprocessen. De resultaten daarvan delen zij met de Belastingdienst. Met deze informatie bepaalt de Belastingdienst in welke mate gesteund kan worden op de interne beheersing en in hoeverre aanvullende eigen werkzaamheden noodzakelijk zijn. Met de gemeenten en provincies kan voornoemde werkwijze in een convenant worden vastgelegd. Ongeacht het afsluiten van een convenant kan, indien daartoe aanleiding bestaat, een boekenonderzoek worden uitgevoerd. Dit kunnen volledige boekenonderzoeken zijn waarvan het BCF onderdeel uitmaakt of deelonderzoeken die specifiek zijn gericht op de juistheid van de door gemeenten en provincies ingediende opgaven BCF.

Percentage gemeenten en provincies waarvan de mogelijkheid tot klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is 95% 96% 95% 95%

Toelichting

Binnen het segment Grote ondernemingen is er voor de grootste bedrijven sprake van individuele klantbehandeling, hieronder zijn alle gemeenten en provincies begrepen. Met individuele klantbehandeling wordt passende behandeling beoogd ter afdekking van de risico’s, gegeven de beschikbare capaciteit. Voor elke gemeente en provincie wordt beoordeeld of deze in aanmerking komt voor klantbehandeling in de actualiteit. Drie gedragscomponenten zijn daarbij bepalend: 1) de mate van transparantie, 2) de mate van fiscale beheersing en 3) de fiscale strategie. De analyse leidt tot een behandelstrategie en de vaststelling of een gemeente of provincie al dan niet voor klantbehandeling in de actualiteit in aanmerking komt. Mocht dit het geval zijn, dan wordt op directieniveau een gesprek gehouden en een aanvullende verkenning uitgevoerd. Het streven is om deze toets in 2020 voor 95% van alle gemeenten en provincies te hebben uitgevoerd.

Artikel 9 Douane

A. Algemene doelstelling

Aanleiding

Artikel 9 Douane is sinds 2019 opgenomen in Rijksbegroting IX. Meer informatie over de aanleiding tot oprichting van en de vervolgstappen in het artikel is opgenomen in de groeiparagraaf van de leeswijzer van deze begroting.

Algemene en operationele doelstelling Douane

De Douane draagt bij aan een solide financiering van de Europese en nationale overheid, aan een veilige samenleving en aan een sterke, aantrekkelijke en eerlijke interne markt waarmee de welvaart in de EU en Nederland wordt bevorderd. Dit doet de Douane door als handhavingsdienst toezicht te houden op het EU-grensoverschrijdende goederenverkeer en daarbij te controleren op de naleving van fiscale en niet-fiscale regels en door het bonafide bedrijfsleven daarbij te faciliteren. Douanerechten en nationale belastingen (accijnzen en verbruiksbelastingen en omzetbelasting bij invoer) worden zo veel mogelijk tijdig, juist en volledig geheven en geïnd.

De opdracht van de Douane bestaat uit:

Afdracht: zorgen dat opbrengsten zo juist, tijdig en volledig mogelijk zijn.

Beschermen: de samenleving zo goed mogelijk beschermen tegen onveilige en ongewenste goederen.

Concurrentiepositie: bijdragen aan het versterken van de concurrentiepositie van de Europese Unie.

Deze doelstellingen worden onder onderdeel B «Rol en verantwoordelijkheid» nader toegelicht.

Meetbare gegevens

De algemene doelstelling komt voor de Douane tot uiting in onderstaande meetbare gegevens.

Juiste invoeraangiften n.v.t.1 91 ≥100 ≥100
Uitvoering afspraken niet-fiscale taken n.v.t.2 n.v.t. n.v.t.3 ≥95%
Waardering bedrijfsleven 104,3 107,2 ≥100 ≥100

1 Deze meting is over 2017 niet beschikbaar.

2 In verband met de nieuwe indicator zijn van eerdere jaren geen waarden opgenomen.

3 Streefwaarde 2019 is niet van toepassing, omdat de indicator vanaf 2020 in werking treedt.

Juiste invoeraangiften

De juistheid van de invoer aangifte is de belangrijkste graadmeter voor het vaststellen van de fiscale compliance. Een juiste invoeraangifte betekent dat de juiste afdracht van de bij invoer verschuldigde belastingen kan worden vastgesteld. Door verschillende toezicht- en dienstverleningsinterventies probeert de Douane de compliance op een hoger peil te brengen.

De prestatie-indicator «Juiste invoeraangiften» geeft weer hoe groot het aandeel juiste invoeraangiften is in het totaal aantal invoeraangiften. Meer specifiek gaat het om de invoeraangiften die voldoen aan de wettelijke eisen voor een juiste aangifte en zijn ingediend in het aangiftesysteem van de Douane (AGS). Dit wordt uitgedrukt in een indexcijfer; het jaar 2016 geldt hierbij als indexjaar. Aangezien het streven is om een stabiel indexcijfer op te leveren loopt de periode van meting jaarlijks van oktober t/m september41. In januari van het nieuwe jaar zijn de meeste aangiften afgerond.

Uitvoering afspraken niet-fiscale taken

De B-doelstelling van de Douane, beschermen van de samenleving, betreft de uitvoering van de niet-fiscale taken die de Douane in opdracht van beleidsdepartementen kent. Deze opdrachtgevende beleidsdepartementen zijn de Ministeries van Financiën, Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Klimaat, Infrastructuur en Waterstaat, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De realisatie van de jaarlijkse afspraken over de uitvoering van de douanetaken is onderwerp van gesprek in het zogenaamde «Opdrachtgevers-Opdrachtnemerberaad Douane» (OOD), waarin de beleidsdepartementen en Douane elkaar periodiek spreken over de toezichts- en handhavingsinzet van de Douane op de uiteenlopende douanetaken. De Douane heeft via dit beraad in overleg met betrokken partijen een nieuwe indicator ontwikkeld die zich richt op de mate waarin de Douane de (periodieke) afspraken over deze douanetaken uitvoert. De indicator treedt over het jaar 2020 in werking.

Waardering bedrijfsleven

De waardering bedrijfsleven is een indicator voor de doelstelling versterken van de concurrentiepositie (C-doelstelling). Voor het meten en verbeteren van de dienstverlening van de Douane aan het bedrijfsleven wordt het instrument Bewijs van Goede Dienst ingezet. Hierin zijn doelstellingen opgenomen die in samenspraak met het bedrijfsleven tot stand zijn gekomen en waaraan zowel de Douane als het bedrijfsleven grote waarde hecht. Met het bedrijfsleven worden ook afspraken gemaakt over verbeteracties rondom dienstverlening en toezichtslasten. De score op deze doelen wordt jaarlijks gemeten. De waardering wordt als index opgenomen met als indexjaar 2015.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een regisserende rol op het terrein van het beleid en de wet- en regelgeving inzake douaneformaliteiten en douanerechten. Dit is hoofdzakelijk Europese wet- en regelgeving. Daarnaast is de Minister verantwoordelijk voor de wet- en regelgeving inzake binnenlandse accijnzen en verbruiksbelastingen.

Daarbij heeft de Minister van Financiën een uitvoerende rol op het terrein van:

• de heffing en inning van de douanerechten;

• de heffing en inning van omzetbelasting bij invoer;

• de heffing en inning van de binnenlandse accijnzen en verbruiksbelastingen;

• de controle op niet-fiscale aspecten, zoals bijvoorbeeld veiligheid, gezondheid en milieu, bij invoer en uitvoer van goederen;

• handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

De uitvoering van deze opdracht van de Minister van Financiën ten aanzien van de drie hoofddoelen ziet toe op de volgende hoofdtaken:

• Afdracht: dit houdt in dat de verschuldigde douanerechten en belastingen worden vastgesteld, geheven en geïnd. De geïnde bedragen worden afgedragen aan:

– de Europese Unie (douanerechten);

– de Nederlandse schatkist (accijnzen en verbruiksbelastingen en omzetbelasting bij invoer).

• Beschermen: hieronder valt een breed scala van taken op het terrein van veiligheid, milieu, flora en fauna, gezondheid en cultuur. Dit houdt vooral in dat onveilige of ongewenste goederen de EU niet, of alleen onder bepaalde voorwaarden, mogen binnenkomen en vaak ook niet mogen verlaten. Bovendien geldt dat voor de uitvoer van bepaalde goederen beperkende maatregelen kunnen gelden en dat voorkomen moet worden dat goederen een ongewenste bestemming krijgen.

• Concurrentiepositie: dit doet de Douane enerzijds door toe te zien op naleving van Europese maatregelen voor marktordening. Anderzijds bevordert de Douane een snelle en goede douaneafhandeling, resulterend in zo min mogelijk logistiek oponthoud en lage administratieve lasten en toezichtslasten voor het bonafide bedrijfsleven.

Op grond van het Douanewetboek van de Unie (DWU), Europese verordeningen, de Algemene douanewet en andere nationale wet- en regelgeving handhaaft de Douane fiscale en niet-fiscale wet- en regelgeving.

De Minister bevordert via de inzet van de Douane de naleving van wet- en regelgeving. Dit gebeurt door het leveren van passende en faciliterende dienstverlening door bijvoorbeeld zorg te dragen voor een goed werkend aangiftesysteem. Maar ook door processen juist en tijdig uit te voeren, door adequaat toezicht uit te oefenen en door naleving te stimuleren en waar nodig deze naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.

C. Beleidswijzigingen

Belangrijk vertrekpunt bij de doorvoering van beleidswijzigingen voor de Douane is de positie van de opdrachtgevers, verenigd in het eerder genoemde OOD. In de begroting van deze ministeries wordt het beleid – waarvoor de betreffende Minister verantwoordelijk is – toegelicht. De Douane gaat over de uitvoering van het beleid binnen de door opdrachtgevers gestelde kaders, niet over het beleid zelf.

In de Beleidsagenda (onderdeel 2.1 Beleidsprioriteiten) is net als in 2019 de Brexit als één van de belangrijke ontwikkelingen van de komende periode benoemd. Door de Brexit ontstaat er een nieuwe buitengrens voor Nederland en de EU. Direct gevolg is dat er voor het goederenverkeer van en naar het VK douaneformaliteiten nodig zijn en dat de Douane hierop toezicht uitoefent. Dit heeft impact op de gehele Douaneorganisatie. De Brexit betekent een structurele groei van o.a. het aangiftevolume, inclusief het noodzakelijke toezicht hierop. De Brexit betekent ook meer nieuwe klanten en toezicht en controles op nieuwe locaties zoals de ferryterminals. De Douane bereidt zich conform Kabinetsbesluit voor op een no deal Brexit. Het personeelsbestand wordt daarom uitgebreid met 928 fte. Dat vraagt veel van de staande organisatie. De Brexit heeft een grote impact op het werk, het personeel en de systemen van de Douane. Ook andere overheidspartijen, havenautoriteiten, luchthavens en het bedrijfsleven bereiden zich voor. De totale logistieke keten van overheid en bedrijfsleven bepaalt uiteindelijk of er verstoringen zullen optreden. Om bij onvoorziene verstoringen de overgang van voor en na Brexit zo soepel mogelijk te maken, is een crisisorganisatie binnen de Douane beschikbaar voor een integrale aanpak.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 9 Douane betreft op budgettair gebied voor de begroting 2020 enkel de apparaatsbudgetten (personele en materiële uitgaven en apparaatsontvangsten), programma-uitgaven en verplichtingen die direct aan het dienstonderdeel Douane kunnen worden toegerekend. Overige indirecte uitgaven die betrekking hebben op de Douane, bijvoorbeeld voor huisvesting en ICT, worden gedaan door andere dienstonderdelen binnen de Belastingdienst en blijven derhalve voor de begroting 2020 vermeld op artikel 1 Belastingen. In de groeiparagraaf van de leeswijzer van deze begroting worden de ambities op budgettair gebied toegelicht voor de komende begrotingen.

Verplichtingen 413.718 440.852 442.226 440.881 437.088 437.263
Uitgaven (1) + (2) 413.718 440.852 442.226 440.881 437.088 437.263
(1) Programma-uitgaven 29.790 29.981 30.487 29.948 29.948 29.948
waarvan juridisch verplicht 53,5%
Opdrachten 27.590 27.881 28.387 27.848 27.848 27.848
ICT opdrachten 2.478 3.769 3.777 3.777 3.777 3.777
Overige opdrachten 25.112 24.112 24.610 24.071 24.071 24.071
Bijdrage aan agentschappen 2.200 2.100 2.100 2.100 2.100 2.100
Bijdrage overige agentschappen 2.200 2.100 2.100 2.100 2.100 2.100
(2) Apparaatsuitgaven 383.928 410.871 411.739 410.933 407.140 407.315
Personele uitgaven 381.844 404.202 404.919 404.613 403.833 404.008
Eigen personeel 374.634 397.079 398.448 398.142 397.875 398.050
Inhuur externen 7.055 6.968 6.316 6.316 5.803 5.803
Overig personeel 155 155 155 155 155 155
Materiële uitgaven 2.084 6.669 6.820 6.320 3.307 3.307
ICT 570 5.145 5.320 4.820 1.820 1.820
Overig 1.514 1.524 1.500 1.500 1.487 1.487
Ontvangsten 605 605 605 605 605 605
Apparaatsontvangsten 605 605 605 605 605 605

Budgetflexibiliteit

Opdrachten

Via Europese samenwerking wordt gewerkt aan een DWU wat leidt tot aanpassing van de douaneprocessen. Voor de correcte toepassing van de douanewetgeving worden opdrachten gegeven om ICT-systemen aan te passen. In de Algemene Douanewet staan de toezichtstaken en bevoegdheden uitgewerkt. Voor de uitvoering van de Algemene Douanewet geeft Douane opdrachten voor de inkoop van Douane specifieke middelen, bijvoorbeeld speurhonden, detectiesystemen, werktuigen, meldkamervoorzieningen en laboratoria. De post Opdrachten is naar beste inschatting 50% juridisch verplicht. De verplichtingen worden met name aangegaan voor detectiesystemen.

Bijdrage agentschappen

Dit betreft met name de bijdrage aan de Rijksrederij van Rijkswaterstaat en is 100% verplicht vanuit samenwerkingsovereenkomsten.

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

Apparaatsuitgaven

Personele uitgaven

Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur voor de Douane. De inhuur is onder het rijksbreed afgesproken maximum van 10%.

Materiële uitgaven

Dit betreft de materiële uitgaven van de Douane en omvat Douane specifieke diensten, middelen en communicatie. De standaarddiensten huisvesting en de toerusting van de ambtenaren van de Douane (telefoon, laptop, werkplek, iPad, etc.) loopt via andere dienstonderdelen van de Belastingdienst en deze uitgaven worden verantwoord op artikel 1 Belastingen.

F. Douanebeleid en wetgeving

Context

Nederland vormt een belangrijke schakel in de internationale handel en logistiek met een totale internationale invoerwaarde van € 441,6 mld.42.

De dynamiek in de wereldhandel is op verschillende fronten groot. De trendmatige groei in het goederenverkeer betekent onder andere dat de Douane meer aangiften heeft te controleren. Dit wordt versterkt door de enorme vlucht die e-commerce genomen heeft. Het aantal kleine zendingen onder andere via de post en koeriersstroom blijft jaarlijks sterk toenemen. In onderstaande twee figuren wordt de trendmatige ontwikkeling van de waarde van de Nederlandse internationale handel en het aantal aangifteregels weergegeven.

De figuur hierboven laat de waardeontwikkeling zien van de Nederlandse internationale handel. De figuur hieronder geeft de weerslag daarvan voor de Douane in de vorm van de ontwikkeling van het totale volume aan aangifteregels voor het binnenbrengen en de invoer van goederen (import), voor douanevervoer (transit) en voor het uitvoeren en uitgaan van goederen (export). Een aangifte kan meerdere aangifteregels bevatten. Verschillende regels staan voor verschillende soorten goederen.

Algemeen

Zoals vermeld in onderdeel C gaat de Douane over de uitvoering van het beleid binnen de door diverse opdrachtgevers gestelde kaders, niet over het beleid zelf. De Douane voert handhavingstaken uit in opdracht van de Europese Unie, het Ministerie van Financiën en de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat, Buitenlandse Zaken, Infrastructuur en Waterstaat, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Justitie en Veiligheid, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Aan deze taken liggen Europese en nationale wet- en regelgeving ten grondslag.

De Douane is een handhavende organisatie en ziet toe of bepaalde wet- en regelgeving wordt nageleefd en grijpt, indien nodig, in bij een gebrek aan naleving of om de naleving te versterken. De Douane heeft niet alleen de taak om specifieke douanewetten (zoals bijvoorbeeld het Douane Wetboek van de Unie) te handhaven maar ook tal van niet-fiscale wettelijke regelingen op het gebied van veiligheid, gezondheid, flora en fauna, cultuur, economie en milieu.

Een van de kenmerken van het douanerecht is dat binnengebrachte goederen op het grondgebied van de EU onder douanetoezicht blijven zolang de goederen nog niet in het vrije verkeer van de EU zijn gebracht en eventuele heffing van invoerrechten en belasting heeft plaatsgevonden. Dit toezichtsysteem wordt het formaliteitenstelsel genoemd. Het formaliteitenstelsel is het middel dat de Douane gebruikt om zicht op goederenbewegingen te houden en te bewaken. Het formaliteitenstelsel is primair gericht op de heffing van douanerechten (invoerrechten) maar wordt ook gebruikt voor de handhaving van niet-fiscale regels. Het formaliteitenstelsel zet het bedrijf, dat verantwoordelijk is voor de goederen, aan tot het vervullen van verplichtingen die de Douane controleert.

Strategie Douane

Om de A, B en C doelen te behalen is een strategie geformuleerd. De handhavingsstrategie is de grondslag voor de handhaving en bestaat uit een aantal belangrijke elementen. Deze elementen zijn compliancegericht, informatiegestuurd, risicogericht en gelaagd.

Compliance

Het beïnvloeden van compliance (regelnaleving) is een belangrijk onderdeel van de handhavingsstrategie van de Douane. De Douane voert zowel activiteiten uit om de compliance te bevorderen als non-compliance tegen te gaan. De Douane zet daarvoor in de handhaving een combinatie in van dienstverlening, toezicht en zo nodig opsporing door de FIOD of andere opsporingsdiensten. De Douane gaat anders om met bedrijven (en burgers) die de regels naleven dan met bedrijven die de regels niet naleven. Daarbij heeft de Douane oog voor de verschillende oorzaken van niet-naleving. Bedrijven die onbewust fouten maken benaderen we anders dan bedrijven die willens en wetens de regels overtreden.

Informatiegericht

Het uitgangspunt van de handhaving is dat 100% van de vervoersmiddelen en goederen die de buitengrenzen passeert onder toezicht staat. Dit betekent niet dat de Douane alles controleert, maar dat we van ieder vervoermiddel dat binnenkomt of uitgaat, kunnen nagegaan of de vereiste meldingen en aangiften zijn gedaan. Ook betekent dit dat de Douane van iedere binnenkomende of uitgaande zending goederen over gedegen informatie beschikt.

De Douane streeft naar een actuele en optimale informatiepositie over goederenstromen, locaties, aangiften, bedrijven en burgers waarop de Douane toezicht houdt. Deze informatie vormt de basis voor de risicobeheersing. Op basis van het zicht dat de Douane zo creëert zet de Douane waar nodig handhavingsinterventies in zoals een fysieke of administratieve controle. Met gekoppelde systemen en slimme analyses haalt de Douane meer kennis uit beschikbare data en verbetert zo de detectiegraad.

De Douane wil van elk vervoermiddel dat binnenkomt of uitgaat, kunnen nagaan of de vereiste meldingen en aangiften zijn gedaan. Hiervoor wordt informatie uit diverse bronnen verzameld, veredeld met kennis van goederen en risico’s en geanalyseerd. Op basis daarvan stelt de Douane selectieprofielen op. De hoeveelheid gebruikte bronnen en beschikbare gegevens in dit proces neemt toe, en de mogelijkheden om die big data effectief te gebruiken en verrijken ook. De Douane zet daar stevig op in.

Risicogericht

Een ander belangrijk aspect van de strategie is risicobeheersing. Gezien de omvang van de goederenstroom, de grote hoeveelheid aangiften, bedrijven en locaties waarop de Douane toezicht uitoefent, handhaaft de Douane risicogericht. De Douane maakt een inschatting waar de grootste risico’s zich voordoen en zet daar handhavingsinterventies in. Op die manier maakt de Douane verantwoorde keuzes in de handhaving.

De Douane heeft allereerst oog voor het risico op een gebrek aan compliance door bedrijven en burgers. Daar waar we de grootste risico’s op niet-naleving lopen, zet de Douane gerichte handhavingsinterventies in om de kans op en de impact van niet-naleving te verkleinen. Deze interventies zijn gericht op het gedrag van bedrijven en burgers, zoals het bevorderen van het indienen van juiste aangiftes door bedrijven of het uitleggen van de regels aan reizigers.

De Douane richt zich ook op de risico’s die kunnen ontstaan wanneer er onvoldoende zicht is op bijvoorbeeld goederenbewegingen en compliance van bedrijven. De Douane voert onder andere controles en analyses uit om een beeld van de situatie te vormen. Op basis van dat beeld kan de Douane besluiten tot ingrijpen (zie ook «Informatiegericht»). Ook ontstaan risico’s wanneer de Douane ongewenste of onveilige goederen onvoldoende stopt. Om deze risico’s te verkleinen optimaliseert de Douane risicoselecties en -profielen gericht op het stoppen van gevaarlijke en ongewenste goederen.

De Douane streeft naar een optimale balans in de handhaving tussen het uitvoeren van controles en het faciliteren van de handel. De grensoverschrijding van goederen benut de Douane om toezicht uit te oefenen maar wil de Douane niet laten leiden tot te veel logistiek en administratief oponthoud. Met bijvoorbeeld het Overleg Douane Bedrijfsleven43 en het Bewijs van Goede Dienst heeft de Douane hier aandacht voor. Wanneer een te grote inbreuk ontstaat op reguliere handelsstromen zoekt de Douane naar maatregelen om de negatieve gevolgen van toezicht te verminderen.

Gelaagd

De Douane kent meerdere handhavingsactiviteiten die elkaar aanvullen en versterken. Het gaat om activiteiten van dienstverlening, toezicht tot opsporing. Voorbeelden van deze activiteiten zijn scan-, fysieke en administratieve controles maar ook aangiftebehandeling en vergunningverlening. De Douane heeft een handhavingsvisie «Grensverleggend»44. In deze visie worden drie goederenstromen onderkend – groen, geel en blauw – met een eigen handhavingsmix.

In de visie Grensverleggend komen de bovengenoemde elementen zoals risicogericht, compliancegericht en informatiegestuurd terug. De uitwerking van deze visie vindt geleidelijk plaats. Daarbij bestaat de groene stroom uit bekende, betrouwbare bedrijven, waarbij de Douane waarnemingen – liefst buiten het logistieke proces – uitvoert om de juistheid van het handelen te toetsen. De gele stroom bestaat uit betrouwbare ketens en complete goederenketens die veilig worden bevonden. De blauwe stroom bestaat uit onbekende en overige bedrijven waarbij de controle plaatsvindt in de logistieke stroom, aan de grens, op basis van risicoanalyse en -detectie.

De Douane differentieert in de handhaving in deze lagen. Zo geeft de Douane invulling aan een gepaste handhaving voor iedere marktpartij binnen de wettelijke kaders van het Douane Wetboek van de Unie. Kortom: minder en minder ingrijpende interventies in de logistiek bij betrouwbare bedrijven en meer controles bij onbekende en overige ondernemers. Door het hanteren van deze handhavingsaanpak controleren we meer in de actualiteit.

De Douane maakt optimaal gebruik van technologische middelen die de logistiek zo min mogelijk hinderen. In de uitwerking van de visie Grensverleggend spelen autodetectie van data en goederen een belangrijke rol.

De Douane kent ook de gelaagde handhaving met als aangrijpingspunt bedrijven, aangiften of locaties. Hierbij versterkt de handhaving op basis van deze verschillende aangrijpingspunten elkaar. De Douane steunt op de beheersingsmechanismen van bedrijven met een vergunning. Daarbij toetst de Douane cyclisch de werking van deze beheersingsmaatregelen. De Douane bevordert de kwaliteit van de aangiften zowel via geautomatiseerde checks als via fysieke en administratieve controles. De Douane houdt toezicht op specifieke locaties zoals havengebieden of de kuststrook. Daarbij wordt onder andere gebruik gemaakt van cameratoezicht.

4. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 8 Apparaat kerndepartement

A. Apparaatsuitgaven kerndepartement/Tabel Budgettaire gevolgen

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Financiën met uitzondering van de Belastingdienst (zie artikel 1) en de Douane (zie artikel 9). Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel inclusief personele exploitatie, inhuur externen en materieel (waaronder huisvesting en ICT) voor het kerndepartement.

Verplichtingen 233.545 267.714 266.049 265.322 262.991 262.220 264.088
Uitgaven 234.326 267.714 266.049 265.322 262.991 262.220 264.088
Personeel kerndepartement 162.798 184.317 184.300 183.198 181.020 180.248 182.002
waarvan: Eigen personeel 150.495 173.313 175.027 174.817 172.639 171.867 173.621
waarvan: Inhuur externen 11.433 10.498 8.767 7.875 7.875 7.875 7.875
waarvan: Overig personeel 870 506 506 506 506 506 506
Materieel kerndepartement 71.528 83.397 81.749 82.124 81.971 81.972 82.086
waarvan: ICT 10.188 12.325 12.743 13.063 13.063 13.063 13.163
waarvan: bijdrage aan SSO's 37.559 39.877 39.208 39.242 39.242 39.242 39.242
waarvan: overig materieel 23.782 31.195 29.798 29.819 29.666 29.667 29.681
Ontvangsten 45.567 53.468 51.837 51.837 51.837 51.837 51.837

Uitgaven (en verplichtingen)

Personeel kerndepartement

Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur voor het kerndepartement.

Materieel kerndepartement

Dit betreft de materiële uitgaven van het kerndepartement en omvat onder andere zaken zoals bijdragen aan Shared Services Organisaties (SSO’s), ICT, diensten op het gebied van catering, vervoer en uitgaven voor premies van het omslagstelsel Rijk. Onder ICT vallen de uitgaven aan de aanschaf, beheer- en onderhoudskosten van hardware, software en programmatuur, uitgaven voor de aanleg, beheer en onderhoud van infrastructuur en uitgaven voor de aan externe partijen uitbestede ICT-dienstverlening.

De structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties zijn overgedragen aan het Shared Service Center-ICT (SSC-ICT). De bijdrage aan Shared Service Organisaties betreft onder andere huisvesting (Rijksvastgoedbedrijf), ICT, het Financieel Diensten Centrum, bedrijfszorg en beveiliging. Onder overig materieel vallen onder andere het omslagstelsel Rijkswagenpark (BSA), Coördinatie Commissie Onderzoek (CCO) en Domeinen Roerende Zaken (DRZ).

Ontvangsten

Deze post betreft voornamelijk ontvangsten vanuit DRZ en de Auditdienst Rijk (ADR), ontvangsten van departementen voor het omslagstelsel Rijk en ontvangsten voor de verhuur van interne huisvesting.

B. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven Ministerie van Financiën

Onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven voor het Ministerie van Financiën weer. Dit betreft de apparaatsuitgaven voor het kerndepartement, de Belastingdienst, de Douane en de ZBO’s en RWT’s.

Voor de Waarderingskamer, de AFM en DNB wordt de volledige overheidsbijdrage gebruikt voor apparaat. Met ingang van 2015 is de overheidsbijdrage voor het financieel toezicht in Nederland afgeschaft, conform kabinetsbesluit. De AFM en DNB ontvangen hier dus geen overheidsbijdrage meer voor. Wel ontvangen ze nog een bijdrage voor enkele specifieke werkzaamheden, zoals toezicht op de BES-eilanden.

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie van Financiën 3.211.376 3.153.129 3.137.678 2.947.258 2.913.420 2.860.917 2.864.046
Totaal departement 3.199.656 3.140.486 3.125.950 2.935.730 2.901.899 2.849.379 2.852.508
Kerndepartement 234.326 267.714 266.049 265.322 262.991 262.220 264.088
Belastingdienst 2.965.330 2.488.844 2.449.030 2.258.669 2.227.975 2.180.019 2.181.105
Douane n.v.t. 383.928 410.871 411.739 410.933 407.140 407.315
Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s 11.720 12.643 11.728 11.528 11.521 11.538 11.538
Waarderingskamer 1.887 1.953 1.953 1.953 1.953 1.953 1.953
AFM 361 605 505 505 505 505 505
DNB 4.472 5.315 4.270 4.070 4.063 4.080 4.080
NLFI 5.000 4.770 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000

C. Apparaatsuitgaven kerndepartement per directoraat-generaal

In onderstaande tabel worden de apparaatsuitgaven van het kerndepartement per directoraat-generaal (DG) uitgesplitst. De apparaatsuitgaven van het DG Belastingdienst worden verantwoord op artikel 1 Belastingen en artikel 9 Douane.

Totaal kerndepartement 266.049
Generale Thesaurie 24.883
DG Rijksbegroting 25.606
SG/pSG-cluster 198.108
DG Fiscale Zaken 17.452

Artikel 10 Nog onverdeeld

A. Tabel Budgettaire gevolgen

Verplichtingen 0 11.567 180.362 76.929 116.216 89.325 75.778
Uitgaven 0 1.522 175.432 76.971 107.365 89.325 75.778
Programma onvoorzien 0 0 33.210 27.772 26.791 17.500 17.242
Apparaat onvoorzien 0 1.522 25.580 38.532 63.174 59.068 48.383
Loonbijstelling 0 0 103.731 1.407 7.727 3.421 3.421
Prijsbijstelling 0 0 12.911 9.260 9.673 9.336 6.732
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

Toelichting

Vanuit dit artikel wordt de bij eerste suppletoire begroting 2019 toegekende loon- en prijsbijstelling naar de beleids- en apparaatsartikelen overgeboekt. Bij Voorjaarsnota 2019 heeft het kabinet extra geld beschikbaar gesteld voor de aanpak van fraude, witwassen en ondermijning. Deze middelen worden nu overgeboekt naar artikel 1 Belastingen, artikel 9 Douane en begrotingshoofdstuk VI (Justitie en Veiligheid). Voorts staan op dit artikel middelen gereserveerd voor de uitvoeringskosten van fiscale maatregelen en voor Invest-NL. Dit artikel is tevens bedoeld om eventuele onzekere ontwikkelingen binnen de begroting van Financiën op te vangen.

5. BELEIDSARTIKELEN (NATIONALE SCHULD)

Artikel 11 Financiering staatsschuld

A. Algemene doelstelling

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico voor de begroting.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de financiering van de staatsschuld. Het doel is om de schuld tegen zo laag mogelijke kosten met een acceptabel risico voor de begroting te financieren. De wettelijke basis voor deze uitvoerende rol is geregeld in de Comptabiliteitswet 201645. Het Agentschap van de Generale Thesaurie van het Ministerie van Financiën is namens de Minister van Financiën verantwoordelijk voor de financiering van de staatsschuld.

De doelstelling van artikel 11 sluit aan bij de internationaal geaccepteerde uitgangspunten voor schuldmanagement, zoals verwoord door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank in de «Revised Guidelines for Public Debt Management»46. Voor de uitvoering van de schuldfinanciering wordt steeds voor een aantal jaren een beleidskader vastgesteld dat is gebaseerd op twee belangrijke pijlers: het financieringsbeleid en het renterisicokader.

Het financieringsbeleid dient er vooral toe het (her)financieringsrisico en het liquiditeitsrisico te beheersen en mitigeren. Het bestaat uit de regels en randvoorwaarden die het Agentschap hanteert bij het gebruik van financiële instrumenten voor het financieren van de staatsschuld. Zo valt niet alleen de keuze voor de schuldinstrumenten en de looptijd hieronder, maar bijvoorbeeld ook de communicatie naar investeerders. Drie kernwaarden staan centraal in het financieringsbeleid: consistentie, transparantie en liquiditeit. Binnen de kernwaarden probeert het Agentschap zo flexibel mogelijk te zijn bij de uitgifte van nieuwe leningen, om bijvoorbeeld veranderingen in de financieringsbehoefte gedurende het jaar op te kunnen vangen.

Het renterisicokader heeft als belangrijkste doel het beheersen van het renterisico; het risico dat de rentelasten op de staatsschuld stijgen door veranderingen in de rente. Gemiddeld genomen geldt dat hoe langer de looptijd van een lening, hoe lager het risico voor de begroting. Immers, bij gemiddeld langere financiering is het gedeelte van de staatsschuld dat jaarlijks opnieuw gefinancierd moet worden, en waarvoor dus de rente opnieuw moet worden vastgesteld, lager. Hierdoor werken tegenvallende renteontwikkelingen minder snel door in de rentelasten. Echter, hoe langer de looptijd van een financieringsinstrument, hoe hoger over het algemeen de rentekosten zijn. Er zal daarom steeds een optimale afweging gezocht moeten worden tussen kosten en risico. Welk risiconiveau daarbij acceptabel is, hangt af van de risicopreferentie.

Naast bovengenoemde risico’s en kernwaarden houdt het Agentschap bij het opstellen van het beleidskader verder nog rekening met onder andere valutarisico, kredietrisico (tegenpartijrisico) en operationele risico’s.

Voor de nadere invulling van de schuldfinanciering wordt op basis van het beleidskader jaarlijks in december het financieringsplan gepubliceerd, in de zogeheten Outlook47. Daarin wordt aangegeven wat in het komende kalenderjaar de verwachte financieringsomvang is en hoe het Agentschap de schuldfinanciering zal uitvoeren. De omvang van de kapitaalmarktfinanciering ligt dan (binnen een bepaalde bandbreedte) voor een jaar vast. Schommelingen in de financieringsbehoefte worden vervolgens opgevangen op de geldmarkt. Deze werkwijze maakt de schuldfinanciering consistent en transparant en draagt daarmee bij aan het betrouwbare imago van de Nederlandse Staat op de financiële markten.

Prestatie-indicatoren en kengetallen

Op basis van de beleidsevaluatie uit 2015 zijn in het beleidskader voor de periode 2016–2019 twee indicatoren geïntroduceerd. Dit zijn de gemiddelde looptijd van de schuld- en swapportefeuille en het renterisicobedrag (RRB). Zoals eerder toegelicht, zegt de looptijd iets over de afruil tussen kosten en risico op de langere termijn. Het RRB is het deel van de schuld- en swapportefeuille waarover binnen 12 maanden de rente opnieuw vastgesteld moet worden, uitgedrukt als percentage van de schuld. Het RRB zegt daarmee iets over het renterisico op de korte termijn.

Naar verwachting zullen deze indicatoren voor de periode 2020–2023 gehandhaafd blijven, maar dit is afhankelijk van de uitkomsten van de herijking van het beleidskader. Deze herijking vindt plaats in de tweede helft van 2019. Daarom worden de indicatoren nu niet opgenomen in deze begroting. In de herijking van het beleidskader zullen deze twee en/of andere indicatoren, inclusief bijbehorende streefwaarden, worden vastgesteld.

C. Beleidswijzigingen

Het beleidskader voor de financiering van de staatsschuld geldt steeds voor een aantal jaren. Het huidige kader geldt voor de periode 2016–2019 en is in 2019 onderwerp van de beleidsdoorlichting artikel 11. Op basis van de bevindingen en aanbevelingen wordt het beleidskader voor komende periode (2020–2023) opgesteld. Het rapport van de beleidsevaluatie en de herijking worden eind 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden.

In 2019 heeft het Agentschap voor de eerste keer een groene obligatie uitgegeven, waarmee € 5,98 mld. is opgehaald. Uiterlijk in 2020 zal middels één of meer heropeningen van deze lening het uitstaande volume van deze obligatie verder worden aangevuld. De Nederlandse Staat wil hiermee het goede voorbeeld geven en de totstandkoming en groei van een groene kapitaalmarkt in Nederland ondersteunen. Daarnaast is er een sterke marktvraag naar groene obligaties, in het bijzonder vanuit Nederlandse pensioenfondsen. Eén van de voorwaarden die wordt gesteld aan het uitgeven van een groene obligatie is dat achteraf aan de investeerders verantwoording wordt afgelegd over de besteding van de aangetrokken middelen en over het behalen van de beoogde impact van de groene uitgaven. Het Agentschap gaat rapportages in samenwerking met de betrokken ministeries opzetten.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 45.831 35.502 35.171 21.383 35.615 36.039 35.174
Uitgaven 45.831 35.502 35.171 21.383 35.615 36.039 35.174
waarvan juridisch verplicht 99,95%
Rente 6.289 5.617 5.115 4.822 4.885 4.320 4.441
Rentelasten vaste schuld 6.236 5.617 5.115 4.822 4.829 4.158 4.279
Rentelasten vlottende schuld 0 0 0 0 56 162 162
Voortijdige beëindiging schuld 53 0 0 0 0 0 0
Leningen 39.533 29.868 30.039 16.544 30.713 31.702 30.716
Aflossing vaste schuld 39.533 29.868 30.039 16.544 30.713 31.702 30.716
Mutatie vlottende schuld 0 0 0 0 0 0 0
Opdrachten 9 17 17 17 17 17 17
Overige kosten 9 17 17 17 17 17 17
Ontvangsten 32.539 22.485 30.015 21.296 36.831 37.371 39.616
Rente 4.762 1.337 1.375 1.397 1.173 724 510
Rentebaten vaste schuld 0 0 0 0 0 0 0
Rentebaten vlottende schuld 224 245 301 72 30 30 30
Voortijdige beëindiging schuld 0 0 0 0 0 0 0
Rente derivaten lang 1.202 1.092 1.074 1.325 1.143 694 480
Rente derivaten kort 1 0 0 0 0 0 0
Voortijdige beëindiging derivaten 3.335 0 0 0 0 0 0
Leningen 27.777 21.148 28.640 19.899 35.658 36.647 39.106
Uitgifte vaste schuld 23.637 21.000 28.640 19.899 35.658 36.647 39.106
Mutatie vlottende schuld 4.140 148 0 0 0 0 0
Overige baten 0 0 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot de algemene doelstelling bestaan uit renteontvangsten en -betalingen als gevolg van transacties op de geldmarkt en de kapitaalmarkt. Omdat de verplichtingen voornamelijk voortvloeien uit de in het verleden opgebouwde schuld is de budgetflexibiliteit voor dit artikel zeer gering. De uitgaven zijn voor 99,95% als juridisch verplicht aan te merken. Enkele overige kosten (€ 17 mln.), zoals advieskosten en drukkosten, zijn niet juridisch verplicht.

Aangezien de (betalings)verplichtingen van de aangegane staatsschuld voortvloeien uit beleids- en bedrijfsvoeringsuitgaven die ten laste van andere begrotingen komen, heeft een verplichtingenbenadering (als begrotingsstelsel) voor de begroting van Nationale Schuld noch uit het oogpunt van budgettaire beheersing, noch uit het oogpunt van budgetrecht meerwaarde ten opzichte van het kasstelsel. Om die reden is in de Comptabiliteitswet 2016 bepaald dat voor de uitgaven ten laste van de begroting van Nationale Schuld de verplichtingen in een jaar gelijk gesteld mogen worden aan de uitgaven in dat jaar.

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven en ontvangsten

Rente

Rentelasten en -baten vaste schuld

Onder vaste schuld wordt schuld met een oorspronkelijke looptijd langer dan een jaar verstaan. De vaste schuld bestaat voornamelijk uit Nederlandse staatsleningen (Dutch State Loans, DSL’s), waarvoor de rentekosten voor een groot deel vastliggen. Deze rentekosten zijn grotendeels het gevolg van de tekortontwikkeling en schuldopbouw uit het verleden, en van de keuzes die toen gemaakt zijn in het financieringsbeleid en het risicomanagement.

Rentelasten en -baten vlottende schuld

Onder vlottende schuld wordt schuld verstaan met een oorspronkelijke looptijd korter dan één jaar. Deze schuld bestaat voor het grootste deel uit schatkistpapier met een looptijd van 3 tot 6 maanden (Dutch Treasury Certificates, DTC’s) en Commercial Paper48 (CP) meestal met een looptijd tussen een week en drie maanden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om tijdelijk overtollige middelen als gevolg van een positief kassaldo uit te zetten op de geldmarkt. Onder normale omstandigheden, bij positieve rentestanden, wordt op de kortlopende leningen rente betaald, en op de uitgezette middelen rente ontvangen. Echter, door de negatieve rente op de geldmarkt is het nu andersom. Om die reden wordt de raming van de rente vlottende schuld voor de jaren 2019–2021 gesaldeerd weergegeven bij de rentebaten. Verder vallen ook de rentebaten over de overgenomen leningen aan ABN AMRO (voorheen Fortis Bank Nederland) onder deze rubriek.

Uitgaven en ontvangsten voortijdige beëindiging schuld

Uit cashmanagementoverwegingen kunnen DSL’s ingekocht worden. Op die manier kunnen grote pieken in de aflossingen worden verkleind en kunnen aflosmomenten worden gekozen die beter aansluiten bij het kasbeheer. Het gaat hier alleen om DSL’s die op het moment van inkoop in de komende 24-maands periode afgelost zouden worden. Het verschil tussen het nominale bedrag dat wordt ingekocht en het bedrag dat daarvoor wordt betaald, wordt tot de rentelasten of rentebaten gerekend. Voortijdige beëindigingen zijn niet EMU-saldorelevant, omdat zij als een financiële transactie worden beschouwd.

Uitgaven en ontvangsten derivaten lang

Binnen het renterisicokader is een streefwaarde gedefinieerd voor de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille en een maximale waarde voor het RRB. Rentederivaten worden gebruikt om op deze waarden bij te sturen. Op deze derivaten wordt zowel rente ontvangen als betaald. Wanneer er per saldo rente betaald respectievelijk ontvangen wordt, wordt dit tot de rentelasten respectievelijk rentebaten derivaten gerekend. In 2020 zijn voor de renteswaps rentebaten voorzien. Deze rentebaten tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels in september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld.

Uitgaven en ontvangsten derivaten kort

De Staat geeft kortlopend schuldpapier uit met looptijden variërend van enkele dagen tot maximaal 12 maanden. Op basis van evaluaties is bepaald dat het optimaal is om de geldmarkt te financieren tegen daggeldtarief. Daartoe worden Eonia-swaps afgesloten. Eonia is de afkorting van Euro Overnight Index Average. Eonia is het eendaags interbancaire rentetarief voor het eurogebied. Ook hier geldt dat het saldo van de rentebaten en -lasten wordt weergegeven.

Uitgaven en ontvangsten voortijdige beëindiging derivaten

Uit overwegingen van risicomanagement kan besloten worden om renteswaps met een positieve marktwaarde voortijdig te beëindigen. Bij het voortijdig beëindigen van een renteswap wordt de netto contante waarde van alle toekomstige rentestromen in één keer ontvangen. Deze rentestromen tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels in september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld. De opbrengsten uit voortijdige beëindiging van swaps worden niet geraamd omdat van tevoren niet bekend is in welke mate van dit instrument gebruik wordt gemaakt.

Leningen

Aflossing vaste schuld

Ieder jaar wordt een deel van de vaste schuld afgelost omdat het einde van de looptijd van leningen wordt bereikt. Daarnaast kan vanuit cashmanagementoverwegingen besloten worden DSL’s deels vervroegd af te lossen.

Uitgifte vaste schuld en mutatie geldmarkt

De raming van de uitgifte van vaste schuld is gebaseerd op de jaarlijkse financieringsbehoefte. Deze bestaat uit de omvang van de af te lossen vaste schuld, de uitstaande schuld op de geldmarkt van het jaar ervoor en de raming voor het kassaldo van de rijksoverheid. Voor toekomstige jaren wordt verondersteld dat de uitstaande schuld op de geldmarkt gelijk blijft en het resterende deel van de financieringsbehoefte op de kapitaalmarkt wordt gedekt door de uitgifte van DSL’s. In deze veronderstelling muteert de geldmarkt niet, maar blijft gelijk. De verwachte verhouding tussen financiering op de geldmarkt en financiering op de kapitaalmarkt wordt bekend gemaakt bij de publicatie van het financieringsplan staatsschuld 2020 in december 2019.

Opdrachten

Overige kosten

Het leeuwendeel van de overige kosten bestaat uit provisiekosten voor de Primary Dealers. De Nederlandse Staat maakt gebruik van een stelsel van momenteel 13 banken (de Primary Dealers en Single Market Specialist) voor de distributie en promotie van Nederlandse staatsleningen. De Primary Dealers verplichten zich onder andere om DSL’s af te nemen, te verspreiden en te promoten. Tot de verplichtingen behoren ook een maandelijkse rapportage over de verrichte activiteiten op de secundaire markt en het quoteren van prijzen voor DSL’s en DTC’s.

Artikel 12 Kasbeheer

A. Algemene doelstelling

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en de bijbehorende geldstromen. Het doel is te zorgen voor een doelmatig en risicoarm kasbeheer van het Rijk en de deelnemers aan het schatkistbankieren, en een reductie van de EMU-schuld. De wettelijke basis is geregeld in de Comptabiliteitswet 201649, nader uitgewerkt in de Regeling schatkistbankieren RWT’s en andere rechtspersonen50 (voor RWT’s), de Wet financiering decentrale overheden51 (voor decentrale overheden), de Wet financiering sociale verzekeringen52 en de Zorgverzekeringswet53 (voor sociale fondsen) en de Regeling Agentschappen54 (voor agentschappen).

Het kasbeheer is onder te verdelen in het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van het Rijk.

Bij schatkistbankieren heeft de Minister van Financiën een beleidsmatige en uitvoerende rol. De uitvoering van het schatkistbankieren is belegd bij het Agentschap van de Generale Thesaurie. Schatkistbankieren houdt in dat deelnemers hun middelen aanhouden bij het Ministerie van Financiën (de schatkist) en niet langer bij private partijen buiten de schatkist. Publieke middelen verlaten de schatkist niet eerder dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de publieke taak. Door het samenbrengen van de financieringsbehoefte en de overtollige middelen binnen de collectieve sector wordt de balans van de overheid zo kort mogelijk gehouden. Onder voorwaarden kunnen sommige categorieën deelnemers binnen het schatkistbankieren ook leningen krijgen.

Het betalingsverkeer van het Rijk wordt door commerciële banken uitgevoerd. Periodiek wordt hiertoe het betalingsverkeer, dat verdeeld is over vier percelen, aanbesteed. Het Ministerie van Financiën coördineert deze aanbestedingen. Door de aanbesteding worden banken geprikkeld om hun diensten tegen een zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding aan te bieden.

Prestatie-indicatoren en kengetallen

Voor het schatkistbankieren zijn nog geen prestatie-indicatoren gedefinieerd. Het Agentschap onderschrijft dat een goede indicator van nut kan zijn bij het bepalen of beleid doeltreffend en doelmatig is uitgevoerd. Er wordt daarom nagedacht over de ontwikkeling van een zinvolle indicator, inclusief bijbehorende norm of streefwaarde. Behalve het definiëren van een goede indicator moet ook worden nagedacht over het ontsluiten van betrouwbare data voor de verantwoording. De ontwikkelingen op dit terrein zijn nog niet ver genoeg om reeds in de begroting van 2020 een goede prestatie-indicator op te nemen. Naar verwachting zal dit in de begroting van 2021 wel het geval zijn. Wel kent het schatkistbankieren een aantal kengetallen die laten zien hoeveel deelnemers er zijn, wat de omvang is van de aangehouden en uitgeleende middelen én wat de bijdrage was aan het reduceren van de EMU-schuld. De EMU-schuld bestaat uit alle schulden van de collectieve sector aan instellingen buiten de overheid. Doordat de deelnemers aan het schatkistbankieren hun overtollige middelen bij het Rijk aanhouden, hoeft het Rijk minder te lenen. Het gevolg is dat de omvang van de totale extern uitstaande schuld van de hele collectieve sector daalt en daardoor de EMU-schuld afneemt.

Agentschappen 34 2,5 6,6
RWT’s en derden 228 8,0 4,2
Sociale fondsen 3 3,8 12,4
Decentrale overheden 766 8,8
Totaal 1.031 23,1 23,2
In procenten bbp 3,0%

C. Beleidswijzigingen

In 2018 heeft een beleidsdoorlichting van het schatkistbankieren plaatsgevonden. Het rapport, inclusief de kabinetsreactie, is medio 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden55. De beleidsevaluatie heeft geen aanleiding gegeven voor beleidswijzigingen.

Daarnaast heeft begin 2019 een debat plaatsgevonden over het faciliteren van witwassen door Nederlandse banken. Naar aanleiding hiervan is besloten om aanvullende uitsluitingsgronden op te nemen bij toekomstige aanbestedingen56. Meer specifiek betekent dit dat de facultatieve uitsluitingsgrond «ernstige beroepsfout» bij toekomstige aanbestedingen van het betalingsverkeer nader zal worden uitgewerkt. In 2019 worden de aanbestedingsprocedures voor het betalingsverkeer van departementen en diensten én die voor payments service providers (e-betalen) opnieuw opgestart. De aanbestedingen zullen in 2020 worden afgerond.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 2.951 1.632 1.531 1.552 1.650 1.781 1.796
Uitgaven 2.951 1.632 1.531 1.552 1.650 1.781 1.796
waarvan juridisch verplicht 100%
Rente 31 32 31 52 150 281 296
Rentelasten 31 32 31 52 150 281 296
Uitgaven bij voortijdige beëindiging (hoofdsom) 0 0 0 0 0 0 0
Leningen 2.213 1.600 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500
Verstrekte leningen 2.213 1.600 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500
Mutaties in rekening-courant en deposito's 708 0 0 0 0 0 0
Agentschappen 0 0 0 0 0 0 0
RWT’s en derden 0 0 0 0 0 0 0
Sociale fondsen 0 0 0 0 0 0 0
Decentrale overheden 708 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten 10.747 10.706 7.771 9.128 5.759 5.394 4.405
Rente 120 108 99 89 95 103 113
Rentebaten 118 108 99 89 95 103 113
Ontvangsten bij voortijdige beëindiging 2 0 0 0 0 0 0
Leningen 2.126 1.195 1.347 978 1.229 990 1.088
Ontvangen aflossingen 2.126 1.195 1.347 978 1.229 990 1.088
Mutaties in rekening-courant en deposito's 8.501 9.403 6.325 8.061 4.435 4.301 3.203
Agentschappen 209 0 0 0 0 0 0
RWT’s en derden 2.015 0 0 0 0 0 0
Sociale fondsen 6.277 8.303 6.325 8.061 4.435 4.301 3.203
Decentrale overheden 0 1.100 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

De uitgaven en ontvangsten op dit artikel zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. Alle rentelasten en rentebaten zijn juridisch verplicht omdat deze volgen uit de leningen, deposito’s en rekening-couranttegoeden die deelnemers bij de schatkist aanhouden. De andere uitgaven en ontvangsten volgen ook uit de toename of afname van de middelen die door deelnemers in de schatkist worden aangehouden of uit de schatkist worden geleend.

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven en ontvangsten

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit drie onderdelen: rente, leningen, en mutaties in rekening-courant en deposito.

Rente

Onder de rentelasten vallen de rentebetalingen van het Rijk aan de deelnemers van schatkistbankieren. Deelnemers ontvangen rente over een positief saldo op hun rekening-courant en op de deposito’s die ze bij de schatkist hebben geplaatst. De rentebaten bestaan uit de door deelnemers aan het Rijk betaalde rente op leningen en op roodstanden in de rekening-courant. De verwachte rentelasten zijn in 2020 lager dan de verwachte rentebaten. Dit komt door de lage rentestand, waardoor de Staat weinig betaalt op positieve saldi. Leningen hebben langere looptijden met bijbehorende hogere rentes waardoor de rentebaten in 2020 hoger zijn dan de rentelasten. In de jaren na 2020 zullen de rentelasten een aanzienlijke stijging gaan vertonen. Dit komt ten eerste omdat de saldi van de sociale fondsen naar verwachting de komende jaren gaan toenemen. Ten tweede laat de middellangetermijnraming van het CPB in de jaren na 2020 hogere rentepercentages zien dan in de jaren 2019 en 2020. De door het CPB geraamde rentepercentages worden gebruikt voor de raming van de rentelasten.

Leningen

De posten verstrekte leningen en ontvangen aflossingen geven de geraamde uitgifte van nieuwe leningen (uitgave voor het Rijk) en de aflossingen op eerder afgesloten leningen (ontvangst voor het Rijk) weer. Als leningen voortijdig worden beëindigd dan worden deze afgelost tegen de marktwaarde van de lening op dat moment of een boetebedrag. Hierdoor kan gedurende het jaar een extra uitgave of ontvangst voor het Rijk ontstaan. Deze worden geboekt als uitgaven of ontvangsten bij voortijdige beëindiging.

Mutaties in rekening-courant en deposito’s

De posten toename en afname saldi in rekening-courant57 en deposito’s58 geven het bedrag weer dat naar verwachting door alle deelnemers in de schatkist wordt gestort (ontvangst voor het Rijk) of juist wordt opgenomen (uitgave voor het Rijk). Voor 2020 wordt een instroom van middelen, en dus inkomsten voor het Rijk, van € 6,3 mld. geraamd. Deze instroom wordt veroorzaakt doordat de sociale fondsen meer inkomsten dan uitgaven hebben.

6. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: ZELFSTANDIGE BESTUURSORGANEN EN RECHTSPERSONEN MET EEN WETTELIJKE TAAK

Waarderingskamer X X De Waarderingskamer heeft als belangrijkste taak het houden van toezicht op de waardering van onroerende zaken door gemeenten in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en op de Basisregistratie WOZ. De apparaatskosten worden door de Waarderingskamer in rekening gebracht bij het Rijk (25%), de gemeenten (50%) en de waterschappen (25%). De kosten voor het beheer van de Landelijke Voorziening van de Basisregistratie WOZ, die ook via de begroting van de Waarderingskamer lopen, worden bij de partijen in rekening gebracht via een afzonderlijke verdeelsleutel: Rijk (40%), gemeenten (45%) en waterschappen (15%). Het onder Begrotingsramingen vermelde bedrag betreft alleen de aandelen Rijk. Art. 1 1.953 www.waarderingskamer.nl Link
Autoriteit Financiële Markten (AFM) X X Op grond van het artikel 1.25 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) is de AFM belast met de uitoefening van het gedragstoezicht. AFM beslist over de toelating van financiële ondernemingen tot de financiële markten. Voor het toezicht op de BES-eilanden ontvangt de AFM een overheidsbijdrage. Art. 2 505 www.afm.nl Link
De Nederlandsche Bank (DNB) X X Op grond van de Wft oefent DNB het prudentieel toezicht op financiële ondernemingen uit (artikel 1.24 Wft). DNB beslist over de toelating van financiële ondernemingen tot de financiële markten. Voor het toezicht op de BES-eilanden en de uitvoering van het DGS BES ontvangt DNB een overheidsbijdrage. Verder vervult DNB een intermediaire rol voor het Financieel Expertise Centrum (FEC). Het FEC is voor haar financiering in belangrijke mate aangewezen op een overheidsbijdrage. Deze bijdrage wordt met tussenkomst van DNB aan het FEC verstrekt. Art. 2 4.270 www.dnb.nl Link
Stichting Waarborgfonds Motorverkeer X Het Waarborgfonds Motorverkeer vergoedt overeenkomstig artikel 26 van de Wam schade aan benadeelden in gevallen, genoemd in artikel 25 Wam. Het betreft onder andere gevallen waarbij de veroorzaker onbekend is gebleven of deze niet verzekerd is. Daarnaast is het Waarborgfonds Motorverkeer ingevolge artikel 27k Wam aangewezen als Schadevergoedingsorgaan. In die hoedanigheid treedt het in specifieke gevallen op bij schaden die in het buitenland zijn veroorzaakt door buitenlandse motorrijtuigen. Het Waarborgfonds Motorverkeer oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO. Art. 2 0 https://waarborgfonds.vereende.nl n.v.t.
Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars (NBM) X Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars is verantwoordelijk voor het regelen van schaden door buitenlandse motorrijtuigen in Nederland en staat garant voor betaling van schade als onverzekerde Nederlandse motorvoertuigen in andere bij het groenekaartsysteem aangesloten landen schade veroorzaken. Daarnaast is het Nederlands Bureau op grond van artikel 27b van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) aangewezen als informatiecentrum waarbij personen die schade hebben geleden die is veroorzaakt door een motorrijtuig uit een EU-lidstaat, informatie kunnen verkrijgen die hen in staat kan stellen een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigenverzekeraars oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO. Art. 2 0 https://nlbureau.vereende.nl n.v.t.
Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA) X De CEA stelt als ZBO eindtermen vast voor accountantsopleidingen, wijst opleidingen aan die aan die eindtermen voldoen en toetst of de praktijkstages aan de eindtermen voldoen. Art. 2 0 www.cea.nl Link
Stichting administratiekantoor financiële instellingen (NLFI) X De Stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI) is op 1 juli 2011 opgericht op grond van de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen. NLFI voert het privaatrechtelijke beheer over de deelnemingen van de Staat der Nederlanden in de vennootschappen ABN AMRO Bank N.V., RFS Holdings B.V.,Volksbank N.V. en SABB. Het Rijk vergoedt de kosten die NLFI maakt. De Minister van Financiën brengt een groot deel van deze kosten in rekening bij de vennootschappen waarvan aandelen door de stichting worden beheerd, op grond van het besluit houdende regels inzake doorberekening van kosten van de Stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen. Art. 3 5.000 (uitgaven); 4.500 (ontvangsten) www.nlfi.nl n.v.t.
Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO) De Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO, voorheen Stichting Maror-gelden Overheid) was belast met de afwikkeling van onder het publiekrechtelijke regime afgegeven beschikkingen. De Minister van Financiën heeft in maart 2017 besloten tot opheffing van SAMO. De stichting is inmiddels «in liquidatie» en het bestuur is bezig met de vereffening. Na afronding van de vereffening zal de stichting ontbonden worden. Art. 8 www.maror.nl n.v.t.
Kadaster Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties X X Het Kadaster verstrekt gegevens aan de Belastingdienst ten behoeve van de aangifte. Art. 1 1.971 www.kadaster.nl
Kamer van Koophandel Economische Zaken en Klimaat X X De KvK verricht de technische en administratieve handelingen voor de GI (gemeenschappelijke inschrijving) van een startende ondernemer (eenmanszaak, VOF, CV of maatschap) in het Handelsregister en de aanmelding bij de Belastingdienst. Art. 1 4.270 www.kvk.nl
RDW Infrastructuur en Waterstaat X X De RDW verstrekt gegevens aan de Belastingdienst ten behoeve van de aangifte. Art. 1 3.522 www.rdw.nl
Nationale Politie Justitie en Veiligheid X Voor het gebruik van de systemen van de politie ontvangt zij een vergoeding van de Belastingdienst. Art. 1 1.130 www.politie.nl
Autoriteit Consument en Markt (ACM) Economische Zaken en Klimaat X De ACM is de toezichthouder op de uitvoering van de MIF-verordening volgens Besluit afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties en daarnaast beoogd toezichthouder op bepalingen uit PSD II volgens het implementatiewetsvoorstel PSD2. Art. 2 455 www.acm.nl
Autoriteit Persoonsgegevens (AP) Justitie en Veiligheid X De AP is de toezichthouder op de naleving van PSD II volgens het nieuwe art. 3.17, zevende lid Wft in het implementatiewetsvoorstel PSD2. Art. 2 0 www.autoriteitpersoonsgegevens.nl
De begrotingsraming voor de AP is op dit moment nog niet bekend.

BIJLAGE 2: VERDIEPINGSBIJLAGE

Artikel 1 Belastingen

Stand ontwerpbegroting 2019 2.776.428 2.581.801 2.427.636 2.424.215 2.386.072
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 126.404 163.031 156.629 112.546 86.402
Nieuwe mutaties
Intensiveren witwassen, fraudebestrijding en ondermijning 600 10.621 21.422 21.422 21.422
Beheerst vernieuwen 20.500 20.500 20.500 20.500
Vertrekregeling 79.800
Toezicht achteraf 5.000 10.000 20.000 29.000
Loonbijstelling 59.236 54.246 51.037 50.969 50.285
Prijsbijstelling 13.065 12.499 11.848 11.834 11.710
Kasschuiven – 21.400 7.300 8.750 5.350
Overig & extrapolatie 32.373 9.841 4.330 4.751 10.248 2.608.723
Stand ontwerpbegroting 2020 2.986.706 2.944.639 2.712.152 2.671.587 2.615.639 2.608.723
Stand ontwerpbegroting 2019 154.158.692 158.261.536 164.341.163 170.784.214 177.536.426
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 – 281.789 89.431 88.711 85.569 82.979
Nieuwe mutaties
Belastingontvangsten 1.717.496 – 1.911.652 – 8.335.075 – 5.156.587 – 7.539.733
Overig & extrapolatie 5.509 5.000 5.000 5.000 5.000 174.523.966
Stand ontwerpbegroting 2020 155.599.908 156.444.315 156.099.799 165.718.196 170.084.672 174.523.966

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Intensiveren witwassen, fraudebestrijding en ondermijning

De in de Voorjaarsnota 2019 aangekondigde middelen voor de aanpak van witwassen, fraudebestrijding en ondermijning worden beschikbaar gesteld aan artikel 1 (Belastingen) en artikel 9 (Douane).

Beheerst vernieuwen

Naar aanleiding van het ingediende bestedingsplan personeel zijn in de begroting 2020 middelen overgeboekt vanuit de Aanvullende Post naar de begroting van het Ministerie van Financiën. Dit betreft budget om structureel de wervingsinspanning binnen de Belastingdienst te vergroten.

Vertrekregeling

Er zijn voor de vertrekregeling Switch en bijbehorende premies, middelen overgeheveld van artikel 10 (Nog onverdeeld) naar artikel 1 (Belastingen).

Toezicht achteraf

Er wordt bij de Belastingdienst geïntensiveerd in het toezicht op zeer vermogende personen, MKB-ondernemers (boekenonderzoeken), aangiftes vennootschapsbelasting en aangiftes inkomensheffing.

Loonbijstelling

De toegekende loonbijstelling is van artikel 10 (Nog onverdeeld) uitgedeeld aan artikel 1 (Belastingen).

Prijsbijstelling

De toegekende prijsbijstelling is van artikel 10 (Nog onverdeeld) uitgedeeld aan artikel 1 (Belastingen).

Kasschuiven

Enkele kasschuiven worden doorgevoerd. Dit omvat onder meer een kasschuif van de middelen die beschikbaar zijn voor de vernieuwing en het programma managementinformatie en risicomanagement. Daarnaast is de aanbesteding van een nieuw uniform voor medewerkers van de Douane vertraagd en zullen de uitgaven in 2020 plaatsvinden.

Ontvangsten

Belastingontvangsten

Zie de Miljoenennota voor een toelichting op de belastingontvangsten.

Artikel 2 Financiële markten

Stand ontwerpbegroting 2019 25.023 23.432 23.332 23.322 23.312
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 – 4 – 1.021 – 890 – 890 – 890
Nieuwe mutaties
Wijzer in geldzaken 1.341 1.341 1.341
Muntcirculatie – 1.250
Bijdrage ZBO's en RWT's 1.500 750
Overig & extrapolatie 2.491 2.106 475 475 475 22.897
Stand ontwerpbegroting 2020 27.760 26.608 24.258 24.248 22.897 22.897
Stand ontwerpbegroting 2019 7.441 9.441 9.441 9.441 9.441
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 2.170 – 1.741 – 641 – 941 – 1.741
Nieuwe mutaties
Wijzer in geldzaken 1.455 1.455 1.455
Overig & extrapolatie 163 7.700
Stand ontwerpbegroting 2020 9.774 9.155 10.255 9.955 7.700 7.700

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Wijzer in geldzaken

Het platform Wijzer in geldzaken zet zich in voor het bevorderen van verantwoord financieel gedrag in Nederland. Uitgangspunt voor de begroting van Wijzer in geldzaken is dat het Ministerie van Financiën samen met een aantal partijen uit de sector het platform financiert. Deze samenwerking zal ook in de periode 2020–2023 worden gecontinueerd.

Muntcirculatie

De kosten voor muntcirculatie vielen in 2019 lager uit dan verwacht. In tegenstelling tot het jaar ervoor was het in 2019 niet nodig om 20 cent muntstukken te slaan. Daardoor vielen de kosten voor onder andere de productie en rondellen lager uit. De uitgaven op deze post zullen vanaf 2020 veranderen. Er zal rechtstreeks worden samengewerkt met het producerende munthuis. Het zal na de aanbesteding duidelijk zijn welke verandering in de kosten voor de munttaak dit precies met zich meebrengt.

Bijdrage ZBO’s en RWT’s

In 2020 gaat het register van uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s) van vennootschappen en andere juridische entiteiten van start (het zogenaamde UBO-register artikel 30)59. Aan de opstart en bouw van dit register zijn kosten verbonden, die deels zijn, en worden, gedekt door het Ministerie van Financiën. In 2019 draagt het ministerie € 0,75 mln. bij aan de verdere ontwikkeling van dit UBO-register. Ook wordt voorzien dat in 2020 gestart wordt met de ontwikkeling en bouw van een apart UBO-register voor trusts en soortgelijke constructies (het zogenaamde UBO-register artikel 31)60. Het ministerie voorziet zowel in 2019 als in 2020 € 0,75 mln. bij te dragen aan deze kosten.

Ontvangsten

Wijzer in geldzaken

Zie uitgaven.

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Stand ontwerpbegroting 2019 294.050 11.906 8.750 8.750 8.750
Mutatie incidentele suppletoire begroting 2019 744.396
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 105.866 101.470 99.970 99.970 99.970
Nieuwe mutaties
Kapitaalinjectie Invest-NL 50.000 330.000 330.000 330.000 330.000
Overig & extrapolatie – 4.980 – 1.200 1.800 1.800 300 406.020
Stand ontwerpbegroting 2020 1.189.332 442.176 440.520 440.520 439.020 406.020
Stand ontwerpbegroting 2019 1.204.300 1.201.656 1.066.500 1.063.500 1.432.500
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 808.148 552.000 892.000 856.000 452.000
Nieuwe mutaties
Dividenden staatsdeelnemingen 20.000
Winstafdracht DNB 790 63.000 – 83.000 96.000 69.000
Overig & extrapolatie 2.364 1.918.500
Stand ontwerpbegroting 2020 2.035.602 1.816.656 1.875.500 2.015.500 1.953.500 1.918.500

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Kapitaalinjectie Invest-NL

Naar verwachting zal eind 2019 Invest-NL N.V. worden opgericht. Verspreid over enkele jaren ontvangt Invest-NL N.V. een kapitaalinjectie van € 1,7 mld. van de Staat.

Ontvangsten

Dividenden staatsdeelnemingen

Naar aanleiding van definitieve winstcijfers van staatsdeelnemingen over 2018 wordt de raming voor het daarover in 2019 ontvangen dividend naar boven bijgesteld.

Winstafdracht DNB

Naar aanleiding van de meest recente winstraming van DNB wordt de raming voor de winstafdracht bijgesteld.

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

Stand ontwerpbegroting 2019 359.220 252.124 185.761 291.423 341.423
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 3.899 – 170.630 23.759 21.379 – 6.641
Nieuwe mutaties
IBRD 25.871 2.101 1.948 1.516
IFC – 3.784 – 3.668 – 3.723 – 4.109
Overig & extrapolatie 31 113 114 72 71 355.439
Stand ontwerpbegroting 2020 363.150 103.694 208.067 311.099 332.260 355.439
Stand ontwerpbegroting 2019 15.257 69.751 162.549 204.053 201.753
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 – 3.217 – 15.408 – 18.505 – 16.660 – 6.557
Nieuwe mutaties
Overig & extrapolatie – 1.539 – 1.798 – 1.798 – 1.898 191.424
Stand ontwerpbegroting 2020 12.040 52.804 142.246 185.595 193.298 191.424

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

IBRD

De geraamde betalingsverplichting en het daarbij behorende uitgavenpatroon zijn bijgesteld n.a.v. de meest recente wisselkoersraming van het CPB. Daarnaast worden de betalingsverplichting en de uitgaven een jaar vervroegd doordat de aandeelhouders van de Wereldbank al in 2018 het besluit hebben genomen over de inleg van aanvullend kapitaal voor IBRD.

IFC

De geraamde betalingsverplichting en uitgavenpatroon worden bijgesteld n.a.v. de meest recente wisselkoersraming van het CPB.

Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Stand ontwerpbegroting 2019 83.444 83.444 83.444 88.244 88.144
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 121.800 – 6.200 – 6.200 – 11.000 – 10.900
Nieuwe mutaties
Extrapolatie 77.244
Stand ontwerpbegroting 2020 205.244 77.244 77.244 77.244 77.244 77.244
Stand ontwerpbegroting 2019 256.172 235.622 88.144 88.144 88.144
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 – 37.875 332 3.726 – 3.025 – 2.926
Nieuwe mutaties
Extrapolatie 83.406
Stand ontwerpbegroting 2020 218.297 235.954 91.870 85.119 85.218 83.406

Artikel 6 Btw-compensatiefonds

Stand ontwerpbegroting 2019 3.225.010 3.225.010 3.225.010 3.225.010 3.225.010
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 2.172 66 66
Nieuwe mutaties
Aanpassing BCF 194.794 200.960 200.960 201.026 201.026
Overig & extrapolatie 5.871 631 135 3.426.036
Stand ontwerpbegroting 2020 3.427.847 3.426.667 3.426.171 3.426.036 3.426.036 3.426.036
Stand ontwerpbegroting 2019 3.225.010 3.225.010 3.225.010 3.225.010 3.225.010
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 2.172 66 66
Nieuwe mutaties
Aanpassing BCF 194.794 200.960 200.960 201.026 201.026
Overig & extrapolatie 5.871 631 135 3.426.036
Stand ontwerpbegroting 2020 3.427.847 3.426.667 3.426.171 3.426.036 3.426.036 3.426.036

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven en ontvangsten

Aanpassing BCF

Deze mutatie betreft een bijstelling van de raming van het Btw-compensatiefonds (BCF) op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Artikel 9 Douane

Stand ontwerpbegroting 2019 416.151 427.177 422.267 421.987 421.487
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019
Nieuwe mutaties
Loon- en prijsbijstelling 12.170 12.842 12.764 12.738 12.445
Eigen personeel – 5.000
Intensiveren witwassen, fraudebestrijding en ondermijning 1.779 4.803 4.803 4.803
Overig & extrapolatie – 9.603 – 946 2.392 1.353 – 1.647 437.263
Stand ontwerpbegroting 2020 413.718 440.852 442.226 440.881 437.088 437.263
Stand ontwerpbegroting 2019 605 605 605 605 605
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019
Nieuwe mutaties
Extrapolatie 605
Stand ontwerpbegroting 2020 605 605 605 605 605 605

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

De toegekende loon- en prijsbijstelling is van artikel 10 (Nog onverdeeld) uitgedeeld aan artikel 9 (Douane).

Eigen personeel

De uitgaven aan eigen personeel in 2019 vallen lager uit doordat gestart is vanuit een situatie van onderbezetting, gekoppeld aan een forse wervingsopgave (inclusief Brexit).

Intensiveren witwassen, fraudebestrijding en ondermijning

De in de Voorjaarsnota 2019 aangekondigde middelen voor de aanpak van witwassen, fraudebestrijding en ondermijning worden beschikbaar gesteld aan artikel 1 (Belastingen) en artikel 9 (Douane).

Artikel 8 Apparaat kerndepartement

Stand ontwerpbegroting 2019 256.491 254.191 254.333 254.379 254.397
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 – 129 – 826 – 1.006 – 986 – 926
Nieuwe mutaties
Loon- en prijsbijstelling 6.682 6.639 6.643 6.644 6.645
Overig & extrapolatie 4.670 6.045 5.352 2.954 2.104 264.088
Stand ontwerpbegroting 2020 267.714 266.049 265.322 262.991 262.220 264.088
Stand ontwerpbegroting 2019 52.953 52.839 52.839 52.839 52.839
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 515 – 1.002 – 1.002 – 1.002 – 1.002
Nieuwe mutaties
Extrapolatie 51.837
Stand ontwerpbegroting 2020 53.468 51.837 51.837 51.837 51.837 51.837

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

Dit betreft de toegekende loon- en prijsbijstelling.

Artikel 10 Nog onverdeeld

Stand ontwerpbegroting 2019 98.411 186.730 67.046 96.178 66.571
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 14.273 88.665 128.293 125.038 129.221
Nieuwe mutaties
Intensiveren witwassen, fraudebestrijding en ondermijning – 900 – 15.000 – 29.000 – 29.000 – 29.000
Individueel keuzebudget 91.624
Vertrekregeling – 79.800
Distributie loon- en prijsbijstelling – 92.284 – 87.239 – 83.299 – 83.192 – 82.092
Fiscale uitvoeringskosten – 1.291 – 2.776 – 3.114 – 3.035 – 2.532
Kasschuiven – 15.688 – 1.250 1.750 3.693 8.738
Overig & extrapolatie – 999 – 5.522 – 4.705 – 2.317 – 1.581 75.778
Stand ontwerpbegroting 2020 1.522 175.432 76.971 107.365 89.325 75.778
Stand ontwerpbegroting 2019 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties
Stand ontwerpbegroting 2020 0 0 0 0 0 0

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Intensiveren witwassen, fraudebestrijding en ondermijning

De in de Voorjaarsnota 2019 aangekondigde middelen voor de aanpak van witwassen, fraudebestrijding en ondermijning worden beschikbaar gesteld aan artikel 1 (Belastingen), artikel 9 (Douane) en begrotingshoofdstuk VI (Justitie & Veiligheid).

Individueel keuzebudget

De introductie van het, in de cao rijk 2018–2020 afgesproken, individueel keuzebudget per 2020 leidt tot eenmalig hogere personele uitgaven. Het kabinet heeft besloten departementen te compenseren voor deze extra uitgaven.

Vertrekregeling

Er zijn voor de vertrekregeling Switch en bijbehorende premies middelen overgeheveld van artikel 10 (Nog onverdeeld) naar artikel 1 (Belastingen).

Distributie loon- en prijsbijstelling

De jaarlijkse loon- en prijsbijstelling is verdeeld binnen de begroting.

Fiscale uitvoeringskosten

De benodigde uitvoeringskosten voor de maatregelen uit het Belastingplan 2019 en overige fiscale maatregelen worden overgeboekt tussen artikel 10 en artikel 1.

Kasschuiven

Een deel van de middelen op artikel 10 wordt naar latere jaren geschoven. Dit betreft onder andere de gereserveerde middelen voor fiscale uitvoeringskosten.

Artikel 11 Financiering staatsschuld

Stand ontwerpbegroting 2019 35.655 36.017 22.160 36.481 35.008
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 – 279 – 468 – 530 – 657 1.197
Nieuwe mutaties
Rente vaste schuld – 19 – 230 – 248 – 203 – 148
Rente vlottende schuld – 7 – 19
Uitgifte en aflossing vaste schuld 150 – 149
Overig & extrapolatie – 6 35.174
Stand ontwerpbegroting 2020 35.502 35.171 21.383 35.615 36.039 35.174
Stand ontwerpbegroting 2019 24.178 28.576 16.436 30.442 29.273
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 1.579 386 1.245 1.453 3.162
Nieuwe mutaties
Rente derivaten lang 17 – 26 3
Rente vlottende schuld 19 122 – 5
Uitgifte en aflossing vaste schuld 957 3.617 4.936 4.936
Mutatie vlottende schuld – 3.308
Extrapolatie 39.616
Stand ontwerpbegroting 2020 22.485 30.015 21.296 36.831 37.371 39.616

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven en ontvangsten

De ramingen voor rente en uitgifte schuld zijn bijgesteld als gevolg van een veranderde financieringsbehoefte, nieuwe schulduitgiftes en aangepaste rentepercentages.

Artikel 12 Kasbeheer

Stand ontwerpbegroting 2019 1.532 1.611 1.731 1.855 1.888
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 – 79 – 181 – 205 – 96
Nieuwe mutaties
Rentelasten 2 1 – 10
Verstrekte leningen 100
Extrapolatie 1.796
Stand ontwerpbegroting 2020 1.632 1.531 1.552 1.650 1.781 1.796
Stand ontwerpbegroting 2019 9.494 7.555 5.985 6.105 4.994
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 2.067 1.445 874 1.755 2.030
Nieuwe mutaties
Rentebaten 1 – 4 – 12 – 11 – 10
Aflossingen leningen 19 25 22 15 12
Mutaties in rekening-courant en deposito – 875 – 1.251 2.260 – 2.106 – 1.633
Extrapolatie 4.405
Stand ontwerpbegroting 2020 10.706 7.771 9.128 5.759 5.394 4.405

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Rentelasten

De mutatie van de rentelasten wordt vooral verklaard door de gewijzigde rentepercentages zoals geraamd door het CPB.

Ontvangsten

Rentebaten

De mutatie van de rentebaten wordt vooral veroorzaakt door de verwachte afname van de roodstand op de rekening-courant van de sociale fondsen.

Aflossingen leningen

De mutaties in de aflossingen op leningen zijn voornamelijk het gevolg van het verwerken van realisaties van nieuw aangegane leningen.

Mutaties in rekening-courant en deposito

De mutaties in de rekening-courant en deposito worden vooral veroorzaakt door mutaties in de rekening-courantstand van de sociale fondsen.

BIJLAGE 3: MOTIES EN TOEZEGGINGEN

Deze bijlage61 bevat de stand van zaken van alle nieuwe moties en toezeggingen sinds de vorige begroting, de nog openstaande moties en toezeggingen uit voorgaande jaren en de moties en toezeggingen die sinds de vorige begroting zijn afgehandeld. De bijlage bestaat uit twee delen: een fiscaal deel62 en een niet-fiscaal deel.

Fiscaal

1 2017–2018 Lid Azarkan verzoekt de regering te bezien, in het kader van de nadere uitwerking van de aanpak van belastingontwijking, of de substance-eis afhankelijk kan worden gemaakt van de omvang en inhoud van de activiteiten van de onderneming die om een tax ruling vraagt Kamerstukken II 2017–2018, 25 087, nr. 201. Aangenomen 3 april 2018 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 25 087, nr. 223
2 2017–2018 Lid Leijten verzoekt de regering uit te werken hoe zij bij de rapportages over het rulingbeleid de feiten en omstandigheden van een ruling beter inzichtelijk maakt Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 417. Aangenomen 26 juni 2018 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 4
3 2018–2019 Leden Lodders, Omtzigt, Van Weyenberg en Bruins verzoeken de regering in nauw overleg met de Kamer tot een hernieuwde structuur van de informatievoorziening aan de Kamer te komen, voortbouwend op de brief van de regering; verzoekt de regering tevens de Kamer te betrekken bij de afbakening en reikwijdte van de onderwerpen, zoals personeel, sturing en ICT; verzoekt de regering vervolgens middels een jaarplan de Kamer driemaal jaarlijks te informeren over de voortgang van de hervormingen bij de Belastingdienst en de Auditdienst Rijk (ADR) te vragen een toetsende rol uit te voeren Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 415. Aangenomen 26 juni 2018 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 439
4 2018–2019 BSN/BTW motie van lid Verhoeven In de 23e HJR is gemeld dat deze is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van december 2018 over implementatie van de factuurvariant Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 412. Aangenomen 26 juni 2018 Afgerond
5 2018–2019 De motie van het lid Omtzigt verzoekt om een extern onderzoek naar mogelijkheden tot verbetering van de praktische rechtsbescherming van de burger in belasting- dan wel toeslagzaken Kammerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 468 Afgerond, zie motie en toezeggingenbrief d.d. 17 juli. Voornemen dit onderzoek te entameren nadat de adviezen van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen voor de praktische rechtsbescherming voor toeslagen beschikbaar zijn. Daarbij zal de vorig jaar met de Kamer gedeelde interactiestrategie die de Belastingdienst momenteel operationaliseert, worden betrokken, zie Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 421, bijlage. Deze strategie vormt de basis van de doorontwikkeling van de interactie tussen Belastingdienst en burgers, bedrijven en hun intermediairs. Het perspectief van burgers en bedrijven staat hierin centraal
6 2018–2019 Motie Bruijn (VVD) c.s. over zekerheid vooraf over subsidie bij ingrepen van meer dan € 70.000 Kamerstukken I 2018–2019, 34 556, F Afgerond. Handelingen I 2017–2018, nr. 11, item 3
7 2018–2019 Motie Nijboer over fiscale wetten zo veel mogelijk verspreid over het jaar indienen Kamerstukken II 2018–2019, 35 026, nr. 51 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 19, p. 19
8 2018–2019 Motie Omtzigt c.s. over een commissie die adviseert over maatregelen om de belastingheffing over winsten van multinationals eerlijker te maken Kamerstukken II 2018–2019, 35 110, nr. 11 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 32 140, nr. 52
9 2018–2019 Bruins en Omtzigt verzoeken de regering jaarlijks op gestandaardiseerde wijze te rapporteren over het verschil in belastingdruk tussen eenverdieners en tweeverdieners en de ontwikkeling van dat verschil te analyseren Kamerstukken II 2017–2018, 34 819, nr. 59 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-XV, nr. 2
10 2018–2019 Motie van de lezen Omtzigt en Bruins over een studietoelage uit een fonds van de werkgever Kamerstukken II 2018–2019, 35 026, nr. 49 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 25
11 2018–2019 Motie van het lid Lodders c.s. over het handhaven van de jaaraangifte voor kleine ondernemers Kamerstukken II 2018–2019, 35 033, nr. 8 Afgerond. Staatscourant 2019, 27636
12 2018–2019 Motie van het lid Van Der Lee c.s. over het tweemaal energiebelasting heffen bij batterijopslag Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-XIII, nr. 27 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 34 552, nr. 89
1 2015–2016 Neppérus verzoekt de regering de opbrengst van de nieuwe dieseltoeslag in de MRB in te boeken en terug te sluizen door verdere generieke verlaging van de motorrijtuigenbelasting bij het Belastingplan 2017 Kamerstukken II 2015–2016, 34 391, nr. 24. Aangenomen 12 april 2016 In behandeling
2 2015–2016 Schouten en Groot verzoeken de regering een opkoopregeling uit te werken voor oude dieselbestelauto's die te maken krijgen met de MRB-toeslag en de opbrengsten van de toeslag te bestemmen voor de financiering van de regeling en indien de opkoopregeling niet tijdig tot stand komt, de opbrengst van de MRB-toeslag terug te sluizen in een lagere MRB Kamerstukken II 2015–2016, 34 391, nr. 29. Aangenomen 12 april 2016 In behandeling
3 2015–2016 Van Vliet verzoekt de regering bij de volgende evaluatie van de bankenbelasting, de economische effecten zo veel mogelijk mee te nemen en de Kamer dan daarover te rapporteren Kamerstukken II 2015–2016, 32 545, nr. 49. Aangenomen 19 april 2016 In behandeling
4 2015–2016 Schouten en Groot verzoeken de regering de verdragen met landen op een zwarte lijst te heroverwegen, zodra de zwarte lijst is vastgesteld door de EU Kamerstukken II 2015–2016, 25 087, nr. 122. Aangenomen 28 juni 2016 In behandeling
5 2016–2017 Lid Mei Li Vos verzoekt de regering om, na de transitieperiode stapsgewijs met handhaving aan te vangen en daarbij voorrang te geven aan de pakketbezorgingssector en de medisch specialisten Kamerstukken II 2016–2017, 34 036, nr. 34. Aangenomen 4 oktober 2016 De motie is pas aan de orde na ingang van nieuwe wetgeving welke is voorzien op 1 januari 2020. Inmiddels is de nieuwe wetgeving per 1 januari 2021 voorzien (zie Kamerbrief voortgang uitwerking maatregelen werken als zelfstandige d.d. 24 juni 2019). Zie daarnaast Kamerbrief toezicht arbeidsrelaties d.d. 24 juni 2019 waar wordt ingegaan op toezicht en handhaving op de kwalificatie van arbeidsrelaties voor de loonheffingen
6 2016–2017 Leijten verzoekt de regering zich in te spannen voor bindende afspraken tussen het VK en de EU om belastingontwijking te voorkomen Kamerstukken II 2016–2017, 21 501–20, nr. 1222. Aangenomen 20 april 2017 Doorlopende toezegging
7 2017–2018 Snels verzoekt de regering nauwlettend te monitoren of er alsnog onvoorziene of onwenselijke consequenties voor specifieke groepen mensen optreden n.a.v. de uitfasering van Hillen en verzoekt bij constatering de Kamer daarover te rapporteren Kamerstukken II 2017–2018, 34 819, nr. 15. Aangenomen 23 november 2017 In behandeling
8 2017–2018 Lid Stoffer c.s. verzoekt de regering opties te schetsen voor de langere termijn om de pijnpunten in de marginale druk, bijvoorbeeld voor eenverdieners, weg te nemen en hierover binnen een jaar te rapporteren aan de Kamer Kamerstukken II 2017–2018, 34 785, nr. 86 In behandeling
9 2018–2019 Lid Leijten verzoekt de regering de gedragslijn te eerbiedigen en de Kamer jaarlijks te informeren over hoeveel zaken besproken zijn en welke uitkomst gemelde zaken hebben gekend Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 449 De Belastingdienst respecteert de gedragslijn. In de periodieke motie- en toezeggingenrapportage wordt gerapporteerd over het aantal gevallen dat besproken is in het overleg tussen OM, FIOD en Belastingdienst en in hoeveel gevallen dit heeft geleid tot aangifte
10 2018–2019 Lid Omtzigt verzoekt de regering, binnen een halfjaar en na afstemming met de Autoriteit Persoonsgegevens met een voorstel te komen om zowel registratieplicht te handhaven als wanbetalers met een buitenlands kenteken op te sporen en te beboeten Kamerstukken II 2018–2019, 35 027, nr. 11 In behandeling
11 2018–2019

Lid Omtzigt verzoekt de regering om gedupeerde ouders z.s.m. individueel schadeloos te stellen, en daarbij ook te kijken naar afgeronde terugvorderingen over de jaren 2012 en 2013. Hierin moeten ook ouders mee worden genomen die geen bezwaar of beroep hebben ingediend of doorgezet. Daarnaast moet de Staatssecretaris ervoor zorgen dat in relevante gevallen, er langer dan vijf jaar teruggekeken wordt bij de vaststelling van toeslagen. Verzoekt de regering tevens om onderzoek te laten doen of vergelijkbare problemen (zoals onrechtmatig stopzettingen, ernstig overschrijding van de bezwaartermijnen of onvolledige dossiers bij de bezwaar en beroepsprocedures) ook elders aan de orde zijn geweest bij CAF en andere zaken.

Verzoekt de regering tevens om uiterlijk 1 oktober een tussenrapportage aan de Kamer te sturen over de compensatie van gedupeerde en andere relevante ontwikkelingen op dit dossier

Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 503 In behandeling
12 2018–2019 Lid Omtzigt verzoekt de regering om de richtlijnen van de Raad van Europa voor de bescherming van Klokkenluiders volledig te implementeren bij de Belastingdienst en jaarlijks onafhankelijk en extern te laten rapporteren over naleving van deze richtlijn door de Belastingdienst. En verzoekt de regering om in de CAF-11 zaak alle aandacht te focussen op een oplossing voor de desbetreffende ouders, en in deze uitzonderlijke zaak, geen enkele actie te ondernemen tegen medewerkers van de dienst die ervoor hebben gezorgd dat documenten publiek werden waardoor bijvoorbeeld ouders wel complete dossiers bij de rechtbank hadden. Verzoekt de regering in oktober over de uitvoering van deze motie te rapporteren Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 509 In behandeling
13 2018–2019 Lid Van Weyenberg over Etnisch profileren; verzoekt het kabinet om te borgen dat de Belastingdienst een dubbele nationaliteit niet meer als risico indicator gebruikt bij het toekennen van Toeslagen. Verzoekt het kabinet om bij het verschijnen van de onderzoeken van de Autoriteit Persoonsgegevens en de Nationale ombudsman de Kamer zo snel mogelijk te informeren over de wijze waarop het kabinet de lessen van deze onderzoeken implementeert Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 506 In behandeling
14 2018–2019 Lid Lodders verzoekt de regering cultuur als pijler toe te voegen in het Jaarplan 2020 en bij de eerstvolgende rapportage aan te geven hoe de pijler concreet wordt ingevuld Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 508 In behandeling. Kenbaar maken van uitgewerkt voorstel volgt 3e kwartaal 2019
15 2018–2019 Lid Slootweg verzoekt de regering te onderzoeken of het mogelijk is dat er nog maar één machtigingscode nodig is voor zowel de aangifte als de toeslagen; verzoekt de regering tevens, indien dit kan, te onderzoeken of dit al voor het belastingseizoen 2020 ingevoerd kan worden Kamerstukken II 2018–2019, 35 210, nr. 4 In behandeling. De betreffende onderzoeken zijn op dit moment nog in uitvoering. De uitkomsten hiervan worden uiterlijk in de volgende fiscale moties- en toezeggingenbrief van maart 2020 aan de Tweede Kamer gerapporteerd
16 2018–2019 Motie Ester (CU) c.s. over het jaarlijks indexeren van de maximaal onbelaste vrijwilligersvergoeding Kamerstukken I 2018–2019, 35 026, G In behandeling
17 2018–2019 Motie Sent (PvdA) c.s. over een separate vermogenstoets voor toekomstige pakketten Belastingplan Kamerstukken I 2018–2019, 35 026, I In behandeling
18 2018–2019 Motie-Leijten/Lodders over letselschadevergoedingen Kamerstukken II 2018–2019, 35 026, nr. 55 en Handelingen II 2018–2019, nr. 24, item 7 In behandeling
19 2018–2019 Motie Lodders en Van Weyenberg over verduurzaming niet ontmoedigen door hogere lokale lasten Kamerstukken II 2018–2019, 35 029, nr. 20 In behandeling
20 2018–2019 Motie Leijten en Laçin over de teruggaveregeling van bpm voor taxivoertuigen Kamerstukken II 2018–2019, 35 029, nr. 21 In behandeling
21 2018–2019 Motie Lodders over evalueren en monitoren van de effecten van ATAD 1 Kamerstukken II 2018–2019, 35 030, nr. 18 In behandeling
22 2018–2019 Motie Leijten en Van Weyenberg over een vervolgonderzoek naar geldstromen en belastingconstructies Kamerstukken II 2018–2019, 35 030, nr. 19 In behandeling
23 2018–2019 Motie Snels c.s. over een constructieve opstelling bij het uitwerken van OESO-voorstellen Kamerstukken II 2018–2019, 25 087, nr. 234 In behandeling
24 2018–2019 Gewijzigde motie van de leden Dik-Faber en Ronnes over het differentiëren van de overdrachtsbelasting Kamerstukken II 2018–2019, 32 847, nr. 504 In behandeling
25 2018–2019 Motie van het lid Omtzigt c.s. over adviesaanvraag aan de WRR en het CPB over de optimale belastingmix Kamerstukken II 2018–2019, 31 369, nr. 17 In behandeling
26 2018–2019 Motie van het lid Van Weyenberg c.s. over pleiten voor verlenging van het BEPS-project Kamerstukken II 2018–2019, 31 369, nr. 20 In behandeling
27 2018–2019 Motie van het lid Van Weyenberg c.s. over een overzicht van aftrekposten en belastingregelingen Kamerstukken II 2018–2019, 31 369, nr. 21 In behandeling
28 2018–2019 Gewijzigde motie van het lid Lodders c.s. over een oplossing voor de problematiek van de Nederlandse/Noorse vrachtwagenchauffeurs en Rijnvarenden Kamerstukken II 2018–2019, 35 110, nr. 13 In behandeling
1 2014–2015 De Staatssecretaris heeft toegezegd te rapporteren aan de Kamer als blijkt dat groepen additioneel worden uitgezonderd van elektronisch berichtenverkeer (EBV) of een uitzondering dreigen te worden. Dit zal worden gemeld aan de Kamer in de halfjaarsrapportage Kamerstukken II 2014–2015, 34 196, nr. 18, p. 12 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
2 2015–2016 De staatsecretaris heeft toegezegd om in de halfjaarsrapportages van de Belastingdienst verslag te doen over de voortgang van het proces van behandeling van informatie uit de Panama papers en de daarmee bereikte resultaten Kamerstukken II 2015–2016, 34 451, nr. 2, p. 3 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
3 2015–2016 De Staatssecretaris heeft in het kader van de wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) toegezegd dat als een nieuwe constructie opduikt waarmee echt op een nieuwe manier buiten dienstbetrekking wordt gewerkt, deze constructie geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, openbaar wordt gemaakt op de website van de Belastingdienst Handelingen I 2015–2016, nr. 27, item 7 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
4 2016–2017 De Staatssecretaris heeft toegezegd om de databeveiliging binnen de Belastingdienst te verbeteren en maatregelen te nemen om de mogelijkheid tot datatransfer van een specifieke data(werkomgeving) naar buiten de Belastingdienst onmogelijk te maken Kamerstukken II 2016–2017, 31 066, nr. 367 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 32 761, nr. 125
5 2016–2017 De Staatssecretaris heeft toegezegd dat, mochten zich nieuwe ontwikkelingen voordoen in de soorten goederen/diensten waarmee btw-carrouselfraude plaatsvindt, de Kamer hierover geïnformeerd zal worden Kamerstukken II 2016–2017, 31 066, nr. 356 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
6 2016–2017 De Staatssecretaris heeft toegezegd dat, zodra stappen zijn gezet in het onderzoek naar tien mogelijk kwaadwillende opdrachtgevers, de Kamer hierover geïnformeerd zal worden Kamerstukken II 2017–2018, 34 036, nr. 63 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
7 2016–2017 De Staatssecretaris heeft toegezegd een objectieve gevalideerde meetmethodiek voor de voortgang van de Investeringsagenda te ontwikkelen Kamerstukken II 2016–2017, 31 066, nr. 355 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 480
8 2016–2017 Toegezegd begin 2017 terug te komen op de wens van de Kamer in het licht van vereenvoudiging op een eventuele vrijstelling van btw bij de toelatingsexamens in het beroepsonderwijs Kamerstukken II 2016–2017, 34 552, nr. 70, blz. 122 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 4
9 2016–2017 Toegezegd bij te gaan houden of de directe en indirecte belangen van minder dan 5% al niet onder de BOR vielen en dus ook met deze reparatie geen problemen oplevert voor de continuïteit van ondernemingen Kamerstukken II 2016–2017, nr. 23, blz. 9–10 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 19
10 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd in de Handhavingsbrief 2019 specifiek in te gaan op een doelgroep binnen het segment Ondernemingen en op de doelgroep Toeslagen Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 390, Bijlage Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 439
11 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd dat de Belastingdienst bij alle projecten boven een bepaald bedrag een BIT-advies zal aanvragen. De grens hiervoor is nu boven de € 5.000.000 Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 419 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
12 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd een overzicht van BIT-toetsen die afgerond zijn en BIT-toetsen die nog gepland zijn binnen de Belastingdienst schriftelijk te rapporteren aan de Kamer AO Belastingdienst op 13 juni 2018. Handelingen II 2017–2018, 31 066, nr. 410 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
13 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd de Kamer in het najaar 2018 te informeren over de plannen voor de herziening en het verdere tijdpad van implementatie van de rulingpraktijk. Zijn ambitie is dat de nieuwe vormgeving van de rulingpraktijk per 1 januari 2019 gereed is Kamerstukken II 2017–2018, 25 087, nr. 208 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
14 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd om in samenspraak met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de Kamer eind 2018 te informeren over de voortgang rondom de invoering van de MRB-toeslag Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 408 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
15 2017–2018 Na toetsing worden er nog bestedingsplannen overgeboekt naar de Belastingdienst. De Minister heeft toegezegd dat het exacte overzicht daarvan via de Staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer verzonden zal worden Tweede Kamer, 84e plenaire vergadering Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
16 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd de Kamer te informeren over de resultaten van de proef vooraf ingevulde aangiften voor ZZP’ers vanaf de 22ste Halfjaarsrapportage van de Belastingdienst Aanhangsel Handelingen II 2017–2018, nr. 1856 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
17 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd dat samen met de toeslagendepartementen wordt bezien of een onderzoek – binnen het systeem van toeslagen over het terugdringen van niet-gebruik – kan worden uitgevoerd Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 401 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
18 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd te rapporteren over de uitkomst van de gesprekken met de Autoriteit Persoonsgegevens inzake de AVG in de volgende halfjaarsrapportage Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 401 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
19 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd in de volgende halfjaarsrapportage meer uitgebreid te rapporteren over de vennootschapsbelastingplicht van overheidsondernemingen in de praktijk Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 401 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
20 2017–2018 De staatsecretaris heeft toegezegd in de komende halfjaarsrapportages Belastingdienst te rapporteren over internationaal invorderen, waaronder de tien grootste landen. Daarnaast wordt zowel voor deze landen als op het totaal aangegeven wat alsnog wordt geïnd en wat oninbaar is gebleken Handelingen II 2017–2018, 31 066, nr. 394 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
21 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd om in de halfjaarsrapportages Belastingdienst de openstaande moties en toezeggingen op te nemen die Belastingdienst raken Handelingen II 2017–2018, 31 066, nr. 394 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
22 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd in overleg te treden met jeugdorganisaties over het versimpelen van het door pleegouders aan te vragen en definitief toegekend krijgen van heffingskortingen en toeslagen en een brief over naar de Kamer te sturen, waarin ook wordt ingegaan op de optie voor een apart aanspreekpunt binnen de Belastingdienst voor deze doelgroep Handelingen II 2017–2018, nr. 25 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
23 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd in de loop van 2018 de Kamer te informeren of het mogelijk is voor de Belastingdienst én voor lokale overheden om, en zo ja hoe, de beslagvrije voet op bankbeslagen zonder verzoek al vooraf toe te passen Handelingen II 2017–2018, nr. 26 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438
24 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd dat de Belastingdienst de uitvoering van de aansprakelijkheidsbepaling van pand- en hypotheekhouders (btw) monitort en over de effecten en knelpunten rapporteert aan de kamer Handelingen II 2017–2018, nr. 25 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 480
25 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd dat kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen, die recht hebben op de heffingskortingen in de inkomstenbelasting, in het vierde kwartaal 2018 hierover per brief worden geïnformeerd. Daarnaast wordt een communicatietraject ingezet voor de gehele doelgroep Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 401 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 480
26 2017–2018 In de 21e Halfjaarsrapportage is het risico opgenomen dat aanvullingen van belastingplichtigen mogelijk niet verwerkt kunnen worden omdat ze al in de berekeningsfase zouden zitten. Hierdoor zouden extra bezwaarschriften moeten worden behandeld. Het onderzoek naar de manier waarop dit proces geoptimaliseerd kan worden is inmiddels afgerond. In 2019 zijn aanpassingen voorzien die naar schatting leiden tot een vermindering van het aantal bezwaren met 20.000. De Staatssecretaris heeft toegezegd rapporteren over de realisatie van deze procesoptimalisatie in de halfjaarsrapportage Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 408 Afgerond
27 2017–2018 De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Sent (PvdA), Ester (CU) en Nagel (50PLUS), toe nogmaals te bezien of en op welke wijze gekomen kan worden tot een box 3-heffing die aansluit bij het reëel behaalde rendement op vermogen en de Kamer hierover begin 2018 te informeren Kamerstukken I 2018–2019, 35 000-IX, A, p. 5 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 026, nr. 64
28 2017–2018 Toegezegd de kabinetsreactie met betrekking tot de herziening van box 3, ook aan de Eerste Kamer te sturen Kamerstukken I 2018–2019, 35 000-IX, A, p. 5 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 026, nr. 64
29 2017–2018 De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rij (CDA), toe een inventarisatie uit te voeren naar de mogelijkheden voor het ontwikkelen van zogenoemde Key Performance Indicators (KPI's) voor de aanpak van belastingontwijking en belastingontduiking en de Kamer hierover op Prinsjesdag 2018 te informeren Kamerstukken I 2017–2018, 34 785, K, p. 4 Afgerond. Kamerstukken I 2018–2019, 34 785, M
30 2017–2018 De Staatssecretaris van Financiën zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), schriftelijk informeren over hoe de door de WRR ontwikkelde «doenvermogentoets» wordt toegepast bij het wijzigen van belastingwetgeving Kamerstukken I 2017–2018, 34 785, K, p. 14 Afgerond. Kamerstukken I 2018–2019, nr. 11, 11-14-8
31 2017–2018 Toegezegd aan mevr. De Vries de Kamer te informeren over het reële aantal coöperaties die door het voorliggende wetsvoorstel geraakt kunnen worden Kamerstukken II 2017–2018, 34 788, nr. 11, blz. 27 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 19
32 2017–2018 Toegezegd om samen met de collega van VWS te gaan monitoren hoe het zit met het aantal aanvragen handelsvergunningen bij het CBG in 2018 en hier begin 2019 op terug te komen Handelingen II 2017–2018, nr. 25 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 19
33 2017–2018 Toegezegd aan de heer van Weyenberg in 2018 de Kamer te informeren over de ontwikkeling van het percentage van het Wbso-budget voor het mkb Handelingen II 2017–2018, nr. 25, item 8, p. 38 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 32 637, nr. 328
34 2017–2018 Toegezegd de Kamer te informeren zodra er iets zinnigs te zeggen is over BTW tarief voorstel Kamerstukken II 2017–2018, 22 112, nr. 2591 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 4
35 2017–2018 Toegezegd dat ik u de komende maanden bovenstaande oplossingsrichtingen verder uit te werken voor parallelimport. Ik streef ernaar uw Kamer voor het einde van het jaar daarover te berichten Kamerstukken II 2017–2018, 32 800, nr. 44 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 32 800, nr. 49
36 2017–2018 Toegezegd te rapporteren over het verschil tussen huishoudens Handelingen II 2017–2018, nr. 25 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-XV, nr. 2
37 2017–2018 Vragen (van Omtzigt) over complexiteit en gevoeligheid nieuwe richtlijn incl. toezegging voor het opzetten van expertmeeting vlak na de zomer Kamerstukken II 2017–2018, 22 112, nr. 2591 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 4
38 2017–2018 De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe te blijven kijken naar mogelijkheden om de fiscale kloof voor eenverdieners te dichten Handelingen I 2017–2018, nr. 11, item 3, p. 21 Afgerond. Kamerstukken I 2018–2019, 35 026, nr. A
39 2018–2019 Toegezegd dat de Staatssecretaris, zoals reeds toegezegd in het debat over het Belastingplan, voor 1 april met een Kamerbrief komt over de voortgang van de gesprekken met de Nederlandse Loterij en Sportech (effecten verhoging kansspelbelasting op landgebonden sportweddenschappen/Toto) Handelingen II 2018–2019, nr. 23, item 10 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 19, p. 16
40 2018–2019 De Minister zegt lid De Vries (VVD) toe om in januari/februari een brief te sturen waarin wordt aangegeven hoe en door wie de raming en de inning van de erf- en schenkbelasting zal worden onderzocht Kamerstukken II 2018–2019, 35 095, nr. 1 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 455
41 2018–2019 Het streven van de Staatssecretaris is om de Kamer voor eind 2018 te informeren over uitkomsten onderzoek externe commissie in het kader van het onderzoek naar gebruik van het BSN in het btw-identificatienummer. De Staatssecretaris heeft toegezegd de kamer voor eind 2018 te informeren over de uitkomsten van dit onderzoek Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 451 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 448
42 2018–2019 De Staatssecretaris heeft toegezegd om volgend voorjaar, ten behoeve van de parlementaire behandeling van het Belastingplanpakket 2019, een actualisatie van de parameterbrief naar de Kamer te sturen Kamerstukken II 2016–2017, 31 066, nr. 364 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 026, nr. 2
43 2018–2019 Toezegging om de impactanalyse en het EY-rapport inzake de Brexit niet douane met de Kamer te delen Kamerstukken II 2018–2019, 23 987, nr. 312 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 452
44 2018–2019 Toezegging om de informatie uit de augustus 2017 brief van de Belastingdienst aan de AP te delen met de Kamer; en toezegging om de kosten van technische assistentie voor partnerlanden drukken en uit welke begroting (ontwikkelingssamenwerking of de Belastingdienst) dit wordt gedekt; en toezegging van een brief ter nadere toelichting op de mate waarin beleidsbesluit inzake strafontslag wordt opgevolgd Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 451 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 448
45 2018–2019 De Staatssecretaris heeft toegezegd een brief te sturen over de knelgevallenregeling en de aantallen Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 437 Afgerond
46 2018–2019 De Staatssecretaris heeft toegezegd om te onderzoeken en verbetering aan te brengen in de nul aanslagen Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 437 Afgerond
47 2018–2019 De Staatssecretaris heeft toegezegd om voor het einde van het jaar de Tweede Kamer te informeren over de resultaten na de ICT-module in oktober Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 437 Afgerond
48 2018–2019 De toezegging om de uitkomst van de steekproefsgewijze controle bij schenk- en erfbelasting te delen met de Kamer Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 437 Afgerond
49 2018–2019 Toezegging een brief te sturen over de ramingen met verschillende elementen en voorgaande jaren Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 437 Afgerond. Kamerstukken II, 2018–2019, 31 066, nr. 433
50 2018–2019 De Staatssecretaris heeft toegezegd dat de Belastingdienst een overzicht bij zal houden waarbij – uit vooroverleg blijkt dat – het reële coöperatieve bedrijfsleven wordt geraakt door de introductie van een inhoudingsplicht voor houdstercoöperaties en waarin niet in een oplossing voorzien kan worden Kamerstukken II 2017–2018, 34 788, nr. 12 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 4
51 2018–2019 De Minister zegt de heer Slootweg (CDA) toe om de Staatssecretaris nog eens vragen om ergens in de loop van 2019 te bezien of de huidige maatregelen om het persoonlijk contact tussen ouderen en de belastingdienst te verbeteren en of dit ook daadwerkelijk de problemen oplost Kamerstukken II 2018–2019, 35 095, nr. 1 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 480
52 2018–2019 De Staatssecretaris heeft toegezegd dat er wordt gewerkt aan voorlichtingsmateriaal over cryptovaluta. Zodra dit gereed is, wordt dit op de website van de Belastingdienst geplaatst Kamerstukken I 2017–2018, 34 775, nr. AA Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 480
53 2018–2019 Toezegging om de voortgang t.a.v. (aanvullende stand) bestedingsplannen van de Belastingdienst in het 23e Halfjaarsrapportage op te nemen Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 451 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 480
54 2018–2019 Toezegging Kamer te informeren over voortgang bij de bezwaarafhandeling. Kan in een periodieke rapportage Kamerstukken II, 2018–2019, 31 066, nr. 451 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 480
55 2018–2019 Toezegging om de afschrijvingen oninbare vorderingen (zoals met Toeslagen) te analyseren en dit met de Kamer te delen Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 451 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 480
56 2018–2019 De Staatssecretaris heeft toegezegd de Kamer te informeren over de voortgang bij het realiseren van de genomen maatregelen inzake de naleving van de AVG bij de Belastingdienst via de halfjaarsrapportages Aanhangsel Handelingen II 2017–2018, nr. 2345 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 485
57 2018–2019 Toezegging om de mogelijkheden te bezien bij massaal bezwaar af te wijken van de 6-wekentermijn Kamerstukken II, 2018–2019, 31 066, nr. 457 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000 IX
58 2018–2019 De Belastingdienst zal de factoren die een rol spelen bij de keuze tussen de klassieke wijze van bekendmaking en de voorgestelde alternatieve wijze van bekendmaking van belastingaanslagen opnemen in de Leidraad Invordering 2008 Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 Staatscourant 2018 nr. 68651, Artikel I, onderdelen A en B
59 2018–2019 Door het lid Van Weyenberg is gevraagd naar de mogelijkheden om bij het vermoeden dat een bedrijf zich niet aan de regels houdt, hiervan een melding te doen bij de Belastingdienst Kamerbrief Toezeggingen AO Arbeidsmarktbeleid d.d. 13 februari 2019 inz. «werken als zelfstandige» d.d. 21 juni 2019 Afgerond. Kamerbrief «Toezeggingen AO Arbeidsmarktbeleid d.d. 13 februari 2019 inz. «werken als zelfstandige» d.d. 21 juni 2020
60 2018–2019 In de media is naar voren gekomen dat er private bureaus zijn die tegen betaling certificaten aanbieden op basis waarvan zekerheid wordt geboden dat de arbeidsrelatie tussen een opdrachtgever en opdrachtnemer door de Belastingdienst niet als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Het lid van Weyenberg heeft gewezen op de mogelijkheid van misleiding door deze certificaten Kamerbrief Toezeggingen AO Arbeidsmarktbeleid d.d. 13 februari 2019 inz. «werken als zelfstandige» d.d. 21 juni 2020 Afgerond. Kamerbrief «Toezeggingen AO Arbeidsmarktbeleid d.d. 13 februari 2019 inz. «werken als zelfstandige» d.d. 21 juni 2021
61 2018–2019 In het AO is gesproken over de diverse rechtszaken die in Europese lidstaten spelen waarin arbeidsrelaties getoetst worden aan de geldende wetgeving van die lidstaat. Centraal daarbij staat de interpretatie van de begrippen werknemer, zelfstandige en in lidstaten bestaande tussencategorieën, zoals bijvoorbeeld «workers» in het Verenigd Koninkrijk Kamerbrief Toezeggingen AO Arbeidsmarktbeleid d.d. 13 februari 2019 inz. «werken als zelfstandige» d.d. 21 juni 2021 Afgerond. Kamerbrief «Toezeggingen AO Arbeidsmarktbeleid d.d. 13 februari 2019 inz. «werken als zelfstandige» d.d. 21 juni 2022
62 2018–2019 De Staatssecretaris zegt aan het lid Leijten toe dat hij de Kamer voor het zomerreces 2019 de cultuurscan van de Auditdienst Rijk (ADR) zal doen toekomen Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 513 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 500. Kamerbrief Eerste voortgangsrapportage op het Jaarplan 2019 Belastingdienst
63 2018–2019 De Staatssecretaris zegt aan het lid Leijten toe dat hij in een volgende voortgangsrapportage over de Belastingdienst de Kamer zal informeren over de acties hij onderneemt ten aanzien van de drie nieuwe onvolkomenheden die de Algemene Rekenkamer in het verantwoordingsonderzoek 2018 over de Belastingdienst heeft geconstateerd Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 514 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 500
64 2018–2019 De Staatssecretaris zegt in de brief over het afhandelen van bezwaren tegen btw-correctie privégebruik auto over de eerste helft van 2011, toe de Kamer te informeren over de omvang van de voorraad bezwaren omzetbelasting inclusief deze bezwaren. De voorraad bezwaren voor de omzetbelasting bedroeg per 1 januari 2019 46.354 en per 1 mei 2019 36.306 Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 454 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 500
65 2018–2019 De Staatssecretaris zegt aan de leden Leijten en Omtzigt toe dat hij de Kamer voor het eind van deze week schriftelijk zal informeren over hoe het proces rond de opdrachtverlening aan de EDP-auditors inzake het zoeken van aanvullende stukken in de CAF-11-zaak is verlopen Kamerstukken II 2018–2019, 32 800, nr. 56 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 32 800, nr. 61
66 2018–2019 De Staatssecretaris heeft aan het lid Nijboer (PvdA) toegezegd om een kleine steekproef uit te voeren op de aangiften vennootschapsbelasting over het jaar 2016 in categorie 2 waarover in november 2018 is besloten om deze verder niet handmatig te beoordelen. De Staatssecretaris zegt toe de Kamer voor de zomer te informeren over de resultaten van deze beoordeling Kamerstukken II 2018–2019, 10 925 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 502
67 2018–2019 De Staatssecretaris heeft aan het lid Omtzigt (CDA) toegezegd om een inschatting te geven van het aantal correcties dat de Belastingdienst heeft opgelegd bij de beoordeelde aangiften vennootschapsbelasting van het mkb in categorie 1 voor het belastingjaar 2016 Kamerstukken II 2018–2019, 10 925 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 466
68 2018–2019 De Staatssecretaris heeft aan het lid Leijten (SP) toegezegd om een schatting te geven van de kosten van het controleren van alle uitgeworpen aangiften Kamerstukken II 2018–2019, 10 925 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 466
69 2018–2019 Toegezegd juridische adviezen en correspondentie met de Europese Commissie indien mogelijk met de Kamer te delen. N.a.v. vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over de btw-plicht voor toezichthouders in het licht van een recente uitspraak van het Europees Hof Kamervraag van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over de btw-plicht voor toezichthouders in het licht van een recente uitspraak van het Europees Hof Afgerond
70 2018–2019 De Staatssecretaris heeft toegezegd om de voor- en nadelen van het in rekening brengen van administratiekosten aan multinationals voor rulings uiteen te zetten Kamerstukken II 2018–2019, 25 087, nr. 244 Afgerond
71 2018–2019 In het mondeling overleg over de Belastingdienst van 29 januari 2019 heeft de Staatssecretaris, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rij (CDA), toegezegd om de ex-postanalyse van de uitvoeringstoetsen aan de Eerste Kamer aan te bieden Kamerstukken I 2018–2019, 31 066, D Afgerond
72 2018–2019 Toegezegd te kijken naar Thema «Carnivoor? Geef het door!» bij diners die door het ministerie verzorgd worden Handelingen I 2018–2019, nr. 11, p. 14–19 Afgerond. Kamerstukken I 2018–2019, 35 026, L
73 2018–2019 Toezegging De Kamer schriftelijk informeren inzake de reikwijdte van het begrip «financiële onderneming» en de afbakening van het rentebegrip bij de toepassing van artikel 15b van de Wet op vennootschapsbelasting Handelingen I 2018–2019, nr. 11, item 14, blz. 15–16 Afgerond. Kamerstukken I 2018–2019, 35 030, G
74 2018–2019 Toegezegd de Kamer extra te informeren betrekking op de werking van de met de 30%-regeling vergelijkbare regelingen in het buitenland, in het bijzonder de ons omringende landen Kamerstukken II 2017–2018, 34 785, nr. 101, p. 11 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 19
75 2018–2019 Toegezegd een nulmeting te doen naar zijn aanpak van belastingontwijking en -ontduiking en daarover jaarlijks met de Kamer te kunnen praten via een rapportage. De kamer wordt hier voor de parlementaire behandeling van het belastingplan nader over geïnformeerd Handelingen II 2017–2018, nr. 105, p. 8 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 25 087, nr. 222
76 2018–2019 Toegezegd rond de behandeling van het belastingplan een wetgevingskalender aan te leveren met de planning van alle in zijn brief van 23 februari 2018 aangekondigde maatregelen om belastingontduiking en -ontwijking aan te pakken Handelingen II 2017–2018, nr. 105, p. 9 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 25 087, nr. 2222
77 2018–2019 Samen met Ministerie Economische Zaken en Klimaat een brief naar kamer over vestigingsklimaat en acquisitiebeleid Kamerstukken II 2018–2019, nr. 23, item 10, p. 1 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 32 637, nr. 342
78 2018–2019 Toegezegd in gesprek te gaan over energiebelasting met het planbureau ten aanzien van koopkracht. De Minister zal de Kamer op korte termijn informeren over de uitkomst van dat gesprek Kamerstukken II 2018–2019, 35 026, nr. 29, p. 2 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000, nr. 81
79 2018–2019 Toegezegd de Kamer begin volgend jaar informeren over de knelpunten in de WKR na dat gesprek over de WKR. Informeren begin volgend jaar welke knelpunten het betreft Handelingen II 2018–2019, nr. 23, item 10 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 19
80 2018–2019 Toegezegd aan Omtzigt met een expertgroep te praten over de tariefmaatregel bij partneralimentatie Handelingen II 2018–2019, nr. 23, item 10 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 19
81 2018–2019 Toegezegd dat we denken dat we het uurtarief kunnen verhogen van 4,5 euro naar 5 euro voor vrijwilligerswerk Handelingen II 2018–2019, nr. 23, item 10 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 19
82 2018–2019 Toegezegd dat voor de Rulingpraktijk een brief over herziening eind deze maand komt Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31, p. 13 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 25 087, nr. 223
83 2018–2019 Toegezegd te onderzoeken modelpublicatie anbi’s van financieringen uit onvrije landen. Onderzoeken of publicatieminimumeisen te stellen o.a. financiële transparantie t.a.v. giften vanuit niet-EU-staten en onvrije landen. Toezegging dat in de winterbrief hierop uitgebreid zal worden ingegaan Kamerstukken II 2018–2019, 35 026, nr. 29 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 026, nr. 63
84 2018–2019 Toegezegd door de Staatssecretaris tijdens het AO Ecofin Vliegbelasting een conferentie vliegverkeer te organiseren voor de zomer van 2019 Kamerstukken II 2018–2019, 21 501–07, nr. 1558 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, nr. 76-15-2
85 2018–2019 Toezegging dat het kabinet het onwenselijk acht dat een begunstigde dubbel wordt getroffen door samenlopende aanspraken van verschillende schuldeisers, bijvoorbeeld de curator en de Belastingdienst. De Belastingdienst zal begunstigend beleid op dit onderdeel uitwerken in de Leidraad Invordering 2008 Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 Afgerond. Staatscourant 2018 nr. 68651, Artikel I, onderdelen A en B
86 2018–2019 Toezegging: Voordat het VAO fiscale beleidsagenda plaatsvindt, zal de brief met daarin de leden van de Cie belastingheffing multinationals aan de Kamer worden gestuurd Kamerstukken II 2018–2019, 32 140, nr. 152 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 32 140, nr. 152
87 2018–2019 Toegezegd dat EZK een brief stuurt aan het einde van dit jaar m.b.t. startups en aandelenopties Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 32 637, nr. 343
88 2018–2019 Toegezegd om te proberen een indicatie te geven van het totaalgebruik youngtimers door ondernemers. In het eerste kwartaal 2019 hier op terugkomen Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 Afgerond. Aanhangsel Handelingen II 2018–2019, nr. 3067
89 2018–2019 Toegezegd de in 2018 lopende verzoeken om zekerheid al beoordelen te vooruitlopend op de wijziging van UB VPB 1971 en UB DB 1965 Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 4, p. 7
90 2018–2019 Toegezegd een brief te sturen over de commissie stelselhervorming, niet later dan strikt noodzakelijk, voor de winter, we noemen de brief de lentebrief. Alle gebieden verkennen. Draagkrachtbeginsel wordt als denkbeeld meegenomen Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 Afgerond. Kamerstukken I 2018–2019, 32 140, B
91 2018–2019 Tijdens behandeling Belastingplan 2019 toegezegd dat voor 1 april 2019 de Kamer wordt geïnformeerd over de toto, draf- en rensport (loterij) Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 25
92 2018–2019 De Staatssecretaris heeft aan Ester (ChristenUnie) toegezegd om de voortgangsbrief «Werken als zelfstandige (DBA)», die Minister Koolmees van SZW momenteel aan het schrijven is, ook aan de Eerste Kamer te sturen Handelingen I 2018–2019, nr. 8, item 8, p. 46 Afgerond. Kamerstukken I 2018–2019, 35 074, M
93 2018–2019 Toegezegd begin 2019 een brief aan beide Kamers over de manier waarop ik stelselverbeteringen in kaart wil brengen Kamerstukken I 2018–2019, 35 026, D, p. 10 Afgerond. Kamerstukken I 2018–2019, 32 140, B
94 2018–2019 Toegezegd voor de zomer van 2019 de Eerste Kamer te informeren over de uitkomsten van een onderzoek of de voorgestelde wijziging van 30g AWR uitgebreid kan worden met belastingaanslagen erfbelasting die om andere redenen dan overlijden (bijvoorbeeld in verband met de vervulling van een voorwaarde) worden opgelegd. Onderdeel van dit onderzoek is een uitvoeringstoets om de consequenties voor de uitvoering alsmede de budgettaire gevolgen in beeld te brengen Kamerstukken I 2018–2019, 35 026, D, p. 18 Afgerond. Belastingplan 2020
95 2018–2019 Toegezegd het verplicht stellen van publieke country-by-country reporting onder de aandacht van Justitie en Veiligheid te brengen Handelingen II 2018–2019, nr. 93, item 11, p. 19 Afgerond
96 2018–2019 Toegezegd om aan het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de vraag over te brengen om een reactie op de constatering dat in het tax committee van het AmCham iemand zit die op papier ook bij de NFIA werkt Handelingen II 2018–2019, nr. 93, item 11, p. 21 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 32 637, nr. 376
1 2013–2014 Toegezegd in het voorjaar 2014 of wanneer meer inzicht bestaat in de gemeentelijke maatwerkvoorziening Wmo, dat de fiscale regeling voor chronisch zieken en gehandicapten verder zal worden vereenvoudigd en in samenspraak met VWS tegen het licht worden gehouden Handelingen II 2013–2014, nr. 15 In behandeling
2 2015–2016 Toegezegd dat bij de evaluatie van de wet over drie jaar een poging gedaan kan worden om het aandeel schijnzelfstandigheid opnieuw in te schatten Handelingen I 2015–2016, nr. 17, p. 7–42 In behandeling
3 2015–2016 De Staatssecretaris van Financiën zegt toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Strien (PVV), erop toe te zien dat de tussenlaag van zzp-bemiddeling wordt voorkomen en de Kamer hierover te informeren Handelingen I 2015–2016, nr. 17 item 7, p. 42 In behandeling
4 2016–2017 De Staatssecretaris heeft toegezegd de Tweede en Eerste Kamer van informatie voorzien over «country-by-country reporting», o.a. hoeveel landenrapporten de Belastingdienst heeft ontvangen van belastingplichtigen, hoeveel landenrapporten zijn ontvangen van andere landen via de uitwisseling en een kwalitatieve beschrijving van de ervaringen alsmede inzicht in veel voorkomende vervolgacties Kamerstukken II 2016–2017, 34 651, nr. 14. Kamerstukken I 2015–2016, 34 651, nr. C Doorlopend. Op 17 april 2019 is in de 23e Halfjaarsrapportage Belastingdienst gerapporteerd over de ontwikkelingen bij country-by-country reporting in 2018
5 2016–2017 De staatsecretaris heeft toegezegd om jaarlijks een notitie toe te voegen aan de halfjaarsrapportage Belastingdienst met een aanvulling op de aantallen APA’s en ATR’s. Er wordt per type ruling een voorbeeld of model gegeven zodat de Kamer kan zien hoe het in elkaar zit Handelingen II 2016–2017, 82, it. 8, p. 21 Doorlopend. Op 17 april 2019 is het jaarverslag 2018 van het APA/ATR team bij de 23e Halfjaarsrapportage Belastingdienst aan de Eerste en Tweede Kamer gestuurd
6 2016–2017 Toegezegd een brief te sturen over het begrip vermogen en betalingscapaciteit. De regeling waarin dit wordt uitgelegd zal als concept aan de Kamer worden voorgelegd Staatssecretaris tijdens het WGO op 7 november 2016. Kamerstukken II 2016–2017, 34 552, nr. 70, blz. 122 In behandeling
7 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd in 2020 terug te koppelen of er eventuele problemen zijn geconstateerd met de continuïteit van ondernemingen door de heffing van erf- en schenkbelasting (BOR) Kamerstukken II 2017–2018, 34 775-IX, nr. 22 In behandeling
8 2017–2018 Gevraagd wordt of banken een controlerende rol zouden kunnen spelen ten aanzien van de aangifte van het bezit van bitcoins bij de Belastingdienst. De staatsecretaris heeft toegezegd dit punt mee te nemen in de verdere uitwerking van de fiscale beleidsagenda Kamerstukken I 2017–2018, 34 775, nr. AA In behandeling. Planning 4e kwartaal 2019, update via Brief fiscale moties en toezeggingen
9 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd een brief te sturen met de eindafrekening van de vertrekregeling en de diverse mogelijke arrangementen, inclusief de wijze waarop de overschrijding van de regeling betaald wordt Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 313 In behandeling. Rapportage aan de Kamer is voorzien in 2021
10 2017–2018 Toezegging van de Staatssecretaris om ook op een meer systematische wijze vast te kunnen stellen dat de sturing en de bijbehorende organisatie- en cultuurverandering zich goed ontwikkelt. De Staatssecretaris zal de ADR vragen om onderzoek uit te voeren naar de mate waarin de sturing zich verbetert Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 403 De ADR is gevraagd om de gedragspatronen van het management van het Ministerie van Financiën in kaart te brengen met behulp van de methode «Ongeschreven regels: de regels van het spel». De rapportage die door de ADR over het resultaat van een onderzoek is opgeleverd, is 2 juli 2019 verstuurd aan de Tweede Kamer, Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 500
11 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd dat een keer per jaar gerapporteerd zal worden aan de Kamer over het programma bij de Belastingdienst met het doel om de technische achterstanden, de zogenaamde technische schuld, inzichtelijk te maken en op te lossen Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 403 In behandeling. Een keer per jaar zal de stand worden opgenomen. Dit draagt bij aan het interne handelingsperspectief en de verantwoording aan de Tweede Kamer
12 2017–2018 Toegezegd om samen met de Minister van SZW aan de slag te gaan met de vervanging van de wet DBA Handelingen II 2017–2018, nr. 20, p. 20-16-83 Doorlopende toezegging
13 2017–2018 Tijdens de behandeling van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen heeft mijn ambtsvoorganger in lijn met de toezegging aan de Tweede Kamer toegezegd om uw Kamer jaarlijks over het daadwerkelijke gebruik van deze regeling te informeren. Over de jaren 2018 en 2019 zal ik uw Kamer ook weer na afloop van elk kalenderjaar tegen het einde van het eerste kwartaal informeren Handelingen I 2017–2018, nr. 7, item 12, p. 49 Doorlopende toezegging
14 2017–2018 Toegezegd om problematiek via verschillende kanalen te blijven bespreken en de Kamer hiervan op de hoogte te houden Aanhangsel Handelingen II 2017–2018, nr. 2609 Doorlopende toezegging
15 2017–2018 Toegezegd in de brief van 14 april 2017 door mijn ambtsvoorganger om uw Kamer te informeren over de rendementspercentages voor box 3 voor het komende belastingjaar. Dit blijf ik elk jaar aan uw Kamer doen Kamerstukken II 2016–2017, 34 550-IX, nr. 22, p. 26 Doorlopende toezegging
16 2017–2018 Toegezegd om bij de dividendbelasting de vraag mee te nemen wanneer er gekeken zal worden naar het verdragsbeleid Kamerstukken II 2017–2018, 34 788, nr. 11, blz. 35 In behandeling
17 2017–2018 Toegezegd om bij een volgende evaluatie van de eigenwoningregeling ook de werking van de wet afschaffen wet Hillen mee te nemen Handelingen II 2017–2018, nr. 25 In behandeling
18 2017–2018 Toegezegd aan de heer van Rij om de evaluatie van de eigenwoningregeling (die nu gepland staat voor 2020) te vervroegen naar 2019 Kamerstukken II 2017–2018, nr. 12, p. 60 In behandeling
19 2017–2018 Toegezegd aan dhr. Van Weijenberg om updates te geven over de stand van zaken m.b.t Public CbCR, genoemd wordt om dit te doen tijdens AO Ecofin Kamerstukken II 2017–2018, nr. 67, p. 24 In behandeling
20 2017–2018 Toegezegd te blijven pleiten voor meer transparantie in de EU-Gedragscodegroep Kamerstukken II 2017–2018, nr. 67, p. 24–25 In behandeling
21 2017–2018 Toegezegd een update overzicht zwarte lijst te regelen indien nuttig Kamerstukken II 2017–2018, nr. 67, item 8, p. 24 In behandeling
22 2017–2018 Toegezegd een symposium op te zetten om te spreken over de modellen en de economische keuzes, en samen met het CPB, de WRR en wellicht een aantal oud-politici en hoogleraren een discussiepaper te schrijven Kamerstukken II 2017–2018, 34 785, nr. 86 In behandeling
23 2017–2018 De Staatssecretaris heeft toegezegd om in het kader van het verbeterplan fiscaal stelsel om een aantal experts uit te nodigen om structureel en fundamenteel na te denken over de toekomst van het belastingstelsel en de Belastingdienst. Ook toegezegd om een update over de wijze waarop dit onderzoek gedaan gaat worden in het najaar 2018 te geven Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 416, p. 43 In behandeling
24 2017–2018 Toegezegd de Kamer in de moties- en toezeggingenbrief in het voorjaar van 2020 nader te informeren over de ontwikkeling van het aantal coöperaties Kamerstukken II 2017–2018, 34 788, item 12, p. 1 In behandeling
25 2018–2019 De Staatssecretaris heeft toegezegd terug te komen op de ICT-doorlichting waar om is verzocht Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 433 In behandeling. Planning 4e kwartaal 2019
26 2018–2019 De Staatssecretaris zegt toe dat er tegen het einde van dit jaar (2019) voor drie ketens een concreet uitgewerkt plan ligt dat een samenhangende aanpak laat zien om de uitdagingen van deze ketens het hoofd te bieden. Wanneer deze aanpak succesvol blijkt te zijn, zal deze daarna ook worden toegepast bij de andere probleemketens Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 486 In behandeling. Planning 4e kwartaal 2020
27 2018–2019 De Staatssecretaris heeft toegezegd het Jaarverslag van de Belastingdienst te verzenden aan de Eerste Kamer Kamerstukken I 2018–2019, 31 066, nr. D In behandeling. Planning 3e kwartaal 2019
28 2018–2019 Toezegging om medio 2019 te rapporteren over de voortgang inzake de Interactiestrategie Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 451 In behandeling. Planning 3e kwartaal 2019
29 2018–2019 Toezegging om de invoering van de roettax per 1 januari 2020 te realiseren Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 438 Op basis van een risicoafweging is ingezet op de realisatie van een robuuste tijdelijke voorziening (RTV) t.b.v. fijnstoftoeslag (eerder bekend onder roettax). De invoering staat gepland per 1-1-2020. De realisatie hiervan ligt op schema. Parallel wordt doorgewerkt aan het hoofdspoor: de implementatie van heffen en innen systemen. Hier zit ook de reguliere functionaliteit voor de fijnstoftoeslag in. De huidige planning voor implementatie van het hoofdspoor is tweede helft 2020. Op het moment dat implementatie van het hoofdspoor plaatsvindt, wordt met de RTV gestopt
30 2018–2019 Toegezegd de Kamer in de reguliere rapportages op de hoogte houden over de voortgang van het pseudonimiseren Kamerstukken II 2018–2019, 32 761, nr. 131 Doorlopend. Is aanbod gekomen in de 23e HJR
31 2018–2019 Toezegging van de Staatssecretaris om Toeslagen en de ADR te laten kijken naar andere CAF-zaken Handelingen II 2018–2019, nr. 65 In behandeling, planning nog niet bekend
32 2018–2019 Toezegging van de Staatssecretaris om aan te sluiten bij het traject Maatwerk in dienstverlening Handelingen II 2018–2019, nr. 65 In behandeling. Planning 4e kwartaal 2019
33 2018–2019 Toezegging van de Staatssecretaris om in gesprek te gaan met de Nationale Ombudsman Handelingen II 2018–2019, nr. 65 In behandeling. Invulling vindt plaats na adviesrapport van Adviescommissie uitvoering Toeslagen
34 2018–2019 De Staatssecretaris zegt aan de leden Snels en Van Weyenberg toe dat hij de Kamer bij de volgende voortgangsrapportage over de Belastingdienst zal informeren over de invulling van het externe onderzoek naar de opvolging van de aanbevelingen van de commissie onderzoek Belastingdienst – commissie Joustra-Borstlap – over met name de cultuur bij de Belastingdienst Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 513 In behandeling. Loopt met motie Lodders over het toevoegen van cultuur als pijler in het Jaarplan 2020
35 2018–2019 Toegezegd een brief over afhandeling letselschade na de zomer Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 513 In behandeling, planning nog niet bekend
36 2018–2019 Toegezegd dat de Staatssecretaris voor het einde van het jaar de Tweede Kamer zal informeren hoe de Belastingdienst de richtlijn Raad van Europa heeft geïmplementeerd Kamerstukken II 2018–2019, 30 673 In behandeling. Genoemde richtlijn van de raad van Europa moet nog van kracht worden. Ministerie van Financiën gaat in overleg met ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over een rijksbrede implementatie
37 2018–2019 Toegezegd dat de Staatssecretaris de Tweede Kamer voor 1 oktober dit jaar informeert over de stand van zaken van de schadevergoeding voor de betrokken ouders Kamerstukken II 2018–2019, 30 673 In behandeling. Tussentijdse rapportage gepland 3e kwartaal 2019
38 2018–2019 Toegezegd dat de Staatssecretaris de Tweede Kamer informeert over het mogelijk verschil tussen de stukken waar de Landsadvocaat beschikking toe had en het aantal stukken dat deel uitmaakte van de WOB-procedure in juni 2018 Kamerstukken II 2018–2019, 30 673 In behandeling. Planning 4e kwartaal 2019
39 2018–2019 De Staatssecretaris zegt aan het lid Lodders toe dat in het jaarverslag van het APA/ATR-team aandacht besteed zal worden aan de bijdrage van de rulingpraktijk aan het vestigingsklimaat Kamerstukken II 2018–2019, 25 087, nr. 244 In behandeling, planning nog niet bekend
40 2018–2019 De Staatssecretaris zegt aan de leden Van Weyenberg, Snels en Leijten toe dat de commissie-Bouwman/Van der Geld na twee jaar zal evalueren of met het publiceren van geanonimiseerde samenvattingen van rulings met een internationaal karakter de beoogde transparantie over de rulingpraktijk wordt bereikt, en zal die evaluatie aan de Kamer doen toekomen Kamerstukken II 2018–2019, 25 087, nr. 244 In behandeling, planning nog niet bekend
41 2018–2019 Toezegging van de Minister voor Rechtsbescherming om samen met de Staatssecretaris van Financiën met de Nederlandse Orde voor Belastingadviseurs te bespreken wat een Code Belastingadviseurs en een eed van belastingadviseurs zouden kunnen bijdragen aan een debat in de sector over het eigen handelen en de eigen cultuur. Het Bureau Financieel Toezicht zal daarbij worden betrokken. De Kamer zal worden geïnformeerd over de uitkomsten Handelingen II 2017–2018, nr. 105, item 8 In behandeling
42 2018–2019 Toegezegd tijdens het kijken naar bouwstenen voor vereenvoudiging van het stelsel. Volgend jaar op terugkomen hoe dit vormgegeven wordt Handelingen II 2018–2019, nr. 23, item 10 In behandeling
43 2018–2019 Toegezegd tijdens behandeling Belastingplan 2019, nader onderzoek naar het belasten van huurinkomsten. Dit wordt meegenomen in bouwstenen verbetering belastingstelsel, maar ook wordt gekeken welke mogelijkheden er bestaan binnen de bestaande wet- en regelgeving, om in ieder geval toezicht en handhaving op dergelijke structuren te verbeteren Handelingen II 2018–2019, nr. 23, item 10 In behandeling
44 2018–2019 Toegezegd dat het streven om voor de zomer een maatregel aan de Kamer voor te leggen waarmee er voor wordt gezorgd dat geen belastingrente in rekening wordt gebracht bij tijdig doen van Vpb-aangifte Handelingen II 2018–2019, nr. 23, item 10 In behandeling
45 2018–2019 Toegezegd dat het kabinet in het voorjaar een wetsvoorstel over nationale vliegbelasting indient Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 In behandeling
46 2018–2019 Toegezegd om samen met VWS de effecten doelgroepen vervoer te monitoren Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 In behandeling
47 2018–2019 Toegezegd in gesprek te gaan met koepels inzake KSB Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 In behandeling
48 2018–2019 Toegezegd VWS mee te geven dat gemeenten moeten monitoren Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 In behandeling
49 2018–2019 Toegezegd om in contact te zullen treden met de Nationale ombudsman om te bezien of het nodig en mogelijk is iets te doen voor mensen die (mede) als gevolg van de BBZ-problematiek in de wettelijke schuldsanering voor natuurlijke personen (WSNP) zijn beland en de Tweede Kamer over de uitkomsten schriftelijk te informeren Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 In behandeling
50 2018–2019 Toegezegd om, wanneer de uiterste datum van implementatie is verstreken, een overzicht te geven van de wijze waarop andere lidstaten van de EU ATAD1 hebben geïmplementeerd Kamerstukken I 2018–2019, 35 030, E In behandeling
51 2018–2019 Toegezegd het wetsvoorstel m.b.t. bronbelasting op interest en royalty’s in 2019, uiterlijk op Prinsjesdag, in te dienen Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 In behandeling
52 2018–2019 Toegezegd bij de mogelijke integratie van de dividendbelasting en de bronbelasting op dividenden te bezien of heffing van bronbelasting op uitdelingen van winst door non-houdstercoöperaties aan leden gevestigd in een laag belastende jurisdictie wenselijk is Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 In behandeling
53 2018–2019 Toegezegd om te onderzoeken of een gerichte aanpassing van het fbi-regime voor vastgoed-fbi’s mogelijk en uitvoerbaar is Handelingen II 2018–2019, nr. 23, item 10 In behandeling
54 2018–2019 Toegezegd voor het zomerreces resultaten onderzoek marginale belastingdruk te delen Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 In behandeling
55 2018–2019 Toegezegd dat de denksport vrijstelling blijft gelden zolang bonden nog in overleg zijn over richtlijn. In het eerste kwartaal 2019 na gesprekken met de sector zal de Kamer nader worden geïnformeerd Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 In behandeling
56 2018–2019 Toezegging met betrekking tot woningcoöperaties om VPB en verhuurdersheffing te volgen Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 In behandeling
57 2018–2019 Toezegging dat we blijven monitoren welke elektrische auto’s op de markt komen (levertijd) en de ontwikkelingen in de gaten houden Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 In behandeling
58 2018–2019 Toegezegd het aanbod van het aanbod van milieuvriendelijke alternatieven goed te monitoren. En bezien of kan worden aangesloten bij het bestuursakkoord om in 2025 zero-emission te doen Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 In behandeling
59 2018–2019 Toegezegd dat studietoelage handboek loonheffingen zal worden verduidelijkt waar mogelijk om de opties die werkgevers hebben voor vergoeding van scholingskosten van kinderen van werknemers te verduidelijken Handelingen II 2018–2019, nr. 23, item 10 In behandeling
60 2018–2019 Toegezegd een uitbreiding uitsluiting van inkeerregeling. Verduidelijken dat mensen die te goeder trouw zijn een foutje mogen rechtzetten zonder direct beboet te worden Handelingen II 2018–2019, nr. 22, item 31 In behandeling
61 2018–2019 De Staatssecretaris heeft aan Schalk (SGP) toegezegd om te kijken naar de mogelijkheden om bijvoorbeeld voor de behandeling van het Belastingplan geüpdatete informatie over de marginale druk te verstrekken, aangezien een update van de tabel die vorig jaar naar de Kamer is gestuurd (voor de jaren 2016, 2018 en 2021) niet mogelijk is Handelingen I 2018–2019, nr. 8, item 8, p. 13 In behandeling
62 2018–2019 De Staatssecretaris heeft aan Ester (ChristenUnie) toegezegd om, ook met de Minister van BZK, de komende periode onderzoek te doen naar (het belasten van) inkomsten uit verhuur. Daarnaast heeft de Staatssecretaris aangegeven dat hij het voornemen heeft om dit thema een van de bouwstenen te laten zijn voor een stelselherziening Handelingen I 2018–2019, nr. 8, item 8, p. 47 In behandeling
63 2018–2019 Toegezegd om vooruitlopend op een wijziging van de Wet IB 2001 in een beleidsbesluit aan te geven hoe de Belastingdienst met het voetbalmakelaarsarrest in de praktijk zal omgaan. Dit besluit zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2019 verschijnen Kamerstukken I 2018–2019, 35 026, D, p. 15 In behandeling
64 2018–2019 Toegezegd dat met terugwerkende kracht aan het besluit zal worden verleend tot en met 9 februari 2017, zijnde de datum waarop het Europees Hof van Justitie het voetbalmakelaarsarrest heeft gewezen Kamerstukken I 2018–2019, 35 026, D, p. 15 In behandeling
65 2018–2019 Toegezegd om met de Minister van SZW te onderzoeken welke mogelijkheden er op de lange termijn nog zijn om de resterende pijnpunten in de marginale druk te beperken Handelingen I 2018–2019, nr. 11, item 12, p. 11 In behandeling
66 2018–2019 Toegezegd om jaarlijkse cijfers marginale druk aan te bieden Handelingen I 2018–2019, nr. 11, item 12, p. 14 In behandeling
67 2018–2019 Toegezegd de rapportage ontwikkelingen woningcorporaties ook aan de Eerste Kamer te sturen Handelingen I 2018–2019, nr. 11, item 14, p. 1 In behandeling
68 2018–2019 Toegezegd informatie over monitoren BPM teruggaafregeling ook aan de Eerste Kamer te sturen Handelingen I 2018–2019, nr. 11, item 14, p. 5 In behandeling
69 2018–2019 Toegezegd onderzoek te doen naar de fiscale aftrekbaarheid van dwangsommen, op bestuursrechtelijke dwangsommen en de uitvoerbaarheid van een dergelijk aftrekverbod bezien. Ik zal uw Kamer uiterlijk met Prinsjesdag over de uitkomsten van dit onderzoek informeren Handelingen II 2018–2019, nr. 49, item 4 In behandeling
70 2018–2019 Toegezegd om onderzoek te gaan doen naar alternatieve uitvoerders (van de wet) in het kader van vereenvoudiging van het belastingstelsel Kamerstukken II 2018–2019, 35 026, nr. 62, p. 25 In behandeling
71 2018–2019 Toegezegd is aan lid Omtzigt om te bekijken d.m.v. een evaluatie hoe de wet in de praktijk uitpakt Handelingen I 2018–2019, nr. 89 item 3, blz. 14 In behandeling
72 2018–2019 Toegezegd aan lid Leijten een periodieke analyse te maken om meer inzicht te krijgen in de werking van de wet en hoe dit vorm te geven Handelingen I 2018–2019, nr. 89 item 3, blz. 2 In behandeling
73 2018–2019 Toegezegd te kijken naar de mogelijkheid om de kosten te verhalen op belanghebbende mits dit uit de richtlijn volgt Handelingen I 2018–2019, nr. 89 item 3, blz. 2 In behandeling
74 2018–2019 Toegezegd te bekijken hoe andere lidstaten de omzetting hebben toegepast voor het implementeren van deze wetgeving Handelingen I 2018–2019, nr. 89 item 3, blz. 6 In behandeling
75 2018–2019 Tijdens Debat belastingafdracht multinationals, de Staatssecretaris zegt een brief toe, vóór het AO Fiscale Beleidsagenda 2019 van 27 juni, waarbij ingegaan wordt op de commissie Bouwstenen: de personele invulling van de externe begeleidingsgroep, een verslag van de eerste bijeenkomst en een uitgebreide onderzoeksopzet Handelingen II 2018–2019, nr. 93, item 11, p. 15 In behandeling
76 2018–2019 Tijdens Debat belastingafdracht multinationals, de Staatssecretaris zegt toe meer kwantitatief inzicht te geven in «grondslagversmallers», aftrekposten, vrijstellingen, in Q1 2020. De Staatssecretaris geeft daarbij aan dat we eerder altijd weer tussenstanden kunnen geven Handelingen II 2018–2019, nr. 93, item 11, p. 16 In behandeling
77 2018–2019 De Staatssecretaris zegt toe dat de bedrijfsopvolgingsregeling ook in het bouwstenentraject tegen het licht gehouden wordt Handelingen II 2018–2019, nr. 93, item 11, p. 18 In behandeling
78 2018–2019 Toegezegd de Kamer t.z.t. per brief te informeren over de Nederlandse inzet bij de voorstellen in het kader van BEPS 2.0 van de OESO Kamerstukken II 2018–2019, 32 140, nr. 58, p. 34 In behandeling
79 2018–2019 Toegezegd door de Staatssecretaris dat er in komend pakket Belastingplan een voorstel zit m.b.t. de belastingrente voor de erfbelasting en Vpb Kamerstukken II 2018–2019, 32 140, nr. 58, p. 57 In behandeling
80 2018–2019 Smart Charging in 2020 wordt de hele energiebelasting integraal geëvalueerd en de Staatssecretaris heeft aangegeven dat hij vindt dat dingen als smart chargen hierin moeten worden meegewogen Kamerstukken II 2018–2019, 32 140, nr. 58, p. 57 In behandeling
81 2018–2019 Toegezegd dat aan de commissie belastingheffing multinationals het idee om de winstbelasting afhankelijk te maken van de loonontwikkeling en de daarmee opgedane ervaringen uit andere landen zoals bijvoorbeeld Korea zal worden meegegeven Kamerstukken II 2018–2019, 32 140, nr. 58, p. 64 In behandeling

Niet-fiscaal

1 2013–2014 Lid Nijboer c.s. verzoekt dat een leverage ratio van 4% als backstop voor Europese systeemrelevante banken als beginpunt en niet als eindpunt van de discussie moet worden gezien Debat Kabinetsvisie Nederlandse bankensector d.d. 20 mei 2014. Kamerstukken II 2013–2014, 32 013, nr. 62. Aangenomen 27 mei 2014 Afgerond. Met het gepubliceerde bankenpakket is een Europees geharmoniseerde minimum leverage ratio eis van 3% voor alle banken geïntroduceerd. Voor mondiale systeembanken geldt een opslag op de leverage ratio (+0,5–1,0%). De introductie van een harde juridisch vastgelegde leverage ratio eis voor de hele Europese Unie, met bovendien een opslag voor de allergrootste banken, is nieuw. Voorheen golden geen wettelijk bindende leverage ratio eisen voor banken. De Nederlandse inzet heeft er daarnaast toe geleid dat in het akkoord is afgesproken dat de Europese Commissie moet komen met een impactrapport met eventuele wetgeving voor de implementatie van een opslag op de leverage ratio eis ook voor nationaal systeemrelevante banken
2 2014–2015 Lid van Veldhoven verzoekt de Kamer te informeren over de voortgang van de verbetermaatregelen (inzake op orde brengen interne bedrijfscultuur) middels een halfjaarlijkse voortgangsrapportage tot het moment dat interne procedures van NS op orde zijn Kamerstukken II 2014–2015, 28 165, nr. 201 Afgerond. De Tweede Kamer heeft een brief gehad waarin is vermeld dat alle maatregelen zijn doorgevoerd. Kamerstukken II 2017–2018, 28 165, nr. 273
3 2014–2015 Lid De Vries verzoekt aan de regering, de toezichtkosten nog eens kritisch onder de loep te (laten) nemen, met als insteek de toezichtkosten voor kredietunies substantieel te verlagen en waar mogelijk de toezichtkosten voor kredietunies te differentiëren naar grootte, en de Tweede Kamer daarover te rapporteren voor 1 juni 2015 Behandeling Wet toezicht kredietunies d.d. 19 maart 2015. Kamerstukken II 2014–2015, 33 949, nr. 15. Aangenomen 24 maart 2015 Afgedaan met herziening van de Wet bekostiging financieel toezicht (inwerkingtreding 1 januari 2019). Kamerstukken II, 34 870, nr. 17
4 2015–2016 Lid Schouten verzoekt de regering, de Kamer voor het zomerreces te informeren over de wijze waarop rekening wordt gehouden met de bijzondere positie van ANBI's als juridische entiteit zonder UBO VSO Contouren UBO-register d.d. 17 mei 2016. Kamerstukken II 2015–2016, 31 477, nr. 16 Afgerond. Is onderdeel van Wetsvoorstel registratie uiteindelijk belanghebbenden. Kamerstukken II 2018–2019, 35 179, nr. 3
5 2015–2016 Leden Grashoff en Groot verzoeken de regering, bij het uitwerken van het wetsvoorstel rekening te houden met de toegankelijkheid, kosten en gebruiksvriendelijkheid voor journalisten, onderzoekers en maatschappelijke organisaties zoals Tax Justice VSO Contouren UBO-register d.d. 17 mei 2016. Kamerstukken II 2015–2016, 31 477, nr. 15. Aangenomen 24 mei 2016 Afgerond. Is onderdeel van Wetsvoorstel registratie uiteindelijk belanghebbenden. Kamerstukken II 2018–2019, 35 179, nr. 3
6 2016–2017 Lid Nijboer c.s. verzoekt het kabinet deze impasse te doorbreken en bij de nadere uitwerking van fundamenteel andere alternatieve verdienmodellen in ieder geval ook het afscheiden van de accountancytak van de fiscale en adviestak te betrekken Plenair debat op 6 september 2017 over wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties. Kamerstukken II 2016–2017, 34 677, nr. 16 Afgerond. Is onderdeel van het onderzoek van de Commissie toekomst accountancysector, zoals aangekondigd bij de brief van 21 november 2018. Kamerstukken II 2018–2019, 33 977, nr. 21
7 2017–2018 Nijboer verzoekt de regering, het budgetrecht van de Kamer te versterken door aan de gaswinning in Groningen en de gevolgen daarvan een apart begrotingsartikel toe te wijzen Kamerstukken II 2017–2018, 34 960, nr. 10 Afgerond. Op basis van motie Nijboer presenteert het ministerie EZK met ingang van 2019 alle activiteiten betreffende gaswinning, schade, versterken en de toekomst van Groningen op één begrotingsartikel
8 2017–2018 De leden Slootweg, Lodders en Paternotte verzoeken de regering te onderzoeken hoe een balans kan worden aangebracht tussen financiële en niet-financiële doelstellingen in de EKV-aanvraag om de aanvraagprocedures te verkorten en de administratieve lastendruk te verminderen VAO Exportkredietverzekering d.d. 10 april 2018. Kamerstukken II 2017–2018, 26 485, nr. 269 Afgerond. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd in de «Monitor exportkredietverzekeringen 2018»
9 2017–2018 Leden van Raan en Diks verzoeken de regering jaarlijks te rapporteren op welke wijze Atradius DSB een bijdrage heeft geleverd aan de implementatie van de SDG's VAO Exportkredietverzekering d.d. 10 april 2018. Kamerstukken II 2017–2018, 26 485, nr. 263 Afgerond. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd in de «Monitor exportkredietverzekeringen 2018»
10 2017–2018 Leden Dijkstra c.s. verzoeken de regering, zich kabinetsbreed maximaal in te zetten voor de Nederlandse publieke belangen die met KLM zijn gemoeid; verzoekt de regering tevens hierover in gesprek te blijven met het bestuur van Air France-KLM Kamerstukken II 2017–2018, 31 936, nr. 485 Afgerond. Het kabinet geeft hier continu invulling aan, onder andere door de aankoop van het aandelenbelang in Air France-KLM
11 2017–2018 Leden Ronnes en Bruins verzoeken de Minister om duidelijkheid over «uitdrukkelijke toestemming" Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 21 Afgerond met Kamerbrief reactie op Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer jaarrapportage. Kamerstukken II 2018–2019, 27 863, nr. 83
12 2017–2018 Lid Van Weyenberg verzoekt de regering om geen onomkeerbare stappen te zetten t.a.v. de Nederlandse regels voor handelaren voor eigen rekening in afwachting van verder overleg en de Europese besluitvorming De motie is ingediend tijdens het VAO bankensector d.d. 21-2-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 157. Aangenomen 6 maart 2018 Afgerond. Er zijn geen onomkeerbare stappen gezet t.a.v. HER's in afwachting van Europese besluitvorming. Akkoord IFR/IFD is inmiddels bereikt en de Tweede Kamer is hierover geïnformeerd. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 102
13 2017–2018 Lid Leijten c.s. verzoekt de regering om geen steun te geven aan welke versoepeling van Europese bonusregels dan ook, maar juist in te zetten op strengere Europese regels naar Nederlands model voor financiële ondernemingen in de bankenunie De motie is ingediend tijdens het AO Ecofin d.d. 8 maart 2018. Kamerstukken II 2017–2018, 21 501-07, nr. 1494. Aangenomen 8 maart 2018 Afgerond. Deze motie is ingediend in het kader van de Investment Firm Regulation/Investment Firm Directive onderhandelingen. Het Investment Firm Regulation/Investment Firm Directive akkoord is bereikt. Nederland heeft hierbij in Europa ingezet op strengere Europese regels naar Nederlands model. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 102
14 2017–2018 Leden Nijboer en Ronnes met een verzoek aan de regering over het kopen van cryptovaluta met een creditcard VAO bankensector d.d. 21-2-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 153. Aangenomen 22-2-2018 Afgerond in de Kamerbrief Regulering van crypto's, d.d. 18 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 201
15 2017–2018 Leden Mulder en Van Dijck verzoeken de regering om de boeterente hypotheken te beperken tot drie maanden VAO bankensector d.d. 21-2-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 160. Aangenomen 6 maart 2018 Voldaan. Op 1 juli jl. is een besluit in werking getreden (Staatsblad 2019, 93) dat regelt dat bij rentemiddeling niet meer dan het financieel nadeel in rekening mag worden gebracht
16 2017–2018 Lid Ronnes c.s. verzoekt de regering om te onderzoeken de wettelijke mogelijkheden voor aanscherping van het beloningsbeleid bij financiële ondernemingen voortvarend op te pakken, hierbij de door stakeholders aangedragen maatregelen in overweging te nemen indien deze bijdragen aan een beheerst beloningsbeleid en de Kamer voor het einde van 2018 over de uitkomsten te informeren Plenaire debat over de salarisverhoging van ING d.d. 4 april 2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 175. Aangenomen 10 april 2018 Afgerond. Bij brief van 17 december 2018 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de bevindingen van maatregelen m.b.t. vaste beloningen in de financiële sector en de door stakeholders aangedragen alternatieven. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 199
17 2017–2018 Lid Ronnes c.s. verzoekt de regering om in overleg te treden met zowel de banken als verzekeraars met als doel tot een aanscherping te komen van de definitie van het maatschappelijk draagvlak en de maatschappelijke context voor het beloningsbeleid in de Code Banken en de Gedragscode Verzekeraars Plenaire debat over de salarisverhoging van ING d.d. 4 april 2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 175. Aangenomen 10 april 2018 Afgerond. Bij brief van 17 december 2018 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het overleg met de bancaire en verzekeringssector over aanscherping van de definitie van maatschappelijk draagvlak en de maatschappelijke context voor het beloningsbeleid in de code. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 199
18 2017–2018 Lid Paternotte c.s. verzoekt de regering om met ING te bespreken hoe meer diversiteit kan worden nagestreefd in de raad van commissarissen, bij te houden hoe vaak komende vacatures worden vervuld door een vrouw of iemand onder de 50 en hierover de komende twee jaar halfjaarlijks te rapporteren Plenaire debat over de salarisverhoging van ING d.d. 4 april 2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 175. Aangenomen 10 april 2018 Afgerond. Bij brief van 17 december 2018 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het overleg met de Nederlandse Vereniging van Banken over diversiteit in de raden van commissarissen van banken. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 199
19 2017–2018 Leden Paternotte en van der Linde verzoeken om te onderzoeken in hoeverre de Japanse Virtual Currency Act een model kan zijn voor Nederlandse regulering van cryptovaluta, en het resultaat van dit onderzoek in het vierde kwartaal met de Kamer te delen Plenair debat cryptovaluta d.d. 16-06-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 191. Aangenomen 22 mei 2018 Afgerond in de Kamerbrief Regulering van crypto’s, d.d. 18 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 208
20 2017–2018 Leden Paternotte en van der Linde verzoeken de regering om te onderzoeken hoe het aantrekken van investeringen via de uitgifte van Initial Coin Offerings kan worden gereguleerd en daarmee een kader te schetsen waarbinnen bedrijven en investeerders de mogelijkheden van Initial Coin Offerings veilig kunnen benutten, terwijl misbruik en criminaliteit worden tegengegaan Plenair debat cryptovaluta d.d. 16-06-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 192. Aangenomen 22 mei 2018 Afgerond in de Kamerbrief Regulering van crypto's, d.d. 18 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 209
21 2017–2018 Leden Ronnes en Bruins verzoeken de regering om in overleg te treden met de toezichthouders en consumentenorganisaties (Consumentenbond, Wijzer in Geldzaken, etc.) hoe er bij consumenten een bredere bewustwording van de kansen en bedreigingen van cryptovaluta kan worden gecreëerd en de Kamer voor het einde van het jaar over de resultaten te informeren Plenair debat cryptovaluta d.d. 16-06-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 193. Aangenomen 22 mei 2018 Afgerond in de Kamerbrief Regulering van crypto's, d.d. 18 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 210
22 2017–2018 Lid Azarkan verzoekt de regering om te bezien of het Zwitserse model voor de regulering van Initial Coin Offerings in Nederland en de EU navolging verdient en de Kamer hier bij de update in de herfst van 2018 nader over te informeren Plenair debat cryptovaluta d.d. 16-06-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 194. Aangenomen 22 mei 2018 Afgerond in de Kamerbrief Regulering van crypto's, d.d. 18 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 211
23 2017–2018 Leden Omtzigt en Bruins verzoeken de regering, vooruitlopend op verdere besluitvorming, in kaart te brengen wat een gepast dekkingsniveau en een gepast eigen risico kan zijn voor deposito’s onder EDIS, welke mogelijkheden landen moeten hebben om zelf een hoger niveau te bieden, de risico’s van al die opties in kaart te brengen en de Kamer hierover in het derde kwartaal van 2018 te informeren Kamerstukken II 2017–2018, 21 501-07, nr. 1521. Aangenomen 7 juni 2018 Afgerond. Brief d.d. 27 september 2019 verzonden aan de Tweede Kamer. Kamerstukken II 2017–2018, 21 501-07, nr. 1547
24 2017–2018 Leden Mulder en Van Dijck verzoeken de regering om bij rentemiddeling rekening te houden met het klantbelang De motie is ingediend tijdens het VAO bankensector d.d. 21-2-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 161. Aangenomen 6 maart 2018 Afgerond. Op 1 juli jl. is een besluit in werking getreden (Staatsblad 2019, 93) dat regelt dat bij rentemiddeling niet meer dan het financieel nadeel in rekening mag worden gebracht
25 2018–2019 Leijten verzoekt de regering, voor de besluitvorming over de besteding (van middelen uit de reserve voor CO2-maatregelen) een overzicht aan de Kamer te sturen van de voorgenomen besteding, zodat zij hierover nog van gedachten kan wisselen voordat er geld uit het fonds onomkeerbaar wordt ingezet Kamerstukken II 2018–2019, 35 095, nr. 9 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 35 234-1. Kamerstukken II 2018–2019, 35 235-1. Kamerstukken II 2018–2019, 35 236-1. Kamerstukken II 2018–2019, 35 237-1
26 2018–2019 Lid Snels verzoekt de regering, om bij het geplande onderzoek te kijken of een in wet- en regelgeving vastgelegde meldingsplicht ongebruikelijke klanten, ook in Europees verband, een mogelijkheid is om witwassen effectiever aan te pakken Debat faciliteren witwassen door Nederlandse banken (d.d. 16-01-2019). Kamerstukken II 2018–2019, 31 477, nr. 33 Afgerond in plan van aanpak, zie Kamerbrief van 30 juni 2019. Kamerstuknummer nog niet bekend
27 2018–2019 Leden Nijboer en van der Linde verzoeken de regering in brief van J&V over transactiebeleid / witwassen in te gaan op mogelijkheden strafrechtelijke vervolging van personen die financiële stabiliteit in gevaar brengen De Minister tijdens het debat over de staat van de financiële sector 10 jaar na de start van de financiële crisis (d.d. 20-02-2019). Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 203 Afgerond. Kamerstukken II 2018–2019, 29 279, nr. 502
28 2018–2019 Lid Omzigt verzoekt de regering het aanbieden van de mogelijkheid om boetevrije aflossingsdelen te kunnen gebruiken om hypotheken in stappen om te zetten naar een hypotheek met lagere maandlasten opnieuw bij de maatwerktafel hypotheekverlening te agenderen en op die wijze te bevorderen dat deze mogelijkheid algemeen beschikbaar komt Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 89. Aangenomen 18 december 2018 Afgerond. De Tweede Kamer is op 21 juni geïnformeerd in Kamerbrief over Platform hypotheken. Kamerstukken II 2018–2019, 32 847, nr. 529
29 2018–2019 Lid Leijten c.s. met het verzoek aan de regering over uitbreiding van de Financial Intelligence Unit Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 88. Aangenomen 18 december 2018 Afgerond. Zie Kamerbrief van J&V van 18 januari 2019. Kamerstuk 2018–2019, 23 987, nr. 302
1 2013–2014 Leden Van Hijum en Nijboer verzoeken de regering te onderzoeken op welke wijze het nutskarakter van de Volksbank het beste gewaarborgd kan worden Kamerstukken II 2013–2014, 32 013, nr. 45 In behandeling. Wordt meegenomen bij het besluit over de toekomst van de Volksbank
2 2014–2015 Lid Van Hijum verzoekt de regering, zich op Europees niveau in te spannen voor een aanscherping van de regels voor variabele beloningen Behandeling Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen d.d. 15 oktober 2014. Kamerstukken II 2014–2015, 33 964, nr. 35. Aangenomen 16 oktober 2014 Doorlopend. Op relevante momenten zal op Europees niveau aandacht worden gevraagd voor aanscherping van de regelgeving naar Nederlands model voor variabele beloningen
3 2015–2016 Leden Ronnes en Merkies verzoeken de regering, in kaart te brengen wat de voor- en nadelen en de mogelijkheden zijn van het verwerven van een staatsbelang van 51% in URENCO en de Kamer hierover te informeren in aanloop naar het door de Minister aangekondigde wetsvoorstel over de borging van publieke belangen in URENCO Kamerstukken II 2015–2016, 28 165, nr. 237 Aangehouden. Geen sprake meer van het aangekondigde wetsvoorstel over de borging van publieke belangen in URENCO
4 2015–2016 Leden Merkies en Nijboer verzoeken de regering de mogelijkheid te onderzoeken om SNS Bank in staatshanden te houden Kamerstukken II 2015–2016, 34 346, nr. 17 In behandeling. Als SNS Bank gereed is en onderzoek gedaan wordt naar de (gewenste) toekomststructuur van SNS Bank zal vervolg worden gegeven aan deze motie
5 2015–2016 Lid Ronnes verzoekt de regering om zeer terughoudend te zijn met verdere harmonisatievoorstellen van de markt en regels voor hypothecair krediet en hierbij de specifieke eigenschappen van de Nederlandse markt te respecteren en te behouden De motie is ingediend tijdens het plenair debat inzake hypotheekrichtlijnen d.d. 2 maart 2016. Kamerstukken II 2015–2016, 34 292, nr. 7. Aangenomen 8 maart 2016 Doorlopend
6 2015–2016 Lid Ronnes c.s. verzoekt om er in overleg met de opstellers van het herstelkader zorg voor te dragen dat er wordt ingezet op een adequate prioritering van gevallen, zodat de meest schrijnende gevallen en de evidente «quick wins» niet worden doorgeschoven naar het allerlaatste moment, en de Kamer over de voortgang halfjaarlijks te informeren totdat alle herbeoordelingen voltooid zijn De motie is ingediend tijdens het VAO Herbeoordeling rentederivaten MKB d.d. 16 maart 2016. Kamerstukken II 2015–2016, 31 311, nr. 169 en Kamerstukken II 2016–2017, 31 311, nr. 193 en Kamerstukken II 2017–2018, 31 311, nr. 196. Aangenomen 22 maart 2016 Doorlopend. Bij brief van 5 juli 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het uniform herstelkader en de prioritering daarin van kwetsbare klanten. Kamerstukken II 2015–2016, 31 311, nr. 173. De Tweede Kamer zal hierover halfjaarlijks worden geïnformeerd
7 2016–2017 De Vries verzoekt de regering om voor het eind van 2017 de onvolkomenheden op het gebied van informatiebeveiliging weg te werken Kamerstukken II 2016–2017, 34 725, nr. 5. Aangenomen 31 mei 2017 Doorlopend. BZK is het coördinerend departement
8 2017–2018 Leden Ronnes c.s. verzoeken de regering nu onder geen enkele voorwaarde mee te werken aan verkoop van de eigen aandelen in Urenco en verzoekt tevens de regering ook de medeaandeelhouders hiertoe op te roepen, en zo te voorkomen dat aandelen van URENCO in bezit komen van andere landen of bedrijven Kamerstukken II 2017–2018, 28 165, nr. 278 Verkoop van het Nederlandse aandeel in Urenco is niet aan de orde. Het kabinet kan niet voor de overige aandeelhouders van Urenco (de Britse overheid en de Duitse private aandeelhouders E.on en RWE) bepalen wat zij met hun aandeel doen. Bij zowel het Verenigd Koninkrijk als E.on en RWE blijft de wens tot verkoop van de aandelen aanwezig. Net zoals het kabinet is het Verenigd Koninkrijk van mening dat van verkoop van de aandelen in Urenco pas sprake kan zijn als de publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid op adequate wijze zijn geborgd
9 2017–2018 Leden Ronnes en Paternotte met een verzoek aan de regering over de afwikkeling van het herstelkader VAO bankensector d.d. 21-2-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 156. Aangenomen 6 maart 2018 In behandeling
10 2017–2018 Leden Slootweg en Paternotte verzoeken de regering om, met DNB in gesprek te gaan over het doen van onderzoek naar de invulling van het begrip maatschappelijke betamelijkheid (één jaar na inwerkingtreding) en daarin mee te geven de wens van de Kamer tot een strenge interpretatie Kamerstukken II 2017–2018, 34 910, nr. 20. Aangenomen 5 juli 2018 In behandeling
11 2017–2018 Lid Ronnes c.s. verzoekt de regering over een toestemmingenoverzicht voor consumenten Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 20. Aangenomen 11 september 2018 In behandeling
12 2017–2018 Lid van Rooijen verzoekt de regering, zich tot het uiterste in te spannen om passende risicowegingen toe te kennen aan staatsobligaties binnen het financiële raamwerk van de Europese bankenunie Kamerstukken II 2017–2018, 21 501-07, nr. 1523. Aangenomen 7 juni 2018 In behandeling, dit is reeds de positie van Nederland
13 2017–2018 Lid Nijboer verzoekt de regering met banken in gesprek te gaan met als doel dat bankafschrijvingen altijd duidelijk herleidbaar zijn tot bedrijf en transactie Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 23 en 25 In behandeling, zal de Minister in het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer aankaarten
14 2017–2018 Lid Snels c.s. verzoekt de regering over de effecten van PSD2 op het punt van marktverhoudingen De Minister tijdens de plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 04-09-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 22 In behandeling. ACM werkt in overleg met Financiën aan een plan van aanpak voor monitoring van Bigtechs na aanleiding van PSD2
15 2017–2018 Leden Paternotte en Leijten verzoeken de regering om, samen met de sector de haalbaarheid te onderzoeken van een marktbrede vergelijking als uitgangspunt voor onafhankelijk advies, en de conclusies hiervan voor de zomer met de Kamer te delen Behandeling van de Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie. Kamerstukken II 2017–2018, 34 770, nr. 11. Aangenomen op 6 februari 2018 In behandeling. Afstemming met marktpartijen duurt langer dan verwacht. Brief volgt in het najaar
16 2017–2018 Leden Alkaya en Snels verzoeken de regering om in de evaluatie van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 de financieringswijziging uitdrukkelijk mee te nemen of en zo ja hoe de financieringswijze het toezicht op de financiële sector heeft veranderd Plenair debat voorstel voor de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 d.d. 6-6-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 34 870, nr. 13. Aangenomen 8 juni 2018 In behandeling. Dit wordt meegenomen in de evaluatie vijf jaar na inwerkingtreding van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 (1-1-2019)
17 2017–2018 Lid Omtzigt verzoekt de regering, een moment in te plannen voor de evaluatie van de risicoreductie voordat een eventueel besluit tot vervroegde invoering van de backstop/achtervang van het Single Resolution Funds wordt voorgelegd aan de Kamer Kamerstukken II 2017–2018, 21 501-20, nr. 1347 In behandeling. In de Raad wordt al gesproken over het inzichtelijk maken van risicoreductie, ook heeft de Minister reeds richting de Tweede Kamer aangeven zich in te zetten voor bewezen risicoreductie. Moment zal worden gepland aan hand van Europese discussies
18 2017–2018 Lid Leijten verzoekt de regering om met toezichthouders en consumentenorganisaties te onderzoeken hoe risico's (m.b.t. verzekeringen met een beleggingscomponent) kunnen worden verkleind en de Kamer over de uitkomst te informeren De motie is ingediend tijdens de behandeling Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie. Kamerstukken II 2017–2018, 34 770, nr. 8. Aangenomen op 6 februari 2018 In behandeling. Onderzoek naar hoe de kennis- en ervaringstoets kan worden verbeterd
19 2017–2018 Leden Leijten en Van der Linde met een verzoek aan de regering over het evalueren van het hersteltraject rond de rentederivaten VAO bankensector d.d. 21-2-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 162. Aangenomen 6 maart 2018 In behandeling. Start is afhankelijk van afronding dossier rentederivaten
20 2017–2018 Leden Mulder en Van Dijck verzoeken de regering om bij rentemiddeling rekening houden met het klantbelang VAO bankensector d.d. 21-2-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 161. Aangenomen 6 maart 2018 In behandeling. Wordt meegenomen in de toezegging van de Minister om de Kamer te informeren over regels, rentetarieven, berekening boeterente, rentemiddeling en voorwaarden m.b.t. hypotheken in Duitsland, België en Nederland
21 2018–2019 Sneller c.s. verzoekt de Minister van Financiën om ter voorbereiding op een volgende neergaande conjunctuur of economische crisis effectieve beleidsopties en hervormingen, bestaand uit zowel plussen als minnen, in kaart te brengen Kamerstukken II 2018–2019, 35 095, nr. 10 In behandeling
22 2018–2019 Nijboer verzoekt de regering zoveel mogelijk inzichtelijk te maken wat de incidentele en structurele componenten van de diverse mee- en tegenvallers zijn; verzoekt de regering tevens inzichtelijk te maken welk deel van de 5,2 miljard beschikbaar blijft voor de specifieke begrotingen in de komende jaren en voor welk deel dat niet geldt, en daarbij een uitsplitsing te maken naar de verschillende begrotingen Kamerstukken II 2018–2019, 35 200, nr. 19 In behandeling
23 2018–2019 Leden Omtzigt en Bruins verzoeken de Raad van State, spoedig met een aanvullend advies te komen over de gevolgen van structureel niet nakomen van afspraken en daarbij beleidsopties en voorzorgsmaatregelen te formuleren die Nederland zou kunnen nemen, en tevens advies te geven op een situatie dat meerdere lidstaten en meerdere bankenstelsels tegelijk in de problemen komen Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-20, nr. 1405 In behandeling
24 2018–2019 Leijten verzoekt de regering: indien de BICC niet voldoet aan de voorwaarden die NL aan dit instrument stelt, dient Nederland het voorstel te blokkeren of te kiezen voor een opt-out Aangenomen VAO 11-06-2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-20, nr. 1466 Doorlopend. Onderhandelingen over het BICC zijn nog niet afgerond
25 2018–2019 Leden van der Lee c.s. verzoeken de regering om proactief informeren van de Kamer – ook tussen jaarverslagen in – als er bijvoorbeeld majeure wijzigingen worden aangebracht in de aanvullende overeenkomsten of bij significante wijzigingen in de hoogte van het normrendement Kamerstukken II 2018–2019, 35 123, nr. 22 In behandeling. De inhoud van de motie zal worden opgenomen in het protocol van EZK en Financiën over de uitoefening van het aandeelhouderschap
26 2018–2019 Leden Moorlag en van der Lee verzoeken de regering dat wordt geborgd dat uitsluitend financiering wordt verstrekt aan organisaties die maatschappelijk verantwoord ondernemen en compliant handelen Kamerstukken II 2018–2019, 35 123, nr. 25 In behandeling. De inhoud van deze motie zal worden opgenomen in de aanvullende overeenkomst tussen de Staat en Invest-NL
27 2018–2019 Leden Amhaouch en Mulder vragen de regering de Kamer periodiek en integraal te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het totale instrumentarium om ontwikkelingen op het gebied van de energie- en klimaattransitie tot stand te brengen Kamerstukken II 2018–2019, 35 123, nr. 23 In behandeling. Is bij Klimaat en Energie (EZK) uitgezet met verzoek dit op te pakken
28 2018–2019 Leden Snels en Sneller met een verzoek aan de regering over de stabiliteitsrisico's van klimaatverandering Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 91. Aangenomen 18 december 2018 Doorlopend. DNB is gevraagd de uitzetting van banken aan CO2-intensieve sectoren te blijven monitoren. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 91
29 2018–2019 Lid Ronnes verzoekt de regering om te onderzoeken of het mogelijk is om wettelijk vast te leggen of anderszins te borgen dat in elk geval bij een schikking, boete of veroordeling (van een nader te bepalen minimale omvang) bij een financiële instelling standaard wordt overgegaan tot hertoetsing van de verantwoordelijke beleidsbepalers Debat faciliteren witwassen door Nederlandse banken (d.d. 16-01-2019). Kamerstukken II 2018–2019, 31 477, nr. 34 In behandeling
30 2018–2019 Leden Sneller en Snels met een verzoek aan de regering over het tegengaan van excessen bij niet-bancaire kredietverlening Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 90. Aangenomen 18 december 2018 In behandeling
31 2018–2019 Leden Raemakers en Bruins verzoeken de regering over aanpassingen van leenomgevingen bij verzendhuiskredieten Kamerstukken II 2018–2019, 24 515, nr. 470 In behandeling. Wordt afgehandeld d.m.v. kamerbrief
1 2011–2012 De Minister zegt toe om het bonusverbod binnen drie jaar omvattend en grondig te evalueren. De Minister geeft aan daarbij ook de mogelijkheid boetes terug te laten vloeien naar de schatkist te willen betrekken De Minister tijdens de plenaire behandeling van de Wet bekostiging financieel toezicht. Handelingen I 2011–2012, nr. 6 Afgerond. Kamerbrief evaluatie wet beloningsbeleid d.d. 17 juli 2018. Kamerstukken II 2018–2019, 33 964, nr. 46
2 2012–2013 De Minister zegt toe de Eerste Kamer optimaal te blijven informeren over het tijdpad van de oprichting van een toekomstige bankenunie De Minister tijdens de plenaire vergadering Bankenunie d.d. 19 november 2012. Handelingen I 2012–2013, nr. 8, item 2, blz. 53 Afgerond. De Eerste Kamer is sinds 2012 doorlopend geïnformeerd tijdens de oprichting van de bankenunie, onder meer recent nog over risicoreductie. Kamerstukken I 2017–2018, CXXV nr. J. Komende tijd wordt verder gewerkt aan verdere voltooiing van de bankenunie
3 2015–2016 De Minister zegt toe bij de evaluatie van de richtlijn transparantie in 2018 aandacht voor meerwaarde en administratieve lasten van 3% meldingsdrempel ten opzichte van 5% meldingsdrempel, vanuit de Europese Commissie en NL De Minister tijdens het WGO Implementatiewet transparantierichtlijn d.d. 14 december 2015. Kamerstukken II 2015–2016, 34 232, nr. 10 Afgerond. Bij de voorbereiding van de evaluatie, waar de meldingsdrempel onderdeel van is, door de Europese Commissie is aanvullend aandacht gevraagd voor dit aspect
4 2016–2017 De Minister zegt toe te gaan kijken naar de bevoegdheden van DNB inzake dividenduitkeringen van financiële instellingen, waarbij is aangegeven dat een verklaring van geen bezwaar-plicht te ver gaat Algemene financiële beschouwingen d.d. 5 oktober 2016. Handelingen II 2016–2017, nr. 8, item 7, p. 27 Afgerond. De Tweede Kamer is via de verzamelbrief Toezeggingen op het terrein van de financiële markten van 2 november 2018 hierover geïnformeerd. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 84
5 2016–2017 De Minister zegt toe met het oog op de volgende beleidsdoorlichting van art. 2 (financiële markten) hiaten in de toekomst tijdig te signaleren en ondervangen met extra aandacht voor de bijlage in de begroting met het evaluatie- en onderzoeksoverzicht Brief van de Minister van Financiën van 22 december 2016 in reactie op aanvullende vragen van de vaste Commissie Financiën over de plannen van aanpak van beleidsdoorlichtingen. Kamerstukken II 2016–2017, 31 935, nr. 37 Afgerond. De Tweede Kamer is via de verzamelbrief Toezeggingen op het terrein van de financiële markten van 2 november 2018 hierover geïnformeerd. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 84
6 2016–2017 De Minister zegt toe begin 2018 te rapporteren inzake de voortgang op de verbeterpunten naar aanleiding van de evaluatie van het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) en in de eerste helft van 2018 inzake de door het Kifid in gang gezette verbeteringen en hoe die aansluiten op de gedane aanbevelingen Brief van de Minister van Financiën d.d. 12 juni 2017. Kamerstukken II 2016–2017, 29 507, nr. 145 Afgerond. De Tweede Kamer is geïnformeerd over de voortgang die het (Kifid) heeft gemaakt sinds de evaluatie uit 2016. Kamerstukken II 2017–2018, 29 507, nr. 149
7 2016–2017 De Minister zegt toe een analyse te maken van alternatieve verdienmodellen, waaronder het audit only-model en voor publieke instellingen controle van overheidswege. Daarbij in ieder geval kijken naar voor- en nadelen van verschillende modellen, juridische aspecten en Europese context. Mocht de sector dat niet kunnen leveren, dan zal het Minister snel daarna zelf met die analyse van alternatieve moddelen komen De Minister tijdens het plenair debat op 6 september 2017 over wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties. Handelingen II 2016–2017, nr. 99 Afgerond. Is onderdeel van het onderzoek van de Commissie toekomst accountancysector. Aangekondigd bij brief van 21 november 2018. Kamerstukken II 2018–2019, 33 977, nr. 21
8 2017–2018 Toegezegd schriftelijk te antwoorden op de vraag of de kinderopvangtoeslag meegenomen wordt in de beleidsdoorlichting over de tegemoetkoming aan ouders, en anders alsnog meegenomen zou kunnen worden Minister van Financiën, 3 juli 2018, Voorjaarsnotadebat. Plenair verslag Voorjaarsnota (ongecorrigeerd), 102e vergadering Afgerond. Er is een Kamerbrief verzonden d.d. 25 juli 2018. Kamerstukken II 2017–2018, 30 982, nr. 374 en Kamerstukken II 2017–2018, 31 322
9 2017–2018 Toegezegd bij Miljoenennota een p-maal-q-onderbouwing te leveren voor de gederfde aardgasbatenreeks die oploopt tot 900 miljoen in 2022 Minister van Financiën, 3 juli 2018, Voorjaarsnotadebat. Plenair verslag Voorjaarsnota (ongecorrigeerd), 102e vergadering Afgerond. EZK heeft de onderbouwing opgenomen in de Miljoenennota 2019
10 2017–2018 Toegezegd een brief met een uitsplitsing van de niet-belastingmiddelen en aanvullende informatie over de opbouw van de reservering voor Groningen Minister van Financiën, 3 juli 2018, Voorjaarsnotadebat. Plenair verslag Voorjaarsnota (ongecorrigeerd), 102e vergadering Afgerond met de Miljoenennota 2019 en brief over budgettaire gevolgen gaswinning Groningen. Kamerstukken II 2018–2019, 33 529, nr. 524
11 2017–2018 Toegezegd aan de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Grave (VVD), met het Centraal Planbureau (CPB) te spreken over de vraag of het planbureau in staat en bereid is om het houdbaarheidskort zowel inclusief als exclusief de ontwikkeling van de zorguitgaven inzichtelijk te maken. De Minister zal de Kamer informeren over de uitkomsten hiervan. De Minister zegt tevens toe over de ontwikkeling van de zorguitgaven advies aan de WRR te vragen en dit eventuele advies bij bovenstaande toezegging te zullen betrekken Minister van Financiën, 12 december 2017, de Algemene Financiële Beschouwingen en behandeling pakket Belastingplan 2018. Handelingen I 2017–2018, nr. 12, item 3 Afgerond. Kamerstukken I 2018–2019, 34 775, AM
12 2017–2018 Toegezegd in het kabinet te bespreken en vervolgens de Kamer informeren met een Kamerbrief wat het kabinet gaat doen aan de problematiek van informatiebeveiliging en wat de systeemverantwoordelijkheid is van BZK en waar die ophoudt De Minister-President, de Minister van Financiën. Kamerstukken II 2018–2019, 26 643, nr. 573 Afgerond. De toezegging is ingevuld door BZK. De brief is verzonden naar de Tweede Kamer. Kamerstukken II 2018–2019, 26 643, nr. 573
13 2017–2018 Toegezegd een brief met de onderbouwing voor de splitsing en eerdere samenvoeging van EZK en LNV en van de kosten voor de (her)oprichting van LNV Minister van Financiën, 3 juli 2018, Voorjaarsnotadebat. Plenair verslag Voorjaarsnota (ongecorrigeerd), 102e vergadering Afgerond. Per brief Overwegingen oprichting Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000 XIV, nr. 7
14 2017–2018 Toegezegd om te bezien of rijksbreed meer inzicht in nieuwe en vervallen verplichtingen op mutatieniveau mogelijk is Minister van Financiën, 13 juli 2018, Wetgevingsoverleg. Kamerstukken II 2017–2018, 34 950-IX, nr. 9 Afgerond. Met de herziening van de Rijksbegrotingsvoorschriften is deze toezegging ingevuld. Bij de verplichtingen zal voortaan meer toelichting komen om inzicht te vergroten in de meerjarige verplichtingen, en welke verplichtingen zijn komen te vervallen. Dit wordt in gang gezet met de 1e suppletoire begroting 2020 en het jaarverslag over 2019
15 2017–2018 Toegezegd om te bezien of inzake risicoregelingen rijksbreed betere toelichting mogelijk is op de kans en de impact van het risico Minister van Financiën, 13 juli 2018, Wetgevingsoverleg. Kamerstukken II 2017–2018, 34 950, nr. 1 Afgerond, de toezegging is vervuld met het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2018 – Bijlagen, paragraaf 9.3 «De kans en de impact van de risico’s van garanties en achterborgstellingen'
16 2017–2018 Toegezegd de Tweede Kamer uiterlijk in het derde of vierde kwartaal van 2018 te informeren over het onderzoek dat plaatsvindt naar de mogelijke uitgifte van Green Bonds De Minister van Financiën tijdens het plenaire debat over de Voorjaarsnota op 4 juli 2018. Kamerstukken II 2017–2018, 34 960, nr. 102 Afgerond bij brief. De Minister heeft het onderzoek naar de mogelijke uitgifte van green bonds uit laten voeren. Het onderzoek is afgerond en er is geconcludeerd dat de uitgifte van een groene obligatie door de Nederlandse Staat wenselijk en mogelijk is. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 8
17 2017–2018 Toegezegd om voor de Board of Governors van de EIB de Tweede Kamer het Jaarverslag toe te sturen De Minister tijdens Eurogroep/Ecofin debat op 14-06-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 21 501-07, nr. 1574 Afgerond. De Tweede Kamer heeft een brief gehad met als bijlage het Jaarverslag van de EIB. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1606
18 2017–2018 De Minister zegt toe dat het kabinet in overleg met DNB in het kader van duurzaamheid zal kijken of het prudentieel kader nog aansluit bij onderliggende risico's Minister in het fiche: Mededeling: actieplan duurzame groei financieren van 24-04-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 22 112, nr. 2545 Afgerond. In verschillende Europese financiële wetgeving is inmiddels aandacht voor duurzaamheidsrisico's (kapitaaleisenraamwerk, en raamwerk voor toezichthoudende autoriteiten)
19 2017–2018 De Minister zegt toe in gesprek te gaan met DNB over benodigde deskundigheid van de compliance officer bij trustkantoren en de wettelijke verankering hiervan Minister tijdens de behandeling van de wet toezicht trustkantoren 2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 102, item 3 Afgerond. De Tweede Kamer is bericht dat in samenspraak met DNB is besloten nadere eisen te stellen in het Besluit toezicht trustkantoren 2018. Kamerstukken II 2018–2019, 34 910, nr. 23
20 2017–2018 De Minister zegt toe de wenselijkheid van het verlenen van bank- en trustdiensten aan dezelfde cliënt te onderzoeken Minister tijdens de behandeling van de wet toezicht trustkantoren 2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 102, item 3 Afgerond. De conclusie is dat de Minister, en ook DNB, op dit moment geen grote risico’s zien in het combineren van deze twee diensten. Kamerstukken II 2018–2019, 34 910, nr. 23
21 2017–2018 De Minister zegt toe om in een gesprek met de AP en/of DNB de grootte van de groep mensen te achterhalen die geen gebruik maakt van online bankieren en die op grond daarvan het risico loopt om geen overzicht te ontvangen van de gegeven toestemmingen. Vervolgens, als dit een substantieel aantal is, de vraag of het mogelijk is om voor deze groep proactief iets te organiseren De Minister tijdens de plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 04-09-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 22 Afgerond, met Kamerbrief reactie op Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer jaarrapportage. Kamerstukken II 2018–2019, 27 863, nr. 83
22 2017–2018 De Minister zegt toe om bij het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer onduidelijkheden op bankafschriften aan te kaarten De Minister tijdens de plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 04-09-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 22 Afgerond met beantwoording Kamervragen. Aanhangsel van Handelingen II 2018–2019, nr. 1993
23 2017–2018 De Minister zegt toe om in gesprek te gaan met De Nederlandsche Bank over de vraag of het mogelijk is om de Tweede Kamer bij het jaarverslag van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer te informeren over de ontwikkelingen met betrekking tot PSD2 De Minister tijdens de plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 04-09-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 22 Afgerond, met Kamerbrief reactie op de jaarrapportage van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer. Kamerstukken II 2018–2019, 27 863, nr. 83
24 2017–2018 De Minister zegt toe om te bekijken of van de drie te verkennen wettelijke maatregelen m.b.t. vaste beloningen in de financiële sector de claw back van vaste beloningen gesplitst moet worden van de andere twee maatregelen, omdat deze complex is en het proces zou kunnen vertragen De Minister tijdens het plenaire debat salarisverhoging ING d.d. 4 april 2018. Handelingen II 2017–2018, 69, item 10, p. 34 Afgerond. De Tweede Kamer is bij brief van 5 juli 2019 geïnformeerd dat (i) de internetconsultatie van enkele wettelijke beloningsmaatregelen is gestart en (ii) na de voorlichting van de RvS wordt afgezien van een claw back van vaste beloning. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 219
25 2017–2018 De Minister zegt toe om in gesprek met de Nederlandse Vereniging Banken aan te geven dat bij de bepaling van de benchmark niet moet worden gekeken naar ondernemingen als Shell of Heineken, maar naar vergelijkbare ondernemingen De Minister tijdens het plenaire debat salarisverhoging ING d.d. 4 april 2018. Handelingen II 2017–2018, 69, item 10, p. 16 Afgerond. Deze toezegging is in oktober 2018 onder de aandacht gebracht van de NVB. Op 17 december 2018 is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 199
26 2017–2018 De Minister zegt toe, omdat hij het inhoudelijke punt van de Kamer zeer goed ziet, om in overleg te treden met de diverse stakeholders, de consumentenorganisaties ook die daar genoemd zijn, om de voor- en nadelen van die actieve transparantie van provisies bij schadeverzekeringen in kaart te brengen Toezegging van de Minister tijdens het plenair debat Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie d.d. 31-01-2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 46, item 10 Afgerond. Brief verzonden op 15 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 100
27 2017–2018 De Minister zegt toe dat we bij de evaluatie te bekijken of het verstandig zou zijn om het percentage op de markt beschikbare verzekeringen dat bij een onafhankelijk advies moet worden betrokken verder op te schroeven Toezegging van de Minister tijdens het plenair debat Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie d.d. 31-01-2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 46, item 10 Afgerond. Brief verzonden op 15 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 100
28 2017–2018 De Minister zegt toe in overleg te treden met de toezichthouders over het bericht dat sommige Amerikaanse banken geen crypto-aankopen meer toestaan met een creditcard Toezegging van de Minister tijdens AO bankensector d.d. 07-02-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 167 Afgerond in de Kamerbrief Regulering van crypto's, d.d. 18 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 201
29 2017–2018 De Minister zegt toe bereid te zijn om in gesprek te gaan met De Nederlandsche Bank over een format voor de informatie die moet worden opgevraagd in het cliëntenonderzoek De Minister tijdens het plenaire debat Implementatiewet AMLD 4 d.d. 21 februari 2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 55, item 23 Afgerond. De Tweede Kamer is via de verzamelbrief Toezeggingen op het terrein van de financiële markten van 2 november 2018 hierover geïnformeerd. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 84
30 2017–2018 De Minister zegt toe de tweede helft van dit jaar een update te geven over de brief appreciatie ontwikkelingen cryptovaluta De Minister in de brief appreciatie ontwikkelingen cryptovaluta d.d. 8 maart 2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 168 Afgedaan in de Kamerbrief Regulering van crypto's, d.d. 18 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 201
31 2017–2018 De Minister zegt toe om de maatschappelijke consultatie van de drie te verkennen wettelijke maatregelen m.b.t. vaste beloningen voor de financiële sector voor de zomer te starten De Minister tijdens het plenaire debat salarisverhoging ING d.d. 4 april 2018. Handelingen II 2017–2018, 69, item 10, p. 25 Afgerond. Op 17 juli 2018 is een openbare internetconsultatie gestart over de drie aanvullende maatregelen met betrekking tot vaste beloningen in de financiële sector die de Minister van Financiën overweegt en is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 197
32 2017–2018 De Minister zegt toe de briefwisseling met DNB beschikbaar stellen aan de Tweede Kamer. Verder gaat hij graag de open dialoog (in regulier overleg, geen apart overleg) aan met de banken. Over een jaar praat de Minister de Tweede Kamer bij over hoe het gaat Algemeen Overleg Rijksbrede ontwikkelingen in begroten en verantwoorden d.d. 25 april 2018. Kamerstukken II 2017–2018, 31 865, nr. 113 Afgerond met briefwisseling die op 31-05-18 naar de Tweede Kamer verstuurd is. Kamerstukken II 2017–2018, 31 865, nr. 114
33 2017–2018 De Minister zegt toe om de Japanse, Duitse en Franse voorbeelden van de omgang met cryptovaluta samen met DNB en AFM te bestuderen en hierover de Kamer in het najaar te informeren De Minister tijdens het plenair debat cryptovaluta d.d. 16-06-2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 81, item 11 Afgerond in de Kamerbrief Regulering van crypto's, d.d. 18 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 201
34 2017–2018 De Minister zegt toe om bij de Kansspel Autoriteit onder de aandacht brengen dat Financiën geïnformeerd wil blijven over piramidespelen rondom cryptovaluta De Minister tijdens het plenair debat cryptovaluta d.d. 16-06-2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 81, item 11 Afgerond in de Kamerbrief Regulering van crypto's, d.d. 18 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 201
35 2017–2018 De Minister zegt toe om de noodzaak voor goede informatieverstrekking bij Initial Coin Offerings te onderzoeken en hierover de kamer in het najaar te informeren De Minister tijdens het plenair debat cryptovaluta d.d. 16-06-2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 81, item 11 Afgerond in de Kamerbrief Regulering van crypto's, d.d. 18 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 201
36 2017–2018 De Minister zegt toe om bij de Minister en Staatssecretaris van EZK het energieverbruik van het minen van cryptovaluta nog eens onder de aandacht te brengen, en het aan hen te laten of het verstandig is om dit bij de industrietafel onder te brengen De Minister tijdens het plenair debat cryptovaluta d.d. 16-06-2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 81, item 11 Afgerond in de Kamerbrief Regulering van crypto's, d.d. 18 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 201
37 2017–2018 De Minister zegt toe om in een van de aanstaande reguliere overleggen met de DNB-president te vragen of de interne experimenten van DNB met blockchaintechnologie uit de beschermde omgeving gehaald kunnen worden De Minister tijdens het plenair debat cryptovaluta d.d. 16-06-2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 81, item 11 Afgerond in de Kamerbrief Regulering van crypto's, d.d. 18 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 201
38 2017–2018 De Minister zegt toe om bij de Staatssecretaris de vraag neer te leggen hoe de Belastingdienst beter zicht kan krijgen op ontbrekende aangiftes van cryptovaluta De Minister tijdens het plenair debat cryptovaluta d.d. 16-06-2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 81, item 11 Afgerond in de Kamerbrief Regulering van crypto's, d.d. 18 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 201
39 2017–2018 De Minister zegt toe om te kijken naar de financieel-economische voor- en nadelen van een door de centrale bank uitgegeven digitale munt en, mogelijk, mee te nemen in de update in het najaar De Minister tijdens het plenair debat cryptovaluta d.d. 16-06-2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 81, item 11 Afgerond in de Kamerbrief Regulering van crypto's, d.d. 18 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 201
40 2017–2018 De Minister zegt toe nog een keer te kijken of na te gaan is hoe de verdeling eruitziet van kosten van het financieel toezicht tussen kleine en grote ondernemingen De Minister tijdens het plenair debat voorstel voor de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 d.d. 6-6-2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 90, item 12 Afgerond. De Tweede Kamer is via de verzamelbrief Toezeggingen op het terrein van de financiële markten van 2 november 2018 hierover geïnformeerd. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 84
41 2017–2018 De Minister zegt toe contact op te nemen met ING over witwassen bij de Belgische tak en de Kamer hierover te informeren De Minister tijdens het plenair debat Wet toezicht trustkantoren 2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 102, item 3 herdruk Afgerond. ING heeft aangegeven dat uit doorlopende interne controles is gebleken dat de dienstverlening aan offshorebedrijven in lijn is met het interne beleid en de (belasting)wetgeving. Alle UBO's waren bij het aangaan van de relatie bekend. ING meldt dat de Belgische toezichthouder deze uitleg en bevindingen heeft geaccepteerd
42 2017–2018 De Minister zegt toe in gesprek met DNB te gaan over benodigde toezichtcapaciteit voor toezicht op trustkantoren en de Kamer hierover te informeren De Minister tijdens het plenair debat Wet toezicht trustkantoren 2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 102, item 3 herdruk Afgerond. Bij brief van 10 oktober is de Tweede Kamer geïnformeerd over het oordeel van DNB over de toereikendheid van haar capaciteit voor het toezicht op trustkantoren. Kamerstukken II 2018–2019, 34 910, nr. 22
43 2017–2018 De Minister zegt toe de Eerste Kamer nader te informeren over de implementatie van AMLD4 in andere Europese landen De Minister tijdens de plenaire behandeling Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn. Handelingen I 2017–2018, nr. 38, item 3 Afgerond. Minister heeft op 12 februari 2019 een brief naar de Eerste Kamer gestuurd waarin hij hoofdlijnen van evaluatie van implementatiewet AMLD4 uiteenzet. Eén van de aspecten die in deze evaluatie worden meegenomen is implementatie in andere EU-lidstaten
44 2017–2018 De Minister zegt toe schriftelijk te beantwoorden of banken een comparatief voordeel hebben ten opzichte van andere financiële ondernemingen bij de beoordeling van politiek prominente personen De Minister tijdens de plenaire behandeling Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn. Handelingen I 2017–2018, nr. 38, item 3 Afgerond. Kamerstukken I 2018–2019, 34 808, K
45 2017–2018 De Minister zegt toe de Eerste Kamer schriftelijk te informeren over het aantal personen naar wie banken verscherpt cliëntenonderzoek moeten uitvoeren De Minister tijdens de plenaire behandeling Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn. Handelingen I 2017–2018, nr. 38, item 3 Afgerond. Kamerstukken I 2018–2019, 34 808, K
46 2017–2018 De Minister zegt toe om in een gesprek met de AP en/of DNB te verzoeken om het publiceren van guidance over de precieze invulling van het toestemmingsvereiste, met daarin aandacht voor wat wel en niet de bedoeling is bij betaalrekeningen met betrekking tot klanten die niet reageren De Minister tijdens de plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten. Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 22 Afgerond, met Kamerbrief reactie op de jaarrapportage van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer. Kamerstukken II 2018–2019, 27 863, nr. 83
47 2017–2018 De Minister zegt toe terug te komen op uitwerking van de mogelijkheden van een bankvergunning light De Minister tijdens de plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten. Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 22 Afgerond in de brief van de Minister «Innovatie in de financiële sector» van 9 april 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 213
48 2017–2018 De Minister zegt toe de bevindingen uit het proefschrift van de heer Lokin bij de sector onder de aandacht te brengen Beantwoording Kamervragen van het lid Leijten over het feit dat een markt voor topbestuurders fictie is. Aanhangsel Handelingen II 2018–2019, nr. 2082 Afgerond. De Tweede Kamer is hierover bij brief van 17 december 2018 geïnformeerd. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 199
49 2018–2019 De Minister van Financiën zegt lid Sneller (D66) meer informatie toe over het vervangen van de dienstauto’s van Defensie Minister van Financiën, 19 december 2018, Debat over de Najaarsnota 2018. Kamerstukken II 2018–2019, 35 095, nr. 1 Afgerond. Defensie heeft bij de gestelde Kamervragen d.d. 10 januari 2019 over de dienstauto's van Defensie een uitgebreide toelichting gegeven zoals gevraagd door de heer Sneller van D66. Aanhangsel Kamerstukken II 2018–2019, nr. 1514
50 2018–2019 Toegezegd aan lid Snels de Algemene Rekenkamer te vragen specifiek aandacht te besteden aan het onderwerp verplichtingen binnen hun bredere onderzoek naar de begrotingsmethodiek Minister van Financiën, 19 december 2018, Debat over de Najaarsnota 2018. Kamerstukken II 2018–2019, 35 095, nr. 1 Afgerond. De Algemene Rekenkamer is gevraagd om het onderwerp verplichtingen binnen hun onderzoek naar de begrotingsmethodiek Verantwoord Begroten op te pakken
51 2018–2019 De Minister zegt lid De Vries (VVD) toe dat nog openstaande taakstellingen voortaan inzichtelijk op een rijtje worden gezet en dat de invulling hiervan bij de Voorjaarsnota en de Miljoenennota inzichtelijk wordt gemaakt Minister van Financiën, 19 december 2018, Debat over de Najaarsnota 2018. Kamerstukken II 2018–2019, 35 095, nr. 1 Afgerond. In de beantwoording van de schriftelijke vragen bij Voorjaarsnota 2019, Kamerstukken II 2018–2019, 35 210, nr. 2. In antwoord op de Kamervragen 33 en 34 is in een overzicht weergegeven welke taakstellingen openstonden en hoe hier invulling aan is gegeven
52 2018–2019 Tijdens het AO Eurogroep/Ecofin van 7 februari 2019 zegt de Minister een appreciatiebrief toe waarin nader zal worden ingegaan op het rapport van Transparency International EU over de Eurogroep Minister tijdens het Algemeen Overleg Eurogroep/Ecofin van 7 februari 2019, Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1580

Voldaan in het verslag van Eurogroep en Ecofin van 11 en 12 februari, verstuurd op 6 maart 2019.

Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1582

53 2018–2019 De Minister zegt toe te bekijken of hij informatie kan delen over de blootstelling van Nederlandse banken aan de Italiaanse staatsschuld. Als mogelijk worden hier ook de indirecte risico’s in meegenomen Minister tijdens het Algemeen Overleg Eurogroep/Ecofin van 1 november 2018. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1558 Afgerond. De Tweede Kamer heeft via het Verslag Eurogroep en Ecofin van 5 en 6 november 2018 informatie ontvangen over de blootstelling van Nederlandse banken aan Italiaanse staatsschuld. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1553
54 2018–2019 Toegezegd een appreciatie te sturen van de landen specifieke aanbevelingen, waarin ook zal worden ingegaan op de aanbevelingen voor Malta Minister, 5 juni 2019, Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1617 Afgerond. De Tweede Kamer heeft een brief gehad waarin een appreciatie is opgenomen van de landspecifieke aanbevelingen, waaronder die van Malta. Kabinetsreactie op het lentepakket Europees Semester 2019 van 12 juni 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-20, nr. 1467
55 2018–2019 De Minister zegt toe een uitgebreide beoordeling van het derde enhanced surveillance rapport over Griekenland met de Kamer te delen Minister tijdens het Algemeen Overleg Eurogroep/Ecofin van 14 mei 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1610 Afgerond. De appreciatie is meegenomen in de geannoteerde agenda Eurogroep/Ecofin. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1614
56 2018–2019 Toezegging de Kamer schriftelijk te informeren over gevolgen MFK en gevolgen van Eigen Middelen Besluit voor Nederlandse afdrachten. Inclusief garantiestellingen en fondsen buiten MFK (incl. lumpsum kortingen) Minister tijdens het Algemeen Overleg MFK van 8 november 2018. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-20, nr. 1394 Afgerond bij brief van 6 december 2018. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1411
57 2018–2019 Toegezegd de Kamer te informeren over de mogelijkheden en onmogelijkheden op het gebied van transparantie van de ESM Minister tijdens AO Eurogroep/Ecofin van 6 september 2018. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1548 Afgerond. Ingevuld in brief van 6 december 2018. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1411
58 2018–2019 Toegezegd een gedetailleerde tijdlijn te geven over het proces de komende tijd met betrekking tot het instrument voor convergentie en concurrentievermogen, het SRF en de backstop, EDIS, etc. Minister tijdens AO Eurogroep/Ecofin van 17 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1572 Afgerond. Meegenomen in het verslag van Eurogroep en Ecofinraad 21 en 22 januari. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1569
59 2018–2019 Toegezegd op papier te zetten wat de Nederlandse inzet is ten aanzien van de wijziging van het ESM-verdrag en de rol van de ERK in het ESM-toezicht (bijv. over zeggenschap en controle) Minister tijdens AO Eurogroep/Ecofin van 17 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1572 Afgerond. Ingevuld in brief van 06 februari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1575. En in de brief van 26 juni 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1613
60 2018–2019 Toegezegd terug te komen op de precieze positie van Nederland t.a.v. de governance van de BICC Minister tijdens AO Eurogroep/Ecofin van 14 mei 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1610 Afgerond. Meegenomen in het verslag van Eurogroep en Ecofinraad 16 en 17 mei. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1602
61 2018–2019 Toegezegd tijdig te zullen informeren wanneer besloten wordt over de criteria waaronder lidstaten middelen kunnen ontvangen uit de BICC Minister tijdens AO Eurogroep/Ecofin van 14 mei 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1610 Afgerond. Meegenomen in het verslag van Eurogroep en Ecofinraad 16 en 17 mei. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1602
62 2018–2019 Toegezegd toe te lichten wie over de BICC besluit, hoe zaken kunnen worden tegengehouden, wat het krachtenveld is en wat de beoogde omvang van de BICC is Minister tijdens AO Eurogroep/Ecofin van 14 mei 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1610 Afgerond. Meegenomen in het verslag van Eurogroep en Ecofinraad 16 en 17 mei. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1602
63 2018–2019 Toegezegd dat de Minister een gebonden exemplaar van het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2017 naar de bij het AO aanwezige Kamerleden zal sturen Kamerstukken II 2018–2019, 28 165, nr. 302 Afgerond. Kamerleden die aanwezig waren bij het AO januari 2019 hebben een gebonden exemplaar gekregen
64 2018–2019 Toegezegd dat de Staatssecretaris nogmaals het schema met de Kamer zal delen dat aangeeft welke stappen noodzakelijk zijn voor de verkoop van Holland Casino Staatssecretaris tijdens het AO staatsdeelnemingen, 30 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 28 165, nr. 302 Afgerond. Per brief is het voorstel tot intrekking van het wetsvoorstel modernisering speelcasino's kenbaar gemaakt, zodat het kabinet terug naar de tekentafel kan met het oog op een mogelijk nieuw privatiseringstraject (34 471 nr. I). Deze toezegging is daarmee achterhaald
65 2018–2019 De Minister zegt toe de audit gap onder de aandacht brengen van de heer Enria, de nieuwe voorzitter van het Single Supervisory Mechanism, wanneer hij aanschuift bij een vergadering van de Eurogroep (naar verwachting voorjaar 2019) Minister in kamerbrief van 15-01-2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1565 Afgerond. Zie brief aan de Tweede Kamer d.d. 18 april 2019 (verslag Eurogroep en informele Ecofin van 5 en 6 april 2019 te Boekarest). Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1596
66 2018–2019 De Minister zegt toe in brief over Europese Rekenkamer te reflecteren op de wijze waarop NL een meerderheid wil vinden voor het adequaat adresseren van de audit gap De Minister tijdens het AO Ecofin/Eurogroep d.d. 17-01-2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1572 Afgerond. Zie brief aan de Tweede Kamer d.d. 5 februari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1573
67 2018–2019 De Minister zegt toe in de aangekondigde brief over witwassen, voor de zomer te ontvangen, ook te verduidelijken wat wel en niet kan met betrekking tot het uit de roulatie halen van 500 eurobiljetten Minister tijdens het AO Financiële Markten op 12 juni 2019. Kamerstukken II, 2018–2019, 32 545, nr. 112 Afgerond, brief is verzonden op 30 juni 2019. Kamerstuknummer nog niet bekend
68 2018–2019 De Minister zegt toe in de brief terug te komen op de beschikbaarheidspercentages voor het girale betalingsverkeer Minister tijdens het vragenuur van 11 juni 2019, Handelingen II 2018–2019, nr. 91 Afgerond, met Kamerbrief reactie op de jaarrapportage van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer. Kamerstukken II 2018–2019, 27 863, nr. 83
69 2018–2019 De Minister zegt toe de jaarrapportage 2018 van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer aan te bieden Minister tijdens het vragenuur van 18 juni 2019, ongecorrigeerd verslag Afgerond, met Kamerbrief reactie op de jaarrapportage van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer. Kamerstukken II 2018–2019, 27 863, nr. 83
70 2018–2019 De Minister zegt toe schriftelijk terug te komen op welke maatstaf wordt gebruikt om te bepalen hoeveel mensen wel en niet gebruik maken van internetbankieren Minister tijdens het vragenuur van 18 juni 2019, ongecorrigeerd verslag Afgerond, met Kamerbrief reactie op Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer jaarrapportage. Kamerstukken II 2018–2019, 27 863, nr. 83
71 2018–2019 De Minister zegt toe bij Minister van J&V de vraag neer te leggen wat we kunnen doen aan de circulatie van de € 500 biljetten, of de oplossing doelmatig is, of er een tijdpad is voor de uitfasering van deze biljetten en zo niet, of het doelmatig is daarover een tijdpad af te spreken Toezegging van Minister tijdens het debat «Gebruik van contant geld in de samenleving» op 15 januari 2019. Kamerstukken II, 2018–2019, 27 863, nr. 40, item 8 Afgerond in plan van aanpak, zie Kamerbrief van 30 juni 2019. Kamerstuknummer nog niet bekend
72 2018–2019 De Minister zegt toe de Autoriteit Persoonsgegevens te betrekken bij het onderzoek naar gegevensdeling door financiële instellingen t.b.v. het cliëntenonderzoek De Minister tijdens het debat over het faciliteren van witwassen door Nederlandse banken (d.d. 16-01-2019). Handelingen II 2018–2019, nr. 56, item 5 Afgerond in plan van aanpak, zie Kamerbrief van 30 juni 2019. Kamerstuknummer nog niet bekend
73 2018–2019 De Minister zegt toe de ervaringen in het buitenland mee te nemen bij onderzoek naar gegevensdeling om het cliëntenonderzoek effectiever te maken De Minister tijdens het debat over de staat van de financiële sector 10 jaar na de start van de financiële crisis (d.d. 20-02-2019). Handelingen II 2018–2019, nr. 56, item 5 Afgerond in plan van aanpak, zie Kamerbrief van 30 juni 2019. Kamerstuknummer nog niet bekend
74 2018–2019 De Minister zegt toe ervaringen in de verzekeringsbranche mee te nemen bij onderzoek naar gegevensdeling om het cliëntenonderzoek effectiever te maken De Minister tijdens het debat over de staat van de financiële sector 10 jaar na de start van de financiële crisis (d.d. 20-02-2019). Handelingen II 2018–2019, nr. 56, item 5 Afgerond in plan van aanpak, zie Kamerbrief van 30 juni 2019. Kamerstuknummer nog niet bekend
75 2018–2019 De Minister zegt toe dat hij het Platform Hypotheken aanbieders van hypothecair krediet zal vragen op welke wijze zij momenteel de mogelijkheden voor het profiteren van de lage rente onder de aandacht van consumenten brengen Verslag van een schriftelijk overleg (d.d. 31-01-2019). Kamerstukken II 2018–2019, 32 847, nr. 467 Afgerond. De Tweede Kamer is op 21 juni geïnformeerd in Kamerbrief over Platform hypotheken. Kamerstukken II 2018–2019, 32 847, nr. 529
76 2018–2019 De Minister zegt toe de eerstvolgende platformbijeenkomst opnieuw te inventariseren of er knelpunten spelen rondom de toetsing op werkelijke lasten, in het bijzonder bij consumenten met een bescheiden inkomen Antwoord op Kamervragen. Aanhangsel Kamerstukken II 2018–2019, nr. 1848 Afgerond. De Tweede Kamer is op 21 juni geïnformeerd in Kamerbrief over Platform hypotheken. Kamerstukken II 2018–2019, 32 847, nr. 529
77 2018–2019 De Minister zegt toe om te komen met een uitgebreide brief over de lessen die het kabinet heeft getrokken uit de crisis De Minister tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen Eerste Kamer 20-11-2018. Handelingen I 2018–2019, nr. 8, item 3 Afgerond. Kamerbrief lessen uit economische crisis d.d. 19-07-2019. Kamerstukken I 2018–2019, 35 000, S
78 2018–2019 De Minister zegt toe een schriftelijke appreciatie te geven van het compromis op het Pan-Europees Persoonlijk Pensioenproduct (PEPP), waarbij ook aandacht wordt besteed aan de mate waarin dit compromis leidt tot fiscale harmonisatie De Minister tijdens het AO Ecofin/Eurogroep d.d. 17-01-2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1572 Afgerond. Zie brief Uitkomst onderhandelingen over het Pan-Europees Persoonlijk Pensioenproduct (PEPP). Kamerstukken II 2018–2019, 22 112, nr. 2768
79 2018–2019 De Minister zegt toe aan lid Nijboer om na te gaan of er signalen over klachten zijn binnengekomen bij ministerie en Kifid over uitspraken van Kifid met juridisch-technische inslag, die na de evaluatie in 2016 niet meer zo gedaan zouden worden De Minister tijdens AO Financiële Markten 08-11-2018. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 96, p. 32–33 Afgerond in verzamelbrief. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 106
80 2018–2019 De Minister zegt toe een gedetailleerde tijdlijn aan de Tweede Kamer aan te bieden over het proces met betrekking tot de backstop voor het Single Resolution Funds en European Deposit Insurance Scheme, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de betrokkenheid van de Tweede Kamer bij de besluitvorming De Minister tijdens het AO Ecofin/Eurogroep d.d. 17-01-2019. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1572 Op 1 februari 2019 is een brief gestuurd met daarin de afspraken. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501–07, nr. 1568
81 2018–2019 De Minister zegt toe aan het lid Ronnes om in te gaan op de vraag of er voldoende controle is op de uitzonderingen van het bonusplafond De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij afwezigheid van de Minister van Financiën, tijdens het mondelinge vragenuur van 4 december 2018 over ABN-medewerkers die de bonuswet omzeilen. Handelingen II 2018–2019, nr. 31 Afgerond. Bij brief van 17 december 2018 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de controle op de uitzonderingen van het bonusplafond. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 199
82 2018–2019 De Minister zegt toe aan het lid Nijboer om in de brief over beloningsmaatregelen in te gaan op het verzoek om de bonuswetgeving zo aan te scherpen dat hieronder ook participaties van werknemers komen te vallen De Minister van Financiën tijdens het VAO Financiële Markten van 11 december 2018. Handelingen II 2018–2019, nr. 34 Afgerond. Bij brief van 17 december 2018 wordt ingegaan op het verzoek om de bonuswetgeving zo aan te scherpen dat hieronder ook participaties van werknemers komen te vallen. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 199
83 2018–2019 De Minister zegt toe een overzicht te maken van de implementatie/uitvoering aanbevelingen Commissie de Wit De Minister tijdens het debat over de staat van de financiële sector 10 jaar na de start van de financiële crisis d.d. 20-02-2019. Handelingen II 2018–2019, nr. 56, item 5 Afgerond, zie Kamerbrief opvolging aanbevelingen commissie De Wit. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 211
84 2018–2019 De Minister zegt toe combineren reactie initiatiefnota Alkaya met reactie op WRR-rapport Geld en Schuld De Minister tijdens het debat over de staat van de financiële sector 10 jaar na de start van de financiële crisis d.d. 20-02-2019. Handelingen II 2018–2019, nr. 56, item 5 Afgerond, zie aanbiedingsbrief Kabinetsreactie WRR-rapport Geld en Schuld en initiatiefnota SP van 11 juni 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 35 107
85 2018–2019 De Minister zegt toe om de analyses die ten grondslag liggen achter (tijdelijke) uitbreiding capaciteit AFM en DNB te delen De Minister tijdens AO Financiële Markten 08-11-2018. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 96 Afgerond met Kamerbrief Aanpassing kostenkaders AFM en DNB voor 2019 en 2020. Kamerstukken II 2018–2019, 33 957, nr. 31
86 2018–2019 De Minister zegt toe aan de Minister van BZK te vragen wanneer de brief over gemeenten wordt gestuurd Toezegging van Minister tijdens het debat «Gebruik van contant geld in de samenleving» op 15 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 27 863, nr. 40 Afgerond met Kamerbrief motie over de acceptatie van contant geld door gemeenten. Kamerstukken II 2018–2019, 27 863, nr. 82
87 2018–2019 De Minister zegt toe terugkomen te komen op finesses bij beantwoording Kamervragen SecurCash Toezegging van Minister tijdens het debat «Gebruik van contant geld in de samenleving» op 15 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 27 863, nr. 40 Afgerond in beantwoording van schriftelijke vragen. Aanhangsel bij de Handelingen II 2018–2019, nr. 1647
1 2008–2009 De Minister zegt toe dat als er voornemens zijn om beleidsmatige aanpassingen in de AMvB (Besluit bestuurlijke boetes Wft) te verrichten, de Tweede Kamer der Staten-Generaal in een vroeg stadium op de hoogte stellen van de intenties Brief van de Minister van Financiën d.d. 16 februari 2009. Kamerstukken II 2008–2009, 31 458, nr. 17 Doorlopend. Over de eerste beleidsmatige wijziging van het besluit is de Tweede Kamer bij brief van 9 februari 2017 geïnformeerd. Kamerstukken II 2016–2017, 32 545, nr. 60
2 2010–2011 De Minister zegt toe dat wanneer een wetsvoorstel bepalingen met terugwerkende kracht bevat, de redengeving daarvoor expliciet toegelicht wordt in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel De Minister tijdens de plenaire vergadering Wijzigingswet financiële markten 2010 d.d. 10 mei 2011. Handelingen I 2010–2011, 32 036, nr. 26, item 7, blz. 28 Doorlopend. Bij wetsvoorstellen waaraan (aan onderdelen daarvan) terugwerkende kracht wordt verleend, zal de redengeving daarvoor expliciet worden toegelicht in de memorie van toelichting bij het desbetreffende wetsvoorstel
3 2012–2013 Toegezegd de Kamer te informeren zodra er overeenstemming is tussen de verschillende betrokken partijen over het ontwerp en invulling van de borgingsinstrumenten Minister in AO Deelnemingen. Kamerstukken II 2012–2013, 28 165, nr. 162, pag. 21 In behandeling. Het invoeren van een Britse wet voor borging publieke belangen heeft op dit moment geen prioriteit in het VK
4 2013–2014 De Minister zegt toe wanneer de lidstaten die werken aan een financiële transactiebelasting een concreet voorstel presenteren, de Tweede Kamer hierover te informeren en de nog openstaande vragen te beantwoorden De Minister tijdens het AO Eurogroep/ Ecofin d.d. 7 november 2013. Kamerstukken II 2013–2014, 21 501-07, nr. 1115 In behandeling. Aangezien er nog geen concreet voorstel ligt is dit nog niet aan de orde
5 2013–2014 De Minister zegt toe zich in te zetten voor het stroomlijnen van de interpretatie inzake de bevoegdheden van een accountantskantoor om te adviseren indien dat kantoor ook accountantsdiensten verleent De Minister tijdens het VAO Accountancy d.d. 20 mei 2014. Handelingen II 2013–2014, nr. 84, item 27 In behandeling. De Minister heeft tijdens het VAO Accountancy van 20 mei 2014 aangegeven dat Nederland een in zijn ogen helderder benadering heeft gekozen. Nederland heeft gekozen voor een positieve lijst en Europa voor een negatieve lijst. Handelingen II 2013–2014, nr. 84, item 27
6 2014–2015 De Minister zegt toe de Tweede Kamer tijdig te informeren over eventuele wijzigingen van de gedelegeerde handeling De Minister tijdens het WGO implementatie Omnibus II-richtlijn. Kamerstukken II 2014–2015, 34 100, nr. 15 Doorlopend. Als er wijzigingen komen in de gedelegeerde handelingen dan zal de Minister de Tweede Kamer hier tijdig over informeren
7 2014–2015 De Minister zegt toe dat de AFM in een vast ritme per jaar zal rapporteren over de voortgang van de implementatie van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants-maatregelen De Minister tijdens het AO Accountancy d.d. 13 november 2014. Kamerstukken II 2014–2015, 33 977, nr. 5 Doorlopend. De AFM heeft het eerste Dashboard (2015) gepubliceerd. Op 28 juni 2017 is het rapport «kwaliteit oob-accountantsorganisaties onderzocht» gepubliceerd
8 2014–2015 De Minister zegt toe het informatieprotocol – na overleg over de vormgeving van verslaglegging van een vertrouwelijk overleg, zal met die input een nieuwe versie van de werkafspraken aan de Kamer worden gestuurd De Minister tijdens het AO inzake start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector; groenboek kapitaalmarktunie c.a. d.d. 4 juni 2015. Kamerstukken II 2014–2015, 21 501-07, nr. 1287 Doorlopend. Overeen is gekomen dat de Commissie voor Financiën enkele uitgangspunten formuleert ten behoeve van de werkafspraak inzake de (wijze van) verslaglegging van de vertrouwelijke overleggen en de eventuele openbaarmaking van deze verslagen. De commissie zou hier een procedurele sessie aan wijden – waarbij ambtelijke ondersteuning vanuit het ministerie aanwezig kan zijn – waarna het ministerie deze werkafspraak kan finaliseren en een nieuwe, aangevulde versie van het informatieprotocol ter afronding aan de Kamer kan sturen
9 2014–2015 De Minister zegt toe dat zodra ook maar enigszins duidelijk wordt hoe de Financial Transaction Tax eruit komt te zien, Nederland, ook samen met andere landen, een diepgravende analyse zal maken van hoe het ons raakt. Nederland zal ook aan de Commissie vragen om die analyse te maken. Daarna zal de Minister de Kamer hierover informeren De Minister tijdens het WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015. Kamerstukken II 2014–2015, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11 In behandeling. Het is tot op heden niet duidelijk hoe de Financial Transaction Tax er uit komt te zien
10 2015–2016 Toegezegd dat de Minister van I&W er zorg voor zal dragen dat de Kamer jaarlijks wordt geïnformeerd inzake de financiële zekerheidsstelling voor de ontmantelingskosten van de nucleaire installaties in Nederland. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ministers van I&W en FIN Minister van Financiën. Kamerbrief: Vervolgonderzoeken Hoogambtelijke werkgroep nucleair landschap. Kamerstukken II 2017–2018, 25 422, nr. 220 en Kamerstukken II 2017–2018, 30 196, nr. 220 Doorlopend. Er wordt hier jaarlijks een brief over gestuurd
11 2015–2016 Toezegging dat de Minister van I&W er zorg voor zal dragen dat de Kamer jaarlijks wordt geïnformeerd inzake de financiële zekerheidstelling voor de ontmantelingskosten van de nucleaire installaties in Nederland. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ministers van I&W en FIN. AO Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming d.d. 24 mei 2016. Kamerstukken II 2015–2016, 32 645, nr. 84 Doorlopend. Er wordt hier jaarlijks een brief over gestuurd
12 2015–2016 Toegezegd de Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang van de Volksbank om een besluit over haar toekomst te nemen

Minister in Kamerbrief van 1 juli 2016.

Kamerstukken II 2015–2016, 33 532, nr. 61

In behandeling. De Kamer is voor het laatst op 27 november 2018 geïnformeerd over de voortgangsrapportage van NLFI. De Kamer zal ook in 2019 geïnformeerd worden wanneer een nieuwe rapportage van NLFI wordt ontvangen
13 2015–2016 Toegezegd dat Nederland geen kapitaalstortingen zal doen in TenneT voor Duitse investeringen (alleen voor Nederlandse investeringen) Minister in AO Deelnemingenbeleid rijksoverheid d.d. 3 februari 2016. Kamerstukken II 2015–2016, 28 165, nr. 248 In behandeling. In 2016 is een kapitaalstorting toegezegd. Er is vastgelegd dat TenneT de gestorte middelen alleen aanwendt voor wettelijk verplichte investeringen in Nederland. Sinds deze storting is de investeringsagenda van TenneT verder gegroeid. TenneT heeft daarom opnieuw additioneel eigen vermogen nodig. Anders dan bij de eerder aan TenneT toegezegde kapitaalstortingen, is deze eigen vermogen behoefte voor een substantieel deel een gevolg van de Duitse investeringsagenda. Om deze reden wordt – samen met de Minister van EZK – een nadere analyse gedaan naar de rationale van integratie met TenneT Duitsland. Het kabinet verwacht de Tweede Kamer in de zomer van 2019 te kunnen informeren over de uitkomsten van de nadere analyse
14 2015–2016 Toegezegd erop toe te zien dat de Staatsloterij met gedupeerden van misleidende reclame op een goede manier tot een oplossing komt Staatssecretaris in AO Deelnemingen d.d. 3 februari 2016. Kamerstukken II 2015–2016, 28 165, nr. 248 Nederlandse Loterij heeft afspraken gemaakt met Stichting Staatsloterijschadeclaim over een oplossing voor alle spelers uit de tijd van de misleidende reclame. Belangrijkste element was een eenmalige, bijzondere loterij in mei 2017. Veel oud-deelnemers hebben aan deze loterij deelgenomen, waardoor het risico op betaling van hoge schadebedragen substantieel is gedaald. Tegen Staatsloterij lopen nog enkele collectieve en individuele zaken. Nederlandse Loterij ziet de uitspraken met vertrouwen tegemoet
15 2015–2016 De Minister zegt toe jaarlijks voor de zomer een stand van zaken met betrekking tot de resultaten van de FinTech-initiatieven (niet oneindig jaarlijks) aan de Tweede Kamer te sturen. Daarin betrekt hij ook de ervaringen met de verlenging van de beslistermijn bij aanvraag bankvergunning De Minister tijdens het AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016. Kamerstukken II 2015–2016, 32 013, nr. 135 Doorlopend. Brief van de Minister van Financiën genaamd «Innovatie in de financiële sector» van 9 april 2019, en Brief van de Minister van Financiën van 21 december 2016 genaamd «Follow up Toetredingsbrief». Kamerstukken II 2016–2017, 32 013, nr. 142
16 2015–2016 De Minister zegt toe regelmatige update aan de Tweede Kamer te sturen over de ontwikkelingen in het Bazels comité, inclusief Nederlandse belangen o.a. landbouw, MKB, hypotheken AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016. Kamerstukken II 2015–2016, 32 013, nr. 135 Doorlopend. De Minister heeft op 23 februari 2018 een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met de uitkomsten van het Bazels akkoord. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 169
17 2015–2016 De Minister zegt toe om de komende twee jaar alle regelgeving die op grond van artikel 1:3a vastgesteld wordt per brief bij de Kamer te melden en dat dat vervolgens over twee jaar opnieuw overwogen wordt. De Minister stuurt de Tweede Kamer daarnaast proactief een overzicht van hoe vaak het is voorgekomen en wat de voorbeelden waren. Dan wordt bekeken of het nodig is en of het voorgezet wordt De Minister tijdens het WGO Implementatiewet verordening en richtlijn marktmisbruik d.d. 4 juli 2016. Kamerstukken II 2015–2016, 34 455, nr. 11 In behandeling. Eerste en enige melding bij brief van 9 februari 2017. Kamerstukken II 2016–2017, 32 545, nr. 60. Daarna is er geen regelgeving op grond van artikel 1:3a vastgesteld
18 2015–2016 De Minister zegt toe dat er na twee jaar een evaluatie Basic regime plaatsvindt De Minister tijdens het VAO Toekomst van de Verzekeringssector d.d. 9 december 2015. Handelingen II 2015–2016, nr. 35, item 5 In behandeling. Het voornemen is het Basic regime te evalueren zodra de solvabiliteitsberekeningen uit het Solvency II regime in 2018 zijn geëvalueerd. Hierdoor kan met evt. verbeteringen en vereenvoudigingen rekening worden gehouden
19 2016–2017 Toegezegd dat Financiën de komende tijd samen met andere ministeries zal doorgaan om de doelmatigheid en doeltreffendheid bij overheidsprojecten te vergroten. De focus zal hierbij liggen op grote en complexe investeringsprojecten, interne bedrijfsvoeringsprojecten en ICT-projecten Minister in Kamerstukken II 2016–2017, 28 753, nr. 43 Doorlopend. Financiën werkt samen met departementen in meerdere concrete projecten en investeringen om deze toezegging te realiseren. Een update zal worden gegeven in de eerstvolgende Voortgangsrapportage eind 2019
20 2016–2017 Toegezegd dat Financiën in de komende periode in overleg zal treden met betrokken departementen om concrete stappen te zetten naar verdere verbetering van de besluitvorming en uitvoering van overheidsinvesteringen door middel van analyse-instrumenten en bedrijfseconomische principes Kamerstukken II 2016–2017, 31 935, nr. 35 Doorlopend. Op departementsniveau zijn een aantal belangrijke stappen gezet en in een aantal gevallen ook afspraken gemaakt over het gebruik van bedrijfseconomische instrumenten. Financiën zal zich ook de komende tijd inzetten hier verdere stappen in te zetten. Een update zal worden gegeven in de eerstvolgende Voortgangsrapportage eind 2019
21 2016–2017 Toegezegd een valuatie van het verkoopproces a.s.r. Minister in Kamerbrief van 18 september 2017. Kamerstukken II 2016–2017, 33 532, nr. 79 In behandeling
22 2016–2017 De Minister heeft toegezegd om de Kamer bij tijd en wijle te informeren over hoe het zit met de efficiëntieoperatie binnen de NS Minister in AO Deelnemingenbeleid rijksoverheid, januari 2016. Kamerstukken II 2016–2017, 28 165, nr. 264 In behandeling. Deze informatie wordt jaarlijks verstrekt in het Jaarverslag Staatsdeelnemingen
23 2016–2017 Toegezegd in de toekomst de NS op het normrendement aan te spreken en te interveniëren waar dat nodig is Minister in AO Deelnemingenbeleid rijksoverheid, januari 2016. Kamerstukken II 2016–2017, 28 165, nr. 264 In behandeling. In regulier overleggen spreekt de aandeelhouder regelmatig met de NS over het rendement
24 2016–2017 De Minister zegt toe bij wijzigingen in de bijlage bij de Wet toezicht accountantsorganisaties, waarin controles worden aangemerkt als wettelijke controles de Tweede Kamer voortaan per brief te informeren De Minister tijdens het plenair debat op 6 september 2017 over wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties. Handelingen II 2016–2017, nr. 99 In behandeling
25 2016–2017 De Minister zegt toe dat er een nieuwe evaluatie zal worden uitgevoerd naar de doeltreffendheid en de effecten van artikel 4:24a Wft in de praktijk. De Staten-Generaal zal uiterlijk 1 januari 2022 een verslag met de bevindingen van deze evaluatie ontvangen Brief van de Minister van Financiën d.d. 30 december 2016. Kamerstukken 2016–2017, 32 545, nr. 59, p.7/8 In behandeling. Uiterlijk 1 januari 2022 zal de Staten-Generaal een verslag met de bevindingen van de evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de algemene zorgplicht in artikel 4:24a Wft in de praktijk ontvangen
26 2017–2018 Toegezegd het verzoek over te brengen van de Partij van de Dieren aan CBS over het opnemen van een indicator dierenwelzijn in de Monitor Brede Welvaart. De Minister laat aan het CBS over of dit mogelijk is Minister van Financiën. Kamerstukken II 2017–2018, 34 950, nr. 12 In behandeling. De gesprekken over het verder vormgeven van de monitor brede welvaart tussen EZK en CBS vinden plaats. De verwachting is dat deze gesprekken nog een tijdje zullen duren, omdat in de monitor ook sustainable development goals worden verwerkt en andere suggesties worden bekeken. In deze gesprekken zal ook het verzoek worden meegenomen om dierenwelzijn als indicator op te nemen. CBS besluit uiteindelijk over de opname van indicatoren
27 2017–2018 De Minister zegt een brief toe over de risico’s ten aanzien van het ECB-beleid De Minister bij plenair debat Algemene Financiële Beschouwingen. Handelingen II 2017–2018, nr. 20, p. 13 Doorlopend. Kamerstukken II 2017–2018, 21 501-07, nr. 1479. Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1601
28 2017–2018 De Minister zegt toe de lasten van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) blijvend te monitoren De Minister tijdens het plenaire debat Implementatiewet AMLD 4 d.d. 21 februari 2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 55, item 23 Doorlopend
29 2017–2018 De Minister zegt toe om DNB, tot de formele evaluatie van de Wet toezicht trustkantoren 2018, jaarlijks een rapportage over de stand van zaken in de trustsector te vragen Minister tijdens de behandeling van het verslag van de parlementaire ondervragings-commissie Fiscale constructies. Handelingen II 2017–2018, nr. 105, item 8 Doorlopend. DNB neemt de rapportage op in haar ZBO-verantwoording
30 2017–2018 De Minister zegt toe de sector te vragen om in de online bankomgeving een toegankelijk overzicht te bieden van derde partijen die toegang hebben of hebben gehad tot de betaalrekening van de klant, en te bezien in hoeverre het mogelijk is dat de klant via dit dashboard de toestemming bij de derde partij weer kan intrekken (dubbel slot) De Minister tijdens de plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 04-09-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 22 In behandeling
31 2017–2018 De Minister zegt toe om in een gesprek met de AP en/of DNB aandacht te vragen voor de risico’s bij het verwerken van gegevens van derden die hiervoor geen toestemming hebben gegeven De Minister tijdens de plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 04-09-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 22 In behandeling
32 2017–2018 De Minister zegt toe om in een gesprek met de AP en/of DNB aandacht te vragen om bij het uitoefenen van toezicht aandacht te hebben voor de vraag of het wenselijk is dat wordt «betaald» met het verstrekken van persoonsgegevens, dan wel dat persoonsgegevens commercieel worden gebruikt, ook in relatie tot kwetsbare groepen De Minister tijdens de plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 04-09-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 22 In behandeling
33 2017–2018 De Minister zegt toe om in een gesprek met de AP en/of DNB hen te vragen of er daadwerkelijk drie jaar nodig is om PSD2 in zijn totaliteit te evalueren en of het mogelijk is om in praktische zin bij te sturen De Minister tijdens de plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 04-09-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 22 In behandeling
34 2017–2018 De Minister zegt toe te evalueren of het voldoende duidelijk is welke betaalinstrumenten (met name van kleinere creditcardmaatschappijen) wel en niet onder het verbod vallen De Minister tijdens de plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 04-09-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 22 In behandeling
35 2017–2018 De Minister zegt toe om de implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten te evalueren De Minister tijdens de plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 04-09-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 22 In behandeling
36 2017–2018 De Minister zegt toe om bij de Europese Commissie aandacht te vragen voor de risico’s op het terrein van privacy, ook in het kader van de evaluatie die de Commissie over enige jaren gaat uitvoeren (januari 2021) De Minister tijdens de plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 04-09-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 22 In behandeling
37 2017–2018 De Minister zegt toe het aandachtspunt van transparantie in de financiële sector in diverse gesprekken die hij heeft in Europees verband aan de orde brengen De Minister tijdens het plenair debat op 31 januari 2018 over Wet transparant toezicht financiële markten. Handelingen II 2017–2018, nr. 46, item 4 In behandeling
38 2017–2018 De Minister zegt toe de Kamer te informeren over regels, rentetarieven, berekening boeterente, rentemiddeling en voorwaarden m.b.t. hypotheken in Duitsland, België en Nederland. In beantwoording S.O. stapsgewijs oversluiten d.d. 30 januari 2019 is aangegeven dat deze in de eerste helft 2019 naar de Tweede Kamer verzonden wordt Toezegging van de Minister tijdens AO bankensector d.d. 07-02-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 32 013, nr. 167 In behandeling
39 2017–2018 De Minister zegt toe om in gesprek met De Nederlandsche Bank en het CPB te vragen of zij meer aandacht kunnen besteden aan de risico's in de verzekeringssector wanneer zij de jaarlijkse monitor schrijven en daar bij de Kamer op enig moment op terugkomen De Minister tijdens het plenair debat wetsvoorstel herstel en afwikkeling van verzekeraars d.d. 06-06-2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 90 In behandeling
40 2017–2018 De Minister zegt toe de evaluatie van het afwikkelingsproces van het rentederivatendossier breder te trekken dan alleen rentederivaten (onder andere ook woekerpolissen) en te kijken of hier lessen uit kunnen worden getrokken na de afronding van het rentederivatendossier hiermee starten Toezegging van de Minister tijdens het VAO bankensector d.d. 21-2-2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 55, item 22 In behandeling m.b.t. rentederivaten. Start evaluatie is afhankelijk van afronding dossier rentederivaten. Afgerond m.b.t. beleggingsverzekeringen. Bij brief van 28 juni 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de lessen die kunnen worden getrokken uit het beleggingsverzekeringendossier. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 218
41 2017–2018 De Minister zegt toe om de diversiteit van betaaldiensten, het ontstaan van monopolies en de marktmacht van Big Techs te monitoren, waar mogelijk met behulp van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) De Minister tijdens de plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 04-09-2018. Kamerstukken II 2017–2018, 34 813, nr. 22 In behandeling. ACM werkt in overleg met Financiën aan een plan van aanpak voor monitoring van Big Techs na aanleiding van PSD2
42 2017–2018 De Minister zegt toe bij DNB de acceptatie van politiek prominente personen door banken onder de aandacht brengen De Minister tijdens de plenaire behandeling Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn. Handelingen I 2017–2018, nr. 38, item 3 In behandeling. Bij periodiek overleg met DNB door de Minister onder de aandacht gebracht. Eerste Kamer moet nog geïnformeerd worden
43 2017–2018 De Minister zegt toe de implementatiewet AMLD4 breed te evalueren De Minister tijdens de plenaire behandeling Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn. Handelingen I 2017–2018, nr. 38, item 3 In behandeling. De Minister heeft op 12 februari 2019 een brief naar de Eerste Kamer gestuurd waarin hij hoofdlijnen van evaluatie van implementatiewet AMLD4 uiteenzet
44 2017–2018

De Minister zegt toe om de wet twee of drie jaar na inwerkingtreding (Wet transparant toezicht financiële markten) te evalueren en daarbij de AFM en DNB te betrekken. Bij de evaluatie wordt ingegaan op:

– de balans tussen openbaarmaking van toezichtinformatie en het beroepsgeheim;

– de beperking van de aansprakelijkheid van de AFM en DNB; en

– de discretionaire bevoegdheid van de AFM en DNB

De Minister tijdens het plenair debat op 31 januari 2018 over Wet transparant toezicht financiële markten. Handelingen II 2017–2018, nr. 46, item 4 In behandeling. Ten behoeve van de evaluatie in 2020 is er met DNB en AFM afgesproken dat zij de komende jaren bijhouden hoe zij de nieuwe publicatiebevoegdheden uit de Wet transparant toezicht financiële markten inzetten
45 2017–2018 De Minister zegt toe in samenwerking met de AFM het toezicht op het productontwikkelingsproces te evalueren en de uitkomst daarvan uiterlijk 1 juli 2020 naar de Kamer te sturen Brief van de Minister van 15 december 2017 ter aanbieding van de beleidsdoorlichting Financiële Markten. Kamerstukken II 2017–2018, 31 935, nr. 45 In behandeling. Uiterlijk 1 juli 2020 zal de Tweede Kamer een verslag met de bevindingen van de evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van het toezicht op het productontwikkelingsproces ontvangen
46 2017–2018 De Minister zegt toe om de aansprakelijkheidsbeperking van DNB mee te nemen bij het vijfjaarlijkse onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van DNB als ZBO De Minister in het plenair debat wetsvoorstel herstel en afwikkeling van verzekeraars d.d. 06-06-2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 90 In behandeling. Wordt afgerond in het vijfjaarlijks onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van DNB als ZBO
47 2017–2018 De Minister zegt toe bij de evaluatie van de Wet toezicht trustkantoren 2018 expliciet de vervulling van de interne compliance functie bij kleine trustkantoren, de meerwaarde van een vorm van raad van commissarissen en de effectiviteit en omzeiling van de wetgeving mee te nemen De Minister tijdens het plenair debat Wet toezicht trustkantoren 2018. Handelingen II 2017–2018, nr. 102, item 3 herdruk In behandeling. Wordt meegenomen bij de evaluatie van de Wet toezicht trustkantoren
48 2018–2019 Toegezegd in de Miljoenennota op te nemen een bespiegeling op de lage rente, en de consequenties voor het begrotings- en schuldbeleid Toegezegd tijdens MO over het Europees Semester 2019 (23/5). Kamerstukken I 2018–2019, CXXXI, D In behandeling, in de Miljoenennota zal op genoemd onderwerp worden ingegaan
49 2018–2019 Toegezegd in de Miljoenennota op te nemen een paragraaf over de loonontwikkeling Toegezegd tijdens Verantwoordingsdebat d.d. 06–06. Kamerstukken II 2018–2019, nr. 90, item 12 In behandeling, in de Miljoenennota zal op genoemd onderwerp worden ingegaan
50 2018–2019 De Minister zegt toe aan mw De Vries (VVD) voor te leggen aan VWS dat eventuele mee- of tegenvallers niet kunnen worden betrokken in de VJN doordat het advies van de Zorgautoriteit altijd net na de voorjaarsbesluitvorming bekend zijn Minister van Financiën, 3 juli 2019, Voorjaarsnotadebat. Vindplaats: Plenair verslag Voorjaarsnota (ongecorrigeerd), 101e vergadering In behandeling
51 2018–2019 Toegezegd aan lid De Vries (VVD) toe te kijken naar de ramingen van SZW Minister van Financiën, 3 juli 2019, Voorjaarsnotadebat. Vindplaats: Plenair verslag Voorjaarsnota (ongecorrigeerd), 101e vergadering In behandeling
52 2018–2019 Toegezegd om contact op te nemen met zijn collega van I&W om te kijken of deze de problematiek van onderhoud scherp op het netvlies heeft, maar gaat daar helemaal vanuit Minister van Financiën, 3 juli 2019, Voorjaarsnotadebat. Vindplaats: Plenair verslag Voorjaarsnota (ongecorrigeerd), 101e vergadering In behandeling. Er is contact met I&W over het onderhoud. Bij de Ontwerpbegroting 2020 komt de Minister van I&W met maatregelen. De instandhoudingsopgave voor de toekomst wordt in beeld gebracht en extern getoetst
53 2018–2019 Toegezegd aan lid Slootweg (CDA) de normeringssystematiek onder de aandacht te houden en te bekijken wat er aan hand is en blijven kijken naar de Jeugdzorg ook met de Minister BZK Minister van Financiën, 3 juli 2019, Voorjaarsnotadebat. Vindplaats: Plenair verslag Voorjaarsnota (ongecorrigeerd), 101e vergadering In behandeling. Er is een werkgroep die de normeringssystematiek zal evalueren onder leiding van Julia Tieleman. VWS doet daar samen met FIN onderzoek naar
54 2018–2019 Toegezegd aan lid De Vries (VVD) breder te kijken naar innovatie in de Miljoenennota Minister van Financiën, 3 juli 2019, Voorjaarsnotadebat. Vindplaats: Plenair verslag Voorjaarsnota (ongecorrigeerd), 101e vergadering In behandeling. Er zal in een breder stuk aandacht worden besteed aan innovatie in de Miljoenennota
55 2018–2019 Toegezegd aan lid Nijboer (PvdA) de problematiek van het niet doorgaan van renteverhoging die kan leiden tot een nieuwe taakstelling OCW te betrekken bij de augustusbesluitvorming Minister van Financiën, 3 juli 2019, Voorjaarsnotadebat. Vindplaats: Plenair verslag Voorjaarsnota (ongecorrigeerd), 101e vergadering In behandeling. Het is betrokken bij de julibrief en komt nog terug in de augustusbesluitvorming. Vervolgens zal het worden verwerkt in de begroting van OCW
56 2018–2019 Toegezegd druk uit te zullen oefenen op de Commissie om eigen cijfers te gebruiken voor de herbeoordeling van de begroting van Italië en daarbij niet af te gaan op cijfers van Italië Minister tijdens het Algemeen Overleg Eurogroep/Ecofin van 3 april 2019, Kamerstukken II 2018–2019, 21 501-07, nr. 1598 Doorlopend. Bij besprekingen inzake de implementatie van de Europese begrotingsregels, zet de Minister in op een consequente handhaving van de regels waaronder het consistent gebruik maken van eigen cijfers en niet die van desbetreffende lidstaten
57 2018–2019 Toegezegd dat Invest-NL nadat zij is opgericht over maatschappelijk verantwoord ondernemen verantwoording zal afleggen in haar externe jaarverslag. Via de website zullen de gehanteerde standaarden en waarborgen te zien zijn Handelingen II 2018–2019, nr. 82, item 16 Deels in behandeling. In aandeelhoudersoverleg en beleidsoverleg zal dit aan de orde worden gesteld
58 2018–2019 Toegezegd dat de Minister van Financiën de Kamer zal informeren over de exacte hoogte van het normrendement zodra Invest-NL is opgericht/van start is gegaan Handelingen II 2018–2019, nr. 82, item 16 Deels in behandeling. Na oprichting zal terug worden gekomen op de hoogte van het normrendement
59 2018–2019 Toegezegd Maatschappelijk verantwoord ondernemen mee te nemen in gesprekken management Invest NL Handelingen II 2018–2019, nr. 82, item 16 Doorlopend
60 2018–2019 Toegezegd de voortgangsrapportages Invest NL te delen met de Tweede Kamer in de eerste jaren, inclusief een appreciatie. Ieder jaar scope Invest NL meenemen in afschrift bij jaarverslag deelnemingen Handelingen II 2018–2019, nr. 82, item 16 Doorlopend. Appreciatie meenemen in jaarverslagcyclus van Invest-NL. Reeds besproken met Invest-NL
61 2018–2019 Toegezegd dat de Minister zal het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen vanaf komend jaar in gebonden versie zal aanbieden aan de Kamer Kamerstukken II 2018–2019, 28 165, nr. 302 Doorlopend. De leden van de Vaste Commissie voor Financiën hebben recent de ingebonden versie van het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2018 aangeboden gekregen
62 2018–2019 Toegezegd dat compliance (voldoen aan Arbowetgeving, milieuregels) zal worden meenomen in gesprekken met Invest-NL Handelingen II 2018–2019, nr. 82, item 16 Doorlopend. Dit zal worden meegenomen in aandeelhoudersoverleggen vanaf oprichting Invest-NL. Voor oprichting uitkomst vermelden in veegbrief aan de Tweede Kamer (EZK)
63 2018–2019 Toegezegd de Algemene Rekenkamer om advies te vragen bij de eerste evaluatie drie jaar na oprichting van Invest-NL Handelingen II 2018–2019, nr. 82, item 16 Doorlopend. Te zijner tijd zal FIN de AR vragen om advies. Voorafgaand aan de formele adviesaanvraag zal ambtelijk overleg plaatsvinden om te komen tot een gedegen vraagstelling
64 2018–2019 Toegezegd dat de Minister van Financiën Invest-NL zal vragen om over indicatoren van de Monitor Brede Welvaar te rapporteren Handelingen II 2018–2019, nr. 82, item 16 Doorlopend. Wordt meegenomen in het aandeelhoudersoverleg na oprichting Invest-NL
65 2018–2019 Toegezegd dat er een uitsluitingenlijst komt van zaken die Invest-NL niet ondersteunt, bijvoorbeeld investeringen die leiden tot kinder- en slavenarbeid, milieuvervuiling en dierenmishandeling. De Kamer wordt hierover geïnformeerd op de wijze zoals bij andere staatsdeelnemingen, via het jaarverslag van de staatsdeelneming en het jaarlijks debat hierover Handelingen II 2018–2019, nr. 82, item 16 Doorlopend. Wordt meegenomen in het aandeelhoudersoverleg na oprichting Invest-NL en in het jaarverslag staatsdeelnemingen
66 2018–2019 Toegezegd dat de Minister DNB zal vragen om te kijken naar systeemrisico’s bij geldtransport en of deze te mitigeren zijn Kamerstukken II 2018–2019, 28 165, nr. 302 In behandeling
67 2018–2019 De Staatssecretaris zegt toe de Kamer voor 1 april 2019 te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de gesprekken met de Nederlandse Loterij en de aanbieder van de draf- en rensportkansspelen Verslag plenaire behandeling BP 2019 op 14 november 2019. Handelingen II 2018–2019, 35 026, nr. 23, item 10 In behandeling. De gesprekken lopen. Bestuur Nederlandse Loterij bekijkt hoe de landgebonden Toto aangeboden kan blijven
68 2018–2019 Toegezegd dat voor Invest-NL geldt dat voor wetswijzigingen, kapitaalinjecties of privatiseringen dit aan de Kamer zal moeten worden voorgelegd of gemeld. De periodieke evaluatie van de wet zal ook met de Tweede Kamer worden gedeeld Handelingen II 2018–2019, nr. 82, item 16 In behandeling. Wetswijzigingen, kapitaalinjecties of privatiseringen worden voorgelegd of gemeld aan de Kamer. Evaluatie zal worden gedeeld met de Tweede Kamer
69 2018–2019 Toegezegd de Kamer mee te nemen in de resultaten van het onderzoek naar de risico’s die TenneT loopt bij investeringen in het buitenland en welke opties er zijn ten aanzien van de governance Kamerstukken II 2018–2019, 28 165, nr. 302 In de zomer van 2019 zal de Kamer nader worden geïnformeerd over de risico's die TenneT loopt bij investeringen in het buitenland. Hierbij zal ook worden ingegaan op de opties die er zijn ten aanzien van de governance
70 2018–2019 Toegezegd de Kamer nog in 2018 te informeren over de toekomstvisie van EZK en FIN op de rol van TenneT binnen de noordwest Europese elektriciteitsmarkt Kamerstukken II 2018–2019, 28 165, nr. 289 In de zomer van 2019 zal de Kamer nader worden geïnformeerd over de visie van EZK en FIN op de rol van TenneT binnen de Noordwest Europese elektriciteitsmarkt
71 2018–2019 Toegezegd dat de Minister de directie deelnemingen zal vragen om informatie over het in dienst nemen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt op te nemen in hun jaarverslag Kamerstukken II 2018–2019, 28 165, nr. 302 Wordt meegenomen in Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2019
72 2018–2019 De Minister zegt toe aan de Kamer om jaarlijks te blijven informeren over de voorzieningen die er zijn en of zij onveranderd en onverminderd hoog blijven Toezegging van Minister tijdens het debat «Gebruik van contant geld in de samenleving» op 15 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 27 863, nr. 40 Doorlopend. Dit is meegenomen in Kamerbrief reactie op de jaarrapportage van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer. Kamerstukken II 2018–2019, 27 863, nr. 83
73 2018–2019 De Minister zegt toe dat indien er na afronding van het door de Minister van EZK gestarte onderzoek naar mkb-financiering naar het oordeel van de Minister nog aanvullend onderzoek nodig is, ook gezien de motie van de leden Snels en Sneller, komt de Minister daar schriftelijk op terug Minister tijdens het AO Financiële Markten op 12 juni 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 107 In behandeling
74 2018–2019 De Minister zegt toe in de al aangekondigde brief over accountancy, te ontvangen in de zomer, in te gaan op de eisen en de voorwaarden voor verslaglegging Minister tijdens het AO Financiële Markten op 12 juni 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 108 In behandeling
75 2018–2019 De Minister zegt toe dat er in het najaar een rapportage over loan to value en loan to income volgt Minister tijdens het AO Financiële Markten op 12 juni 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 113 In behandeling
76 2018–2019 De Minister zegt toe monitoring van klimaatrisico's zowel met de sector als met BZK te bespreken Minister tijdens het AO Financiële Markten op 12 juni 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 114 In behandeling
77 2018–2019 De Minister zegt toe een brief over de rol van de sector bij duurzaamheid/klimaat en lopende Europese voorstellen op dit terrein De Minister tijdens het debat over de staat van de financiële sector 10 jaar na de start van de financiële crisis d.d. 20-02-2019. Handelingen II 2018–2019, nr. 56, item 5 In behandeling
78 2018–2019 De Minister zegt toe door te gaan met de rapportages van de AFM inzake rentederivaten De Minister tijdens AO Financiële Markten 08-11-2018. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 96 In behandeling
79 2018–2019 De Minister zegt toe een onderzoek te doen naar wat de kosten zouden zijn van een Nederlandse garantieregeling voor polishouders van verzekeraars in geval van afwikkeling en dat de Minister over de resultaten daarvan, inclusief de gemaakte aannames, zal informeren. Voorstelbaar is dat daarbij verschillende niveaus van garantie worden onderzocht. Voorts wordt gevraagd om een onderzoek naar de besmettingsrisico’s in het geval dat polishouders niet 100% beschermd zijn in geval van afwikkeling. De Minister zegt dat toe, maar wacht met het onderzoek totdat EIOPA haar onderzoek heeft gepresenteerd De Minister tijdens de plenaire behandeling van de Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars d.d. 27-11-2018. Handelingen I 2018–2019, nr. 9, item 8 In behandeling
80 2018–2019 De Minister zegt toe dat hij de Kamer één keer per jaar laat zien wat er met het specifieke probleem van «woekerrentes» gebeurt, hoe die rentes zich ontwikkelen en wat dat betekent voor mensen De Minister tijdens VAO Financiële Markten d.d. 11 december 2018. Handelingen II 2018–2019, nr. 34 In behandeling
81 2018–2019 De Minister zegt toe om met DNB te bespreken of het mogelijk is om meer informatie te krijgen over de tarieven tussen banken voor bankrekeningen en over de kosten van pintransacties Toezegging van Minister tijdens het debat «Gebruik van contant geld in de samenleving» op 15 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 27 863, nr. 40 In behandeling
82 2018–2019 De Minister zegt toe de vraag neer te leggen over het eventueel verlagen dag limiet bij organisaties die erover gaan Toezegging van Minister tijdens het debat «Gebruik van contant geld in de samenleving» op 15 januari 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 27 863, nr. 40 In behandeling
83 2018–2019 De Minister zegt toe in contact te treden met zijn ambtgenoot van EZK om te bezien of gevolg kan worden gegeven aan de oproep van het Internationaal Energie Agentschap met betrekking tot het behalen van de 1,5°C-doelstelling Minister tijdens het AO Financiële Markten op 12 juni 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 109 In behandeling
84 2018–2019 De Minister zegt toe een brief te zenden aan de Kamer over Europese consolidatie in de bankensector Minister tijdens het AO Financiële Markten op 12 juni 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 110 In behandeling
85 2018–2019 De Minister zegt toe de Kamer nader te informeren over de aanduiding die kan worden gehanteerd om het onderscheid te verhelderen tussen zelfstandig adviseurs en adviseurs die werkzaam zijn bij aanbieders van financiële dienstverleners Minister tijdens het AO Financiële Markten op 12 juni 2019. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 111 In behandeling
86 2018–2019 De Minister zegt toe aflossingsvrije hypotheken meenemen in monitor Loan-to-value/Loan-to-income en naar de Kamer te sturen in het najaar De Minister tijdens het AO financiële markten d.d. 12-06-19. Kamerstukken II 2018–2019, 32 545, nr. 107 In behandeling, gesprek loopt met AFM/DNB over brief in najaar
87 2018–2019 De Minister zegt toe in de voorbereiding op de volgende Platform bijeenkomst in 2020 uit te vragen hoe kredietverstrekkers omgaan met de overlijdensrisicoverzekering en of partijen andere knelpunten ervaren op het gebied van hypotheekverstrekking aan (ex) kankerpatiënten Antwoorden van Minister Bruins (Medische Zorg) mede namens Minister van Financiën. Aanhangsel Handelingen II 2018–2019, nr. 2936 In behandeling, moet in voorbereiding Platform 2020 (eind 2019/begin 2020) worden meegenomen door BZK
88 2018–2019 De Minister zegt toe het probleem van toegankelijkheid internetbankieren onder kwetsbare groepen aan te kaarten bij het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer Minister tijdens het vragenuur van 18 juni 2019, ongecorrigeerd verslag In behandeling, zal na de zomer in Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer aangekaart worden
89 2018–2019 De Minister vraagt DNB naar de systeemrisico’s die kunnen ontstaan door het faillissement van SecurCash en koppelt hierover terug naar de Kamer Kamerstukken II 2018–2019, 28 165, nr. 302 In behandeling. De Minister komt er uiterlijk begin 2020 op terug in de volgende Kamerbrief over contant geld
90 2018–2019 De Minister zegt toe met DNB in gesprek gaan over schaduwbanken De Minister tijdens het debat over de staat van de financiële sector 10 jaar na de start van de financiële crisis d.d. 20-02-2019. Handelingen II 2018–2019, nr. 56, item 5 In behandeling. Dit zal terugkomen in algemene brief inzake risicoreductie die na de zomer naar de Kamer gaat

BIJLAGE 4: SUBSIDIEOVERZICHT

Artikel 2 CDFD 436 Eind 2014 n.v.t. Jaarlijkse vaststelling
Totaal 436

Overzicht subsidies

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de subsidies van het Ministerie van Financiën, volgens de subsidiedefinitie van de Awb (artikel 4.21 Awb): «De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten». De enige subsidie van het Ministerie van Financiën, aan het CDFD, is in 2019 komen te vervallen.

BIJLAGE 5: EVALUATIE- EN OVERIG ONDERZOEK

Soort onderzoek Titel/onderwerp Start Afronding
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Dienstverlening 2020 2020
Toeslagen 2021 2021
Toezicht en opsporing en massale processen 2022 2022
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
Fiscale monitor Jaarlijks
Overdrachtsbelasting 2018 2019
Doorlichting fiscale evaluaties 2019 2019
Vrijstellingen nettolijfrenten en nettopensioen 2019 2019
Assurantiebelasting 2019 2019
Fiscale regelingen eigen woning 2019 2020
Verruiming schenkingsvrijstelling eigen woning 2020 2020
Energiebelasting 2020 2020
BPM en MRB 2020 2020
Erf- en schenkbelasting 2021 2021
Kansspelbelasting 2021 2021
Vrijgestelde en fiscale beleggingsinstelling 2021 2021
Bankenbelasting 2021 2021
Fiscale regeling ondernemerschap 2022 2022
Soort onderzoek Titel/onderwerp Start Afronding
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Financiële markten 2024 2024
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Beleidsmonitor terrorisme financiering 2 2017 2019
Onderzoek verdienmodellen accountants 2018 2019
Onderzoek ontwikkelingen in de markt voor uitvoering premieregelingen 2019 2020
Evaluatie, i.s.m. de AFM, naar het toezicht op het ontwikkelingsproces van financiële producten 2019 2020
Evaluatie doeltreffendheid en effecten art. 4: 24a 2021 2022
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
Onderzoek Algemene Rekenkamer naar Monitoring maatregelen kredietcrisis Doorlopend
Evaluatie naar kosten tuchtrechtspraak accountants 2018 2019
National Risk Assessment witwassen 2 2018 2020
National Risk Assessment terrorisme financiering 2 2018 2020
Beleidsmonitor witwassen 3 2018 2020
Evaluatie Basic 2019 2020
Evaluatie garantieregeling WAKO (kernongevallen) 2020 2020
ZBO-verslag AFM/DNB 2020 2021
Soort onderzoek Titel/onderwerp Start Afronding
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Optimaal financieel resultaat bij realisatie van publieke doelen. In het bijzonder bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de Staat 2020 2020
Publiek-private investeringen 2023 2023
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
Onderzoek Algemene Rekenkamer naar Monitoring maatregelen kredietcrisis Doorlopend
Evaluaties staatsaandeelhouderschap bij permanente staatsdeelnemingen Doorlopend
Soort onderzoek Titel/onderwerp Start Afronding
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Een bijdrage leveren aan een gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economisch ontwikkeling 2021 2021
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
Soort onderzoek Titel/onderwerp Start Afronding
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Het verzekeren van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan Nederlandse export en buitenlandse investeringen die zonder deze verzekering niet tot stand zouden zijn gekomen, en het creëren en handhaven van een internationaal gelijkwaardig speelveld voor bedrijven op het terrein van de exportkredietverzekeringsfaciliteit 2022 2022
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
CBS-onderzoek inzake bijdrage publieke exportkredietverzekering aan economie Jaarlijks
Externe evaluatie op het mvo-beleid voor de ekv 2020 2020
Soort onderzoek Titel/onderwerp Start Afronding
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s hebben de mogelijkheid een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol 2021 2021
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
Soort onderzoek Titel/onderwerp Start Afronding
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Douane 2020 2020
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
Soort onderzoek Titel/onderwerp Start Afronding
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico voor de begroting 2019 2019
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
Soort onderzoek Titel/onderwerp Start Afronding
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Schatkistbankieren en betalingsverkeer Rijk 2018 2019
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
Soort onderzoek Titel/onderwerp Start Afronding
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Begrotingsbeleid 2020 2020
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek

BIJLAGE 6: LIJST VAN AFKORTINGEN

A
ACM Autoriteit Consument en Markt
ACP Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen
ADR Auditdienst Rijk
ADSB Atradius Dutch State Business
AFM Autoriteit Financiële Markten
AGS Aangiftesysteem
AIIB Asian Infrastructure Investment Bank
ANFA Agreement on Net Financial Assets
ANVS Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
AP Autoriteit Persoonsgegevens
ATAD Anti Taks Avoidance Directive
Awb Algemene wet bestuursrecht
Awir Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Awr Algemene wet inzake rijksbelastingen
B
Bbp Bruto binnenlands product
BBP Best Banking Practice
BCF Btw-compensatiefonds
BERB Bedrijfseconomische Resultaatsbepaling
BES Bonaire, Sint-Eustatius en Saba
BF Bijzondere Financiering
BIG Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg
BNI Bruto nationaal inkomen
BoP Balance of Payments
BPM Belasting van personenauto’s en motorrijwielen
Btw Belasting over de toegevoegde waarde
C
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
CCO Coördinatie Commissie Onderzoek
CDFD College Deskundigheid Financiële Dienstverlening
CEA Commissie Eindtermen Accountantsopleiding
CIBG Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg
CIO Climate Investor One
COB Commissie Onderzoek Belastingdienst
CP Commercial Paper
CPB Centraal Planbureau
CW Comptabiliteitswet
D
DBFM(O) Design-Build-Finance-Maintain(-Operate)
DG Directoraat-Generaal
DGS Depositogarantiestelsel
DNB De Nederlandsche Bank
DRZ Domeinen Roerende Zaken
DSL Dutch State Loan
DTC Dutch Treasury Certificate
DUO Dienst Uitvoering Onderwijs
DWU Douanewetboek van de Unie
E
EBRD European Bank for Reconstruction and Development
EBV Elektronisch berichtenverkeer
ECB Europese Centrale Bank
ECOFIN Economic and Financial Affairs Council
EDF European Development Fund
EDIS European Deposit Insurance Scheme
EFSF European Financial Stability Facility
EFSM European Financial Stabilisation Mechanism
EIB European Investment Bank
Ekg Exportkredietgarantie
Ekv Exportkredietverzekering
EMU Europese Monetaire Unie
ERM Exchange Rate Mechanism
ESG Environmental, Social and Governance
ESM European Stability Mechanism
ESR Europees Stelsel van Rekeningen
EU Europese Unie
F
FD Fiscaal dienstverlener
FEC Financieel Expertise Centrum
FIOD Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst
FMO Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden
G
GDI Generieke Digitale Infrastructuur
I
IBRD International Bank for Reconstruction and Development
IDA International Development Association
IFC International Finance Corporation
IFI Internationale Financiële Instelling
IH Inkomensheffing
IMF Internationaal Monetair Fonds
IMVO Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen
K
KNM Koninklijke Nederlandse Munt
KPI Kritieke prestatie-indicator
L
LH Loonheffing
LSI Landelijke Stuurgroep Interventieteams
M
MFK Meerjarig Financieel Kader
MIF Multilateral Interchange Fee
MIGA Multilateral Investment Guarantee Agency
MKB Midden- en kleinbedrijf
MKBA Maatschappelijke kosten-batenanalyse
MRB Motorrijtuigenbelasting
MVO Maatschappelijk verantwoord ondernemen
N
NAB New Arrangements to Borrow
NBM Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars
NHT Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden
NLFI NL Financial Investments
O
OB Omzetbelasting
OCT Overseas Countries and Territories
ODE Opslag Duurzame Energie
OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OM Openbaar Ministerie
OOD Opdrachtgevers-Opdrachtnemerberaad Douane
OOM Omzetpolis Opkomende Markten
P
PPS Publiek-private samenwerking
PRGT Poverty Reduction and Growth Trust
PSD Payment Services Directive
R
RBV Rijksbegrotingsvoorschriften
RIEC Regionaal Informatie en Expertisecentrum
RPE Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek
RRB Renterisicobedrag
RWT Rechtspersoon met een wettelijke taak
S
SAMO Stichting Afwikkeling Maror-gelden
SDG Sustainable Development Goals
SDR Special Drawing Rights
SG Secretaris-Generaal
SMP Securities Markets Programme
SRB Single Resolution Board
SRF Single Resolution Fund
SRM Single Resolution Mechanism
SSC Shared Service Center
SSO Shared Service Organisatie
U
UBO Ultimate Beneficial Owners
V
VIA Vooringevulde aangifte
VK Verenigd Koninkrijk
Vpb Vennootschapsbelasting
W
WAKO Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen
Wam Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen
Wft Wet op het financieel toezicht
WOK Wet op de Kansspelen
WOZ Waardering onroerende zaken
Wwft Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme
Z
ZBO Zelfstandig Bestuursorgaan

  1. Kamerstukken II 2017–2018, 34 950-IX, nr. 9.↩︎

  2. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 10.↩︎

  3. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 439.↩︎

  4. Kamerstukken II 2017–2018, 34 775-IX, nr. 26.↩︎

  5. Kamerstukken II 2016–2017, 31 066, nr. 330.↩︎

  6. Zie de Miljoenennota 2020 voor een uitgebreidere toelichting op de voornemens tot investeringen in het verdienvermogen van Nederland op de lange termijn.↩︎

  7. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 200.↩︎

  8. Kamerstukken II 2015–2016, 31 935, nr. 25.↩︎

  9. Kamerstukken II 2018–2019. Zie hier voor het plan van aanpak witwassen.↩︎

  10. Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 403.↩︎

  11. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 500.↩︎

  12. Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 486.↩︎

  13. Kamerstukken II 2018–2019, 32 813, nr. 342.↩︎

  14. Kamerstukken II 2016–2017, 28 165, nr. 266.↩︎

  15. Voor meer informatie over oprichting, doel en verwachte resultaten van Invest-NL, zie Kamerstukken II 2016–2017, 28 165, nr. 266. Voorwaarde voor de oprichting van Invest-NL is goedkeuring van het wetsvoorstel Invest-NL door de Staten-Generaal.↩︎

  16. Kamerstukken II 2013–2014, 28 165, nr. 165.↩︎

  17. Zie voor de gerealiseerde beleidsdoorlichtingen hier.↩︎

  18. Het begrotingsbeleid kent geen eigen begrotingsartikel (meer), wat betekent dat volgens de RPE een doorlichting strikt genomen niet noodzakelijk is.↩︎

  19. Zie de website van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS): https://www.autoriteitnvs.nl/onderwerpen/stresstest ↩︎

  20. Kapitaal dat door een internationale organisatie kan worden ingeroepen, als deze niet kan voldoen aan zijn financiële verplichtingen. In het geval van Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) gaat het vooral om garantiekapitaal wat door deelnemende landen is afgegeven.↩︎

  21. Voor de IH en Vpb is gekozen voor een indicator op tijdige aangifte die het gezamenlijke resultaat voor die belastingmiddelen meet. Reden daarvoor is de uitstelregeling voor belastingconsulenten (Becon regeling) die voor de IH en Vpb gezamenlijk geldt. De streefwaarde is gebaseerd op het tot nu gevoerde beleid voor het versturen van een uitnodiging tot aangifte.↩︎

  22. Het nalevingstekort betreft de gemiste belastingontvangsten door onvolledige of onjuiste

    aangifte.↩︎

  23. De tax gap is het verschil tussen de belastingen die op grond van de wet verschuldigd zijn en de daadwerkelijke belastingontvangsten. Onder de tax gap vallen inningsverlies, fraude en per ongeluk gemaakte fouten in een aangifte. De Belastingdienst maakt geen schatting van de tax gap.↩︎

  24. Bezwaarschriften en klachten moeten worden behandeld binnen de termijnen genoemd in artikel 7:10 Awb. Als niet binnen zes weken uitspraak kan worden gedaan, kan eenzijdig de termijn met hoogstens zes weken worden verdaagd. Belangrijk voor de praktijk is dat in overleg met de belastingplichtige verder uitstel mogelijk is als deze daarmee instemt (artikel 7:10, lid 4 Awb).↩︎

  25. Binnen de Belastingdienst wordt op dit moment gewerkt aan de doorontwikkeling van het Horizontaal Toezicht. Mogelijk blijkt in 2020 dat andere doelstellingen beter aansluiten bij het doorontwikkelde toezichtconcept, dan de in de begroting opgenomen doelstelling. Indien dit van toepassing is, wordt dit in het jaarverslag nader toegelicht.↩︎

  26. Niet op tijd betaald is na de eerste aanmaning. Deze indicator heeft betrekking op het zogenoemde niet-compliante deel van de ontvangsten. Dit niet-compliante deel betrof 1,5% in 2018 (zie de indicator «Tijdige betaling van belastingen en premies» bij de Algemene doelstelling).↩︎

  27. Indien de 20e in het weekend of op een feestdag valt, wordt het voorschot van de toeslag de eerstvolgende werkdag uitbetaald.↩︎

  28. Kamerstukken II 2018–2019, 32 013, nr. 200.↩︎

  29. Zie voor het wetsvoorstel voor de implementatie van artikel 30 van de vierde anti-witwasrichtlijn: Kamerstukken II 2018–2019, 35 179, nr. 2.↩︎

  30. Richtlijn (EU) 2015/849.↩︎

  31. Kamerstukken II 2017–2018, 34 808, nr. 17.↩︎

  32. Zie voor het wetsvoorstel voor de implementatie van artikel 30 van de vierde anti-witwasrichtlijn: Kamerstukken II 2018–2019, 35 179, nr. 2.↩︎

  33. Kamerstukken II 2017–2018, 34 808, nr. 17.↩︎

  34. Design-Build-Finance-Maintain-(Operate).↩︎

  35. Kamerstukken II 2018–2019, 28 165, nr. 304.↩︎

  36. Kamerstukken II 2013–2014, 28 165, nr. 165.↩︎

  37. Het productassortiment dat ADSB namens de Staat aanbiedt betreft onder andere: kapitaalgoederenverzekering, financieringsverzekering werkkapitaaldekking en de exportkredietgarantie (ekg). Zie voor een volledige beschrijving van het productassortiment de website van ADSB: www.atradiusdutchstatebusiness.nl/index.html ↩︎

  38. De Arrangement of the Offically Suported Export Credits. Voor EU-lidstaten is de Arrangement bindend.↩︎

  39. Kamerstukken II 2017–2018, 26 485, nr. 255.↩︎

  40. Conform afspraken in het financieel akkoord uit 2013 tussen het Rijk en decentrale overheden, zie ook Kamerstukken II 2012–2013, 33 400 B, nr. 7.↩︎

  41. Na een periode van ongeveer drie maanden zijn de meeste aangiften afgehandeld.↩︎

  42. Bron: CBS.↩︎

  43. Dat tevens fungeert als het National Trade Facilitation Committee.↩︎

  44. Zie de volgende link voor de handhavingsvisie.↩︎

  45. Stb. 2017, 139.↩︎

  46. IMF Revised guidelines for public dept management, april 2014. Zie https://www.imf.org/external/np/pp/eng/2014/040114.pdf.↩︎

  47. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000, nr. 12.↩︎

  48. CP is een geldmarktinstrument dat wordt uitgegeven en verhandeld op discontobasis. CP kent flexibele uitgiftemomenten en looptijden. Bovendien bestaat de mogelijkheid CP uit te geven in vreemde valuta. CP is een aanvulling op het DTC-programma voor wat betreft schuldbewijzen met kortere looptijden.↩︎

  49. Stb. 2017, 139.↩︎

  50. Stcrt. 2017, 69130.↩︎

  51. Stb. 2013, 530.↩︎

  52. Stb. 2005, 36.↩︎

  53. Stb. 2005, 358.↩︎

  54. Stcrt. 2012, 20668.↩︎

  55. Kamerstukken II 2018–2019, 31 935, nr. 53.↩︎

  56. Kamerstukken II 2018–2019, 26 485, nr. 305.↩︎

  57. Een rekening waarop de bij- en afschrijvingen van de bankrekening(en) en de betalingen/ ontvangsten van deposito’s en eventuele leningen plaatsvinden en het geeft daarmee de onderlinge financiële verhouding weer tussen de deelnemer van het schatkistbankieren en het Ministerie van Financiën.↩︎

  58. Een deposito is geld dat door een deelnemer van schatkistbankieren tegen een vaste rentevergoeding en voor een bepaalde looptijd wordt vastgezet. De looptijd van een deposito kan variëren van een dag tot meerdere jaren.↩︎

  59. Zie voor het wetsvoorstel voor de implementatie van artikel 30 van de vierde anti-witwasrichtlijn: Kamerstukken II 2018–2019, 35 179, nr. 2.↩︎

  60. Kamerstukken II 2017–2018, 34 808, nr. 17.↩︎

  61. Het overzicht van moties en toezeggingen is geactualiseerd tot het zomerreces.↩︎

  62. Tweemaal per jaar wordt een fiscale moties- en toezeggingenbrief aan de Eerste en Tweede Kamer verstuurd.↩︎