[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 28-29 augustus 2019 te Helsinki

Defensieraad

Brief regering

Nummer: 2019D32772, datum: 2019-08-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-28-190).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 28-190 Defensieraad.

Onderdeel van zaak 2019Z15822:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

21 501-28 Defensieraad

Nr. 190 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 augustus 2019

Inleiding

Hierbij stuur ik u de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) Defensie van 28-29 augustus aanstaande in Helsinki.

Op 28 en 29 augustus zullen de Ministers van Defensie van de EU-lidstaten bijeen komen om te spreken over Artificial Intelligence en nieuwe technologieën, klimaat en defensie, coordinated maritime presences en hybride dreigingen. Dit laatste onderwerp wordt tijdens een gezamenlijke werklunch met de Ministers van Buitenlandse Zaken besproken. De secretaris-generaal van de NAVO, de heer Stoltenberg, en de Ondersecretaris-generaal voor Vredesmissies van de VN, de heer Lacroix, zullen het werkdiner over Artificial Intelligence en nieuwe technologieën en de werksessie over klimaat en defensie bijwonen.

In deze geannoteerde agenda wordt nader op de genoemde onderwerpen en de Nederlandse inzet ingegaan.

Werkdiner: Artificial Intelligence & nieuwe technologieën

Dit werkdiner bouwt voort op een eerdere wens van de Raad om nader met elkaar over dit actuele thema te spreken.

Nederlandse inzet

Defensie heeft veel belang bij Artificial Intelligence (AI). Kansen liggen met name op het gebied van decision support, inlichtingenvergaring, data-analyse en versnelde responsiviteit bij de verdediging van Nederlands grondgebied. Op een aantal terreinen wordt AI al toegepast, zoals bij onderwaterdrones voor mijnenbestrijding (Remus) en luchtafweer (de Patriot). Het huidige onderzoek richt zich op verdere ontwikkeling van algoritmes, commandovoering en de interactie tussen verschillen onbemande systemen. Voor Defensie is het belangrijk de mogelijkheden te onderkennen, maar tegelijkertijd de risico’s, van AI te laten zien.

Het kabinet zet AI in voor het veiliger maken van Nederland, maar heeft ook oog voor de mogelijke gevolgen die het gebruik hiervan kan hebben voor de naleving van het internationaal recht, met name het humanitair oorlogsrecht.

Dit onderwerp staat sinds 2013 op de agenda van de Convention on Certain Conventional Weapons (CCW) van de Verenigde Naties. Nederland heeft zich actief ingezet voor de oprichting van de Group of Governmental Experts (GGE) onder de CCW die zich buigt over het vraagstuk van autonome wapensystemen (Lethal Autonomous Weapons Systems – LAWS), waaronder over de gewenste mate van menselijke controle over deze wapensystemen en de manier waarop het bestaande recht toegepast dient te worden.

De groep sprak in 2018 tien Guiding Principles af die de onderhandelingen verder richting zullen geven. In maart 2019 vond de meest recente bijeenkomst plaats van de GGE LAWS. Nederland heeft zich daar ingezet voor de verdere operationalisering van de Guiding Principles. Nederland zet zich binnen de GGE in voor pragmatische afspraken over guidance voor de toepassing en naleving van het bestaande internationaal recht, welke voor Nederland onverminderd van toepassing is op autonome systemen.

Op 20 en 21 augustus komt de groep opnieuw bijeen om te onderhandelen over een concluderend rapport met de overeenstemming die in 2019 is bereikt en aanbevelingen. Nederland zal zich in deze onderhandelingen actief inzetten voor het verlengen en verdiepen van het GGE-mandaat. Het rapport zal in november 2019 ter aanname worden voorgelegd aan de jaarlijkse bijeenkomst van verdragspartijen bij de CCW.

Voor een uitgebreidere uiteenzetting van de Nederlandse positie en inzet binnen het internationale debat wordt verwezen naar de kabinetsreactie op het advies «Autonome Wapensystemen, de noodzaak van betekenisvolle menselijke controle» van een gecombineerde commissie van de Adviesraad Internationale Vraagstukken en de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken, van 4 maart 2016 (Kamerstuk 34 300 X, nr. 88). Zoals aangegeven in deze reactie is het kabinet geen voorstander van een verbod of moratorium op de ontwikkeling van autonome wapensystemen. Een discussie met als uitgangspunt beperkende maatregelen zou op dit moment, mede gezien de vele onduidelijkheden en meningsverschillen in het internationale debat, een negatieve impact hebben op de noodzakelijke internationale dialoog over betekenisvolle menselijke controle bij wapensystemen met toenemende autonomie. Bovendien is het Kabinet van mening dat zolang er sprake is van betekenisvolle menselijke controle, het huidige internationaal recht volstaat en geen aanvullende regelgeving nodig is. Zoals werd aangekondigd ten tijde van de publicatie zal dit advies in de tweede helft van het jaar 2020 worden geactualiseerd.

Werksessie I: Klimaat en defensie

Tijdens deze werksessie wordt gesproken over de link tussen klimaat, veiligheid en Defensie en de implicaties hiervan op de condities waaronder inzet, capaciteitsplanning en -ontwikkeling plaatsvindt. De agendering geeft blijk van een toenemende urgentie, waarbij het voorbereiden op de gevolgen van klimaatverandering evenals het beperken van de eigen bijdrage aan klimaatverandering steeds belangrijker wordt voor defensieorganisaties.

Nederlandse inzet

Nederland acht de bewustwording rondom dit thema van groot belang en draagt actief bij aan de internationale discussies. Zo initieerde Nederland het Planetary Security Initiative met het doel de inzet voor klimaat, veiligheid en duurzame ontwikkeling beter te verbinden aan de praktijk. Nederland is zich ervan bewust dat klimaatverandering in de toekomst in toenemende mate directe uitdagingen kan opleveren voor het werk van de Nederlandse krijgsmacht. Klimaatverandering gaat gepaard met grote onzekerheden, maar voorstelbaar is bijvoorbeeld dat het een effect heeft op de distributie van missies en operaties, waarbij de vraag naar humanitaire en crisis-gerelateerde missies als gevolg van klimaatverandering kan toenemen. Ten tweede kunnen de stijging van de zeespiegel, veranderende weerpatronen en extremere temperatuurverschillen gevolgen hebben voor de aanschaf en onderhoud van materieel, voor zowel fysieke verbindingslijnen als Intelligence, Surveillance en Reconnaissance (ISR)capaciteiten. Ten derde zijn alternatieve energiebronnen en nieuwe energie technologieën gewenst om militaire eenheden blijvend effectief in te zetten, zeker in situaties waar de energietoevoer niet verzekerd is of de aanvoerlijnen een veiligheidsrisico vormen. Daarom streeft Defensie ernaar om in 2050 70% minder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen ten opzichte van 2010 en om kampementen volledig zelfvoorzienend te maken op het gebied van energie. Verder draagt Defensie bij aan een circulaire economie en minimaliseert het haar impact op haar omgeving waar mogelijk.

Werksessie II: Coordinated maritime presences

De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) heeft het conceptuele voorstel gedaan om in EU-kader tot coordinated maritime presences te komen. Dat concept wordt momenteel in de Raad besproken en tijdens deze vergadering ook op ministerieel niveau.

Het basisbeginsel achter het coordinated maritime presences concept is het feit dat maritieme veiligheid een belangrijke prioriteit van de EU is, aangezien een groot deel van de handel van de EU via routes over zee wordt vervoerd. Het concept bouwt voort op de (lessen van de) operaties Sophia en Atalanta en op de ervaringen van Shared Awareness and Deconfliction (SHADE) en de Maritime Security Coordination Horn of Africa Centre (MSCHOA).

In het kader van het coordinated maritime presences concept zouden er door de Raad maritime areas of interest (MIA) kunnen worden vastgesteld. Het doel is in deze MIA’s middels maritieme capaciteiten van EU-lidstaten de informatiepositie van de EU te verbeteren. Om de opgehaalde informatie te verwerken en analyseren zou een Maritime Areas of Interest Coordination Cell (MAICC) moeten worden ingericht. Het voorstel is een eerste pilot uit te voeren en om daartoe de Golf van Guinee in noordwest Afrika als maritime area of interest aan te wijzen.

Nederlandse inzet

De Nederlandse grondhouding ten aanzien van dit concept is positief. De voorstellen zouden de coördinatie ten aanzien van het borgen van de maritieme veiligheid van de EU verder kunnen verbeteren. Nederland vindt wel dat er meer duidelijkheid is gewenst over het proces om tot een maritime area of interest te komen, zowel vanuit een militair-strategisch als een politiek-strategisch perspectief, alsook de politieke besluitvorming daaromtrent. Daarnaast dient dit nieuwe initiatief in samenhang te worden bezien met gelijksoortige NAVO-initiatieven.

Nederland acht het verder van belang om vraagstukken aangaande de eventuele opzet van een nieuwe structuur goed te bezien tegen de achtergrond van al bestaande structuren. Voorts hecht Nederland aan een goed uitgewerkte governance, chain of command en duidelijke afspraken over de informatiedeling, dat de kern vormt van dit initiatief.

Nederland steunt in principe het voorstel dat is gedaan voor een pilot in de Golf van Guinee om het concept te testen, maar heeft daarbij duidelijk gesteld dat dit dan wel moet dienen ter analyse en beoordeling van het coordinated maritime presences concept als geheel. Op basis van de geleerde lessen van de pilot dient het concept wat Nederland betreft verder te worden uitgewerkt. Nederland wil voorts dat de beoordeling van de pilot in de Raad wordt besproken alvorens er verdere stappen worden gezet in de uitrol van het concept. Indien Nederland om capaciteiten wordt gevraagd in het kader van de pilot zullen de mogelijkheden worden onderzocht en wordt u hierover geïnformeerd.

Werklunch: Hybride dreigingen

Deze werklunch betreft een gezamenlijke sessie met de Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie. Tijdens de lunch zal het voorzitterschap de belangrijkste bevindingen presenteren van eerdere Scenario-Based Policy Discussions over hybride dreigingen waaraan de Minister van Justitie en Veiligheid en hoge ambtenaren van de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie hebben deelgenomen. Deze bevindingen zullen de lidstaten handvatten geven om hun beleid met betrekking tot het bestrijden van hybride dreigingen te versterken en uit te breiden.

Nederlandse inzet

Het Nederlandse beleid ten aanzien van het bestrijden van hybride dreigingen vindt voornamelijk plaats onder de noemer «statelijke dreigingen», waar u reeds eerder over bent geïnformeerd. Bij het tegengaan van hybride dreigingen ligt het accent van de aanpak de komende periode op de thema’s (1) ongewenste buitenlandse inmenging gericht op diaspora, (2) het beschermen van democratische processen en instituties en (3) economische veiligheid.

De Scenario-Based Policy Discussions die de afgelopen maanden plaatsvonden in Helsinki dienden om de beleidsdiscussie aan te gaan omtrent het gehele spectrum van hybride dreigingen. Het ging onder andere om de invloed van disruptieve en nieuwe technologieën, de rol van desinformatie campagnes en civiel-militaire samenwerking. Nederland onderschrijft een geïntegreerde benadering en een maatschappij-brede aanpak met betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en de private sector. Nederland steunt daarnaast versterkte EU-NAVO samenwerking in het tegengaan van hybride dreigingen met een focus op situationeel bewustzijn, het vergroten van weerbaarheid en het uitbreiden van mogelijke responsopties. De kracht van EU-NAVO samenwerking zit in de complementariteit van hun respectieve capaciteiten. Het European Centre of Excellence for Countering Hybrid Threats in Helsinki waar EU en NAVO landen hybride dreigingen bespreken en de NAVO Counter Hybrid Support Teams die NAVO-bondgenoten ondersteunen met hun expertise zijn enkele voorbeelden van hoe de EU en NAVO bijdragen aan weerbaarheid tegen hybride dreigingen.

De EU-lidstaten zijn het erover eens dat onderlinge informatie-uitwisseling van essentieel belang is. Om deze samenwerking te versterken, heeft de EU eerder al de Hybrid Fusion Cell opgericht. Hierdoor is de onderlinge informatie-uitwisseling verbeterd.

Waar het gaat om reacties op hybride dreigingen, is het de vraag hoe in Europees verband kan worden opgetreden. Juist bij een hybride dreiging zal de opponent waarschijnlijk bewust onder de juridische grenzen van een gewapend conflict blijven. De gemeenschappelijke reactie hierop moet enerzijds een geloofwaardig antwoord bieden en anderzijds niet leiden tot onbedoelde escalatie. Deze discussie wordt naar verwachting de komende tijd verder gevoerd binnen de EU. Nederland zal hierin een actieve rol blijven spelen.

De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten